33 576 Natuurbeleid

Nr. 57 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2015

In juni 2014 heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd over de discussienotitie «Monumenten; inspiratiebron voor natuur?» (Kamerstuk 33 576, nr. 15). Deze notitie was opgesteld door de heer Van Vollenhoven met ondersteuning van een inhoudelijke commissie. De heer Van Vollenhoven was gevraagd om op persoonlijke titel

vanuit zijn achtergrond en ervaringen op het gebied van de monumentenzorg en het natuurbeheer een notitie op te stellen. Op basis van de bevindingen heeft mijn ambtsvoorganger de heer Van Vollenhoven gevraagd om deze te toetsen in drie pilotgebieden, te weten: De Biesbosch, De Maasduinen en het noordoostelijk deel van De Veluwe. De resultaten hiervan zijn verwerkt in het eindrapport «Monumenten: Inspiratiebron voor natuur!», dat ik uw Kamer bij deze doe toekomen1.

Het eindrapport geeft interessante inzichten voor verdere versterking van de natuur, en kan bijdragen aan de ontwikkeling van het Programma Nationale Parken. Dit Programma is door mijn ambtsvoorganger ingesteld naar aanleiding van het door uw Kamer aangenomen amendement Van Veldhoven/Jacobi2 «dat beoogt middelen vrij te maken voor het opzetten en implementeren van een nieuwe standaard voor nationale parken».

Alvorens ik inga op de aanbevelingen van de heer Van Vollenhoven, wil ik uw Kamer graag informeren over de instelling en voortgang van dit Programma.

Programma Nationale Parken

Mijn ambtsvoorganger heeft per 1 maart van dit jaar een Programma Nationale Parken (met een looptijd van 3 jaar) ingesteld, onder leiding van een speciaal hiervoor vrijgestelde programmadirecteur, dat uitvoering moet geven aan het door uw Kamer aangenomen amendement.

De ambitie van het Programma is om samen met de betrokken partners een aantal (natuur)gebieden in Nederland op de kaart te zetten, en zo te komen tot een aantal Nationale Parken «nieuwe stijl» van internationale allure.

De opdracht is conform het amendement, en de volgende randvoorwaarden zijn gesteld:

  • Inhoudelijk: de natuurwaarden van de Nationale Parken zijn de basis voor de natuurbeleving, en dienen derhalve absoluut geborgd te zijn.

  • Beleidsmatig: het programma dient binnen de bestaande wettelijke en beleidsmatige kaders, zoals de decentralisatie van het natuurbeleid (Natuurpact), de nieuwe Wet Natuurbescherming en internationale wettelijke kaders, ontwikkeld te worden.

  • Proces: het Rijk dient in dit programma samen met provincies en andere stakeholders op te trekken, en ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de energie in de regio zelf (draagvlak in de regio).

Inmiddels wordt in intensieve samenwerking met vertegenwoordigers van betrokken stakeholders, waaronder provincies, terreinbeherende organisaties (Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en de 12 Landschappen), Stichting Samenwerkingsverband Nationale Parken, ondernemers, het Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid (IVN), het Nationaal Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC) en anderen, aan het Programma gewerkt.

Dit jaar lag de focus van het Programma vooral op een verkenning van de kansen en mogelijkheden en het ontwikkelen van (bouwstenen voor) bedoelde nieuwe standaard. Voor begin 2016 is een congres over Nationale Parken voorzien, waarin op aansprekende wijze de bijzondere (belevings)waarden van de Nationale Parken onder de aandacht worden gebracht (festival), en waarin de resultaten van het Programma tot nu toe breed zullen worden gedeeld met alle betrokkenen. Begin 2016 zullen tevens enkele integrale gebiedspilots starten, waarin de ideeën over een nieuwe standaard in de praktijk zullen worden getoetst. In 2017 worden de resultaten hiervan, evenals de resultaten van de thematische pilots van de commissie Van Vollenhoven (zie hieronder), gebundeld en geëvalueerd. Op basis daarvan wordt een advies over verdere implementatie gemaakt.

De middelen voor het Programma Nationale Parken staan in de begroting 2016 (Kamerstuk 34 300 XIII, nr. 2) gereserveerd bij de Natuurvisie. Bij Voorjaarsnota 2016 worden de middelen overgeheveld naar het Programma Nationale Parken.

Aanbevelingen commissie Van Vollenhoven

De commissie Van Vollenhoven formuleert zeven aanbevelingen in haar eindrapport, te weten:

  • 1. Handhaaf de natuurgebieden van nationaal belang (rijksnatuurmonumenten) die met eerdere wet- en regelgeving werden aangewezen.

  • 2. Bundel rijksnatuurmonumenten in Nationale Parken (nieuwe stijl).

  • 3. Doe voor de zorg voor natuur een groter beroep op de samenleving.

  • 4. Maak de financiering gebiedsgericht en daarmee transparant.

  • 5. Richt gebiedsfondsen op voor de Nationale Parken.

  • 6. Biedt fiscale arrangementen voor de zorg voor de natuur.

  • 7. Ga door met ervaring opdoen met de denklijnen van de commissie in thematische praktijkpilots, onder onafhankelijke begeleiding.

De laatste aanbeveling van de commissie (over thematische praktijkpilots) heb ik overgenomen. Hierover zijn in een gesprek op 10 september jl. van mijn ambtsvoorganger met de heer Van Vollenhoven afspraken gemaakt. Het werk van de heer Van Vollenhoven en de commissieleden zal nog een vervolg krijgen in een verdere uitwerking van de genoemde thematische praktijkpilots, die in nauwe samenwerking met het Programma Nationale Parken zal plaatsvinden. De resultaten van de thematische praktijkpilots zullen betrokken worden bij de verdere ontwikkeling van het Programma Nationale Parken.

De aanbevelingen 2 t/m 7 zullen betrokken worden bij de uitwerking van het Programma Nationale Parken, respectievelijk bij de thematische praktijkpilots.

Over de aanbeveling met betrekking tot het natuurbeleid (aanbeveling 1) heeft reeds een afweging plaatsgevonden bij het opstellen van het voorstel van de Wet Natuurbescherming (Kamerstuk 33 348, nr. 2). Overwogen is dat andere gebieden dan de nu in de Wet beschermde (Natura 2000) gebieden goed via het reguliere ruimtelijke ordeningsinstrumentarium en de reguliere milieuwetgeving kunnen worden beschermd. Er is nadrukkelijk voor gekozen dat provincies hier het voortouw hebben. Aangezien deze wet thans bij de Eerste Kamer in behandeling is, is deze aanbeveling nu niet aan de orde.

Ik zal uw Kamer periodiek op de hoogte houden van de voortgang van het Programma, waarbij ik ook expliciet zal ingaan op de resultaten van de thematische praktijkpilots.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstuk34 000 XIII, nr. 128.

Naar boven