Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 33576 nr. AL |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 33576 nr. AL |
Vastgesteld 18 juli 2025
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft nader schriftelijk overleg gevoerd met de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de tiende Voortgangsrapportage Natuur. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:
• De uitgaande brief van 20 mei 2025.
• De antwoordbrief van 8 juli 2025.
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, De Boer
Aan de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Den Haag, 20 mei 2025
De leden van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 8 april 2025 met antwoorden op de vragen over de Tiende voortgangsrapportage Natuur.2 De leden van de fractie van de BBB, de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, SP en de PvdD gezamenlijk en de leden van de fractie van het CDA hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen en opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB
De leden van de fractie van de BBB hebben uw eerdere antwoorden ontvangen en tot zich genomen. Deze leden zijn van mening dat de antwoorden op hun vragen niet volledig en realistisch zijn beantwoord. Derhalve hebben deze leden enkele vervolgvragen.
Vogeltellers van Stichting Sovon kunnen, zo blijkt, ook hazen tellen, maar enkel overdag. Dat is opmerkelijk vanwege het feit dat hazen primair nachtdieren zijn. Het bij elkaar krijgen van de benodigde 16.000 NEM-tellers elk jaar weer is wel erg onrealistisch. Zo veel leden heeft die organisatie immers niet. Deze organisatie leidt op en examineert daarnaast een aantal onervaren tellers. Wie traint deze tellers? Hoe worden ze geëxamineerd? Wie houdt toezicht op deze opleidingen?
Waarom wordt er niet gebruikgemaakt van de kennis en kunde in het veld van bevoegde en kundig geëxamineerde jagers om die tellingen uit te voeren? Dat is immers een groep van ongeveer 20.000 personen.
Het is onduidelijk welke specifieke soorten exact zijn geteld. Welke soorten zijn vooruit of achteruitgegaan in aantallen per diersoort? Kunt u dit aangeven per diersoort op species niveau?
Er wordt verwezen naar een Compendium voor de leefomgeving 1999–2022, waarin 35 zoogdiersoorten worden geteld. Nu gaat het om 375 in de huidige tellingen. In hoeverre acht u het daarbinnen mogelijk trends waar te nemen wanneer het onduidelijk is om welke exacte diersoorten het gaat? Het gaat om volstrekt verschillende datasets. Zijn deze gegevens dan nog wel vergelijkbaar en zijn er dan nog wel trends uit waar te nemen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, SP en PvdD
Deze leden hebben met belangstelling kennisgenomen van de antwoorden op de vragen over de Tiende voortgangsrapportage natuur. Zij hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
In het Natuurpact van 2013, waarnaar in de inleiding wordt verwezen, is de ambitie uitgesproken «om maatschappij en economie meer met natuur in verbinding te brengen.». Hoe verhoudt zich die ambitie tot de in de Voorjaarsnota aangekondigde bezuinigingen op de Nationale Parken? Is het correct dat het Ministerie van LVVN voornemens is om per jaar 13 miljoen euro te bezuinigen op de 21 Nationale Parken die Nederland rijk is? Zo ja, hoe staat dit besluit in verhouding tot het vier weken geleden door het Ministerie van LVVN, de Nationale Parken en andere partners getekende manifest/convenant, waarin werd afgesproken om juist meer te investeren in die gebieden? Bent u het met de leden eens dat het Ministerie van LVVN zich hier een onbetrouwbare partner toont? Bent u het met de leden eens dat de gevolgen van deze bezuinigingen haaks staan op de ambitie om maatschappij en economie meer met natuur in verbinding te brengen, aangezien de Nationale Parken vrijwilligers zullen moeten ontslaan en geen natuureducatie meer zullen kunnen aanbieden? Zo ja, hoe stelt u zich voor dat de Nationale Parken deze problemen oplossen? Zo nee, waarom niet?
Wat vindt u van de constatering van het IVN dat uit Europees onderzoek blijkt dat iedere euro die wordt geïnvesteerd in een Nationaal Park 8 tot 38 keer wordt terugverdiend? Anders gezegd: dat deze bezuiniging veel meer kost dan hij oplevert.3
Wat vindt u van de constatering van de IVN dat onafhankelijke natuureducatie essentieel is in een tijd van toenemende polarisatie rondom onderwerpen als de wolf en stikstof? Hoe verwacht u dat organisaties als de IVN hun taken moeten vervullen zonder voldoende financiële middelen?
Is de vertraging in de kabinetsaanpak van de stikstofcrisis en de daardoor verder verslechterde/verslechterende staat van de natuur een reden voor het kabinet om de bezuinigingen op te schorten?
In de Tiende voortgangsrapportage wordt gewezen op gebrek aan middelen voor de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland (hierna: NNN) na de afschaffing van het NPLG. In de beantwoording geeft u aan dat er voldoende middelen via het provinciefonds ter beschikking zijn maar er wordt niet aangegeven welke extra middelen dan aan dat fonds zijn toegevoegd om de opgave voor het NNN te realiseren. Kunt u in een tabel aangeven welke middelen voor het NNN nodig zijn en er volgens het kabinet beschikbaar zijn (onder andere via het provinciefonds) om dit te realiseren? Deze leden proberen erachter te komen of er nu wel of niet voldoende middelen zijn om doelbereik te realiseren.
Welke extra middelen zijn er in de Voorjaarsnota beschikbaar gekomen voor de realisatie van de bossenstrategie en hoe verhoudt dit bedrag zich tot doelrealisatie, onder andere in het licht van de opgave voor de natuurherstelwet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van uw antwoorden in het schriftelijk overleg over de Tiende voortgangsrapportage Natuur 2023. Deze leden hebben enkele vragen naar aanleiding van dit schriftelijk overleg en stellen graag de volgende nadere vragen.
Uitvoering van extra natuurrealisatie
Deze leden constateerden al dat er jaarlijks ongeveer 1.000 ha minder natuur wordt gerealiseerd dan gepland en begroot. In de beantwoording geeft u aan dat dit mede komt door «ontwikkelingen als beschikbare capaciteit, gestegen grondprijzen, verminderde grondmobiliteit, langdurige procedures en cumulatie van ruimtelijke vragenstukken.».4 Deze leden vragen hoe u de effectiviteit van het natuurbeleid beoordeelt gezien de achterblijvende realisatie van de inrichtingsopgave van 80.000 ha natuur. Hierbij vragen zij in hoeverre u kansen ziet om de uitvoering van het voorgaande doel in lijn te brengen met het tijdpad, en welke verantwoordelijkheid u daar voor uzelf in ziet.
Op welke manier en wanneer treedt u in contact met provincies als blijkt dat de gestelde doelen op extra natuurrealisatie niet tijdig worden uitgevoerd?
Rekenkundige ondergrens
Deze leden hebben voorts vragen gesteld over de verhoging van de rekenkundige ondergrens van stikstofdepositie bij vergunningverlening. In de beantwoording schrijft u dat maatregelen ter natuurbehoud niet voorwaardelijk zijn voor de invoering van een rekenkundige ondergrens. Inmiddels heeft de landsadvocaat geadviseerd over de eerste plannen van de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel.5 In dit advies schrijft de landsadvocaat dat juridische toestemmingsverlening alleen op gang kan worden gebracht als maatregelen tijdig uitgevoerd zijn en een goede concrete borging hebben. Hoe reflecteert u op dit advies in het licht van de rekenkundige ondergrens?
Landelijke Bossenstrategie en financiële middelen
In het eerste schriftelijke overleg hebben deze leden geconstateerd dat de uitvoering van de Landelijke Bossenstrategie een zeer traag tempo heeft. Daarover hebben zij enkele vragen gesteld. In de beantwoording schrijft u dat zekerheid over (langdurige) financiering nodig is voor provincies om de doelen uit te voeren. Bovendien zijn er versnellingsmaatregelen opgesteld, die volgens u vooralsnog onvoldoende zijn om de hele opgave te realiseren. De financiële middelen voor de uitvoering van de doelen zijn echter onvoldoende. U schrijft dat bij de voorjaarsbesluitvorming zou worden gekeken naar aanvullende middelen. Deze leden hebben bij het bestuderen van de Voorjaarsnota niets gelezen over aanvullende middelen voor de uitvoering van de Bossenstrategie.6 Daarom vragen deze leden of het klopt het dat er geen aanvullende middelen beschikbaar zijn gesteld voor de uitvoering van de Bossenstrategie. Indien dit klopt, hoe en met welke middelen wilt u uitvoering geven aan de Bossenstrategie? Indien dit niet klopt, kunt u dan aangeven op welke manier middelen beschikbaar komen voor de uitvoering van de doelen?
In dit licht vragen deze leden naar de beschikbare middelen voor provincies in de uitvoering van de natuurdoelen van het Natuurpact. Zo schrijven de gedeputeerde staten van Gelderland dat er binnen de afspraken met het Rijk onvoldoende middelen zijn om de ambities voor 2026 geheel te realiseren.7 Deze leden vragen of u dit signaal herkent en ook bij andere provincies waarneemt. Wat kunt u betekenen voor provincies om de doelstellingen uit het Natuurpact te realiseren?
Natuurherstelverordening en nieuwe doelen N2000
Deze leden hebben voorts gevraagd naar de stand van zaken rondom de implementatie van de Natuurherstelverordening. Deze leden hebben ondertussen met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 25 maart 2025.8 In de beantwoording en de brief schrijft u dat de NHV-doelen overlap hebben met andere natuurdoelen. Hoe kunt u de effectiviteit van alle natuurdoelen waarborgen gezien de reeds bestaande verschillende programma’s en het toekomstige Natuurplan. Daarbij zijn deze leden benieuwd hoe u de monitoring van alle doelen wilt presenteren aan deze Kamer, opdat deze de uitvoering van alle doelen integraal kan beoordelen.
Deze leden hebben voorts kennisgenomen van de internetconsultatie over de voorgenomen vernieuwde landelijke doelen voor Natura 2000-gebieden.9 Hierover lezen deze leden berichten dat er nieuwe koppen op Europese doelen zouden worden gesteld en dat de uitvoering van de doelen moeilijker zou worden. U heeft op X geschreven dat deze doelen niet als nationale koppen moeten worden gezien.10 Deze leden vragen u of concretisering en actualisering van de doelen kan betekenen dat de uitvoering van huidige maatregelen bijgesteld en aangescherpt moet worden. Daarbij vragen zij wanneer de verantwoordelijke medeoverheden hierover duidelijkheid ontvangen en vanaf wanneer zij daar in de uitvoering van de natuurdoelen rekening mee moeten houden.
De leden van de CDA-fractie vragen opnieuw (zie 33 576, AH, pagina 31) naar de effecten op de realisatie van hectares natuur vanwege de voorgestelde miljardenbezuiniging op het Transitiefonds? Welke middelen heeft het Rijk structureel overgedragen aan de provincies via de algemene uitkering van het Provinciefonds. Welke bedragen zijn hiervoor in de begroting 2025 terug te vinden en op welke pagina’s in de LVVN-begroting 2025?
Deze leden namen kennis van het teletekstbericht van 30 april jl. met betrekking tot een uitspraak van de Raad van State, dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat binnen een half jaar moet onderbouwen dat de stikstofuitstoot en natuurschade voldoende worden gecompenseerd.11 De Minister was van plan «stikstofruimte» van gestopte veehouders te gebruiken voor het wegproject A12 en A27 in plaats van de realisatie van natuur. Hoe reflecteert u (en de Minister) op deze uitspraak?
