33 694 Internationale Veiligheidsstrategie

Nr. 20 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2018

Conform mijn eerdere toezegging en naar aanleiding van de motie Sjoerdsma cs. (Motie met Kamerstuk 33 694, nr. 15) geef ik u in deze brief, mede namens de Minister van Defensie, een overzicht van de Nederlandse inzet en concrete acties om wereldwijde nucleaire ontwapening te bevorderen, met een beschrijving van de afwegingen die daarbij gemaakt worden, de mogelijkheden en onmogelijkheden van ontwapeningsbeleid, de Nederlandse prioriteiten, en de verschillende samenwerkingsverbanden die Nederland benut.

Nederland zet zich, conform het regeerakkoord, binnen het kader van de bondgenootschappelijke afspraken, actief in voor een kernwapenvrije wereld, gezien de grote risico’s van proliferatie van deze wapens. Deze inzet is, zoals ook aangegeven in de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (Kamerstuk 33 694, nr. 12), onderdeel van een veiligheidsaanpak die zich richt op het voorkomen van onveiligheid waar mogelijk, het verdedigen van Nederland tegen onveiligheid waar noodzakelijk en het versterken van ons veiligheidsfundament. Deze drie pijlers – voorkomen, verdedigen en versterken – zijn niet altijd strikt van elkaar te scheiden; zij liggen in elkaars verlengde en versterken elkaar. Hoewel deze brief zich richt op de Nederlandse ontwapeningsinzet, is het daarom goed de bredere nucleaire context in het achterhoofd te houden: zolang er nucleaire wapens zijn, zal nucleaire afschrikking in NAVO-verband een belangrijke rol in het Nederlandse veiligheidsbeleid blijven spelen.

I. Nucleaire ontwapening: doel en proces

Voor Nederland verwijst het begrip «nucleaire ontwapening» zowel naar het doel van een kernwapenvrije wereld als naar het proces dat uiteindelijk – op een veilige en stabiele manier – naar dit doel moet leiden. Dat proces behelst bijvoorbeeld het verkleinen van arsenalen en de ontmanteling van wapens, maar ook pogingen de productie en ontwikkeling van nieuwe of speciale soorten wapens aan banden te leggen, om de rol van kernwapens in doctrines te verkleinen, en om omstandigheden te scheppen voor het komen tot een kernwapenvrije wereld. Nucleaire ontwapening is daarmee een breder concept dan enkel reducties van aantallen kernwapens.

Nucleaire ontwapening is om meerdere redenen een prioriteit binnen het Nederlandse buitenlands beleid. Ten eerste heeft de regering zich duidelijk en herhaaldelijk – zowel nationaal als internationaal – gecommitteerd aan het bereiken van een kernwapenvrije wereld, oftewel «Global Zero». Dit is een internationaalrechtelijke verplichting, die voortvloeit uit Artikel VI van het Non-proliferatieverdrag (NPV).

Daarnaast heeft Nederland ook een veiligheidsbelang bij nucleaire ontwapening. Nucleaire wapens kunnen zorgen voor instabiliteit als ze leiden tot toenemende spanningen of wapenwedlopen. Hoewel de dreiging van nucleaire wapens ook na afloop van de Koude Oorlog nooit is verdwenen, is de aandacht voor die dreiging de afgelopen jaren duidelijk toegenomen. De ontwikkelingen rondom het nucleaire programma van Iran en de daadwerkelijke productie van een kernwapen in Noord-Korea tonen dit overduidelijk aan. Ook Rusland voert een grootschalig moderniseringsprogramma door voor zijn nucleaire arsenaal. De kans op het ontstaan van een nucleaire oorlog is nog steeds uiterst gering, maar het is duidelijk dat de inzet van een kernwapen, hoe beperkt of ver ook van ons vandaan, onze welvaart, veiligheid, volksgezondheid, voedselzekerheid en handel fundamenteel kan schaden. De enige manier waarop de inzet van kernwapens volledig kan worden uitgesloten is door de complete eliminatie ervan.

Tot slot is er historisch sterke steun voor nucleaire ontwapening in de Nederlandse samenleving. Ook tegenwoordig lijkt een meerderheid van de Nederlandse bevolking voorstander van nucleaire ontwapening. Er zijn vele Nederlandse organisaties in het maatschappelijk middenveld betrokken bij dit onderwerp, en deze belangstelling vindt zijn weerklank in de steun voor nucleaire ontwapening in de Tweede Kamer. Dergelijke signalen steunen dit kabinet in het voornemen om Global Zero actief te blijven nastreven.

II. Uitgangspunten van de Nederlandse ontwapeningsinzet

Aan de Nederlandse inzet inzake nucleaire ontwapening liggen enkele fundamentele afwegingen ten grondslag:

• Veiligheid en stabiliteit staan voorop, zonder dat humanitaire overwegingen uit het oog worden verloren.

In de nieuwe ontwapeningsagenda van de VN bevestigt Secretaris-Generaal Guterres dat ontwapening gewapende conflicten dient te voorkomen én de gevolgen van deze conflicten dient te mitigeren. Hij benadrukt daarmee dat internationale veiligheid en humanitaire overwegingen twee zijden van dezelfde medaille zijn: het nastreven van het één versterkt het ander.

Voor Nederland, net als elk ander land, betekent dit dat nucleaire ontwapening de internationale veiligheid en stabiliteit moet vergroten en dat de kans op conflict en de inzet van een kernwapen tot een absoluut minimum beperkt moet blijven tijdens het ontwapeningsproces. Daarnaast moet dit proces op wederkerige wijze worden ingericht, en wel zodanig dat de veiligheid van Nederland en het Bondgenootschap er geen nadelige gevolgen van ondervindt. Dit komt duidelijk naar voren in de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie, die stelt dat wapenbeheersing en ontwapening onderdeel zijn van een bredere preventieagenda die conflicten moet voorkomen.

• Idealisme wordt gecombineerd met realisme en pragmatisme.

Het doel van een wereld zonder kernwapens laat zich moeilijk definiëren of in tijdskaders passen. Internationale spanningen en ontwikkelingen maken het, zeker in het huidige tijdsgewricht, moeilijk om vooruitgang te boeken. Dat betekent echter ook dat het juist nu belangrijk is dat landen als Nederland een internationale voortrekkersrol behouden door Global Zero als richtpunt uit te lichten. Het benadrukken van gedeelde verwachtingen en doelstellingen kan helpen om het vertrouwen te creëren dat nodig is voor dialoog en onderhandelingen.

Tegelijkertijd moet benadrukt worden dat Nederland in zijn eentje geen ontwapening bij anderen kan afdwingen. Er zijn grenzen aan de Nederlandse invloed: zo zitten wij niet aan tafel bij gesprekken tussen de kernwapenstaten. Nederland richt zich daarom op concrete en waardevolle bijdragen aan het ontwapeningsproces, als aanjager en bruggenbouwer, en zoekt daarbij altijd de juiste positie en partners om maximaal invloed te kunnen uitoefenen.

• Er wordt ingezet op multilateralisme en het versterken van de internationale rechtsorde.

De Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie benadrukt hoezeer de Nederlandse veiligheid verweven is met de internationale rechtsorde. Ook in de nucleaire context kan worden vastgesteld dat verhoudingen meer multipolair zijn geworden, wat het van belang maakt dat multilaterale instituties, verdragen en organisaties centraal staan bij het ontwapeningsproces. Het op internationaal recht gebaseerde systeem dat een «ieder voor zich» situatie voorkomt op het gebied van het bemachtigen en gebruiken van kernwapens, moet behouden en versterkt worden.

Het NPV uit 1968 is de hoeksteen van dit systeem. Het NPV vormt de basis van een complex multilateraal systeem dat zowel de verspreiding van kernwapens voorkomt als stapsgewijs toewerkt naar een kernwapenvrije wereld. Het NPV is het enige multilaterale nucleaire wapenbeheersingsverdrag met bindende verplichtingen, een robuust verificatiesysteem en een bijna universeel lidmaatschap. Naast ontwapening verbiedt het NPV de proliferatie van kernwapens en bevordert het verdrag het vreedzaam gebruik van nucleaire technologie (zoals energieopwekking en medische toepassingen). Het NPV is daarmee al decennialang één van de belangrijkste pijlers onder de multilaterale rechtsorde. Om deze positie te behouden behoeft het verdrag constant onderhoud en versterking, iets waar Nederland zich actief voor inzet.

III. De stapsgewijze aanpak

Nederland zet zich in voor een stapsgewijze aanpak van nucleaire ontwapening, gebaseerd op het NPV, specifiek op Artikel VI van dit verdrag. Dit Artikel verplicht partijen te onderhandelen over effectieve maatregelen ter beëindiging van de nucleaire wapenwedloop, voor nucleaire ontwapening en voor een verdrag voor volledige ontwapening onder strikte en effectieve internationale controle.

Artikel VI maakt duidelijk dat nucleaire ontwapening een complex langetermijnproces is dat bestaat uit verschillende maatregelen die gezamenlijk een veilige kernwapenvrije wereld mogelijk moeten maken. Er moet veel gebeuren voordat het zover is. Zoals de four horsemen Shultz, Perry, Kissinger en Nunn stelden in hun open brief uit 2007: «A world without nuclear weapons will not simply be today’s world minus nuclear weapons». Belangrijker dan snelheid is voor Nederland dat Global Zero op een veilige manier bereikt wordt, zonder vergrote risico’s op instabiliteit of conflict. Dat betekent dat goed moet worden nagedacht over de bouwstenen die nodig zouden zijn voor een kernwapenvrije wereld.

Onder de stapsgewijze aanpak kunnen meerdere ontwapeningsstappen tegelijkertijd worden gezet of nagestreefd. Zo spreekt SGVN Guterres over de «disarmament toolbox» met verschillende soorten en typen verplichtingen en instrumenten die gebruikt kunnen worden al naargelang de omstandigheden. Dit vergroot logischerwijs de effectiviteit van de stapsgewijze aanpak. Ten eerste vergroot Nederland de kansen op succes door zich niet slechts op één instrument of maatregel te richten. Ten tweede biedt een brede inzet meer gelegenheid voor dialoog en overleg, en dus meer kans op toenadering en het opbouwen van vertrouwen tussen landen ten tijde van internationale spanningen. Ook dit proces zelf is dus van fundamenteel belang voor onze veiligheid.

De stapsgewijze aanpak erkent het feit dat landen voor hun nationale veiligheid afhankelijk kunnen zijn van kernwapens terwijl het ontwapeningsproces gaande is. Voor Nederland als NAVO-lidstaat is het een belangrijk punt dat wapenbeheersing en nucleaire afschrikking niet ten koste van elkaar gaan. Zoals eerder gesteld is Nederland voor de veiligheid van haar bevolking tenslotte afhankelijk van de NAVO.

Tot slot moet de belangrijke relatie tussen nucleaire ontwapening en non-proliferatie binnen de stapsgewijze aanpak worden onderstreept. Zonder afdoende non-proliferatiegaranties geen Global Zero, omdat landen met kernwapens deze niet afschaffen als zij er niet zeker van kunnen zijn dat anderen intussen geen nieuwe kernwapens kunnen bouwen. Aan de andere kant is de implementatie en ontwikkeling van het non-proliferatieregime afhankelijk van vooruitgang op ontwapeningsgebied. Het NPV onderkent deze wisselwerking: ontwapening en non-proliferatie zijn samen met het recht op vreedzaam gebruik van kernenergie gelijkwaardige «pijlers» onder het verdrag. Op het gebied van non-proliferatie zet Nederland zich bijvoorbeeld in voor versterking en naleving van het controlemechanisme van het Atoomagentschap (safeguards) en van exportcontroleregimes, voor een oplossing voor Noord-Korea, of voor behoud en naleving van het atoomakkoord met Iran. Op deze bredere nucleaire inzet zal in deze brief echter niet verder worden ingegaan.

IV. Nederlandse invulling van de stapsgewijze aanpak

De Nederlandse ontwapeningsinzet kent een aantal prioritaire elementen, die hieronder kort uiteengezet worden.

1. NPV-voorzitterschap

Vanwege de cruciale rol van het NPV als het gaat om nucleaire ontwapening en non-proliferatie staat de implementatie en versterking van dit verdrag centraal voor Nederland. De toetsingscyclus van het NPV biedt de gelegenheid om eens per vijf jaar de stand van zaken omtrent nucleaire ontwapening, non-proliferatie en vreedzaam gebruik van kernenergie te beschouwen, en om gezamenlijke actieplannen op te stellen voor verdere vooruitgangactie op ontwapeningsgebied, inclusief voor het bereiken van Global Zero.

Tijdens de laatste toetsingsconferentie, in 2015, is dit helaas niet gelukt; de eerstvolgende kans is in 2020. Het welslagen van deze toetsingsconferentie is voor de internationale gemeenschap en Nederland een topprioriteit.

Het is echter óók een zeer zware opgave vanwege grote meningsverschillen en geopolitieke spanningen. Nederland heeft zijn verantwoordelijkheid voor dit proces genomen door een voorbereidende bijeenkomst (PrepCom) voor te zitten in 2017. Hoewel de verwachtingen niet hooggespannen waren, is het niet alleen gelukt om de noodzakelijke procedurele besluiten te nemen, maar ook om sterke inhoudelijke uitkomstdocumenten te produceren met daarin onder andere een breed scala aan ontwapeningsverplichtingen. Zo is een eerste basis gelegd voor een goede uitkomst in 2020.

Daarnaast heeft Nederland nieuwe werkmethoden voor het NPV geïntroduceerd, inclusief een programma van regionale consultaties, die de transparantie, inclusiviteit en efficiëntie van NPV-bijeenkomsten hebben verhoogd. Nederland zal zich blijven inzetten voor het vergroten van de effectiviteit van het NPV-proces om zo de kans op een succesvolle uitkomst in 2020 te vergroten.

2. Splijtstofstopverdrag

Een Splijtstofstopverdrag (FMCT) zou de productie van kernsplijtstof voor gebruik in kernwapens verbieden en beoogt daarmee een einde te brengen aan nucleaire wapenwedlopen en het aantal kernwapens in de wereld te begrenzen en eventueel te verkleinen. Nederland ziet een FMCT daarom als een cruciale stap richting nucleaire ontwapening.

Mede dankzij Nederland is dit een onderwerp waarop inhoudelijk en technisch vooruitgang wordt geboekt. Nederland is een van de drie initiatiefnemers (met Canada en Duitsland) van het AVVN-proces dat de onderhandeling van een FMCT beoogt te bevorderen. Dit proces dient ook om vertrouwen op te bouwen door de discussie over een verbod op de productie van kernsplijtstof voor kernwapens te voeren met o.a. kernwapenstaten. Daarnaast is onze Ontwapeningsambassadeur dit jaar voorzitter van een nieuwe FMCT-werkgroep binnen de Ontwapeningsconferentie (waar het verdrag onderhandeld zou moeten worden). Het doel is om uiteenlopende meningen over de inhoudelijke en technische aspecten van een FMCT te bespreken.

3. Ontwapeningsverificatie

Nederland is zeer actief op het gebied van ontwapeningsverificatie. Anders dan op het gebied van non-proliferatie bestaan er nog geen internationaal geaccepteerde systemen, mechanismen, procedures of technologieën die het mogelijk maken een nucleair ontwapeningsproces te verifiëren, of om het aantal kernwapens in een staat te kunnen controleren. Verifieerbaarheid is echter wel een noodzakelijke voorwaarde voor het bereiken van een wereld zonder kernwapens. Gemaakte ontwapeningsafspraken dienen immers gecontroleerd te kunnen worden, net als bij bijvoorbeeld het chemische wapenverdrag. Dit probleem is zeer actueel gezien de gesprekken die gaande zijn tussen de VS en Noord-Korea over de denuclearisatie van het Koreaanse schiereiland.

