33 695 Faillissementsrecht

Nr. 10 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2015

1. Inleiding

Met deze zesde halfjaarlijkse voortgangsbrief breng ik u graag op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in en vorderingen bij het eind 2012 aangekondigde wetgevingsprogramma herijking faillissementsrecht.1 Het programma bestaat uit drie pijlers: de fraudepijler, de reorganisatiepijler en de moderniseringspijler. Hierna zal ik ingaan op de stand van zaken per pijler.

2. Fraudepijler

De fraudepijler van het wetgevingsprogramma bestaat uit drie wetsvoorstellen die inmiddels allemaal ingediend zijn, t.w. het wetsvoorstel versterking positie curator, het wetsvoorstel herziening strafbaarstelling faillissementsfraude en het wetsvoorstel civielrechtelijk bestuursverbod.

Het wetsvoorstel versterking positie curator is op 10 juli 2015 bij uw Kamer ingediend (Kamerstuk 34 253). Het voorziet in essentie in een versterking van de fraudesignalerende rol van de curator, concretere informatieverplichtingen van de failliet jegens de curator en een nauwere samenwerking tussen curator en rechter-commissaris. Op 30 oktober 2015 heeft de Tweede Kamer hierover verslag uitgebracht. Dat zal begin 2016 worden beantwoord.

De twee andere wetsvoorstellen, die voorzien in een versterking van het civiele en het strafrechtelijke instrumentarium voor de bestrijding van faillissementsfraude, zijn op 17 juni jl. plenair door de Tweede Kamer behandeld en op 23 juni jl. met algemene stemmen aangenomen (Kamerstuk 33 994 en 34 011). In beide gevallen is het dit najaar uitgebrachte verslag van de Eerste Kamer inmiddels beantwoord en heeft de Eerste Kamer besloten om een nader voorlopig verslag uit te brengen.

3. Reorganisatiepijler

Ook in de omvangrijke reorganisatiepijler is er weer voortgang geboekt. De maatregelen in deze pijler zijn in de eerste plaats gericht op het voorkomen van onnodige faillissementen van bedrijven. Daarnaast beogen de maatregelen de mogelijkheden voor voortzetting van rendabele bedrijfsonderdelen te versterken en de afwikkeling van faillissementen te faciliteren. De reorganisatiepijler omvat drie wetsvoorstellen.

Met de Wet continuïteit ondernemingen I (WCO I) wordt de in de praktijk reeds gebruikte «pre-pack methode» van een wettelijke basis voorzien en nader gereguleerd. Bij een «pre-pack» wordt er voorafgaand aan een verwacht faillissement door de rechtbank een beoogd curator aangewezen. Deze beoogd curator heeft onder andere tot taak om erop toe te zien dat bij de voorbereiding van een eventuele doorstart na faillietverklaring, de belangen van onder meer de crediteuren en de werknemers afdoende gewaarborgd worden.

In de vorige voortgangsbrief is gemeld dat de WCO I bij uw Kamer is ingediend. De Tweede Kamer heeft dit najaar verslag uitgebracht over het wetsvoorstel.2 Op dit moment wordt gewerkt aan de afronding van de nota naar aanleiding van het verslag. Verwacht wordt dat deze nota begin 2016 aan uw Kamer kan worden toegezonden.

De Wet continuïteit ondernemingen II (WCO II) introduceert een wettelijke regeling voor het herstructureren van schulden buiten faillissement. Doel van de beoogde regeling is om aan ondernemingen met rendabele bedrijfsactiviteiten die vanwege een te zware schuldenlast toch insolvent dreigen te raken, betere mogelijkheden te bieden om hun schulden tijdig te herstructureren. De bedoeling is dat een akkoord over de inperking van de schuldenlast dat door de meerderheid van de schuldeisers gesteund wordt, niet langer op onredelijke gronden door een enkele schuldeiser of een kleine groep van schuldeisers tegengehouden kan worden. De regeling beoogt ook te voorkomen dat een schuldeiser door zijn medewerking op onredelijke gronden te weigeren, volledige betaling van zijn vordering kan afdwingen en zo de andere schuldeisers kan dwingen om een onevenredig deel van de herstructureringslasten voor hun rekening te nemen. Met de voorziene regeling wordt het in bepaalde gevallen mogelijk dat een schuldeiser die op onredelijke gronden zijn medewerking aan een akkoord weigert, toch aan het akkoord gebonden wordt.

De vorige voortgangsbrief vermeldde dat er over het voorontwerp van de WCO II een consultatie heeft plaatsgevonden. Daarnaast werd vermeld dat het streven was om het wetsvoorstel in het najaar van 2015 voor te leggen aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Op een aantal punten van het voorstel bleek echter nader onderzoek en overleg nodig, bijvoorbeeld ten aanzien van de rechten van de aandeelhouders en de wijziging van toekomstige verplichtingen uit lopende overeenkomsten. Gelet hierop wordt nu verwacht dat het wetsvoorstel komend voorjaar voor advies aan de Raad van State kan worden gezonden.

De Wet continuïteit ondernemingen III (WCO III) zal verschillende maatregelen bevatten die erop gericht zijn de curator beter in staat te stellen om het faillissement op een doelmatige wijze af te wikkelen. Zo zal de voorziene regeling de tijdelijke voortzetting van de onderneming in faillissement faciliteren door bijvoorbeeld te regelen dat de curator leveranciers onder bepaalde omstandigheden kan verplichten om door te blijven leveren. Verder zal bezien worden of er aanleiding bestaat voor aanpassing van de regels over totstandkoming van een akkoord tijdens surseance van betaling en faillissement. Het voorstel van de Vereniging Insolventierecht Advocaten (Insolad) voor een nieuwe regeling van surseance van betaling zal hierbij worden betrokken.

In de voortgangsbrief van juli 2015 is gemeld dat er in opdracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een rechtsvergelijkend onderzoek heeft plaatsgevonden naar de positie van de werknemer bij faillissement van de werkgever. De resultaten van dat onderzoek zijn in augustus 2015 aan uw Kamer toegezonden.3 Verder heb ik in mijn vorige voortgangsbrief gemeld dat er in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) empirisch vervolgonderzoek wordt verricht naar de rol van de arbeidsrechtelijke positie van werknemers bij herstructurering van ondernemingen die in financieel zwaar weer verkeren of die failliet zijn verklaard. Mede op basis van de resultaten van deze onderzoeken zal ik in overleg met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid overwegen in hoeverre er aanleiding bestaat voor aanpassing van de positie van werknemers bij surseance van betaling of faillissement van de werkgever. In dit verband verwijs ik naar de toezegging van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat uw Kamer hierover in het eerste kwartaal van 2016 nader wordt geïnformeerd.4 De uitkomsten daarvan kunnen worden meegenomen bij de voorbereiding van de WCO III.

4. Moderniseringspijler

In de moderniseringspijler is onlangs een voorontwerp van de Wet modernisering faillissementsprocedure in consultatie gegaan. Het doel van dit wetsvoorstel is om te komen tot een efficiëntere en transparantere faillissementsprocedure, waarbinnen de curator zijn taken als beheerder en vereffenaar van de failliete boedel eenvoudiger en doelmatiger kan uitoefenen, en de schuldeisers en andere betrokkenen bij het faillissement beter geïnformeerd worden over de voortgang van de procedure en daarmee ook beter in staat zijn om voor hun belangen op te komen. Beoogd eindresultaat is om faillissementen sneller en met minder kosten te kunnen afwikkelen, de opbrengst voor schuldeisers te verhogen en aldus de schade die voortvloeit uit faillissementen zoveel mogelijk te beperken.

Daartoe voorziet het wetsvoorstel in de volgende vier maatregelen:

  • 1) allereerst zal de faillissementsprocedure meer in overeenstemming worden gebracht met de technische ontwikkelingen en mogelijkheden van de digitale tijd om daarmee de efficiëntie en de transparantie te vergroten. Zo worden bepalingen die in de weg staan aan het gebruik van elektronische communicatiemiddelen gewijzigd, zodat onder meer vergaderingen via het internet kunnen plaatsvinden en essentiële informatie digitaal kan worden verspreid. Dit komt ook tegemoet aan de behoefte bij schuldeisers aan meer, betere en sneller toegankelijke informatie over de voortgang van het faillissement;

  • 2) ten tweede voorziet het wetsvoorstel in de verbetering van het beheer van het vermogen van de failliet (de faillissementsboedel) en de versnelling van de afwikkeling van het faillissement, onder meer doordat hierin een aangescherpte uiterste termijn wordt geïntroduceerd voor het indienen van vorderingen door de schuldeisers;

  • 3) ten derde zorgt het voorstel voor meer maatwerkmogelijkheden binnen het faillissement. Niet elk faillissement is hetzelfde. Met name bij grotere faillissementen bestaat er behoefte aan enkele afwijkingen van de standaardprocedure om de bijzondere complexiteit en omvang van het faillissement in aanmerking te nemen;

  • 4) tot slot draagt het voorstel bij aan verdere specialisatie bij de rechterlijke macht en ondersteunt het voorstel het wetgevingsproces, onder andere door instelling van een nieuwe adviescommissie insolventierecht, die advies kan uitbrengen over het faillissementsbeleid en de toepassing van de Faillissementswet in de praktijk. De inbreng van deze commissie kan een belangrijke rol spelen in de verdere beleidsvorming en ontwikkeling van wetgeving op het gebied van het faillissementsrecht.

Het wetsvoorstel is gepubliceerd op internet voor consultatie (www.internetconsultatie.nl/moderniseringfw) en is voor advies naar verschillende organisaties gestuurd. De consultatietermijn eindigt op 1 maart 2016.

5. Tot slot

Het wetgevingsprogramma herijking van het faillissementsrecht vordert gestaag. Voor komende zomer zal ik u wederom informeren over de voortgang ervan.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Kamerstuk 29 911, nr. 74; Kamerstuk 33 695, nrs. 1, 3, 5 en 7.

X Noot
2

Kamerstuk 34 218, nr. 5.

X Noot
3

Brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 26 augustus 2015, Kamerstuk 33 695, nr. 9.

X Noot
4

Zie noot 3.

Naar boven