Deze leden vragen of er bij de verbreding van de N35 ook voor N2000 Wierdenseveld aangekochte veehouderijbedrijven zijn ingezet om stikstofruimte van gestopte veehouders te gebruiken voor de verbreding van de N35? Kunt u informeren bij de provincie Overijssel en Rijkswaterstaat of deze situatie zich voordoet?
Deze leden vragen voorts of u bekend bent met de status rondom het opstellen van het beheerplan Wierdenseveld? In hoeverre ziet u bestuurlijke mogelijkheden om te acteren richting de provincie Overijssel, waarbij de nationale belangen met betrekking tot drinkwaterwinning en natuurherstel zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen?
De leden van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 17 juni 2025.
Voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G.J. Oplaat
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2025
Op 20 mei 2025 hebt u mij de vragen en opmerkingen van de fracties van de BBB, de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, SP en de PvdD gezamenlijk en de leden van de fractie van het CDA gestuurd naar aanleiding van mijn brief van 8 april 2015, waarin ik eerdere vragen en opmerkingen inzake de Voortgangsrapportage Natuur beantwoordde (Kamerstukken 33 576, AH).
In bijgaande brief reageer ik, mede namens de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN), op de nadere vragen en opmerkingen. Daarbij heb staan de vragen en opmerkingen cursief en mijn reactie hierop niet cursief.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB
De leden van de fractie van de BBB hebben uw eerdere antwoorden ontvangen en tot zich genomen. Deze leden zijn van mening dat de antwoorden op hun vragen niet volledig en realistisch zijn beantwoord. Derhalve hebben deze leden enkele vervolgvragen.
Vogeltellers van Stichting Sovon kunnen, zo blijkt, ook hazen tellen, maar enkel overdag. Dat is opmerkelijk vanwege het feit dat hazen primair nachtdieren zijn. Het bij elkaar krijgen van de benodigde 16.000 NEM-tellers elk jaar weer is wel erg onrealistisch. Zo veel leden heeft die organisatie immers niet. Deze organisatie leidt op en examineert daarnaast een aantal onervaren tellers. Wie traint deze tellers? Hoe worden ze geëxamineerd? Wie houdt toezicht op deze opleidingen?
De monitoringvrijwilligers van Sovon tellen ook dagactieve zoogdieren tijdens hun monitoringwerk in steekproefgebieden, met name in het kader van deelmeetnet broedvogelmonitoring (BMP).12 Hierbij gaat het om enkele deelmeetnetten van het landelijke meetnet broedvogels. Hazen zijn primair actief gedurende de schemering (in de twee uur voor zonsopgang en in de twee uur na zonsondergang – dus niet midden in de nacht); zie de onderstaande grafiek uit het als bijlage bij mijn brief van 8 april meegestuurde onderzoek door Hogeschool Van Halle Larenstein.13 In onderstaande grafiek gaat de zon op om 06:56u. Vogeltellers starten hun telling een uur vóór zonsopkomst, dat valt nagenoeg samen met de activiteitspiek van hazen in de ochtend. Daarmee is er een hoge detectiekans op hazen gedurende BMP-tellingen. Tijdens de nacht kunnen weliswaar (iets) hogere absolute aantallen worden waargenomen, maar het is niet aannemelijk dat dit tot andere en/of representatievere aantalstrends zou leiden.

Voor metingen aan dagactieve zoogdieren worden geen 16.000 monitoringvrijwilligers ingezet (dat aantal slaat op het totale aantal deelnemers aan systematische natuurtellingen)14, maar enkele duizenden monitoringvrijwilligers. Dat aantal volstaat om van alle vogelsoorten betrouwbare trends te krijgen op landelijk en veelal ook provinciaal en gebiedsniveau (Natura 2000). Van algemene en schaarse vogelsoorten noch dagactieve zoogdieren wordt een gebiedsdekkende telling beoogd. Steekproeftelling volstaan. De beginnende tellers worden getraind door Sovon, veelal met behulp van vogelwerkgroepen. Voor meer informatie hierover verwijs ik u naar mijn brief van 8 april.15
Waarom wordt er niet gebruikgemaakt van de kennis en kunde in het veld van bevoegde en kundig geëxamineerde jagers om die tellingen uit te voeren? Dat is immers een groep van ongeveer 20.000 personen.
Iedereen kan deelnemen aan tellingen binnen het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM), dat geldt dus ook voor houders van het diploma Jacht en Faunabeheer. Ik deel de mening van deze leden dat dit een grote groep kundige personen is die een verrijking kunnen zijn voor het NEM. Ik wil deze groep dan ook van harte uitnodigen om deel te nemen aan de tellingen die in het kader van de NEM gebeuren.
Jagers verenigd in wildbeheereenheden (WBE’s) tellen zelf ook soorten in hun jachtgebied. Tellingen vormen, samen met gegevens over faunaschade en afschotgegevens, de basis voor het opstellen van faunabeerplannen, faunabeleid en besluitvorming daaromtrent. Het is daarom belangrijk dat die gegevens volledig zijn en op betrouwbare en verifieerbare wijze tot stand komen. Om dit mogelijk te maken is er het afgelopen jaar onder leiding van Hogeschool van Hall Larenstein (vHL) gewerkt aan het verbeteren van het landelijk wildtelprotocol, het scheppen van draagvlak en het verifiëren van de telgegevens van de WBE’s. Om tot door het CBS geverifieerde trends te komen adviseert vHL in haar eindrapport een aantal vervolgstappen, waaronder het oprichten van een commissie van experts om de representativiteit van de huidige telgebieden te duiden en het samenvoegen van de trends tot één landelijke trend. Ik ben voornemens om, in samenspraak met alle betrokken partijen, de door vHL geadviseerde vervolgstappen nog dit jaar zoveel mogelijk uit te voeren. De Kamer wordt hierover naar verwachting in het eerste kwartaal van 2026 verder informeren.
Het is onduidelijk welke specifieke soorten exact zijn geteld. Welke soorten zijn vooruit of achteruitgegaan in aantallen per diersoort? Kunt u dit aangeven per diersoort op species niveau?
Er wordt verwezen naar een Compendium voor de leefomgeving 1999–2022, waarin 35 zoogdiersoorten worden geteld. Nu gaat het om 375 in de huidige tellingen. In hoeverre acht u het daarbinnen mogelijk trends waar te nemen wanneer het onduidelijk is om welke exacte diersoorten het gaat? Het gaat om volstrekt verschillende datasets. Zijn deze gegevens dan nog wel vergelijkbaar en zijn er dan nog wel trends uit waar te nemen?
In de Voortgangsrapportage Natuur wordt gebruik gemaakt van soortentrends die het CBS publiceert in het Compendium voor de Leefomgeving (CLO).16 Deze reeks loopt van 1990 tot 2023. Landelijke soortentrends zijn beschikbaar voor 376 land- en zoetwaterdieren op species niveau deze data is via deze CLO-indicator te downloaden.17 Het gaat daarbij om 35 zoogdieren, 16 amfibieën, 171 broedvogels, 55 dagvlinders, 63 libellen, 7 reptielen, en 29 zoetwatervissen. Er zijn verschillende meetnetten om deze soorten te kunnen monitoren, waarbij we per meetnet exact weten om welke soorten het gaat. Het CBS gebruikt bij voorkeur de trends in de populatiegrootte (aantallen) van dieren, en als deze niet beschikbaar zijn de verspreidingstrends van dieren. Er is in het CLO daarnaast data beschikbaar van flora, van diverse mossen, korstmossen, paddenstoelen en de mariene fauna (in totaal ruim 2000 soorten).
Als er bij de leden van uw Kamer behoefte is aan nadere informatie hierover, heeft het CBS aangeboden om, bijvoorbeeld in de vorm van een technische briefing, een presentatie voor Kamerleden te verzorgen over de totstandkoming van natuurstatistieken en de kwaliteitsborging die daarbij hoort.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, SP en PvdD
Deze leden hebben met belangstelling kennisgenomen van de antwoorden op de vragen over de Tiende voortgangsrapportage natuur. Zij hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen. In het Natuurpact van 2013, waarnaar in de inleiding wordt verwezen, is de ambitie uitgesproken «om maatschappij en economie meer met natuur in verbinding te brengen.» Hoe verhoudt zich die ambitie tot de in de Voorjaarsnota aangekondigde bezuinigingen op de Nationale Parken? Is het correct dat het Ministerie van LVVN voornemens is om per jaar 13 miljoen euro te bezuinigen op de 21 Nationale Parken die Nederland rijk is? Zo ja, hoe staat dit besluit in verhouding tot het vier weken geleden door het Ministerie van LVVN, de Nationale Parken en andere partners getekende manifest/convenant, waarin werd afgesproken om juist meer te investeren in die gebieden? Bent u het met de leden eens dat het Ministerie van LVVN zich hier een onbetrouwbare partner toont? Bent u het met de leden eens dat de gevolgen van deze bezuinigingen haaks staan op de ambitie om maatschappij en economie meer met natuur in verbinding te brengen, aangezien de Nationale Parken vrijwilligers zullen moeten ontslaan en geen natuureducatie meer zullen kunnen aanbieden? Zo ja, hoe stelt u zich voor dat de Nationale Parken deze problemen oplossen? Zo nee, waarom niet? Wat vindt u van de constatering van het IVN dat uit Europees onderzoek blijkt dat iedere euro die wordt geïnvesteerd in een Nationaal Park 8 tot 38 keer wordt terugverdiend? Anders gezegd: dat deze bezuiniging veel meer kost dan hij oplevert. Wat vindt u van de constatering van de IVN dat onafhankelijke natuureducatie essentieel is in een tijd van toenemende polarisatie rondom onderwerpen als de wolf en stikstof? Hoe verwacht u dat organisaties als de IVN hun taken moeten vervullen zonder voldoende financiële middelen? Is de vertraging in de kabinetsaanpak van de stikstofcrisis en de daardoor verder verslechterde/verslechterende staat van de natuur een reden voor het kabinet om de bezuinigingen op te schorten?
De gehele overheid heeft te maken met een financiële taakstelling. Daaruit moeten keuzes voortvloeien; elke euro kan immers maar één keer worden uitgegeven. Het demissionaire kabinet staat voor grote opgaven en werkt aan een leefomgeving waar natuur en economische ontwikkeling elkaar versterken. Daarbij wordt ingezet op verbetering van de natuur waar dat het hardst nodig is. We werken op verschillende manieren aan het verbeteren van natuur en biodiversiteit, binnen de afgesproken kaders. Het demissionaire kabinet wil tegelijkertijd de samenhang met andere maatschappelijke opgaven bewaken, zoals voedselzekerheid, woningbouw, defensie en energietransitie. De nationale parken hebben daarbij minder prioriteit.
In de Tiende voortgangsrapportage wordt gewezen op gebrek aan middelen voor de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland (hierna: NNN) na de afschaffing van het NPLG. In de beantwoording geeft u aan dat er voldoende middelen via het provinciefonds ter beschikking zijn maar er wordt niet aangegeven welke extra middelen dan aan dat fonds zijn toegevoegd om de opgave voor het NNN te realiseren. Kunt u in een tabel aangeven welke middelen voor het NNN nodig zijn en er volgens het kabinet beschikbaar zijn (onder andere via het provinciefonds) om dit te realiseren? Deze leden proberen erachter te komen of er nu wel of niet voldoende middelen zijn om doelbereik te realiseren.
De inrichting van de restantopgave staat los van het schrappen van het NPLG en het Transitiefonds, omdat deze, zoals ook vermeld in mijn eerdere beantwoording in dit schriftelijk overleg, financieel is gedekt via de Natuurpactmiddelen die het Rijk structureel heeft overgeheveld aan de provincies via de algemene uitkering van het Provinciefonds. In de tiende Voortgangsrapportage Natuur wordt ook niet gewezen op gebrek aan middelen voor de realisatie van het NNN, maar dat met het wegvallen van financiering vanuit het transitiefonds er een groot risico is dat de realisatie van de opgave voor de bosuitbreiding stagneert (zie pagina 6, 36, 64 van de Voortgangsrapportage Natuur).
Ter financiering van het NNN is in het Natuurpact (2013) afgesproken om jaarlijks ca. € 350 mln. structureel over te hevelen naar het Provinciefonds, via de algemene uitkering. De provincies voegen zelf jaarlijks minimaal € 65 mln. aan eigen middelen toe. Van de totaal beschikbare € 415 mln. is € 315 mln. bedoeld voor beheer en € 100 mln. voor ontwikkeling (verwerving en inrichting van gronden). Via de reguliere systematiek van het Provinciefonds zijn de in 2013 structureel gedecentraliseerde bedragen meegegroeid met de totale rijksuitgaven («trap op, trap af»). Dat betekent dat de feitelijk beschikbare bedragen voor het realiseren van de Natuurpactafspraken (waaronder het NNN) op dit moment hoger liggen dan de € 350 mln. die in 2013 in het Provinciefonds is gestopt. Daarnaast is in de Natuurpact-afspraken een groot deel van het grondbezit van het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) (circa 18.000 ha) om niet overgedragen aan de provincies. Het is aan provincies om deze gelden en gronden in te zetten voor de in het Natuurpact gemaakte afspraken. Conform de systematiek van de algemene uitkering van het Provinciefonds heb ik geen inzicht in en sturing op de uitgaven van provincies aan het natuurdoelen. Wel heb ik met de provincies afgesproken om gezamenlijk onderzoek te laten doen naar het gedecentraliseerde natuurbudget in verhouding tot de te verrichten taken.
Welke extra middelen zijn er in de Voorjaarsnota beschikbaar gekomen voor de realisatie van de bossenstrategie en hoe verhoudt dit bedrag zich tot doelrealisatie, onder andere in het licht van de opgave voor de natuurherstelwet?
In de Voorjaarsnota zijn geen extra middelen voor de uitvoering van de landelijke Bossenstrategie beschikbaar gekomen. Met de beperkte middelen die al wel beschikbaar zijn, wordt onder meer een begin gemaakt met de revitalisatie van het bestaande bos. De opgave voor bos vanuit de Natuurherstelverordening wordt uitgewerkt in het Natuurplan. Daarover komt in 2026 meer duidelijkheid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van uw antwoorden in het schriftelijk overleg over de Tiende voortgangsrapportage Natuur 2023. Deze leden hebben enkele vragen naar aanleiding van dit schriftelijk overleg en stellen graag de volgende nadere vragen.
Uitvoering van extra natuurrealisatie
Deze leden constateerden al dat er jaarlijks ongeveer 1.000 ha minder natuur wordt gerealiseerd dan gepland en begroot. In de beantwoording geeft u aan dat dit mede komt door «ontwikkelingen als beschikbare capaciteit, gestegen grondprijzen, verminderde grondmobiliteit, langdurige procedures en cumulatie van ruimtelijke vragenstukken.» Deze leden vragen hoe u de effectiviteit van het natuurbeleid beoordeelt gezien de achterblijvende realisatie van de inrichtingsopgave van 80.000 ha natuur. Hierbij vragen zij in hoeverre u kansen ziet om de uitvoering van het voorgaande doel in lijn te brengen met het tijdpad, en welke verantwoordelijkheid u daar voor uzelf in ziet. Op welke manier en wanneer treedt u in contact met provincies als blijkt dat de gestelde doelen op extra natuurrealisatie niet tijdig worden uitgevoerd?
Zoals ik in mijn brief van 8 april 2025 heb toegelicht, is tijdige realisatie van de in het Natuurpact opgenomen ambitie om 80.000 ha nieuwe natuur in te richten niet de verantwoordelijkheid van het Rijk, maar van de provincies18. Een groot deel van het natuurbeleid alsmede de uitvoering en het beheer ervan is immers gedecentraliseerd naar de provincies. De provincies leggen hierover verantwoording af aan de provinciale staten.
Voor de realisatie van de met hen overeengekomen ambitie van 80.000 ha nieuwe natuur ben ik in gesprek met de provincies. Zo is in 2021 gestart met de gezamenlijke Taskforce «Versnelling inrichting restopgave 80.000 hectare extra natuur». In 2022 heeft de Taskforce een bestuurlijk advies uitgebracht over mogelijke versnellingsstrategieën. Op basis daarvan hebben de provincies een gezamenlijke aanpak geformuleerd en hebben tien provincies hebben een realisatiestrategie opgesteld met concrete acties gericht op versnelling.
Voorts heb ik in het Programma Natuur de provincies de mogelijkheid gegeven versnelling van verwerving en inrichting van sleutelhectares binnen het NNN onderdeel van het maatregelenpakket voor natuurherstel te laten uitmaken. Ook ben ik bereid de juridische mogelijkheden te onderzoeken om het instrument «agrarisch natuur- en landschapsbeheer» in te zetten voor de realisatie van de 80.000 ha nieuwe natuur en hierover het gesprek aan te gaan met de provincies. Tenslotte heb ik met de provincies afgesproken om gezamenlijk onderzoek te laten doen naar het gedecentraliseerde natuurbudget in verhouding tot de te verrichten taken.
Rekenkundige ondergrens
Deze leden hebben voorts vragen gesteld over de verhoging van de rekenkundige ondergrens van stikstofdepositie bij vergunningverlening. In de beantwoording schrijft u dat maatregelen ter natuurbehoud niet voorwaardelijk zijn voor de invoering van een rekenkundige ondergrens. Inmiddels heeft de landsadvocaat geadviseerd over de eerste plannen van de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel. In dit advies schrijft de landsadvocaat dat juridische toestemmingsverlening alleen op gang kan worden gebracht als maatregelen tijdig uitgevoerd zijn en een goede concrete borging hebben. Hoe reflecteert u op dit advies in het licht van de rekenkundige ondergrens?
De Minister van LVVN is bekend met het advies van de Landsadvocaat. In dat advies heeft de Landsadvocaat echter niks gezegd over de rekenkundige ondergrens. Op 26 mei heeft de Minister van LVVN een voorlichting ontvangen van de Raad van State over de rekenkundige ondergrens. Zij heeft haar eerste appreciatie van deze voorlichting op 13 juni jl. naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 35 334, nr. 399. Voor een beleidsmatige drempelwaarde zijn maatregelen randvoorwaardelijk. Aangezien het om een wetenschappelijk onderbouwde rekenkundige ondergrens gaat is dit, alhoewel de Staat nog steeds gehouden is maatregelen te nemen, niet randvoorwaardelijk voor het invoeren van een rekenkundige ondergrens voor individuele initiatiefnemers.
Landelijke Bossenstrategie en financiële middelen
In het eerste schriftelijke overleg hebben deze leden geconstateerd dat de uitvoering van de Landelijke Bossenstrategie een zeer traag tempo heeft. Daarover hebben zij enkele vragen gesteld. In de beantwoording schrijft u dat zekerheid over (langdurige) financiering nodig is voor provincies om de doelen uit te voeren. Bovendien zijn er versnellingsmaatregelen opgesteld, die volgens u vooralsnog onvoldoende zijn om de hele opgave te realiseren. De financiële middelen voor de uitvoering van de doelen zijn echter onvoldoende. U schrijft dat bij de voorjaarsbesluitvorming zou worden gekeken naar aanvullende middelen. Deze leden hebben bij het bestuderen van de Voorjaarsnota niets gelezen over aanvullende middelen voor de uitvoering van de Bossenstrategie. Daarom vragen deze leden of het klopt het dat er geen aanvullende middelen beschikbaar zijn gesteld voor de uitvoering van de Bossenstrategie. Indien dit klopt, hoe en met welke middelen wilt u uitvoering geven aan de Bossenstrategie? Indien dit niet klopt, kunt u dan aangeven op welke manier middelen beschikbaar komen voor de uitvoering van de doelen?
In de Voorjaarsnota zijn inderdaad geen extra middelen voor de Bossenstrategie beschikbaar gekomen. De provincies hebben momenteel de beschikking over de financiering via het Programma Natuur en de koplopersmaatregelen vanuit het NPLG. Dat is vooralsnog niet voldoende om de volledige Bossenstrategie te realiseren.
In dit licht vragen deze leden naar de beschikbare middelen voor provincies in de uitvoering van de natuurdoelen van het Natuurpact. Zo schrijven de gedeputeerde staten van Gelderland dat er binnen de afspraken met het Rijk onvoldoende middelen zijn om de ambities voor 2026 geheel te realiseren. Deze leden vragen of u dit signaal herkent en ook bij andere provincies waarneemt. Wat kunt u betekenen voor provincies om de doelstellingen uit het Natuurpact te realiseren?
Mij is bekend dat provincies wijzen op gestegen kosten bij onderdelen van de Natuurpactafspraken. Anderzijds geldt dat de beschikbare middelen zijn meegegroeid met de ontwikkeling in de rijksuitgaven («trap op, trap af»). Daarnaast heb ik – conform de systematiek van de algemene uitkering van het Provinciefonds – geen inzicht in en sturing op de uitgaven van provincies aan het natuurdoelen. Provincies hebben maximale bestedingsvrijheid bij het besteden van de Natuurpactmiddelen. Wel heb ik met de provincies afgesproken om gezamenlijk onderzoek te laten doen naar het gedecentraliseerde natuurbudget in verhouding tot de te verrichten taken.
Natuurherstelverordening en nieuwe doelen N2000
Deze leden hebben voorts gevraagd naar de stand van zaken rondom de implementatie van de Natuurherstelverordening. Deze leden hebben ondertussen met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 25 maart 2025. In de beantwoording en de brief schrijft u dat de NHV-doelen overlap hebben met andere natuurdoelen. Hoe kunt u de effectiviteit van alle natuurdoelen waarborgen gezien de reeds bestaande verschillende programma’s en het toekomstige Natuurplan. Daarbij zijn deze leden benieuwd hoe u de monitoring van alle doelen wilt presenteren aan deze Kamer, opdat deze de uitvoering van alle doelen integraal kan beoordelen.
De samenhang zit niet alleen tussen de NHV en andere doelen, maar ook binnen de NHV zijn doelen opgenomen voor diverse ecosystemen die samenhang kennen. In het Natuurplan kijken we nadrukkelijk naar de integraliteit van deze doelen om zo tot een efficiënte en effectieve uitvoering te komen. Hierbij kijken we of en in welke mate de bestaande programma’s bijdragen aan de NHV-doelen. Uw Kamer wordt in het Natuurplan geïnformeerd over de samenhang met andere doelen, zowel tussen de NHV-doelen als tussen NHV-doelen en ander doelen. In het Europese format voor het Natuurplan is ook ruimte opgenomen voor de samenhang met aanverwante beleidsdoelen voor zowel landbouw, natuur als klimaat. Het antwoord op de vraag hoe de monitoring van alle doelen integraal gedeeld kan worden wordt nog verder uitgewerkt. Uw Kamer wordt hier later in het proces van implementatie over geïnformeerd.
