33 829 Elektronisch stemmen en tellen

Nr. 16 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 5 oktober 2016

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 8 september 2016 overleg gevoerd met de heer Blok, Minister voor Wonen en Rijksdienst, over:

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 19 februari 2016 met de beleidsreactie op het advies van de Kiesraad inzake strafbepalingen in het verkiezingsproces (Kamerstuk 31 142, nr. 54);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 14 maart 2016 inzake test met internetstemmen voor kiezers die vanuit het buitenland stemmen (Kamerstuk 33 829, nr. 14);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 30 maart 2016 inzake registratie van personen in Basisregistratie Personen die zijn uitgesloten van het kiesrecht (Kamerstuk 27 859, nr. 90);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 28 april 2016 inzake specificaties voor stemprinter en stemmenteller (Kamerstuk 33 829, nr. 15).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De griffier van de commissie, Van der Leeden

Voorzitter: Jacobi

Griffier: Hendrickx

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Bisschop, Jacobi, Oosenbrug en Taverne,

en de heer Blok, Minister voor Wonen en Rijksdienst.

Aanvang 14.02 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag. Ik heet welkom de Minister, zijn ambtenaren, de griffier, de bode, de stenograaf en alle gasten. Ik wens u een paar goede uren bij dit algemeen overleg over verkiezingsaangelegenheden. Je zou zeggen dat het volle bak zou zijn bij zo'n actueel onderwerp, maar een aantal partijen denkt daar anders over. De spreektijden bedragen vijf minuten per persoon. De aftrap doet de heer Taverne van de VVD-fractie.

De heer Taverne (VVD):

Voorzitter. Op de agenda van vandaag staan vier brieven. Dat is geen overvolle agenda, maar er zit een aantal praktische en ook niet onbelangrijke punten tussen. Het is het eerste AO post het niet doorgaan van het wetsvoorstel over elektronisch stemmen. Ik zeg dat met pijn in mijn hart. Het betekent niet dat de techniek stilstaat. Sterker nog, de Minister heeft al in een eerder stadium aangegeven een zogenaamde marktuitvraag te doen. Ik hoor graag van hem wanneer we de resultaten daarvan tegemoet kunnen zien.

De Minister heeft eerder bij brief aan de Kamer toegezegd dat er een test zal worden gedaan met internetstemmen voor Nederlandse kiesgerechtigden in het buitenland. Ik hoor graag van hem hoe het daarmee staat en wanneer we dit kunnen verwachten. Liefst hoor ik ook nog wat details over wat ons te wachten staat en, belangrijker nog, wat Nederlanders in het buitenland die ermee te maken hebben eraan kunnen hebben.

Op het eerste gezicht staat er een wat vreemde eend in de bijt op de agenda, namelijk het rapport van de Kiesraad dat ik nu omhooghoud over strafbepaling in het verkiezingsproces. Het is een relatief lijvig werkje dat gaat over de vraag wanneer mensen het kiesrecht kan worden ontnomen. Dat is toch wel een fundamenteler en principiëler punt dan het op het eerste oog lijkt. Dat bracht mij ertoe om het rapport eens goed te lezen. Ik stel vast dat het in Nederland onder omstandigheden eigenlijk nog steeds als volgt is. Als je bijvoorbeeld veroordeeld bent voor een terroristische misdaad, is het niet in alle gevallen mogelijk om als bijkomende straf ontneming van het kiesrecht op te leggen. Daar waar dat al wel kan, gebeurt het heel weinig. Dat is raar, want mensen die onze vrijheid gebruiken om haat te zaaien, om anderen te onderdrukken en proberen om onze democratie met geweld te ontregelen, verspelen wat de VVD betreft het recht om zelf die vrijheid te gebruiken.

Daarom is het onbegrijpelijk dat mensen die worden veroordeeld voor terroristische activiteiten, niet automatisch hun stemrecht verliezen. Nogmaals, als je je vrijheid wilt gebruiken om vrijheid te vernietigen, verspeel je het recht om mee te beslissen over wat die vrijheid eigenlijk betekent. In een democratie is het uitbrengen van je stem een belangrijke bijdrage aan het antwoord op de vraag wie wij willen zijn en wat voor samenleving wij willen. Daarom begrijp ik niet – ik heb er de jurisprudentie op nagezocht – dat veel rechters ervoor kiezen om wanneer het wel kan, bij terroristische misdrijven het kiesrecht niet te ontnemen. Als rechters zich niet langer verantwoordelijk voelen voor het beschermen van onze rechtsstaat, lopen ze de kans het vertrouwen te verliezen. Dan zijn we nog veel verder van huis. Partijen die ervoor kiezen om dat standpunt niet te onderschrijven, lopen daarmee het risico de kant te kiezen van mensen met verkeerde bedoelingen met onze samenleving. Feit is dat rechters in de gevallen waarin ze wel kunnen kiezen voor oplegging van ontzegging van het kiesrecht, dat vaak niet doen. Feit is ook dat waar het niet kan, het wel zou moeten kunnen.

De VVD staat voor een samenleving waarin iedereen in vrijheid zijn eigen keuzes kan maken, waarin je zelf mag weten wat je gelooft, van wie je houdt en hoe je leeft. Wij accepteren dan ook niet dat mensen die ons die vrijheid willen ontnemen, vervolgens doodleuk het stemhokje binnen kunnen stappen bij verkiezingen. Als je verwerpt wie wij zijn en waarvoor wij staan, mag je wat ons betreft niet meepraten over onze toekomst. Daarom wil ik graag dat de Minister een wetswijziging voorbereidt om bij veroordelingen voor terroristische misdrijven ontzegging van het kiesrecht mogelijk te maken daar waar het niet kan. Wat de gevallen betreft waarin het nu wel kan maar het niet of nauwelijks gebeurt, wil ik graag dat hij zijn collega van Veiligheid en Justitie vraagt om een goed gesprek te voeren met het Openbaar Ministerie, zodat het veel vaker zal worden gevorderd door het OM bij terroristische misdrijven.

Als je onze vrijheid wilt inperken, denk ik dat we ervoor moeten zorgen dat jouw vrijheid stopt. Wie kiest voor wapens in plaats van woorden, vindt ons op zijn weg. Laten wij ons onze vrijheid niet ontnemen door mensen die haar willen misbruiken. Ik zie uit naar de reactie van de Minister.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Ruim voor het reces hebben wij in de Tweede Kamer plenair gesproken over het verbeteren en efficiënter maken van het verkiezingsproces. Er zijn twee voorstellen geweest: eentje van de Minister zelf in het kader van het vernieuwde stembiljet, dat stuitte op weerstand, en een initiatiefvoorstel van collega Taverne over het elektronisch stemmen. Beide zaken zijn uitgebreid aan de orde geweest. Volgens mij waren alle partijen wel van mening dat we die richting uit moeten, maar bleef het hangen op de uitvoering. Nogmaals bedanken we collega Taverne voor het opnieuw op de agenda zetten van het onderwerp elektronisch stemmen. Ik ga hier graag even op verder met de Minister.

In de brief geeft de Minister aan dat er in deze fase specificaties zijn opgesteld en dat er een marktuitvraag wordt gedaan. Die marktuitvraag hebben wij zelf niet gezien, omdat deze niet bij de stukken zat. Kan de Minister toelichten of wij die nog krijgen of kunnen krijgen? Belangrijker is dat ik niet helemaal onder de indruk ben van de specificaties zoals ik ze heb gelezen. Natuurlijk moet je specificaties opstellen als je op zoek gaat naar wat er in de markt aanwezig is. Normaal zouden specificaties gericht moeten zijn op functionaliteit. Hier worden echter kritische zaken neergezet. Ik weet niet hoe zwaar die wegen, maar een scherm moet bijvoorbeeld 24 inch zijn, in een pak papier moeten 500 papieren zitten en een apparaat moet binnen vijf minuten opgebouwd kunnen worden. Oké, dat kun je specificeren, maar welke zwaarte geef je eraan? Als we de markt opgaan met deze specificaties, hoeveel ruimte geven we dan om ook te kunnen gebruikmaken van de kennis en kunde die in de markt aanwezig is? Het CDA zou zeggen: gebruik deze specificaties als richtlijnen, maar geef de markt ook de ruimte om mee te denken om het beter, goedkoper en efficiënter te doen. Ik hoor graag de zienswijze van de Minister.

Als we parallel aan dit traject voortgang willen maken, hoe gaan we dan om met de wetgeving? We hebben uitgebreide discussies daarover gevoerd in de Tweede Kamer. Is de Minister al bezig om zijn gedachten te vormen over de wetgeving die parallel loopt aan het gebruikmaken van elektronisch stemmen? Daarbij moeten worden betrokken de al bestaande kennis en kunde alsmede de uitspraken van de Kamer tijdens de behandeling van het initiatiefvoorstel van de heer Taverne, zodat we niet op elkaar hoeven te wachten.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Voorzitter. De heer Taverne liet het lijvige rapport net al zien. Mijn fractie deelt de mening dat stemmen bij volmacht in een maatschappelijke behoefte voorziet, maar dat er toch ook wel wat problemen ontstaan rondom het ronselen van volmachten. Mijn fractie roept op om het ronselverbod beter te handhaven. Heeft de Minister al zicht op de wijze waarop hij dit denkt te kunnen doen? Uit het rapport blijkt ook dat betere voorlichting een logische maatregel zou zijn. De Kiesraad wil dat de OM en de politie van dienst zijn, maar mijn fractie vindt dat toch een beetje mosterd na de maaltijd. Wij denken dat preventief werken, door de kiezers goed voor te lichten, ook nodig is. Hoe gaat de Minister dit aanpakken? De BES-eilanden zijn kwetsbaar als het gaat om het verzamelen van onderhandse volmachten. Hoe wordt daar omgegaan met het ronselverbod? Wordt daar een speciale aanpak overwogen?

Mijn collega van de VVD sprak over uitsluiting van het kiesrecht bij terroristische misdrijven. Ik had daarop kunnen interrumperen, maar ik zal het eigen verhaal van de Partij van de Arbeid op dit punt vertellen. Het ontnemen van het actieve en/of passieve kiesrecht kan al als bijkomende straf worden opgelegd. Ik begrijp uit de woorden van de collega van de VVD dat dit gewoon niet gebeurt. Je wilt dan dat de officier van justitie wat vaker gaat kijken naar deze, in de woorden van collega Taverne zelden gebruikte mogelijkheid in het recht. Op dat punt kan hij de steun van de Partij van de Arbeid krijgen. Het gaat nu mis omdat de officier van justitie dat recht niet gebruikt. Kan hierover een gesprek komen? Volgens mij was dat ook een van de voorstellen van de collega van de VVD: zorg ervoor dat dat recht wordt ingezet, want het bestaat al. Wat mijn fractie betreft moet dit geen automatisme worden, maar moet het maatwerk zijn. Het moet worden opgelegd op het moment dat dat kan.

De heer Taverne (VVD):

Het is goed en het stemt mij tevreden en verheugd dat de collega van de PvdA, zo maak ik uit haar woorden op, mijn opvattingen over het vaker inzetten van de bijkomende straf van het ontnemen van het kiesrecht ondersteunt. Ter verduidelijking respectievelijk om het ook voor haar goed helder te krijgen: is zij ervan op de hoogte dat dit nu bij een heel aantal terroristische misdaden/misdrijven/delictomschrijvingen niet mogelijk is? Ik noem als voorbeeld artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht: deelname aan een terroristische organisatie. Het lijkt me evident dat je daarmee het recht verspeelt om mee te doen aan onze democratie, maar daar kan het niet worden opgelegd. Als de woorden van mevrouw Oosenbrug betekenen dat zij mijn pleidooi steunt, alsmede mijn verzoek aan de regering om het mogelijk te maken als het niet kan, dus om de wet aan te passen, is dat erg mooi. Mijn andere punt is dat het vaak niet wordt gevorderd terwijl het al wel kan, of dat de rechter het niet oplegt als het gevorderd wordt. Er moet dus eigenlijk aan drie knoppen worden gedraaid om dit voor elkaar te krijgen. Het is fijn dat mevrouw Oosenbrug mij daarbij behulpzaam wil zijn.

De voorzitter:

Volgens mij is dat een duidelijke vraag. Mevrouw Oosenbrug mag een korte reactie geven.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Het punt is: als het gewoon zo is, moet het opgelegd worden. Ik had begrepen dat het ontnemen van het actief en passief kiesrecht al kan worden ingezet als bijkomende straf, opgelegd door de rechter. Dan begrijp ik inderdaad niet dat het in dit geval dan niet zo zou zijn. Ik ga ervan uit dat wij het in de trias politica zo hebben geregeld dat de rechter uiteindelijk uitspreekt dat iets niet meer gebeurt. Een volgende vraag, waar ik zo op kom, sluit daarbij aan. Ik vind dat de rechter uiteindelijk deze beslissing moet nemen. Als de rechter niet genoeg bevoegdheden daartoe heeft, zullen we als medewetgever daarover moeten doorpraten.

De heer Taverne (VVD):

Daaruit maak ik op dat de PvdA eveneens van oordeel is dat daar waar het kan, het ontnemen van het kiesrecht vaker door de rechter moet worden opgelegd respectievelijk vaker door het OM moet worden gevorderd. Daar waar het niet kan, moet de wet worden gewijzigd.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Ja, dat is het punt. De kanttekening daarbij is dat het geen automatisme moet worden, want dat leidt uiteindelijk altijd tot onrecht, omdat het maatwerk moet zijn. Met die kanttekening kan ik mij vinden in de woorden van de collega van de VVD.

Op aandringen van de PvdA heeft de Minister een brief aan alle gemeenten gestuurd met de dringende oproep om de GBA (Gemeentelijke Basisadministratie voor persoonsgegevens) verder op te schonen. Er zijn nog enkele tientallen personen geregistreerd als «ontzet uit het kiesrecht». Dat sluit ook een beetje aan op het vraagstuk van hiervoor. Van de overgebleven groep personen wordt nog eenmaal getracht de twijfel op te heffen. De vraag van mijn fractie is wat er gaat gebeuren met de gevallen waar geen uitsluitsel is te geven over de vermelding. De Minister heeft aangegeven met zijn collega van Veiligheid en Justitie in overleg te gaan over een doelmatiger inrichting van de registratie van personen die zijn uitgesloten van het kiesrecht als gevolg van rechterlijke uitspraken. Wat bedoelt de Minister in dit verband met «doelmatig»? Welke rol hebben de gemeenten dan nog, anders dan het controleren van de gemeentelijke basisadministratie? Behoren de foute registraties dan daadwerkelijk tot het verleden?

