33 811 Oprichting Stichting Kwaliteitsregister Jeugdzorg

Nr. 2 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 20 februari 2014

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 22 november 2013 inzake de Mededeling omtrent de voorhang op grond van de Comptabiliteitswet betreffende de oprichting van de stichting «Kwaliteitsregister Jeugdzorg» (Kamerstuk 33 811, nr. 1).

De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 19 februari 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Neppérus

De griffier van de commissie, Teunissen

1.

Kunt u alsnog de uitkomst van de toetsing aan het kader voor stichtingen van het Ministerie van Financiën (Kamerstuk 25 268, nr. 42) naar de Kamer sturen, zodat de Kamer daarover een oordeel kan vormen?

Ja, afschriften van zowel mijn verzoek om advies aan het Ministerie van Financiën als de reactie hierop treft u als bijlagen bij deze brief aan.

2.

Kunt u de (ontwerp)statuten aan de Kamer sturen, zodat de Kamer daarover een oordeel kan vormen?

Ja, de «oprichtingsstatuten» van 13 maart 2013 treft u als bijlage bij deze brief aan1. Het feit dat gesproken wordt van oprichtingsstatuten sluit niet uit dat aanpassing van de statuten, mede naar aanleiding van de voorhangprocedure, in een later stadium met het oog op een erkenning zal plaatsvinden.

3.

Kunt u aangeven welk bedrag wordt betaald uit het Actieplan professionalisering om het register op te zetten?

In totaal gaat het om een bedrag van € 750.000 van de in totaal € 6,5 miljoen die VWS en VenJ verstrekt hebben voor de implementatie van het professionaliseringtraject. Dit bedrag is ten behoeve van het opstarten van het kwaliteitsregister en wordt bijvoorbeeld besteed aan een kwartiermaker, de aanschaf van kantoorinrichting en ICT middelen.

4.

Waarom heeft u verzuimd aan de Staten-Generaal, conform de procedure uit artikel 34 van de Comptabiliteitswet 2001, schriftelijk mededeling te doen van het oprichten van deze rechtspersoon?

Artikel 34 van de Comptabiliteitswet 2001 en het Stichtingenkader zijn van toepassing op het oprichten of mede-oprichten, dan wel doen oprichten van een privaatrechtelijke rechtspersoon door de Staat.

Ik wil voorop stellen dat het niet mijn bedoeling is om iets af te doen aan de parlementaire betrokkenheid bij het oprichten van de registerstichting. Het feit dat de stichting reeds door de veldpartijen is opgericht, betekent geenszins dat door u gevraagde inlichtingen of geplaatste opmerkingen niet tot de nodige aanpassingen kunnen leiden.

De betrokken veldpartijen hebben met het oog op de destijds nog beoogde inwerkingtreding van de wetgeving per 1 januari 2014 de registerstichting in maart 2013 opgericht. De Ministeries van VWS en VenJ en veldpartijen zijn na overleg tot de gezamenlijke conclusie gekomen dat door de oprichting van een stichting inhoud kan worden gegeven aan het professionaliseringsbeleid. Het streven is erop gericht dat het register operationeel is op het moment dat de wetgeving in werking treedt. Door oprichting van de registerstichting werd het mogelijk dat een kwartiermaker namens de registerstichting hiertoe voorbereidingen kan treffen. Het gaat daarbij onder meer om activiteiten ten behoeve van de bedrijfsvoering, zoals het opzetten van ICT-voorzieningen.

Dergelijke activiteiten, die van belang zijn voor een tijdige operationalisering, konden pas plaatsvinden nadat de stichting was opgericht.

Vorenbedoelde handelwijze door de veldpartijen heeft uiteindelijk de steun van het kabinet gekregen, mede vanwege de versnellingsambitie uit het regeerakkoord. Het is het voornemen van de regering, ook in reactie op het rapport van de Commissie Samson, volop door te gaan met de verdere professionalisering in de jeugdzorg, vooruitlopend op de decentralisatie. Hiermee wordt ook uitvoering gegeven aan de motie Dijsselbloem-Kooiman waarin de regering wordt verzocht de professionalisering van de jeugdzorg vooruitlopend op de stelselwijziging met kracht voort te zetten (Kamerstuk 31 839, nr. 212).

Overigens heb ik steeds het voorbehoud genoemd van het nog te doorlopen wetgevingsproces. De registerstichting heeft de statuten van maart 2013 dan ook beschouwd als «oprichtingsstatuten», waarbij van het begin af aan is afgesproken om de statuten aan te passen aan de uiteindelijke regelgeving om eventueel voor erkenning door de Ministers van VWS en VenJ in aanmerking te kunnen komen.

Hoewel de registerstichting formeel is opgericht, zullen de in het professionaliserings-traject beoogde gevolgen daarvan pas kunnen intreden ná dat de regelgeving in werking is getreden en de statuten zodanig zijn aangepast dat de registerstichting de beoogde functie kan vervullen en nadat het kwaliteitsregister is erkend. De erkenningsvoorwaarden zijn onderwerp van de voorhangprocedure.

5.

Heeft u meer rechtspersonen opgericht zonder de Staten-Generaal vooraf te informeren? Zo ja, welke, en waarom?

Uw vragen alsmede de vragen van de Eerste Kamer over het volgen van de procedure van artikel 34 Comptabiliteitswet doen mij terdege beseffen dat in het geval van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugdzorg de wettelijke procedure niet juist is gevolgd. Ik kan u bevestigen dat er, op deze uitzondering na, onder mijn bewind bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport conform de daarvoor geldende procedures is gehandeld bij het (doen) oprichten van privaatrechtelijke rechtspersonen. Indien in de toekomst stichtingen (mede) worden opgericht danwel sprake is van het doen oprichten van een stichting, zal ik zorg dragen voor een juiste uitvoering van de procedure van artikel 34 van de Comptabiliteitswet.

6.

Is de rechtshandeling waarmee onderhavige stichting is opgericht naar uw oordeel rechtsgeldig, gelet op het feit dat u de procedure uit artikel 34 van de Comptabiliteitswet 2001 niet heeft gevolgd?

Zo ja, waarom?

De omstandigheid dat de procedure uit artikel 34 van de Comptabiliteitswet 2001 niet correct is gevolgd, heeft niet tot gevolg dat de stichting niet tot stand is gekomen. Artikel 34 van de Comptabiliteitswet 2001 ziet op de verhouding tussen de regering en beide Kamers der Staten- Generaal en is geen constitutief vereiste voor het oprichten van een rechtspersoon.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven