31 568 Staatkundig proces Nederlandse Antillen

Nr. 84 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 april 2011

Op 18 maart jl. is het eindrapport van de mid-termevaluatie van het Onderwijs en Jongerensamenwerkingsprogramma van Curaçao en Sint Maarten opgeleverd. Hierbij doe ik u het evaluatierapport toekomen1. Het Onderwijs en Jongeren Samenwerkingsprogramma (OJSP) is in 2008 gestart als een overkoepelend programma voor de vijf eilanden van de Nederlandse Antillen. Voor Saba, Sint Eustatius en Bonaire is het OJSP in 2009 vervangen door de verbeterplannen, die onder de verantwoordelijkheid van de minister van OCW worden uitgevoerd. Voor Curaçao en Sint Maarten heeft het OJSP een looptijd tot en met 2012. Beide landen hebben het OJSP uitgewerkt in een eigen programma.

De belangrijkste conclusie uit de mid-termevaluatie is dat «de goede dingen» gebeuren. De evaluator stelt vast dat er veel is bereikt sinds de onderwijsvernieuwingen in 2002 in gang zijn gezet. Belangrijk is dat de vernieuwingsbeweging na jaren van stilstand op gang is gekomen en er zijn positieve resultaten bereikt. Zo is er bijvoorbeeld in alle onderwijssoorten veel meer aandacht gekomen voor de individuele ontwikkeling van leerlingen, is de lesstof is in het Funderend Onderwijs gemoderniseerd langs acht educatiegebieden en is het beroepsonderwijs veel meer dan tien jaar geleden gericht op arbeidsmarktgericht opleiden. Aan de andere kant plaatst de evaluator ook kritische opmerkingen. De doelen van het programma zijn nog niet gehaald en veel doelen zullen naar verwachting van de evaluator ook niet gehaald worden in 2012. De effectiviteit (op basis van de huidige doelen) is dus onvoldoende. Er is veel geïnvesteerd – in mensen en geld – in een proces waarin het op onderdelen aan afstemming ontbroken heeft en activiteiten niet altijd in een logische volgorde zijn uitgevoerd. Ook de efficiëntie is daarmee onvoldoende. Bovendien is de inbedding in organisatie, financiën, houding en gedrag onvoldoende, waardoor de duurzaamheid onder druk staat.

Aangezien het gaat om de toekomst van de jeugd en er met dit programma bovendien aanzienlijke bedragen zijn gemoeid, neem ik de kritiek van de evaluator zeer serieus. Ik herken en erken de problemen die worden geconstateerd en momenteel wordt gewerkt aan de aanpak van een aantal belangrijke tekortkomingen van het OJSP. Eén van de maatregelen die reeds in december 2009 op Curaçao is genomen en waar momenteel uitvoering aan wordt gegeven is het zogenaamde Sint Jorisakkoord. Een belangrijke oorzaak voor bovengenoemde problemen was de sterk centrale aansturing door het programma en de beperkte betrokkenheid van het onderwijsveld in de bepaling van prioriteiten en afstemming van activiteiten. Via het Sint Jorisakkoord is de rol van de schoolbesturen op Curaçao versterkt. Dit heeft ertoe geleid dat schoolbesturen nu zelf meer initiatief kunnen nemen om problemen aan te pakken die zij op hun scholen ervaren. Aangezien de activiteiten die in het kader van het Sint Jorisakkoord worden uitgevoerd nog niet zijn afgerond, hebben de evaluatoren deze positieve ontwikkeling slechts beperkt kunnen meenemen in hun onderzoek. Op Sint Maarten ligt de situatie anders. Door de kleinschaligheid en de beperkte (kwantitatieve) capaciteit is het een uitdaging om alle doelen van het OJSP binnen de gestelde termijn te behalen. Het valt op dat Sint Maarten, gezien deze beperking, toch veel activiteiten heeft uitgevoerd die bijdragen aan beter onderwijs en goede begeleiding van jongeren die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten.

Naar aanleiding van deze mid-termevaluatie ga ik in overleg met de verantwoordelijke ministers van Curaçao en Sint Maarten over de manier waarop het OJSP in de laatste twee programmajaren bijgesteld moet worden, opdat de beoogde resultaten alsnog kunnen worden behaald. In dit overleg zal ik de volgende uitgangspunten hanteren. In de eerste plaats ben ik van mening dat het programma en de bijbehorende doelen onze gezamenlijke ambitie goed verwoorden en dus als kader gehandhaafd kunnen worden. De evaluator stelt wel terecht dat de doelen ambitieus en moeilijk meetbaar zijn. Ik wil daarom samen een aantal prioriteiten stellen en binnen deze prioriteiten concrete resultaten benoemen die in 2013 bereikt kunnen worden. Dit zou in overleg moeten gebeuren met de schoolbesturen die hier immers ook een verantwoordelijkheid in dragen. Deze resultaten moeten zoveel mogelijk gericht zijn op wat er merkbaar verandert in de klas en op duurzame verbeteringen. Om deze resultaten – ook tussentijds – te kunnen monitoren en zonodig hierop te kunnen bijsturen, zijn goede rapportages nodig. Ook hier wil ik afspraken met de desbetreffende ministers en stakeholders over laten maken. Daarbij blijft er wat mij betreft een belangrijke taak weggelegd voor de Begeleidingscommissie OJSP, waarvan ik de huidige taken wil handhaven en indien nodig versterken. Met de verantwoordelijke ministers van Curaçao en Sint Maarten wil ik komen tot een actieplan dat als addendum op het huidige OJSP kan worden vastgesteld.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven