De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 5 december 2013 voorgelegd. Bij brief van 11 december 2013 zijn
ze door de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Wonen en
Rijksdienst beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Recourt
Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
1
Aan welke internationale organisaties wordt bijgedragen in het kader van het bevorderen
van autonomie?
Antwoord: in 2013 wordt in het kader van het bevorderen van de autonomie een bijdrage
geleverd aan de extra werkzaamheden van het Nederlandse Participatiemaatschappij Nederlandse
Antillen (NPMNA) voor de afbouw van de portefeuille van deelnemingen conform de geldende
exit-strategie. Daarnaast wordt een deel aangewend ter dekking van transitiegerelateerde
uitvoeringsproblematiek, zoals de aanleg van de zeekabel. Deze bijdragen waren niet
eerder voorzien. Zie verder mijn antwoord op vraag 2.
2
Waarom wordt hieraan veel meer uitgegeven dan eerder begroot?
Antwoord: Conform de begrotingswetgeving kunnen bij Najaarsnota alleen bedragen voor
het huidige begrotingsjaar verwerkt worden. De extra ontvangst van het NPMNA ad € 5,1
miljoen in 2013 wordt aangewend voor de ongeraamde vervangingsinvesteringen in de
Kustwacht in 2016/2017 in de vorm van een kasschuif. Over deze kasschuif is op een
eerder moment besloten.
3
In hoeverre wordt autonomie met deze grotere uitgave bevorderd?
Antwoord: zie mijn antwoord op vraag 1 en2.
4
Hoeveel geld is er sinds 2010 al uitgegeven aan het bevorderen van autonomie?
Antwoord: sinds 2010 is € 301 miljoen uitgegeven aan het bevorderen van autonomie.
5
Wat zijn de resultaten van het bevorderen van autonomie tot nu toe?
Antwoord: hoewel de definitieve resultaten van de besteding van de gelden voor autonomie
pas vastgesteld kunnen worden na de eindevaluaties die de komende jaren plaats zullen
vinden, zijn onder andere door middel van de tussentijdse evaluaties (TK 2011–2012,
31 568, nr. 84; TK 2011–2012, 31 568, nr. 88; TK 2011–2012, 31 568, nr. 90) een belangrijk aantal tussenresultaten te benoemen. Zo is de duurzaamheid van de
financiering van ngo’s die onder meer armoede en jeugd als doelstelling hebben geborgd.
De ngo’s worden tot eind dit jaar gefinancierd door de Antilliaanse Medefinancieringsorganisatie
(AMFO). De laatste storting aan AMFO evenals de stichtingen SONA en FDA vanuit begrotingshoofdstuk
IV heeft inmiddels plaatsgevonden. De komende jaren zullen zowel Curaçao als Sint
Maarten de financiering op zich nemen. Ik heb hiertoe een protocol ondertekend met
Curaçao dat ik aan uw Kamer heb gezonden (Bijlage bij TK2013–2014, 33 750, nr. 6). Andere resultaten van het bevorderen van de autonomie zijn onder meer dat Sint
Maarten met behulp van de gelden uit het samenwerkingsprogramma Institutionele Versterking
van de Bestuurskracht de Hoge Colleges van Staat heeft kunnen oprichten die van groot
belang zijn om als zelfstandig land te kunnen functioneren. Daarnaast is het projectbureau
voor onderwijsvernieuwing in Sint Maarten dat is opgericht voor het Onderwijs en Jongeren
Samenwerkingsprogramma (OJSP) duurzaam opgenomen in de begroting van het land. De
projectfinanciering door het Fondo Desaroyo Aruba (FDA) werkt zodanig dat Aruba voornemens
is deze wijze van financiering vanaf 2016 te continueren.