Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33695 nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33695 nr. 1 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2013
Bij brief van 26 november 20121 kondigde ik het wetgevingsprogramma Herijking Faillissementsrecht aan. Met deze brief informeer ik u, conform mijn toezegging, over de voortgang van dat programma. Tevens ga ik in op de door mij tijdens het Algemeen Overleg Faillissementsfraude van 20 december 20122 en de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens het Algemeen Overleg Arbeidsmarktbeleid van 22 mei jl. gedane toezeggingen (Kamerstuk 29 544, nr. 46).
Het huidige economische tij leidt tot een hoog aantal faillissementen. Dit tijdsgewricht raakt niet alleen kleine, maar ook middelgrote en grote ondernemingen. De economische en sociale gevolgen van een faillissement, zowel voor de failliet, de betrokken werknemers als schuldeisers rechtvaardigen dat wordt gekeken naar het wettelijk kader. Binnen het programma worden verbeterpunten in het faillissementsrecht verkend en uitgewerkt. Het programma rust, zoals ik u in mijn brief eind 2012 al aangaf, op drie pijlers, te weten fraudebestrijding, versterking van het reorganiserend vermogen van bedrijven en modernisering.
Het afgelopen half jaar is de ingeslagen weg verder verkend. De inzet daarbij is om te komen tot concrete oplossingen voor concrete problemen. Zoals ik begin 2011 in mijn reactie op het Voorontwerp voor een Insolventiewet van de Commissie Kortmann heb aangegeven, acht ik een stabiel wettelijk kader dat duidelijke antwoorden biedt op de vragen die zich in de faillissementspraktijk kunnen voordoen, en daarmee rechtszekerheid, in het huidige tijdsgewricht meer aangewezen dan het vooruitzicht van een fundamentele, omvangrijke, langdurige en complexe herziening van onze wetgeving.3 Deze pragmatische en probleemgerichte benadering wordt – zo is gebleken tijdens de bijeenkomsten met stakeholders – gedeeld door de praktijk. Dat neemt niet weg dat, zoals ik tijdens het Algemeen Overleg van 20 december 2012 heb aangegeven, het voorontwerp een waardevolle inspiratiebron vormt. Dat geldt ook voor de door de Vereniging van Insolventierechtadvocaten (Insolad) aangedragen verbetersuggesties, waartoe ik hen in een eerder stadium had uitgenodigd.
Onder leiding van prof. mr. P.M. Veder van het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht van de Radboud Universiteit Nijmegen heeft een rechtsvergelijkende verkenning plaatsgevonden naar de wetgeving in zes Europese lidstaten met betrekking tot, kort gezegd, faillissementsakkoorden, stille bewindvoering en doorleveringsverplichtingen in faillissement.4 Dat onderzoek betrek ik bij de verdere uitwerking van het programma.
Bij het komen tot concrete oplossingen is en wordt natuurlijk gebruik van gemaakt van de ervaringen en kennis van de stakeholders. Bij de nadere uitwerking van de kabinetsplannen worden zij uitdrukkelijk betrokken: sinds februari jl. hebben vier oriënterende stakeholdersbijeenkomsten plaatsgevonden. Voor deze bijeenkomsten, die onder voorzitterschap stonden van prof. mr. P.M. Veder, waren uitgenodigd:
• de Nederlandse Vereniging van Banken;
• de Nederlandse Orde van Advocaten;
• de Vereniging Insolventierecht Advocaten (Insolad);
• de Vereniging van rechters-commissarissen in faillissementszaken (Recofa);
• de Nederlandse Vereniging van Leasemaatschappijen;
• de Kamer van Koophandel;
• VNO-NCW;
• MKB Nederland;
• de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie;
• de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders;
• het Openbaar Ministerie/functioneel parket en
• de Beroepsorganisatie Bedrijfsjuridische Adviseurs.
Tijdens de bijeenkomsten bleek een breed draagvlak te bestaan voor de door het kabinet aangekondigde voornemens, waarbij ten aanzien van de uitwerking van die voornemens op punten uiteraard verschillen van inzicht bestonden.
Bij de uitwerking van de kabinetsvoornemens is voorrang gegeven aan maatregelen ter bestrijding van faillissementsfraude. Eind maart jl. is een voorontwerp over de introductie van een civielrechtelijk bestuursverbod in consultatie gegeven; voorstellen voor de uitbouw en modernisering van het strafrechtelijk faillissementsrecht gaan zeer binnenkort in consultatie. Daarnaast wordt er binnen het programma nog gewerkt aan wetsvoorstellen waarmee ik beoog:
• een grondslag in de wet te bieden voor een Nederlandse variant van de zogenaamde pre-pack;
• de aanstelling van een stille bewindvoerder mogelijk te maken en een akkoord buiten het faillissement te faciliteren;
• de continuïteit van ondernemingen (of onderdelen daarvan) na faillissement te bevorderen;
• de positie van de curator te versterken en
• de faillissementsprocedure te moderniseren.
In totaal wordt er binnen het programma gewerkt aan zes wetsvoorstellen.
De consultatieperiode voor het voorontwerp betreffende de introductie van een civielrechtelijk bestuursverbod is op 1 juni jl. afgelopen. Er zijn ruim twintig reacties ontvangen, zowel van individuele burgers en bedrijven als van koepelorganisaties, zoals de Nederlandse Vereniging van Banken, Insolad, VNO-NCW en de Nederlandse Orde van Advocaten. Met de introductie van een civielrechtelijk bestuursverbod wordt ons sanctie-instrumentarium tegen frauderende bestuurders aangevuld en aangescherpt.
Met het voorontwerp wordt het mogelijk om bestuurders die zich tijdens of in de drie jaar voorafgaand aan een faillissement schuldig maken aan kennelijk onbehoorlijk bestuur, op instigatie van de curator of het openbaar Ministerie voor maximaal vijf jaar een bestuursverbod op te leggen. Daarvan is in het voorontwerp bijvoorbeeld sprake wanneer de bestuurder ernstig tekort is geschoten in zijn medewerkingsplichten jegens de curator, paulianeus heeft gehandeld of zich schuldig heeft gemaakt fiscale fraude, dan wel wanneer voldaan is aan de voorwaarden voor bestuurdersaansprakelijkheid. Het doel is om faillissementsfraude effectiever te kunnen bestrijden en om te voorkomen dat frauduleuze bestuurders hun activiteiten via allerlei omwegen en met nieuwe rechtspersonen ongehinderd kunnen voortzetten. Door het wetsvoorstel gaat ons sanctie-instrumentarium beter aansluiten bij dat van de ons omringende landen. Zo kennen Duitsland, België en Engeland een vorm van een civielrechtelijk bestuursverbod.
Mijn streven is de reacties die ik uit de consultatie heb ontvangen de komende maanden te vertalen in een definitief wetsontwerp, dat komend najaar voor advisering aan de Afdeling advisering van de Raad van State kan worden aangeboden.
Een voorontwerp tot herziening van het strafrechtelijk faillissementsrecht zal zeer binnenkort in consultatie worden gebracht. Het voorontwerp bevat alle maatregelen tot herziening van het strafrechtelijk faillissementsrecht die ik heb geschetst in mijn brief van 26 november 2012. Het gaat in het bijzonder om voorstellen tot verbetering van de strafbaarstelling van overtreding van de administratieplicht, vereenvoudiging van de inlichtingenplicht, modernisering van de bankbreukbepalingen en uitbreiding van de strafbaarstelling van laakbaar handelen dat plaatsvindt vóór en deels ook onafhankelijk van de intreding van een faillissement. Het wetsvoorstel wordt uitgewerkt langs de lijnen voor de verbetering van de aanpak van faillissementsfraude die ik eerder met uw Kamer heb besproken5 en met gebruikmaking van de voorstellen die prof. Hilverda ter zake heeft gedaan. Voor een uitgebreide toelichting op de voorgestelde maatregelen verwijs ik graag naar het wetsvoorstel en de memorie van toelichting die daarbij zal gaan.
Mijn inzet met het programma is om faillissementen zoveel mogelijk te voorkomen, en, als dat niet mogelijk blijkt, een doorstart te vergemakkelijken. Financiële problemen laten zich het best oplossen wanneer zij in een vroeg stadium worden onderkend en aangepakt. Ik richt mij hierbij op maatregelen die ondernemers stimuleren tijdig hulp te zoeken wanneer betalingsonmacht dreigt. Daarnaast kijk ik naar maatregelen die zijn gericht op het faciliteren van reorganisatie, herstructurering en doorstart van op zichzelf gezonde ondernemingen. De stille bewindvoering en het dwangakkoord buiten faillissement zijn bruikbare instrumenten voor de fase waarin het faillissement nog niet is ingetreden. Bij de pre-pack wordt voorafgaand aan een imminent faillissement een doorstart na het faillissement voorbereid. Echter, ook wanneer het faillissement al is ingetreden kan er ruimte zijn voor een doorstart.
In het Algemeen Overleg van 20 december 2012 heeft u mij vragen gesteld over stille bewindvoering.6 De stille bewindvoerder wordt op verzoek van een onderneming in financiële problemen benoemd door de rechter. De stille bewindvoerder geeft de onderneming advies en begeleiding in de omgang met zijn schuldeisers en bij het vinden van een oplossing voor de financiële problemen. Wordt deze oplossing gevonden in de aanbieding aan de schuldeisers van een akkoord buiten faillissement, dan wordt de goede afwikkeling van het akkoord begeleid door de stille bewindvoerder. Vooral het feit dat stille bewindvoering plaatsvindt onder toezicht van de rechter die de bewindvoerder aanstelt, maakt dat stille bewindvoering verder strekt dan bijvoorbeeld advisering door een door het bestuur van de onderneming aangestelde adviseur. Tijdens het genoemde Algemeen Overleg gaf ik u al aan dat er in het kader van een stille bewindvoering veelal ook sprake is van het saneren van een bedrijf in financiële problemen teneinde een faillissement te voorkomen en een doorstart mogelijk te maken. Ik heb hiernaar rechtsvergelijkend onderzoek laten doen. Dit onderzoek is sinds kort beschikbaar.7 Daaruit blijkt dat het faillissementsrecht in de onderzochte landen, te weten België, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië en Spanje, op dit punt verschilt. Met betrekking tot de stille bewindvoering maak ik uit het rapport op dat een dergelijke figuur niet in alle onderzochte landen voorkomt. Zo kennen het Duitse, Italiaanse en Spaanse recht deze figuur niet. De Belgische en Franse wet voorzien in verschillende functionarissen die bevoegdheden van een stille bewindvoerder kunnen hebben. Ik betrek daarom juist die rechtsstelsels bij de uitwerking van het wetsvoorstel dat (onder meer) ziet op stille bewindvoering.
Het Engelse recht kent de figuur van stille bewindvoering niet, maar wel de zogenaamde pre-pack. Daarbij wordt voorafgaand aan een imminent faillissement een doorstart na het faillissement voorbereid. Hiermee kan een doorstart van op zichzelf gezonde bedrijfsonderdelen worden bereikt. Het verschil is dat bij de stille bewindvoering alles erop is gericht een faillissement te voorkomen, terwijl bij de pre-pack al duidelijk is dat een faillissement onvermijdelijk is.
In het Algemeen Overleg Arbeidsmarktbeleid van 22 mei jl. is door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangegeven dat u voor de zomer over de figuur pre-pack zult worden geïnformeerd. Met deze brief wordt aan die toezegging voldaan. Daarnaast is in het vragenuurtje van 18 juni jl. het onderwerp aan de orde geweest naar aanleiding van berichtgeving in het Financieel Dagblad. Daarin werd, kort weergegeven, geschetst dat het merendeel van de rechtbanken de pre-pack in de praktijk al faciliteert door voor een aanstaand faillissement aan te geven wie in dat faillissement zal worden benoemd tot curator. Deze toekomstige curator bereidt vervolgens nog voordat het faillissement wordt uitgesproken een doorstart na faillissement voor, welke veelal neerkomt op een herstructurering van de onderneming en de overname van delen van de onderneming door andere partijen. Doordat reeds voor het faillissement wordt bezien onder welke voorwaarden een dergelijk traject kan plaatsvinden, wordt onnodig tijd- en waardeverlies voorkomen. Op deze wijze kan onder meer een bijdrage geleverd worden aan het behoud van werkgelegenheid. Ter bevordering van de rechtszekerheid is het echter wenselijk om de pre-pack een uitdrukkelijke grondslag in de wet te bieden, waarbij het wel van belang is dat deze wettelijke regeling voldoende flexibel is zodat de bestaande praktijk waarmee inmiddels reeds goede ervaringen zijn opgedaan, wordt ondersteund en niet wordt belemmerd.
Mijn streven is om na de zomer te komen tot een wetsvoorstel waarin de pre-pack is geregeld.
Daarnaast is het van belang, zoals al aangegeven in de brief van 26 november 2012, na te gaan met welke andere maatregelen faillissementen kunnen worden voorkomen. Het voorkomen van een faillissement van een onderneming vergt doorgaans een sanering van het passief: de schulden moeten worden teruggebracht tot beheersbare proporties. Dat brengt met zich dat schuldeisers een bepaald gedeelte van hun vorderingen moeten afschrijven. Het Nederlandse recht biedt daarvoor in faillissement ruimere mogelijkheden dan daarbuiten. In faillissement kan gebruik gemaakt worden van het akkoord. Daaraan kan zelfs een grote minderheid van de schuldeisers tegen haar zin worden gebonden. Buiten faillissement staat het een schuldeiser echter vrij om een door de schuldenaar aangeboden akkoord te weigeren. Omdat het programma onder andere als doel heeft te voorkomen dat ondernemingen onnodig failliet gaan, is besloten een wettelijke regeling te treffen die een dwangakkoord ook buiten faillissement mogelijk maakt. Daarmee wordt bewerkstelligd dat een door de grote meerderheid van de schuldeisers ondersteunde doorstart niet door één enkele of een minderheid van schuldeisers of aandeelhouders kan worden geblokkeerd.
In andere EU-landen (Engeland, Duitsland, België en Frankrijk) bestaat de mogelijkheid van het dwangakkoord al. Uit de expertmeetings is gebleken dat vooral het in het Engeland gebruikte scheme of arrangement een goede inspiratiebron kan vormen. Het scheme is geen insolventieprocedure, maar een algemene regeling die kan worden ingezet voor de reorganisatie van een rechtspersoon en zijn verplichtingen. Kern daarvan vormt de stemming door de schuldeisers over een door de schuldenaar aan hen aangeboden akkoord. Schuldeisers worden daarbij in klassen verdeeld en per klasse wordt gestemd over het voorstel.
Mocht het toch tot een faillissement komen, dan is het van belang dat er tijd en middelen zijn voor de curator om de situatie waarin de onderneming zich bevindt te inventariseren om te kunnen bezien of er een reële kans bestaat op een doorstart. In de reeds gehouden expertmeetings zijn verschillende voorstellen voor maatregelen besproken die hiertoe zouden kunnen bijdragen. Zoals ik al aangaf in mijn brief van 26 november 2012, denk ik bijvoorbeeld na over een verplichte doorlevering na opening van het faillissement van goederen en diensten die essentieel zijn voor de voortzetting van een onderneming. Het algemene gevoelen bij de stakeholders is dat dit een nuttig instrument kan zijn, maar dat voorwaarden voor het opleggen van een dergelijke verplichting in ieder geval zouden moeten zijn dat:
1) er sprake is van een reële kans op een doorstart;
2) de te leveren goederen en diensten essentieel zijn voor de voortzetting van de onderneming en daarmee dus ook voor de mogelijke doorstart;
3) de levering geschiedt tegen directe betaling; en
4) er een rechterlijke toets plaatsvindt.
Mijn voornemen is om deze onderwerpen te regelen in een wetsvoorstel dat ik in het voorjaar van 2014 in consultatie wil geven.