Deze leden hebben voorts kennisgenomen van de internetconsultatie over de voorgenomen vernieuwde landelijke doelen voor Natura 2000-gebieden. Hierover lezen deze leden berichten dat er nieuwe koppen op Europese doelen zouden worden gesteld en dat de uitvoering van de doelen moeilijker zou worden. U heeft op X geschreven dat deze doelen niet als nationale koppen moeten worden gezien. Deze leden vragen u of concretisering en actualisering van de doelen kan betekenen dat de uitvoering van huidige maatregelen bijgesteld en aangescherpt moet worden. Daarbij vragen zij wanneer de verantwoordelijke medeoverheden hierover duidelijkheid ontvangen en vanaf wanneer zij daar in de uitvoering van de natuurdoelen rekening mee moeten houden.
De vernieuwde landelijke doelen zijn agenderend voor landelijk en gebiedsgericht beleid. Dat betekent dat de doelen als stip op de horizon dienen om toekomstig beleid op te richten. Met de vernieuwde landelijke doelen wordt de natuurambitie afgebakend tot wat nodig is om te voldoen aan de Europese doelen. De bevoegde gezagen voor het beheerplan van de Natura 2000-gebieden hebben inbreng geleverd in het proces dat heeft geleid tot het concept voor de internetconsultatie. Vernieuwing was nodig omdat de huidige doelen verouderd waren, niet concreet en in een aantal gevallen onhaalbaar. De landelijke doelen krijgen een plek in beleid wanneer ze worden gebruikt om in beleidsprogramma’s (programma)doelen vast te leggen als haalbare tussenstappen op weg naar een gunstige staat van instandhouding. Dit kan bijvoorbeeld bij het maken van eventuele nieuwe afspraken als vervolg op het Natuurpact. Voor het op te stellen Natuurplan onder de Europese Natuurherstelverordening worden de landelijke doelen beschouwd als referentie voor de lange termijn, waarvan de opgave voor 2030 en de ijkmomenten voor 2040 en 2050 worden afgeleid. De landelijke doelen hebben geen zelfstandige rechtsgevolgen. Met het vaststellen van de landelijke doelen vindt geen wijziging plaats van andere besluiten zoals aanwijzingsbesluiten of beheerplannen. LVVN gebruikt de vernieuwde landelijke doelen als kader om verder richting te geven aan de uitwerking van verplichtingen van de VHR. De landelijke doelen kunnen dus vervolgens worden benut bij vervolgbesluiten, zoals het in samenspraak met verantwoordelijke mede bevoegd gezagen verder concretiseren van instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. Daarmee wordt duidelijk in hoeverre de Natura 2000-gebieden kunnen bijdragen aan het bereiken van de landelijke doelen. Dit zal worden gedaan in een iteratief proces waarbij bottom-up gebiedsdoelen worden gespiegeld aan landelijke doelen die weergeven wat nodig is. De landelijke doelen zelf zullen elke twaalf jaar worden geactualiseerd, waarbij vernieuwde inzichten over de haalbaarheid kunnen worden betrokken.
De leden van de CDA-fractie vragen opnieuw (zie 33 576, AH, pagina 31) naar de effecten op de realisatie van hectares natuur vanwege de voorgestelde miljardenbezuiniging op het Transitiefonds? Welke middelen heeft het Rijk structureel overgedragen aan de provincies via de algemene uitkering van het Provinciefonds. Welke bedragen zijn hiervoor in de begroting 2025 terug te vinden en op welke pagina’s in de LVVN-begroting 2025?
De Natuurpact-middelen die zijn overgeheveld naar het Provinciefonds maken conform de begrotingssystematiek geen deel meer uit van de LVVN-begroting en zijn daarin dan ook niet terug te vinden. Provincies leggen over deze middelen verantwoording af aan de provinciale staten.
Zie verder mijn bovenstaande antwoorden op vragen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, SP en PvdD hierover.
Deze leden namen kennis van het teletekstbericht van 30 april jl. met betrekking tot een uitspraak van de Raad van State, dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat binnen een half jaar moet onderbouwen dat de stikstofuitstoot en natuurschade voldoende worden gecompenseerd. De Minister was van plan «stikstofruimte» van gestopte veehouders te gebruiken voor het wegproject A12 en A27 in plaats van de realisatie van natuur. Hoe reflecteert u (en de Minister) op deze uitspraak?
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS) heeft op 30 april uitspraak gedaan in de procedure over het tracébesluit A27/A12 Ring Utrecht. In deze uitspraak heeft de RvS de Minister van Infrastructuur en Waterstaat opgedragen om het tracébesluit binnen een half jaar beter te motiveren.
Uit het stikstofonderzoek voor het tracébesluit blijkt dat niet uitgesloten is dat het tracébesluit schadelijke gevolgen heeft voor een aantal beschermde natuurgebieden. Om de mogelijke gevolgen te verminderen («mitigeren») heeft IenW met een aantal agrarische ondernemers – op vrijwillige basis – overeenkomsten gesloten om hun bedrijfsvoering (gedeeltelijk) te beëindigen. De toename van stikstofdepositie als gevolg van het tracébesluit wordt als het ware weggestreept tegen de depositiedaling dankzij de (gedeeltelijke) beëindiging van deze agrarische bedrijven. Dit wordt ook wel «extern salderen» genoemd. Dat is toegestaan, maar wel onder voorwaarden. Zo moet worden voldaan aan het zogeheten «additionaliteitsvereiste». Dit vereiste houdt in dat het (gedeeltelijk) beëindigen van de agrarische bedrijven niet nodig mag zijn voor het behoud en de verbetering van de natuur in Natura 2000-gebieden. Het tracébesluit moet op dit punt beter gemotiveerd worden door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
De RvS geeft aan dat een plan, programma of pakket van maatregelen waarin gemotiveerd wordt welke instandhoudingsmaatregelen en passende maatregelen nodig zijn om uitvoering te geven aan de Habitatrichtlijn, behulpzaam kan zijn bij de beoordeling of voldaan is aan het additionaliteitsvereiste. Van belang is dat het gaat om een plan, programma of pakket van maatregelen dat in uitvoering is en dat zo nodig vergezeld gaat van monitoring van de uitvoering en effecten en dat voorziet in bijsturing of aanvulling indien nodig.
