Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 oktober 2018
Zoals toegezegd tijdens het AO over nucleaire ontwapening op 4 oktober jl., doe ik
u hierbij de brief toekomen waarin mijn voorganger toelicht waarom Nederland op 7 juli
2017 tegen het kernwapenverbodsverdrag (Treaty on the Prohibition of Nuclear Weapons) stemde. Het verdrag werd aangenomen, hoewel het met 19 ratificaties nog niet in
werking is getreden.
Nederland had tijdens de onderhandelingen een uitzonderingspositie. Het was als enige
NAVO-land aanwezig. De overige bondgenoten bleven weg bij de onderhandelingen, net
als Australië, Japan, Zuid-Korea, en alle landen die over kernwapens beschikken. Uiteindelijk
stemde Nederland als enige aanwezige land tegen de verdragstekst.
Aan deze beslissing is een nauwkeurige politiek-juridische analyse voorafgegaan. Dat
gebeurde op basis van heldere criteria. Deze criteria zijn voorafgaand aan de onderhandelingen
ook met uw Kamer gedeeld (zie Kamerstuk 33 783, nr. 24). Ook tijdens het onderhandelingsproces heeft Nederland grote openheid en transparantie
betracht over de eigen inzet. Daaronder valt ook de aanwezigheid van een delegatie
van de Tweede Kamer tijdens de eerste week van de onderhandelingen (Kamerstuk 33 783, nr. 25).
Er heeft dus reeds uitgebreid onderzoek plaatsgevonden of Nederland in een positie
zou zijn om dit verdrag te steunen. Dit is een vergelijkbare analyse als welke bijvoorbeeld
door het Italiaanse parlement aan de regering is gevraagd. De conclusie, na drie weken
overleg en onderhandelen, luidde dat Nederland dit kernwapenverbod niet kan steunen.
De redenen daarvoor zijn in de bijgesloten brief aan de Kamer medegedeeld (Kamerstuk
33 783, nr. 26).
Daaronder valt ook de in het AO aangehaalde onverenigbaarheid van de bepalingen in
het verdrag met de Nederlandse positie als NAVO-lid. Het standpunt dat lidmaatschap
van een nucleair bondgenootschap niet kan worden gerijmd, in praktische noch in juridische
zin, met een verbod op kernwapens wordt gedeeld door de NAVO zelf en de NAVO-bondgenoten.
Dat komt onder andere doordat het NAVO-lidmaatschap niet los te koppelen valt van
het NAVO-beleid van nucleaire afschrikking: NAVO-bondgenoten dragen bij aan nuclear burdensharing ongeacht de vraag of zij kernwapens op het grondgebied hebben gestationeerd of de
nationale wetgeving daaromtrent.
Het huidige kabinet, zoals aangegeven in Kamerbrief over de Nederlandse inzet inzake
nucleaire ontwapening d.d. 21 juni jl. (Kamerstuk 33 694, nr. 20), onderschrijft het standpunt van de vorige regering zoals verwoord in de bijgesloten
brief. Dat laat onverlet dat Nederland, conform het Regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk
34 700, nr. 34) en de lijnen die in de brief van 21 juni uiteen zijn gezet, zich zal blijven inzetten
voor nucleaire ontwapening, met een wereld zonder kernwapens als helder einddoel.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok