33 576 Natuurbeleid

Nr. 17 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2014

Hierbij informeer ik u, conform mijn eerdere toezeggingen in mijn brief over de afspraken met provincies rondom het POP3 (Kamerstuk 28 625 nr. 189, 2 april 2014), over de stand van zaken ter voorbereiding op het nieuwe stelsel van Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb), dat vanaf 1 januari 2016 in werking moet treden.

1. Inleiding

In mijn brief van 6 juni 2013 (Kamerstuk 33 576 nr. 3) heb ik het nieuwe stelsel voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer aangekondigd. Samen met IPO/provincies en de Stichting Collectief Agrarische Natuurbeheer (SCAN), in nauwe afstemming met LTO, Koepels van agrarische natuurverenigingen en diverse soorten- en terrein beherende organisaties wordt intensief gewerkt aan het tot stand komen van het nieuwe stelsel. Middels deze brief wil ik u op de hoogte brengen van de vorderingen op weg naar de inwerkingtreding van het nieuwe stelsel op 1 januari 2016.

Zoals eerder gemeld is de kern van het nieuwe stelsel dat een agrarisch collectief afspraken maakt met agrariërs en andere landgebruikers om natuur- en landschapsbeheer op landbouwbouwgrond het meest effectief uit te voeren en Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) daar toe te passen, waar dit het meest kansrijk is voor een goed natuurrendement. Kortom, een nieuw stelsel dat effectiever is in doelbereik, efficiënter (goedkoper) in de uitvoering, EU-conform en breed gedragen vanuit de streek.

Ik zet mij in voor een duurzaam ondernemend Nederland waarbij de landbouwsector de leefomgeving versterkt. Het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) speelt hierbij een belangrijke rol. Bij de invulling van het GLB 2014–2020 is versterking van duurzaamheid, inclusief biodiversiteit en inpasbaarheid met de agrarische bedrijfsvoering een belangrijk uitgangspunt geweest.

In juni jl. heb ik u geïnformeerd over de hervormingen van de directe betalingen in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en met name over mijn ambitie op het gebied van de vergroening van de eerste pijler. Het nieuwe ANLb is complementair aan de vergroeningsmaatregelen uit pijler 1 van het GLB en is onderdeel van het duurzaamheidsbeleid dat ik nastreef. Voor nadere toelichting op de synergie tussen ANLb en vergroeningsmaatregelen directe betalingen verwijs ik naar mijn brief van 5 juni jl. (Kamerstuk 28 625 nr. 194).

Bij het vormgeven van het stelsel wordt gebruikgemaakt van kennis en leermomenten uit de GLB-pilots; deze hebben een grote bijdrage geleverd aan het ontwikkelen van het nieuwe stelsel.

2. Verbetering van de effectiviteit

Zoals eerder aangegeven, zijn Rijk en provincies gezamenlijk verantwoordelijk voor het tot stand komen van het nieuwe stelsel. De provincies hebben de regie om met gebiedspartijen te zorgen voor een effectieve en efficiënte uitvoering van het nieuwe stelsel vanaf 2016. Mijn ambitie is om de effectiviteit van het ANLb te vergroten. De eerste zes jaar zal ANLb zich vooral concentreren op het verhogen van de biodiversiteit in het agrarisch gebied. Daarna zal er meer ruimte zijn om waar mogelijk en praktisch, synergie te zoeken met andere maatschappelijke doelen als bijvoorbeeld milieu, water, recreatie en klimaat.

Op de volgende wijze streef ik de vergroting van de effectiviteit van het ANLb na:

  • ANLb moet vooral een bijdrage leveren aan de soorten waarvoor Nederland internationale verplichtingen heeft;

  • Daartoe heb ik een internationaal doelenkader vastgesteld;

  • De focus zal erop liggen om de middelen te besteden in die gebieden waar zich de beste leefgebieden bevinden met de hoogste kans op een stabiele populatie van soorten. Dit zijn de kerngebieden;

  • De kerngebieden worden op basis van ecologische potenties vastgesteld.

    De omvang van deze gebieden zal in overleg met de streek worden bepaald;

  • Naast kerngebieden herken ik ook gebieden, die de potentie hebben om een kerngebied te vergroten/worden of die kunnen bijdragen aan het Nationaal Natuur Netwerk (suboptimale gebieden met potentie voor hoge ecologische waarden);

  • In de eerste periode van het nieuwe stelsel kunnen middelen, naast de primaire focus op de kerngebieden, ook aan deze suboptimale gebieden worden besteed mits wordt voldaan aan de twee criteria zoals hierboven genoemd;

  • De provincies leggen dit in provinciale natuurbeheerplannen vast;

  • Desgewenst kunnen overheden onder regie van de provincies additionele doelen formuleren voor waardevolle agrarische gebieden, zoals bijvoorbeeld doelen ter realisatie van de Kaderrichtlijn water;

  • De provincies zijn inmiddels gebiedsprocessen gestart. Daarbij worden ook natuur- en landschapsorganisaties betrokken.

  • Het is de bedoeling dat in dit gebiedsproces brede overeenstemming wordt bereikt, waarna de agrarische collectieven uiteindelijk een gebiedsaanvraag binnen een dergelijk gebied gaan opstellen. In zo’n gebiedsaanvraag geven de collectieven aan op welke wijze in de komende jaren aan welke doelen gewerkt gaat worden.

Nationale invulling ecologische focus area’s (EFA’s)

Zoals aangegeven in mijn brief over «Uitwerking directe betalingen gemeenschappelijk Landbouwbeleid» van 5 juni 2014 (Kamerstuk 28 625 nr. 194) zijn er op bouwland sterke verbanden tussen Ecologische Aandachtsgebieden (EFA’s) en het Agrarisch natuur- en landschapsbeheer. In bovenstaande brief heb ik aangegeven wat de nationale invulling van de EFA’s is. Met de vergroeningsmaatregelen in de eerste pijler van het GLB creëren we een basisniveau van biodiversiteit in landbouwgebieden. Door collectief ANLb in kerngebieden toe te passen kan de al jaren neergaande trend van natuurwaarden op landbouwgrond worden omgebogen. Ik zie erop toe dat de implementatie van beide pijlers goed op elkaar wordt afgestemd.

Kennisontwikkeling

Waar mogelijk en zinvol zal ik de invoering van het ANLb met kennisontwikkeling ondersteunen. Zo ben ik bijvoorbeeld een onderzoek gestart naar de verschillende verdienmodellen wanneer en hoe ANLb rendabel voor de agrarische sector kan worden toegepast. Ik vind het belangrijk dat wetenschappelijk onderzoek, praktijkonderzoek, onderwijs, ervaring van boeren en kennis van natuur- en soortenorganisaties bij elkaar worden gebracht. Daarom zal in de vernieuwde leerstoel ANLb zowel een academische als een praktijkkring gerealiseerd worden. Ook heb ik middelen beschikbaar gesteld voor een lectoraat gebiedscollectieven ten behoeve van het hoger beroepsonderwijs en financier ik een kenniscentrum natuur- en leefomgeving.

Monitoring

Daarnaast heb ik in mijn brief van 6 februari jl. over de evaluatie en monitoring Natuurpact, aangegeven dat ik samen met provincies werk aan één samenhangend systeem van monitoren. Hierbij zal de effectiviteit van het ANLb worden meegenomen. Daarmee wordt evaluatie van het ANLb ook onderdeel van de driejaarlijkse evaluatie van het Natuurpact die door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) wordt uitgevoerd.

3. Verlaging van de uitvoeringskosten

Het uitgangspunt blijft dat met het nieuwe stelsel de uitvoeringskosten zeer sterk worden teruggebracht. Boeren kunnen straks niet meer individueel subsidie aanvragen maar alleen via een agrarisch collectief. De uitvoeringskosten worden met name bepaald door een aantal factoren:

  • Het aantal aanvragen;

  • De volledigheid en kwaliteit van de aanvragen;

  • Het aantal administratieve controles;

  • Het aantal controles in het veld.

Het nieuwe stelsel ANLb zal met name op de eerste drie factoren invloed hebben. In plaats van ca. 14.000 individuele aanvragen nu, gaan we naar ca. 40 collectieve aanvragen in 2016. Alleen collectieven die voldoen aan een Programma van Eisen kunnen nog een gebiedsaanvraag indienen. Dat zal ook de kwaliteit van de aanvraag ten goede komen en het aantal administratieve controles doen afnemen.

Het aantal controles in het veld zal, omdat het aantal hectares niet zal afnemen, niet per definitie minder worden.