Ook het kabinet erkent de urgentie en noodzaak van een maatregelpakket gericht op het behalen van de landelijke instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden en het voorkomen van verslechtering van die gebieden en daar werken we ook aan in de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel (MCEN).
Overigens komt van de overeenkomsten die zijn ingezet als mitigatie van de projectbijdrage van het tracébesluit A27/A12 Ring Utrecht gemiddeld 83% van de depositiedaling op (naderend) overbelaste locaties ten goede aan de natuur. Dit is aanvullend op de afroming van minimaal 30% gericht op het voorkomen van de inzet van latente ruimte.19
Deze leden vragen of er bij de verbreding van de N35 ook voor N2000 Wierdenseveld aangekochte veehouderijbedrijven zijn ingezet om stikstofruimte van gestopte veehouders te gebruiken voor de verbreding van de N35? Kunt u informeren bij de provincie Overijssel en Rijkswaterstaat of deze situatie zich voordoet?
Op 23 juni 2023 heeft de toenmalige Minister van Infrastructuur en Waterstaat de Tweede Kamer laten weten dat hij heeft besloten om een aantal wegen- en vaarwegenprojecten te pauzeren.20 Het project N35 Nijverdal-Wierden is één van deze projecten. Voor dit project is dus nog geen projectbesluit vastgesteld waarvoor extern gesaldeerd is met veehouderijen.
Op het moment dat er perspectief is voor de stikstofopgave, wordt met de regio overlegd of en hoe voldoende capaciteit beschikbaar gemaakt kan worden om de planuitwerking weer op te starten. Dat perspectief is er nu nog niet.
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft geen overeenkomsten gesloten met (agrarische) ondernemers met het oog op de stikstofopgave van het project N35 Nijverdal-Wierden en zal dit ook niet doen zo lang de planuitwerking is gepauzeerd.
Overigens hebben de rijksoverheid en provincies, zoals ook in antwoord op de vorige vragen van deze leden gemeld, afspraken gemaakt over de voorwaarden voor extern salderen, zodat extern salderen op verantwoorde wijze kan plaatsvinden. Dit betreft onder meer afspraken om de inzet van onbenutte ruimte in natuurvergunningen bij extern salderen te beperken. Ook zijn afspraken gemaakt over het informeren van de provincie in de rol als gebiedsregisseur. Voorafgaand aan het benaderen van een potentiële saldogever wordt bij de provincie geïnformeerd of:
○ de provincie de betreffende potentiële saldogever concreet in beeld heeft als maatregel voor de natuur;
○ de ondernemer zich heeft aangemeld voor één van de vrijwillige beëindigingsregelingen of een maatwerkaanpak van de overheid;
○ een andere initiatiefnemer de betreffende saldogever wil benaderen/benaderd heeft.
Als dat niet het geval is, kan overleg met de potentiële saldogever worden gestart.
Deze leden vragen voorts of u bekend bent met de status rondom het opstellen van het beheerplan Wierdenseveld? In hoeverre ziet u bestuurlijke mogelijkheden om te acteren richting de provincie Overijssel, waarbij de nationale belangen met betrekking tot drinkwaterwinning en natuurherstel zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen?
Het beheerplan voor het Natura 2000-gebied Wierdense Veld werd getrokken door LTO, maar deze organisatie heeft deze opdracht teruggegeven aan de provincie Overijssel. Op dit moment wordt er onder leiding van de provincie volop gewerkt aan het opstellen van het beheerplan en het inrichtingsplan, met daarin de uitwerking van de maatregelen voor de eerste zes jaar. Naar verwachting wordt rond de zomer een keuze gemaakt voor een voorkeursvariant, die vervolgens verder zal worden uitgewerkt tot een voorkeursalternatief met de maatregelen die zullen worden genomen. Dit proces vindt nog steeds met alle relevante partners in en rond het gebied plaats.
Het belang van de drinkwaterwinning wordt op een juiste manier meegenomen in de afwegingen voor de te nemen maatregelen om verslechtering tegen te gaan en de instandhoudingsdoelstellingen te halen. Er is gedurende het jarenlange proces van voorbereiding van het beheerplan regelmatig overleg geweest met de provincie over de noodzakelijke maatregelen.
Maar er is geen enkele reden voor interventie in het gebiedsproces door het ministerie, omdat van taakverwaarlozing geen sprake is.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Samenstelling:
Jaspers (BBB), Van Knapen (BBB), Oplaat (BBB) (voorzitter), Kluit (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA) (ondervoorzitter), Van Ballekom (VVD), Straus (VVD), Van de Linden (VVD), Rietkerk (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Van Meenen (D66), Van Kesteren (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Holterhues (ChristenUnie), Dessing (FVD), De Vries (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL), Kemperman (Fractie-Kemperman)
https://www.ivn.nl/nieuws/treurige-bezuiniging-op-nationale-parken-gaat-juist-duur-uitpakken/
Provincie Gelderland, Ontwerp Natuurbeheerplan 2026. 10 april 2025, p. 18, zie https://media.gelderland.nl/Ontwerp_Natuurbeheerplan_2026_16094cc868.pdf
Kamerstukken II 2024/25, 33 576, nr. 443; Ministerie van LVVN, Vernieuwde landelijke doelen voor Natura 2000-habitattypen en -soorten, via https://www.internetconsultatie.nl/landelijkedoelennatura2000/b1
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33576-AL.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.