Mijn collega van het CDA heeft al veel gezegd over het elektronisch stemmen en het herintroduceren daarvan. Ik sluit me aan bij de vraag of het bij de marktuitvraag voor leveranciers mogelijk is om ervan af te wijken en hun eigen visie te geven. Ik weet dat er leveranciers zijn die zeggen dat zij het aantoonbaar veiliger of efficiënter kunnen, maar wel volgens de eisen van de commissie-Van Beek. Moet je de marktuitvraag dan niet wat breder maken en zeggen «kom maar met je visie, laat zien wat je kunt leveren zolang je voldoet aan de eisen van de commissie-Van Beek»? Ik krijg daarop graag een reactie van de Minister.

Een daarop aansluitende vraag is wat inmiddels de visie van de VNG is. We krijgen wisselende berichten op dit vlak. Soms horen we dat de VNG heel graag elektronisch wil gaan stemmen, soms horen we weer dat dit niet zo is. Wat is de stand van zaken? Komt daar al een beetje duidelijkheid in?

De voorzitter:

Wilt u zo afronden, mevrouw Oosenbrug? Uw vijf minuten zijn voorbij.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Dan hebt u de interrupties meegeteld, voorzitter.

Als laatste punt wil ik nog iets zeggen over het stemmen per internet in de gemeente Rotterdam, dat weer is teruggedraaid. Dat is vooral omdat er nog een enorm vraagstuk is rondom privacy, alsmede omdat er andere kwesties waren die nog een brug te ver waren. Deelt de Minister deze visie? Wij zouden nog een kabinetsvisie krijgen op het stemmen via internet. Of heeft de Minister toch andere ideeën hierover?

De voorzitter:

Dank u zeer. De stopwatch is echt onverbiddelijk. Die stond lange tijd stil.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Jazeker: als je een gloedvol betoog hebt, vliegt de tijd, zo is mijn ervaring. Ik begin dus maar gelijk.

Ik wil mijn bijdrage focussen op de relatie tussen het kiesrecht en het begaan van terroristische misdrijven. De SGP heeft al meerdere keren aandacht hiervoor gevraagd. Ik ben ook heel blij, zo zeg ik uit de grond van mijn hart, dat de VVD er inmiddels blijk van geeft daarvoor ook oog te hebben. Ik verbaas me er vervolgens wel een beetje over dat dit opeens een speelbal wordt in een interruptiedebatje tussen VVD en PvdA. Dat hoort gewoon bij het politieke spel, zullen we maar zeggen.

In het rapport van de Kiesraad over strafbepalingen in het verkiezingsproces uit juni 2015 lees ik dat het gewenst is om uitsluiting van het kiesrecht mogelijk te maken bij alle terroristische misdrijven. In de praktijk is dit nu slechts bij een deel van die misdrijven het geval. Dan hangt het ervan af of een rechter het oplegt of niet. De strijd tegen het terrorisme vraagt om adequaat optreden, niet om vooruitschuiven. Het is ongewenst dat iemand die alleen de Nederlandse nationaliteit heeft, gewoon zijn kiesrecht kan blijven uitoefenen terwijl hij intussen een terroristisch misdrijf heeft gepleegd. Het is naar de mening van de SGP ondenkbaar dat iemand die bij terrorisme betrokken is, bijvoorbeeld raadslid kan worden. Toch is dat wettelijk niet uitgesloten. Terroristen of ronselaars mogen wat ons betreft geen politiek ambt bekleden. De democratie moet zich weerbaar tonen. Daarbij hoort wat ons betreft een uitgekleed Nederlanderschap zoals we dat eerder hebben getypeerd.

Wat zien wij echter gebeuren? Ik informeer daarmee tegelijkertijd de collega's. In het algemeen overleg over terrorisme van 25 juni 2015 – ik benadruk: 2015 – heeft de Minister van Veiligheid en Justitie op vragen onzerzijds aangegeven dat hij dit voorstel zal bespreken met zijn collega van Binnenlandse Zaken. In een reactie van 1 september 2015 meldt de Minister van Binnenlandse Zaken dat hij hierop terugkomt in de reactie op het advies van de Kiesraad. Bij de behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie zegt de desbetreffende Minister dat hij met een positieve grondhouding deze kwestie aan de Minister van Binnenlandse Zaken zal voorleggen. U voelt de spanning oplopen, voorzitter! Wij keken dus zeer verwachtingsvol uit naar de reactie op het advies van de Kiesraad. Die kwam afgelopen februari. Wie schetst onze teleurstelling toen de Minister van Binnenlandse Zaken ook toen aangaf dat hij dit samen met de Minister van Veiligheid en Justitie zal bezien en dat een grondige analyse nodig is.

Sinds juni 2015 is er dus feitelijk geen enkele nadere stap gezet. Dat vinden wij zeer teleurstellend. We geloven graag dat het moeilijk is, maar vooruitschuiven maakt het niet gemakkelijker. Ik heb een set concrete vragen aan de Minister. Is er sinds februari al wel wat gebeurd? Waarom kunnen we niet sneller een reactie tegemoetzien waarin de positieve intenties ook in daden worden omgezet? Wat zijn de belangrijkste punten van overweging? Welke stappen moeten er worden gezet? Voor welke misdrijven vindt de regering het gewenst om ontzetting uit het kiesrecht mogelijk te maken en voor welke niet? Wanneer kan de Kamer concreet een wetsvoorstel tegemoetzien? Graag krijgen we op deze vragen een adequaat, concreet antwoord. Anders overwegen wij een motie. Ik vlei mij met de gedachte dat wij mogelijkerwijs steun van de coalitiepartijen daarvoor mogen verwachten.

Natuurlijk is een duidelijke registratie van de kiezers die uitgesloten zijn van het kiesrecht noodzakelijk. Juist bij zo'n belangrijk grondrecht moet er geen twijfel over zijn of alles wel goed wordt geregistreerd. We waarderen het dat de Minister hier achteraanzit. De Kiesraad stelde voor om de grondwettelijke bepalingen aan te scherpen. Het is inderdaad goed om, zoals de regering aangeeft, wel te letten op de zwaarte van het delict. Vanuit dat oogpunt bezien kan de SGP zich goed vinden in de lijn van de regering dat de straftermijn van een jaar in de Grondwet gehandhaafd wordt. Wel blijft de vraag of het in sommige gevallen toch niet gewenst kan zijn om iemand ook bij lichtere delicten uit het kiesrecht te ontzetten, bijvoorbeeld als een licht delict meer dan eens herhaald wordt: recidive dus. Hoe functioneren deze bepalingen in dat geval?

Tot slot zeg ik iets over het ronselen van stemmen. De Minister overweegt te komen met een voorstel om de strafbepaling voor het ronselen van stemmen aan te scherpen. Wat is de precieze denkrichting voor het opnieuw omschrijven van de strafbepaling voor het ronselen van volmachtstemmen?