Daarom zoekt Nederland samen met landen mét en zonder kernwapens naar technologieën en mechanismen die dit mogelijk maken. Dat doen we met het door het VS geleide International Partnership for Nuclear Disarmament Verification, maar ook als lid van de Group of Governmental Experts van de VN. Deze groep was een Noors initiatief; Nederland was als mede-indiener van de betreffende AVVN-resolutie een van de landen die het opzetten van deze groep mogelijk maakte.

4. Verlagen van nucleaire risico’s en andere vertrouwenwekkende maatregelen

Zelfs de inzet van één of enkele kernwapens zou catastrofaal kunnen uitpakken; zoals gesteld zet Nederland zich ervoor in om de kans op dergelijke scenario’s minimaal te houden. Daarom steunt Nederland activiteiten gericht op het verlagen van nucleaire risico’s. Het gaat daarbij om het belang van het voorkómen van scenario’s waarin bijvoorbeeld miscalculatie, misperceptie of miscommunicatie kunnen leiden tot onbedoelde inzet van nucleaire wapens. Strategische dialogen en andere vormen van communicatie tussen kernwapenbezitters, maar ook met NAVO-bondgenoten, spelen daarbij een belangrijke potentiele rol. Nederland beziet of samen met partners een actieve rol op dit terrein kan worden aangenomen.

Nederland zet zich ook in voor andere vertrouwenwekkende maatregelen die spanningen kunnen verminderen en stabiliteit kunnen verhogen. Hieronder valt bijvoorbeeld het vergroten van transparantie door en tussen kernwapenbezitters over nucleaire arsenalen, maar ook het terugbrengen van de rol van kernwapens in militaire doctrines en het afgeven van negatieve veiligheidsgaranties, waarbij kernwapenstaten toezeggen geen kernwapens in te zetten tegen niet-kernwapenstaten.

5. Alomvattend Kernstop Verdrag

Nederland heeft in de jaren negentig een voortrekkersrol gespeeld bij de totstandkoming van het Alomvattend Kernstop Verdrag (Comprehensive Test Ban Treaty, CTBT) en zet zich nog steeds actief in voor de inwerkingtreding daarvan. Het verbod op kernproeven is essentieel in het kader van nucleaire ontwapening. Zonder tests is het veel gecompliceerder voor landen om nieuwe generatie kernwapens te ontwikkelen. Het CTBT verbiedt alle kernproeven, zowel voor militaire als civiele doeleinden. Nederland is een van de zes landen van de Group of Friends van het CTBT die dit jaar en marge van de AVVN een ministeriele bijeenkomst organiseert om het belang van de inwerkingtreding van het verdrag te benadrukken. Nederland levert ook een actieve bijdrage (politiek, technisch en financieel) aan de opbouw van de bij het CTBT behorende verdragsorganisatie in Wenen, die ook op dit moment al wereldwijd de naleving van het verbod op kernproeven controleert, en in dat kader ook informatie levert over de nucleaire tests van Noord-Korea.

6. Kennisopbouw

Nederland blijft verder zoeken naar nieuwe, creatieve ideeën en initiatieven die het ontwapeningsproces verder kunnen helpen, bijvoorbeeld door concrete stappen mogelijk te maken of door ons begrip van het einddoel, Global Zero, te vergroten. Educatie, kennisopbouw en kennisdeling zijn in dit kader van groot belang. Nederland stimuleert projecten, onderzoek en onderwijs, bijvoorbeeld door het steunen van de jaarlijkse cursus «Disarmament and Non-Proliferation of WMD» door het Asser Instituut en diverse onderzoeksprojecten door instellingen zoals Clingendael; daarnaast heeft Nederland een uitgebreid non-proliferatieproject opgetuigd waaraan vier promovendi mee hebben gewerkt, financiert Nederland jaarlijks twee stageplekken bij het «Agency for the Prohibition of Nuclear Weapons in Latin America and the Caribbean» (OPANAL). Nederland blijft zoeken naar mogelijkheden tot verdere kennisopbouw, en probeert stakeholders met elkaar in verbinding te brengen om zo te garanderen dat nucleaire kennis niet verloren gaat en in ontwikkeling blijft.