Een versterkte positie van de curator moet er onder andere toe leiden dat mogelijke fraude bij faillissementen eerder kan worden gesignaleerd. De curator neemt een centrale positie in bij de afwikkeling van een faillissement en derhalve ligt het voor de hand die centrale positie in het kader van de aanpak van faillissementsfraude beter te benutten. Uit de expertbijeenkomsten is mij gebleken dat het toekennen van een rol in de bestrijding van faillissementsfraude aan de curator kan rekenen op steun van de stakeholders.
Naar aanleiding van vragen die in het Algemeen Overleg van 20 december 2012 zijn gesteld met betrekking tot de notariële curator merk ik het volgende op. De wet stelt thans geen eisen aan de achtergrond van de curator. Wel zijn er door de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd voor het toelaten tot of verwijderen van personen van de curatorenlijst. In de praktijk is het nu zo dat de meeste faillissementen worden afgewikkeld door een gespecialiseerde insolventierechtadvocaat – in sommige gevallen aangevuld met een accountant. Onze wetgeving sluit echter niet uit dat anderen dan een advocaat tot curator worden benoemd. In het kader van de beoogde versterking van de positie van de curator zal ik met de rechtspraak bespreken in hoeverre de door de rechtspraak ontwikkelende benoemingscriteria recht doen aan de verschillende faillissementssituaties. Voor wat betreft de notariële curator zal ik daarbij met name ook het vraagstuk van de failliete nalatenschappen betrekken.
Mijn streven is om het wetsvoorstel in het najaar van 2013 in consultatie te geven. De wetgevende maatregelen die ik in dit verband eerder overwoog en aan u heb gecommuniceerd8 betrek ik daar uitdrukkelijk bij. Zo wordt fraudebestrijding een wettelijke taak van de curator en wordt de informatiepositie van de curator versterkt doordat de failliet een algemene informatie- en medewerkingsplicht jegens de curator krijgt, met inbegrip van de verplichting om de curator medewerking te verlenen bij het verkrijgen van toegang tot eventuele buitenlandse banktegoeden en/of versleutelde digitale bestanden.
Ik ben voornemens de faillissementsprocedures te moderniseren. Uitgangspunt daarbij is dat de procedure efficiënter en transparanter moet worden. Bovendien moet de procedure dusdanig worden ingericht dat deze voldoet aan de eisen van de moderne, digitale tijd en binnen een behoorlijke termijn kan worden afgewikkeld. Zo zullen het elektronisch berichtenverkeer en de mogelijkheden van internet beter worden benut. De kennisopbouw bij de rechterlijke macht moet worden verstevigd door de instelling van een gespecialiseerde insolventierechter. De noodzaak van een fysieke verificatievergadering zal komen te vervallen, er komt een deadline voor de indiening van vorderingen en er komt meer flexibiliteit bij de samenstelling van de schuldeiserscommissie.
Thans breng ik in kaart welke aanpassingen in de procedure gewenst zijn en welke wetswijzigingen daarvoor nodig zijn. Mijn streven is het wetsvoorstel, dat het sluitstuk van dit wetgevingsprogramma vormt, in het voorjaar van 2014 in consultatie te geven.
Hoewel het strikt genomen buiten het bestek van het huidige wetgevingsprogramma valt, zijn de onderhandelingen over de herziening van de EU-Insolventieverordening9 die thans plaatsvinden, niet helemaal los te zien van de werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het programma. De Europese discussie betreft weliswaar een internationaal-privaatrechtelijk instrument waarin (formeelrechtelijke) regels zijn neergelegd over rechterlijke bevoegdheid, toepasselijk recht, samenwerking en wederzijdse erkenning en geen materieel faillissementsrecht waar het programma op ziet.10 Toch zijn er raakvlakken.