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Bisschop. Ik schors de vergadering voor tien minuten zodat de Minister en zijn ambtenaren de beantwoording kunnen voorbereiden.

De vergadering wordt van 14.25 uur tot 14.35 uur geschorst.

De voorzitter:

Iedereen is weer paraat. Voor de eerste termijn van de Minister stel ik twee interrupties per Kamerlid voor. Het lijkt me het makkelijkst als dat gebeurt aan het eind van elk onderwerp.

Minister Blok:

Voorzitter. Als je spreekt over de manier waarop je het kiesrecht in de praktijk tot uitvoering brengt, zijn er verschillende fases te onderscheiden. Een aantal sprekers ging daar ook al op in. Eerst geeft het aanleiding tot gedachten in algemene zin over de richting die je op wilt gaan. Vervolgens onderneem je pogingen om nieuwe stappen te zetten. Daarna echter volgt de ontluistering: die nieuwe stappen zijn wel heel gecompliceerd, ofwel puur technisch, ofwel qua wetgeving. Wat dit laatste betreft werd al verwezen naar het initiatiefwetsvoorstel van de heer Taverne, maar het geldt ook voor het wetsvoorstel van collega Plasterk: op het moment dat je het dan voor je ziet in de vorm van een wet, constateer je met elkaar dat het toch wel heel ingewikkeld is of toch op bepaalde fundamentele bezwaren stuit. Dat betekent allemaal niet dat we niet blijven zoeken naar de juiste oplossing, maar wel dat we een beetje sadder and wiser zijn geworden wat betreft dit onderwerp. Tegen de achtergrond van deze algemene opmerking zal ik de vragen in de volgorde van de vragenstellers beantwoorden.

De heer Taverne vroeg hoe het staat met de marktuitvraag voor de elektronische stemmachines. Die loopt. Ruim twintig bedrijven hebben vragenlijsten gekregen. Tot medio oktober kunnen zij daarop reageren. Dat is dus een overzienbare termijn.

Ik kom nu op een vraag van de heer Taverne naar een onderwerp waarvan ik weet dat het hem aan het hart gaat: de mogelijkheden voor Nederlanders in het buitenland om te stemmen. Er is niet naar gevraagd, maar het is wel van belang om te melden dat een belangrijke stap vooruit wordt gezet met de wet, die nu in de Eerste Kamer ligt, die het niet meer noodzakelijk maakt om je bij iedere verkiezing opnieuw in het buitenland te registeren. Dat kan voortaan één keer, en dat scheelt al een hoop. Ik begrijp heel goed de ambitie van de heer Taverne om in het buitenland, waar de drempels het hoogst zijn, toch een stap te kunnen zetten naar het stemmen via internet. Ik denk dat hij met mij van mening is dat dit alleen op een verantwoorde manier kan. Het zou namelijk enorme gevolgen voor de verkiezingen hebben als er ergens een succesvolle hack zou zijn of als de site net op de dag dat moet worden gestemd, offline zou zijn, waarmee een grote groep mensen zou worden uitgesloten van hun fundamentele democratische recht. Daarom is gekozen voor een test. De heer Taverne vroeg wanneer die zal plaatsvinden. De test staat gepland in de week van 7 december. Dat kan niet eerder, want om de test serieus te kunnen laten zijn, zijn er een aantal belangrijke voorbereidingen nodig. Ik noem als voorbeeld: het klaarzetten voor hackers. Een onderdeel van de test is namelijk dat echt wordt geprobeerd om het systeem te kraken. We moeten er namelijk van uitgaan dat dat op een echte verkiezingsdag ook zal worden geprobeerd, net zoals nu alle overheidssystemen iedere dag voortdurend worden aangevallen. Dat zal met zo'n verkiezingssite ook gebeuren. Daarnaast moeten kiezers in het buitenland worden aangeschreven om mee te doen aan het experiment. Er is dus echt een serieuze voorbereiding nodig om goed te kunnen beoordelen of het veilig en uitvoerbaar is. Maar goed, er is wel een datum geprikt. Het is dus geen kwestie van wegschuiven.

De heer Taverne (VVD):

Er is nu een datum. Dat is mooi. Er vallen natuurlijk veel meer vragen te stellen, bijvoorbeeld over de inrichting van de test en de omvang van de groep mensen die eraan zullen deelnemen. Dat wil ik allemaal weten. Kunnen we daar schriftelijk over worden geïnformeerd?

Minister Blok:

Als ik daarmee kan voorkomen dat ik het mondeling moet doen, dan zeg ik dat onmiddellijk toe!

De heer Taverne (VVD):

Dat vermoedde ik al.

De voorzitter:

Ik zou bijna zeggen dat dit geen interruptie is maar gewoon een vraag. Tenzij u nu aan het discussiëren slaat.

De heer Taverne (VVD):

Nee, hoor, helemaal niet. Ik zou de brief echter wel graag op korte termijn willen krijgen, zodat we ons er nog op kunnen ...

De voorzitter:

Wat verstaat u onder «op korte termijn»?

De heer Taverne (VVD):

Het is allemaal going concern. Ik zou daarom zeggen: voor het eind van de maand zou de brief er moeten kunnen zijn.

De voorzitter:

Zou het eind september kunnen, Minister?

Minister Blok:

Ja, dat gaan we doen.

De voorzitter:

Die toezegging leggen we vast.

Minister Blok:

De heer Taverne ging uitgebreid in op het ontnemen van het stemrecht bij terroristische misdrijven. Ik begrijp heel goed de achtergrond van deze vraag, die overigens ook speelde bij de PvdA en de SGP. Juist op dit moment, nu we helaas een toename van de dreiging zien, komt de vraag weer nadrukkelijk aan de orde of er überhaupt wel gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die de wet biedt en of die mogelijkheden niet uitgebreid moeten worden. Het stemrecht is een grondrecht. Daarom is in de Grondwet bepaald onder welke condities het kan. Daarin staat dat het moet gaan om misdrijven waarop een straf van meer dan een jaar staat. De heer Taverne vraagt: kunnen we de lijst met misdrijven niet uitbreiden? Volgens hem is die lijst incompleet. Hij gaf voorbeelden van misdrijven die er niet op staan. Formeel is daarvoor een wijziging van het Wetboek van Strafrecht nodig.

Overigens zal ik zo proberen ook de heer Bisschop te bedienen, want ook ik vond het wel een beetje onthutsend wat hij beschreef. Ik ben maar tien dagen Minister van Justitie geweest en in die tijd is het niet op mijn bureau gekomen.

De heer Bisschop (SGP):

Dat is toch niet voor te stellen!

Minister Blok:

Desondanks voel ik mij er verantwoordelijk voor. Het is inderdaad niet fraai.

Het is dus een kwestie van het maken van een lijst van misdrijven die in aanmerking zouden kunnen komen als grond voor ontneming van het stemrecht. Vervolgens moet je afwegen welke wijziging van het Wetboek van Strafrecht daarvoor nodig is. Het is mijn collega die daarover gaat, maar ongetwijfeld spreek ik ook namens hem als ik beloof dat we de Kamer voor het eind van het jaar schriftelijk laten weten hoe zo'n lijst eruit zou kunnen zien. Dan zijn we af van het heen en weer schuiven. Daarin nemen we ook de vragen mee die de heer Bisschop daarover stelde. We gaan dan ook in op het te hanteren afwegingskader en op «wanneer wel en wanneer niet».

De voorzitter:

Eind dit jaar?

Minister Blok:

Ja.

De heer Bisschop (SGP):

Ik waardeer de positieve intentie van de Minister, maar eigenlijk vind ik dat echt te laat. Al bijna anderhalf jaar wordt bij voortduring aandacht gevraagd voor dit punt. Steeds is gezegd: we kijken ernaar, maar het is moeilijk, moeilijk. Zo langzamerhand moet toch voldoende duidelijk zijn wat er moet gebeuren, waar we aan denken, zodat het wetgevingstraject kan worden ingezet? Ik zou zeggen: niet aan het eind van dit jaar, maar twee maanden eerder. Als het eind oktober kan, dan is het misschien nog mogelijk om in de huidige kabinetsperiode een eerste stap te zetten.

Minister Blok:

Ik begrijp de ambitie van de heer Bisschop heel goed. Tegelijk hoop ik dat hij mij vergeeft dat ik op mijn eigen ministerie nog een inschatting wil kunnen maken van wat er nog aan wetgeving op stapel ligt en wat ik dus nog kan vragen en wat ik moet verschuiven. Het Wetboek van Strafrecht is echt een onderwerp waar V en J over gaat. De heer Bisschop overvraagt mij als hij wil dat ik de toezegging doe dat mijn collega en zijn ambtenaren iets nog sneller zullen doen. Misschien kan het – ik kan dat niet uitsluiten – maar ik voel me comfortabel bij «voor het eind van het jaar». Voor de rest heb ik echt mijn collega nodig voor een helderder antwoord.

De heer Bisschop (SGP):

Dan zou ik het op prijs stellen om op heel korte termijn een overzicht te ontvangen van wat er tot nu toe is gebeurd, vanaf het moment waarop dit op de agenda is gezet, zo'n anderhalf jaar geleden, en van wat er nog moet gebeuren. Daarna kunnen we dan bekijken op welke termijn we het wetgevingstraject kunnen verwachten. Dan hebben we in ieder geval een beetje het gevoel dat er wel degelijk actie is ondernomen. Dat gevoel hebben we nu dus niet, althans ik heb dat niet.

De voorzitter:

Wat is «op korte termijn»?

De heer Bisschop (SGP):

Twee weken. Gewoon een overzichtje van wat er allemaal al is gedaan. Daar zijn ambtenaren mee bezig geweest, dus dat moet niet zo moeilijk zijn, lijkt me.

De voorzitter:

Minister, is dat mogelijk?

Minister Blok:

Een overzicht van wat er al gebeurd is, kan de Kamer krijgen.

De voorzitter:

Dit is dan het einde van deze interruptie.

De heer Taverne (VVD):

Ik wil graag behulpzaam zijn. Het is een ontzettend belangrijk onderwerp. In de reactie van het kabinet, van de Minister – niet van deze Minister in persoon, maar van «de Minister» als ambt – van 17 februari 2016 op het rapport van de Kiesraad wordt ook al gepreludeerd op het inventariseren, het diep nadenken en het overleggen met de collega van Justitie. Ik kan me dus zomaar voorstellen dat er al heel veel werk is verricht, want februari ligt alweer lang achter ons. Misschien is dit behulpzaam bij het oversteken van de gang naar de collega van Justitie.

De voorzitter:

Dat lijkt me meer een mededeling dan iets waarop de Minister nog zou moeten reageren. Dank voor uw behulpzaamheid.

Minister Blok:

De andere vraag van de heer Taverne, die anderen ook stelden, was om met het Openbaar Ministerie op te nemen of de eis tot het ontzeggen van het stemrecht vaker op tafel kan worden gelegd. Dat kan namelijk in een aantal gevallen nu ook al, maar het wordt weinig geëist. Ik stel voor om daar in de eerder toegezegde brief op terug te komen, omdat het Openbaar Ministerie formeel onder mijn collega valt. Daar hoeft de Kamer dan niet lang op te wachten.

De heer Amhaouch ... De voorzitter corrigeert mijn uitspraak. Ze zegt dat ze op de naam heeft geoefend. Heb ik een accent? Ik spreek het uit als «Amhausj».

De voorzitter:

Nee, «Amhoesj»!

Minister Blok:

Nee, mijnheer Amhaouch zegt «-hausj»! De voorzitter zegt «-hoesj».

De voorzitter:

Zeg ik het dan fout? Ik had net geoefend en toen was het goed!

De heer Amhaouch (CDA):

Er zit niet veel tussen!

Minister Blok:

De voorzitter mag «Amhausj» op z'n Fries uitspreken. Dan krijg je «Amhoesj».

De voorzitter:

Dat gaan we doen, Minister!

Minister Blok:

Zijn eerste vraag ging over de marktuitvraag voor elektronische stemmachines: is het niet te veel «dichtgespecificeerd»? De specificaties zijn in overleg met deskundigen opgesteld, omdat de vraag wel zo moet zijn dat het een toepasbaar product oplevert. De vragen zijn echter niet zo gesteld dat er geen alternatieve oplossingen mogen worden geboden. Volgens mij was dat de kern van de vraag van de heer Amhaouch. Er mogen ook alternatieve oplossingen worden geboden.

De heer Amhaouch (CDA):

Is het duidelijk voor de marktpartijen dat die ruimte er is? Ik wijs op de vraagstelling in de brief: «Kan de markt deze specificaties realiseren». Is het duidelijk voor de marktpartijen dat ze met alternatieven kunnen komen, als ze niet exact voldoen aan de specificaties? Ik concludeer dat de Minister zegt: die ruimte is er en dat is duidelijk bij de marktpartijen overgekomen.

Minister Blok:

Die ruimte is er. In een vorig leven bracht ik ook weleens een offerte uit. Dan belde ik altijd ook even met de klant om te vragen wat hij precies wilde. Ik denk dat als die wens bestaat, het uit de toelichting zal blijken. Maar ook uit mijn mond hoort u: die ruimte is er.

De volgende vraag was of er nog een wetsvoorstel komt om verder te gaan met elektronisch stemmen. Ik schetste in het begin al even de toch wat ongelukkige voorgeschiedenis van dit onderwerp. De heer Amhaouch begon daar ook mee. Ik biecht onmiddellijk op dat ook ik een leerproces heb doorgemaakt. Ik dacht tot voor kort in al mijn onschuld ook: waarom stemmen we nog niet elektronisch in deze tijd, waarin we alles elektronisch doen? Ik ben me vervolgens gaan verdiepen in de kwetsbaarheid van het stemproces. Je vraagt je af of wij het laatste land met stemmen op papier zijn, maar dan blijkt dat alleen Letland of Litouwen helemaal op elektronisch stemmen is overgegaan. De grote kwetsbaarheid is, zoals ik net ook al schetste, dat je wordt gehackt. Dat wordt echt massaal geprobeerd op zo'n dag, waardoor wat een feestdag van de democratie moet zijn een nachtmerrie wordt. Je moet er niet aan denken! Ik zeg daarmee niet: we gaan het nooit doen en hier stopt het denken. Maar we moeten er wel heel zorgvuldig mee omgaan. Zo'n hacksituatie komt met name voor bij stemmen via internet.

De marktuitvraag nu betreft niet een dergelijke ingrijpende stap. Het gaat om stemmachines in stemkantoren, waarmee het tellen sneller kan gaan. Ik vind het logisch om eerst de uitkomst van de marktuitvraag af te wachten en pas dan te beoordelen of er een wetsvoorstel komt. Daarbij speelt de technische vraag. Daarbij speelt ook de financiële vraag. De commissie-Van Beek heeft een orde van grootte van 200 miljoen aangegeven. Dat is substantieel geld. Als ik het heel oneerbiedig formuleer: hebben we er 200 miljoen voor over om in plaats van 's nachts 2.30 uur 's avonds om 20.15 uur de uitslag te weten? Ik zeg dit even als oud-campagneleider die zo rond 1.30 uur moest beoordelen of de overwinning wel of niet kon worden geclaimd. Dat was best een ding. Er is dus een groot aantal afwegingen dat je pas goed kunt beoordelen als je zo'n marktuitvraag hebt, omdat die meer duidelijkheid geeft over de techniek en de financiën.

De voorzitter:

Mijnheer Taverne, dit is uw laatste interruptie.

De heer Taverne (VVD):

Ik zou in de verleiding kunnen komen om het debat over elektronisch stemmen met de Minister hier over te doen dat we voor de zomer hebben gevoerd, maar dat zal ik niet doen. Ik wil echter wel graag voorkomen dat hier wordt bevestigd dat we met internetstemmen een volstrekt onbekend terrein betreden. Dat is namelijk een misverstand.

Ik vind het hartverwarmend dat de collega's hier ook weer heel duidelijk uitspreken dat het heel belangrijk is dat dit gebeurt ... Alles wat we willen, kan worden gedaan. Het doen van die marktuitvraag is hartstikke nuttig, maar daarvoor hoefden we het wetgevingstraject niet te beëindigen. Is de Minister zich ervan bewust dat dit in een aantal landen al gebeurt en dat het risico van hacken waarop hij nu wijst, bij de voorgestelde en de meest voor de hand liggende vormen van elektronisch stemmen in Nederland niet aan de orde is? Dat zijn immers apparaten die niet erg met elkaar verbonden zijn. Oneerbiedig gezegd betreft het een zeer ouderwetse techniek die inhoudt dat het stemapparaat niets vastlegt. Het is eerder een printer met een aparte teller. Voor mensen met beperkingen had deze techniek wel erg geholpen om zelfstandig te stemmen.

Het vervroegen van het tijdstip van de stemmingsuitslag is naar het oordeel van de VVD slechts een klein bijkomend voordeel. Deze techniek zou er vooral voor hebben gezorgd dat voorkomen werd dat er nog meer en gedurende een langere tijd ongeldige stemmen werden uitgebracht en dat er telfouten werden gemaakt.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Taverne (VVD):

Mijn vraag is of de Minister zich daarvan bewust is. Ik zeg overigens nogmaals dat ik het hartverwarmend vind dat de collega's zich hiervoor inzetten, maar ik ben van mening dat ze gewoon voor het wetsvoorstel hadden moeten stemmen. Wij zouden, als wij de misverstanden bevestigden, onrecht doen aan het onderwerp en aan de mensen die hiervan voordeel hadden gehad.

De voorzitter:

Minister, bent u zich hiervan bewust?

Minister Blok:

Het onderscheid tussen stemmen via internet en elektronisch stemmen ... Het stemmen via het internet is kwetsbaar vanwege het hacken, wat ik specifiek heb gemaakt in mijn antwoord. Het feit dat de marktuitvraag nu naar een technologisch minder geavanceerde variant uitgaat die ook minder kwetsbaar is – ik doel op dat onderscheid – zat al in mijn beantwoording.

Er zijn een paar landen die echt gebruikmaken van internetstemmen, maar het viel mij op ... Ik heb in alle openheid opgebiecht dat ik een zeloot was en dat ik een voorzichtig voorstander geworden ben. In vergelijking met het via het internet overboeken van geld, het boeken van hotels, het boeken van vliegreizen over de hele wereld, is internetstemmen immers relatief eenvoudig. Ik heb mij echter ook echt door deskundigen laten overtuigen dat internetstemmen weliswaar niet onmogelijk is, maar dat dit wel zo kwetsbaar is dat je het heel goed moet uitzoeken. Het betalingsverkeer van en naar een bank ligt er met grote regelmaat een dag uit. Dan is er sprake van een groot gedoe, dat eigenlijk altijd nieuws is. Als je daarmee zelf geconfronteerd wordt, is dat stomvervelend. Als op de verkiezingsdag op grote schaal mensen niet kunnen stemmen, is dat van een nog grotere orde.

Ik zeg nogmaals dat ik hiermee niet aangeef dat we dit niet moeten willen, maar ik merk wel op dat je heel goed moet uitproberen waarmee je bezig bent. Daarbij komt dat je de afweging kunt maken dat je zo'n stap eerder zet in een land – het buitenland – waar de praktische problemen groter zijn dan dat je dat in het binnenland doet. Daarnaast, los van de technische aspecten, loopt iedereen tegen het kostenaspect aan. Een bedrag van 200 miljoen is ook voor de rijksoverheid of de Tweede Kamer groot, dus ik vind dat een heel serieuze afweging. Ik zeg nogmaals dat de insteek is na te gaan waar voortgang te boeken is.

De heer Taverne (VVD):

Is de Minister zich ervan bewust dat ook hierover een misverstand lijkt te bestaan? Hij maakt terecht onderscheid tussen internetstemmen en elektronisch stemmen. Voor internetstemmen voor mensen in het buitenland geldt dat het een afgebakende groep is en wat dat betreft wordt er gelukkig een test gedaan. De overige bezwaren moeten ook niet worden verward, want dat zou bijdragen aan het ontstaan van misverstanden. Ik doel op de bezwaren die voor internetstemmen eerder opgaan dan voor de voor de hand liggende manier van elektronisch stemmen in Nederland. Dat bedrag van 200 miljoen dat vaak wordt genoemd, is bovendien niet van toepassing op het internetstemmen. En wat het elektronisch stemmen betreft weten we pas wat de werkelijke kosten zijn als we de praktijk kennen en daarvoor moet je experimenteren.

De voorzitter:

Misschien kunt u reageren op de mogelijke misverstanden.

Minister Blok:

Volgens mij zijn we het heftig met elkaar eens.

De voorzitter:

Dat scheelt. Ook de heer Amhaouch heeft een vraag.

Minister Blok:

Dit was naar aanleiding van het antwoord dat ik hem heb gegeven.

De voorzitter:

Mevrouw Oosenbrug wilde interrumperen, maar ik begrijp nu dat zij wil wachten.

Minister Blok:

Ik heb geen nieuw antwoord op de vraag van de heer Amhaouch.

De voorzitter:

De heer Amhaouch zegt steeds dat hij iets wil zeggen.