7. Overig

De Nederlandse ontwapeningsinzet blijft niet beperkt tot de hierboven genoemde elementen. Zo is het belangrijk dat de grootste kernwapenstaten – de VS en Rusland – een nucleaire wapenwedloop voorkómen en waar mogelijk hun arsenalen terugbrengen. Nederland steunt daarom de implementatie en verlenging van het New START verdrag, dat de strategische arsenalen van deze twee landen beperkt tot 1.550 kernkoppen en/of overbrengingsmiddelen elk. Ook benadrukt Nederland het belang van een volledige en controleerbare naleving van het Intermediate-Range Nuclear Forces Verdrag (INF), dat voor Europa destabiliserende overbrengingscapaciteiten aan banden legt. Daarnaast heeft Nederland haar serieuze zorgen geuit over de Russische implementatie van het INF-verdrag. Ten slotte blijft Nederland in principe voorstander van de reductie en uiteindelijk verwijdering van niet-strategische kernwapens uit heel Europa – inclusief de voorraden waarover Rusland in Europa beschikt – op basis van onderhandelingen, verifieerbaarheid en onomkeerbaarheid. Gezien de assertieve Russische nucleaire houding zijn de vooruitzichten wat dit betreft niet gunstig.

Nederland erkent de humanitaire beweegredenen voor nucleaire ontwapening en heeft altijd steun verleend aan pogingen om de humanitaire gevolgen van de inzet van kernwapens meer op de voorgrond te plaatsen. Zo was Nederland aanwezig bij drie grote conferenties (in 2012, 2013 en 2014) waar gesproken werd over de humanitaire gevolgen van de inzet van een nucleair wapen; speelde Nederland een actieve en constructieve rol in de Open-Ended Working Group over ontwapeningsonderhandelingen in 2016, én onderhandelde Nederland over de totstandkoming van een internationaal kernwapenverbod. Ondanks deze inzet kent het uiteindelijke verdrag echter te grote gebreken, zoals eerder aan de Kamer medegedeeld (Kamerstuk 33 783 nr. 26), waardoor Nederland tegen de verdragstekst stemde en het kernwapenverbod niet zal steunen. Het huidige kabinet onderschrijft het standpunt dat het kernwapenverbod niet wordt gesteund.

V. Platforms en partners voor ontwapening

Om effectief resultaten te bereiken werkt Nederland op het gebied van nucleaire ontwapening samen met verschillende partners binnen diverse samenwerkingsverbanden. Het is moeilijk om hierin precieze scheidslijnen aan te brengen; velen overlappen gedeeltelijk of richten zich op dezelfde onderwerpen.

Zoals gesteld vormt de NPV-cyclus het ijkpunt waar al deze lijnen samenkomen. Omdat Nederland in 2017 voorzitter was van de PrepCom bekleden wij automatisch het vicevoorzitterschap van de toetsingsconferentie in 2020. De voorzitters van de NPV-toetsingscyclus – de PrepComs van 2017, 2018, 2019 en de toetsingsconferentie – werken nauw samen in het zogeheten «voorzittersbureau». Dat bestaat naast Nederland uit Polen en Maleisië; Argentinië is de beoogde voorzitter van de toetsingsconferentie. Nederland zal deze positie en de opgedane contacten gebruiken om maximaal bij te dragen aan een goed resultaat in 2020.

In NPV-kader is Nederland daarnaast lid van het twaalf1 landen tellende Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI) dat zich in ontwapeningsverband onder andere richt op onderwerpen als transparantie door kernwapenstaten, negatieve veiligheidsgaranties, het FMCT en CTBT, versterking van NPV-procedures en het versterken van de uittredingsclausule van het NPV. Het politiek diverse NPDI zoekt vooral naar oplossingen waarmee bruggen gebouwd kunnen worden tussen NPV-lidstaten.