Zo is het tegengaan van faillissementstoerisme één van de doelstellingen van de herziening van de Europese Insolventieverordening. Van faillissementstoerisme is sprake wanneer een onderneming zijn activiteiten verplaatst naar een andere lidstaat louter of hoofdzakelijk met de bedoeling om een aanstaand faillissement onder een voor hem gunstiger rechtsstelsel – c.q. voor zijn schuldeisers nadeliger rechtsstelsel – te kunnen afwikkelen. Ik heb namens Nederland de Commissie gecomplimenteerd voor haar inzet in deze en heb ook een aantal voorstellen gedaan die het effect van de voorgestelde maatregelen verder zouden vergroten. Verheugend is dat onze inzet is neergeslagen in het Voorzitterschapsdocument dat bij de laatste JBZ-Raad van 6 en 7 juni jl. is aanvaard. Dit document omvat voornemens betreffende concrete maatregelen ter bestrijding van faillissementstoerisme, die op het niveau van de raadswerkgroep verder zullen worden doorgesproken.
Voorts stelt de Commissie voor om de nationale insolventieregisters te koppelen. Ook dit voorstel heb ik van harte gesteund. Weten van elkaar wat er zich in een ander land afspeelt draagt bij aan een transparant handelsklimaat. In de context van dit voorstel heb ik in Brussel aandacht gevraagd voor het civielrechtelijke bestuursverbod en het belang van de opname van – zowel strafrechtelijke als civielrechtelijke – bestuursverboden in de nationale insolventieregisters. Als deze insolventieregisters, zoals de Commissie voorstelt, gekoppeld worden, zullen belanghebbenden en autoriteiten kennis kunnen nemen van opgelegde bestuursverboden over de grens. Daarmee kan voorkomen worden dat frauduleuze bestuurders hun malafide activiteiten zonder meer ongehinderd vanuit een andere lidstaat kunnen voortzetten. Op die manier zou de koppeling van nationale insolventieregisters niet alleen bijdragen aan een transparant handelsklimaat, maar bovendien ook aan de bestrijding van faillissementsfraude.
Tot slot bevat het Europese herzieningsvoorstel enkele maatregelen die passen binnen één van de andere pijlers van het programma – te weten de verbetering van doorstartmogelijkheden voor bedrijven en het voorkomen van onnodige faillissementen. De Commissie doet voorstellen om de samenwerking in grensoverschrijdende groepsfaillissementen te bevorderen. Dit voorstel, dat onder meer bedoeld is voor het bereiken van een zo breed mogelijk akkoord door de curatoren, draagt bij aan betere doorstartmogelijkheden voor grensoverschrijdende bedrijven.
Ook wordt voorgesteld om het toepassingsgebied van de verordening uit te breiden tot pre-insolventie maatregelen en procedures die het herstel van economisch levensvatbare ondernemingen bevorderen, zodat gezonde ondernemingen geholpen worden om te overleven en aan bonafide ondernemers een tweede kans wordt geboden. Het programma omvat eveneens maatregelen waarmee wordt beoogd een dergelijke «tweede-kans-cultuur» te creëren voor bedrijven met (tijdelijke) betalingsproblemen. Voor een uitgebreide toelichting verwijs ik graag naar het BNC-fiche dat op 25 januari 2013 aan uw Kamer is toegezonden11 en de geannoteerde agenda van de laatste JBZ-raad12.
De herijking van het faillissementsrecht is een complexe operatie die raakt aan de belangen van veel verschillende stakeholders. Gebleken is dat onder de stakeholders brede steun bestaat voor de daarbij door het kabinet geformuleerde prioriteiten. Tijdens de reeds gehouden bijeenkomsten is waardevolle input geleverd door de stakeholders. Mede dankzij hun bijdragen kan ik zeggen dat het programma, zowel qua inhoud als proces, op koers ligt. Ik ben dan ook voornemens de stakeholders nauw bij de uitwerking van de voornemens van het kabinet te blijven betrekken.
In de volgende voortgangsrapportage, die ik u eind 2013 toe zal zenden, zal ik nader ingaan op de uitkomsten van de bijeenkomsten en de uitwerking van de van het programma deel uitmakende wetsvoorstellen.
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad betreffende insolventieprocedures; herzieningsvoorstel: COM (2012)742–744.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33695-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.