De heer Amhaouch (CDA):

Dan ga ik iets zeggen, voorzitter. Tijdens de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel van de heer Taverne hebben we geleerd dat we niet moeten wachten op de discussie over de kip en het ei. Het ging op een gegeven moment namelijk fout. We hebben in het kader van dat initiatiefwetsvoorstel een uitgebreide discussie gevoerd en volgens mij waren alle partijen het erover eens dat we moeten inzetten op het stemmen met elektronische hulpmiddelen. Een aantal partijen dat vandaag niet aanwezig is, heeft daar ook voor gepleit, zelfs in bepaalde moties.

De Minister gaf net aan dat die marktuitvraag op 10 oktober binnenkomt. We moeten niet wachten met het maken van wetgeving tot het moment waarop we het materiële stuk helemaal uitgewerkt hebben. We moeten continu die wisselwerking hebben met de initiatiefwet van de heer Taverne in plaats van dat we op elkaar gaan wachten. Ik ben blij dat de Minister zegt dat hij ook niet snapt dat we het nog niet doen en dat we wat dit betreft twee stappen voorwaarts moeten zetten in plaats van dat we gaan sjokken.

Minister Blok:

Ik heb echt de uitkomst van de marktuitvraag nodig om wetgeving te kunnen maken. Dat geldt zowel voor de financiële kant als voor de uitvoeringskant, al spijt mij dat. Oktober is echter ook weer niet zo ver weg en het betreft zo'n substantieel bedrag, zelfs als dat 150 miljoen zal zijn, dat je dat niet even wegpoetst in een begroting. En daar komt de techniek bij.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Ja, ik wil interrumperen want dan hebben we de technische discussie gehad die naar mijn idee al vier jaar met deze Kamer wordt gevoerd en ook die over de voor- en tegenargumenten. Dan komen we op de uitvoering, die marktuitvraag: laat zien wat u kunt leveren voor welk bedrag. Daar komt een bedrag uit. Er wordt dan echter alleen gekeken naar de kosten van zo'n machine, terwijl ik uiteindelijk ook wil weten wat het oplevert. We hebben het immers ook over de toegankelijkheid in het kader van de bescherming van de rechten van de mens. Volgens mij moet daarvoor ook een budget zijn. Ik merk dat het in veel discussies met de Kamer alleen over geld gaat. Dat gebeurde ook in het kader van die andere wet. Ik zeg nogmaals dat het er uiteindelijk ook om gaat wat het oplevert, bijvoorbeeld toegankelijkheid. En inderdaad moeten het internetstemmen en het elektronisch stemmen uit elkaar worden getrokken, want het zijn twee compleet andere onderwerpen. Veiligheid staat voorop, maar dat geldt ook voor toegankelijkheid. Roep dus niet steeds dat het 200 miljoen of 150 miljoen gaat kosten, maar zeg ook wat het uiteindelijk gaat opleveren: draagt het bij aan een inclusieve samenleving en wat mag dat kosten?

De voorzitter:

Minister, is dat inzichtelijk te maken?

Minister Blok:

Mevrouw Oosenbrug heeft helemaal gelijk met haar opmerking dat je ook naar andere baten moet kijken. Ook de heer Taverne wees daar overigens op. Het is echter niet zo dat er een apart potje is voor die andere baten. De Kamer weet wat de potjes zijn. Op Prinsjesdag wordt dat nog eens bekendgemaakt en het is altijd een kwestie van schuiven met dat geld. Dat doet echter niet af aan het feit dat er ook niet-financiële argumenten zijn die bepalend zijn voor het maken van de keuze. Absoluut!

Ik kom bij de beantwoording van de vragen van mevrouw Oosenbrug. Zij ging in op het feit dat het ronselverbod op een aantal terreinen beter gehandhaafd zou moeten worden en vroeg of wij met een wetsvoorstel daartoe kunnen komen. Het is wel de ambitie om dat te doen, maar dit is uit juridisch oogpunt erg ingewikkeld. Dit is met name het geval omdat het, om een en ander goed aan te pakken, aantoonbaar herhaaldelijk moet gebeuren. Daarmee wordt ontzettend geworsteld. In die zin is er sprake van een zekere constante in deze discussie. Op het bovenste niveau is iedereen het met elkaar eens: ronselen is onacceptabel, dus pak dit aan. De vraag is echter wanneer je kunt aantonen dat dit gebeurt. Daaraan wordt gewerkt, maar dit is ingewikkelder dan gedacht.

In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen – mevrouw Oosenbrug zegt terecht dat je er, los van het wetgevingstraject, aandacht voor moet vragen – zal er voorlichting worden gegeven over verkiezingen in het algemeen en over het verbod op ronselen. Dat zal ook gebeuren op de BES-eilanden.

Mevrouw Van Oosenbrug vroeg naar de inventarisatie van personen voor wie geldt dat er geen onderbouwing meer te vinden is van de reden van uitsluiting van het kiesrecht. Gemeenten zijn daarover aangeschreven, wat heeft geleid tot een grote opschoning. Indien gemeenten die onderbouwing uiteindelijk niet kunnen leveren, zullen mensen moeten worden geschrapt van het lijstje «geen kiesrecht».

Verder vroeg mevrouw Oosenbrug hoe verder wordt gegaan met de registratie van deze categorie mensen, die overigens inmiddels erg klein is. Dit hangt samen met de grote achterliggende vraag of een en ander niet vaker moet worden toegepast. Op dit moment is het immers een nogal overzichtelijk vraagstuk. Het lijkt mij dan ook logisch dat we in de uitwerking van die vraag – eind september zullen we daarvan een eerste schets geven – ook hierop terugkomen.

Mevrouw Oosenbrug vroeg verder om een reactie te geven op datgene wat er in Rotterdam gebeurd is: aankondigen van een referendum per internet en vervolgens beslissen om dat niet te doen. Hoewel ik daar formeel niet over ga, is het inderdaad wel interessant om te zien dat de discussie daar lijkt op die welke op landelijk niveau gevoerd is. Eerst was er een gezamenlijke ambitie om het op die manier te doen maar uiteindelijk, nadat er een aantal reacties van deskundigen en bezorgde burgers kwam en nadat men ook zelf wat dieper had geprikt, werd toch geconstateerd dat dit op zo'n korte termijn niet veilig te regelen is.

Ten slotte vroeg mevrouw Oosenbrug naar het standpunt van de VNG over de stemmachines waarvoor we nu de uitvraag doen. Ik geloof dat ze zelf ook al formuleerde dat er geen eensluidend standpunt is van de VNG. Het lijkt mij logisch om na de uitkomst van die uitvraag weer met de VNG aan tafel te gaan. Dat gaan we dus doen. De VNG kennende, zal zij dezelfde praktische en financiële vragen hebben als die welke hier leven.

De heer Bisschop stelde een vraag over de bestraffing van terroristische misdrijven. Ik hoop dat ik zijn vraag, deels in reactie op een interruptie en deels in reactie op de heer Taverne, voldoende heb beantwoord. Ik gaf met betrekking tot het ronselen van stemmen al aan dat we constateren dat die wet aangescherpt moet worden maar dat het een lastige klus is om aan te tonen dat dit herhaaldelijk gebeurt. Ik heb gezegd dat we er nu op kauwen hoe we dat goed in de wet kunnen vastleggen.

Ik hoop hiermee de vragen in eerste termijn te hebben beantwoord.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat er geen Kamerleden zijn die willen interrumperen. Ik stel voor de tweede termijn een spreektijd voor van twee minuten per woordvoerder.

De heer Taverne (VVD):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn uitvoerige beantwoording. Ik zie uit naar de brief waarin de details zullen worden gedeeld over de test met internetstemmen voor Nederlanders in het buitenland. De Minister heeft gelijk met zijn opmerking dat er een belangrijke stap zal worden gemaakt als mensen via de permanente registratie niet keer op keer apart moeten registreren. De vraag is echter of een en ander tijdig af komt, dus voor de komende Tweede Kamerverkiezingen in maart 2017.

Ik kan mij overigens ook voorstellen dat die test niet alleen de aandacht richt op deze groep kiezers, maar dat deze ook de aandacht krijgt van deze groep kiezers. In dat licht vraag ik de Minister – dit valt een beetje buiten de agenda, maar misschien kan de Minister daar wel iets over zeggen – wanneer de eerste activiteiten worden ondernomen naar de groep kiezers in het buitenland die zich nu nog moet registreren voor de Tweede Kamerverkiezingen in 2017. Uit mijn ervaring blijkt dat mensen vaak gemotiveerd zijn om te stemmen, maar dat zij pas bedenken dat zij zich moeten registreren op het moment dat er in Nederland publiciteit komt over verkiezingscampagnes en ze daarover op de website lezen. Niet zelden is het dan al te laat. Ik stel dus twee concrete vragen: de eerste vraag is of de Minister al een inkijkje kan geven in dat wat er door de regering wordt gedaan om deze groep kiezers te informeren. De tweede vraag is wat de regering gaat doen om deze groep in staat te stellen zich tijdig te registreren, zodat deze mensen hun stem kunnen uitbrengen tijdens de Kamerverkiezingen.

Ik zeg nogmaals dat ik wat die test betreft uitzie naar de brief met details. Mocht er een gelegenheid zijn om een en ander iets naar voren te halen, misschien rekening houdend met de sluitingstermijn van aanmelding ... Het zou immers jammer zijn als de test aandacht kreeg en in de voorafgaande week de sluitingsdatum van aanmelding was.

De voorzitter:

Dat is duidelijk. Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Amhaouch

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Het is goed om te horen dat de Minister aangeeft dat er voldoende ruimte is voor alternatieven, want met goede ideeën van marktpartijen kan een en ander goedkoper zijn. Kosten gaan immers een rol spelen, wat de Minister zelf ook zegt. Als er goede en slimme ideeën zijn, is dat altijd meegenomen.

Kan de Minister aangeven wanneer hij bij deze commissie komt met een plan voor de verdere uitwerking waaruit blijkt wat het vervolg zal zijn op het gebied van het verder optimaliseren van benodigde materialen en op het punt van de inzet van het wetgevingstraject? Hij krijgt immers op 10 oktober de resultaten van de marktuitvraag.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn heldere beantwoording. Ook ik kijk uiteraard erg uit naar de test met internetstemmen waarbij gebruik wordt gemaakt van onze helpende hackers. Ik ben er altijd blij mee als zij ingeroepen worden. Ik ben zeer benieuwd of de test andere resultaten zal opleveren dan het rapport dat we gelezen hebben waar Rotterdam al op teruggekomen is.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn beantwoording, ook in het interruptiedebatje. Tevens dank ik hem voor zijn toezegging om eind september met een brief te komen met een weergave van datgene wat er tot nu toe op het terrein van de relatie tussen kiesrecht en terrorisme is gedaan, wat de knelpunten zijn en waar die liggen. Ik hoop op een doorkijkje wat het vervolgtraject betreft. Ik zou het zeer op prijs stellen als in die brief ook het perspectief van het wetsvoorstel aangegeven kan worden dat wordt beoogd. Graag hoor ik de reflectie van de Minister hierop.

Minister Blok:

De laatste vraag is voor mij niet helemaal duidelijk.

De heer Bisschop (SGP):

Het gaat om het perspectief om dit te vatten in een wetsvoorstel en de vraag wat de termijn is waarop dit gerealiseerd zou kunnen worden.

De voorzitter:

Ik zie dat dit duidelijk is. Ik geef de Minister het woord in tweede termijn.

Minister Blok:

Voorzitter. De heer Taverne vroeg of de test met internetstemmen tijdig wordt gedaan, zodanig dat het voor de komende verkiezingen kan worden geïmplementeerd. Nee?

De voorzitter:

Er schijnt sprake te zijn van een misverstand. Mijnheer Taverne, misschien kunt u uw vraag kort toelichten.

De heer Taverne (VVD):

Ik snap dat die test niet zodanig op tijd kan worden gedaan dat het internetstemmen voor de komende verkiezingen kan worden gebruikt. Ik zou willen voorkomen ... Ik denk overigens dat ik de datum al weet. Volgens mij is de sluitingsdatum van de registratie voor Nederlandse kiezers in het buitenland 1 februari 2017. Ik hoor dat dit klopt. Dan maak ik mij minder zorgen over die test. Ik zou het namelijk vervelend vinden als die test wordt gedaan, de resultaten aandacht krijgen en mensen zich nog een keer willen registreren terwijl alles achter de rug is.

De voorzitter:

Uw punt is wel helder, maar het gevaar bestaat dat u hiermee zelf een misverstand veroorzaakt. Ik geef de Minister het woord om zijn reactie te geven en denk dat we de rust even moeten bewaren.

Minister Blok:

De heer Taverne vroeg verder wanneer de voorlichting aan de kiezers in het buitenland start. Vanaf 5 september kunnen kiezers zich inschrijven en diegenen die vorige keren hebben meegedaan, zullen worden benaderd. Het zal dus op heel korte termijn gebeuren.

De heer Amhaouch vroeg wanneer, nadat de marktuitvraag is afgerond, een vervolgtraject wordt gestart. Dat zal in ieder geval dit jaar gebeuren. Dat is in feite een «go/no go»-beslissing. Die marktuitvraag moet immers ook aangeven wat haalbaar is.

Mevrouw Oosenbrug had, als ik het goed heb gehoord, geen nieuwe vragen.

De heer Bisschop joeg mij toch nog een beetje op met zijn laatste vraag. Hij vroeg in welk tempo daarna wetgeving te verwachten is. Ik vraag hem of het goed is als ik dat in de brief van september schets, opdat ik dan keurig het hele palet kan aangeven. Ik zie dat hij dat goed vindt.

De voorzitter:

Daarmee is de tweede termijn afgerond. Mij rest de toezeggingen voor te lezen. De Minister heeft er drie gedaan.

  • Eind september ontvangt de Kamer informatie over de opzet van de test voor internetstemmen vanuit het buitenland.

  • Vóór 1 januari 2017 komt er een overzicht van de problemen en de mogelijkheden tot het aanscherpen van de uitsluitingen van het kiesrecht in het Wetboek van Strafrecht en wordt de lijn aangegeven van het Openbaar Ministerie daarin.

  • Binnen twee weken, dus eind september, komt er een overzicht van de acties tot nu toe en er komt duidelijkheid over het wetgevend kader dat wordt voorgesteld.

De heer Bisschop (SGP):

Ook door ons.

De voorzitter:

Ja. Dat zijn dus de toezeggingen.

Ik dank iedereen voor de inbreng en het prettige gesprek.

Sluiting 15.14 uur.

Naar boven