Dan zijn er VN-fora zoals de Eerste Commissie van de Algemene Vergadering, de Disarmament Commission en de Ontwapeningsconferentie in Geneve. Ook in deze fora is Nederland een actieve speler, zowel bilateraal als met de EU en in coalities van gelijkgestemde landen. Nederland is op dit moment voorzitter van een van de subsidiaire werkgroepen van de Ontwapeningsconferentie: in deze groep wordt onder andere gesproken over het FMCT.

Ook de NAVO speelt een rol bij de Nederlandse ontwapeningsinzet. In haar doctrine is de NAVO gecommitteerd aan het doel van een kernwapenvrije wereld middels pragmatische, stapsgewijze en wederzijdse ontwapening, conform het NPV. Tegelijkertijd is de NAVO een defensieve organisatie met een gezamenlijke nucleaire afschrikking die een nucleaire alliantie blijft zolang er kernwapens bestaan in de wereld. Immers, zolang mogelijke tegenstanders beschikken over een nucleaire capaciteit moet het bondgenootschap een geloofwaardige afschrikking bieden daartegen. Beide elementen dragen uiteindelijk bij aan de veiligheid van het bondgenootschap.

Binnen de NAVO heeft Nederland een relatief sterke stem op nucleair gebied, ook omdat Nederland binnen het bondgenootschap een kernwapentaak vervult. Nederland brengt dan ook, samen met een aantal gelijkgestemde landen, nucleaire ontwapening, non-proliferatie en de rol van nucleaire wapens binnen het bondgenootschap nadrukkelijk ter sprake. Juist door de vervulling van de NAVO-kernwapentaak beschikt ons land over het noodzakelijke, politieke gewicht om binnen het bondgenootschap te kunnen pleiten voor concrete stappen. Mede dankzij deze inzet zijn door de NAVO diverse toezeggingen vastgelegd om stappen te zetten op het gebied van ontwapening; zo heeft de NAVO zich gecommitteerd aan het creëren van voorwaarden voor een wereld zonder kernwapens. Nederland zet zich ervoor in dat deze toezegging wordt nageleefd en waar mogelijk verder wordt uitgebouwd.

Op internationaal vlak zijn daarnaast bilaterale contacten van groot belang. Nederland investeert in het onderhouden en verdiepen van deze relaties, zowel met gelijkgestemde landen als met landen die in andere politieke kampen zitten; zowel met kernwapenstaten als niet-kernwapenstaten. Mede dankzij het voorzitterschap van de PrepCom 2017 en de uitgebreide consultaties die Nederland in dat verband voerde kan Nederland beschikken over een uitgebreid internationaal netwerk. Ook het Nederlandse postennetwerk speelt in dit kader een belangrijke rol.

Behalve met andere landen en internationale organisaties zoekt Nederland op ontwapeningsgebied de samenwerking met zowel binnen- als buitenlandse maatschappelijke partners of stakeholders. Dat kunnen onderzoeksinstituten of think tanks zijn, NGO’s, scholen, universiteiten of andere academische instellingen, bedrijven, laboratoria of kenniscentra.

VI. Slot

Het kabinet zal zich, conform het regeerakkoord, actief blijven inzetten voor nucleaire ontwapening, langs de lijnen van de in deze brief genoemde uitgangspunten en binnen de hierin geschetste samenwerkingsverbanden. Op basis van een stapsgewijze aanpak zal het kabinet de huidige inzet voortzetten en blijven zoeken naar nieuwe initiatieven en werkterreinen die op een realistische en praktische wijze effectief kunnen bijdragen aan het bereiken van het einddoel, een wereld zonder kernwapens.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok


X Noot
1

Naast Nederland bestaat het NPDI uit Australië, Canada, Chili, Duitsland, Filipijnen, Japan, Mexico, Nigeria, Polen, Turkije en de Verenigde Arabische Emiraten.

Naar boven