Samenvattend kan ik zeggen dat de administratieve lasten bij de boeren en de uitvoeringskosten bij de overheid (provincies/RVO) afnemen.

Ook de GLB-pilots leren mij dat de uitvoeringslasten voor het hele stelsel omlaag zullen gaan.

4. Randvoorwaarden

In mijn vorige brief (Kamerstuk 33 576 nr. 3) heb ik u een drietal randvoorwaarden voor een succesvolle introductie van het nieuwe stelsel genoemd, te weten goedkeuring van de aanpak van het nieuwe stelsel door de Europese Commissie; professionele collectieven die EU-conform werken en commitment van overheden van partijen aan het nieuwe stelsel.

Goedkeuring van de aanpak van het nieuwe stelsel door de Europese Commissie

Het nieuwe stelsel ANLb wordt in goed overleg met de Europese Commissie ontwikkeld. Het nieuwe stelsel zal worden opgenomen in POP3. Provincies zijn verantwoordelijk voor de implementatie van POP3. Ik bereid hiertoe, in nauw overleg met de provincies, een notificatie voor, die dit najaar bij de Europese Commissie zal worden ingediend.

De collectieve aanpak is ook voor de Europese Commissie een nieuw element in het GLB. Ik leg daarom tevens een voorstel voor een controle- en beheersysteem rond de zomer voor aan de Europese Commissie. Dit om in goed overleg met de Europese Commissie te komen tot een efficiënte en Europese Commissie conforme uitvoering.

Professionele collectieven die EU-conform werken

De afgelopen jaren zijn vier GLB-pilots uitgevoerd ter voorbereiding op de overgang naar een nieuw stelsel, waarbij het accent lag op de (on)mogelijkheden van zelfsturing van het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Ik heb het Landbouw Economisch Instituut gevraagd om de ervaringen uit de GLB-pilots te evalueren en aanbevelingen te doen voor een succesvol vervolg op nationale schaal. Ook heb ik een evaluatie ontvangen van de GLB-pilots zelf. Deze evaluaties hebben een goede bijdrage geleverd aan het ontwikkelen van het ANLb 2016. Zo hebben de GLB-pilots bijvoorbeeld aangetoond dat streekeigen processen werken.

Daarnaast zijn de collectieven in staat gebleken om zelf maatregelen samen te stellen die zowel effectief zijn voor de biodiversiteit als inpasbaar in de agrarische bedrijfsvoering.

Zelfsturing is een continu proces waarbij gestart wordt met een gebiedsplan dat in afstemming met provincies wordt opgesteld, een optimale allocatie van beheer wordt gerealiseerd en resultaten worden gemonitord wat zo nodig tot bijsturing zal leiden.

Het slagen van het nieuwe stelsel is afhankelijk van de professionaliteit van de collectieven. Daarvoor heeft de agrarische sector Stichting Collectieven Agrarisch Natuurbeheer (SCAN) opgericht, die namens de ANV-koepels en LTO de professionalisering van de agrarische collectieven voorbereid. De GLB-pilots hebben daarbij een actieve rol in het verspreiden van hun ervaringen. Inmiddels kan ik u mededelen dat er circa 40 collectieven in oprichting zijn.

Commitment van overheden en andere partijen aan het nieuwe stelsel.

De laatste randvoorwaarde gaat over het commitment van overheden en andere partijen om (inter)nationale doelen en de praktische mogelijkheden voor inpassing in de bedrijfsvoering bij elkaar te brengen.

Er is commitment bij de Agrarisch Natuurverenigingen (ANV’s) die al jaren bezig zijn om het gedachtengoed van het ANLb te realiseren. Dit geldt ook voor de andere betrokken overheden en organisaties. Er moet nog veel gebeuren, hetgeen een voortgezette inzet vraagt van alle betrokken partijen.

Tot slot

Per 1 januari 2016 wil ik in één keer overgaan naar het nieuwe stelsel voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Dit betekent dat 2015 een transitiejaar wordt. Daarin lopen oude SNL verplichtingen in 2015 door, terwijl agrariërs ook al vergroeningspremies onder het aangepaste beleid van de GLB periode 2014 – 2020 kunnen aanvragen. Binnen de Europese randvoorwaarden wil ik met betrokkenen bespreken hoe we zorgen dat de keuzes die ondernemers in 2015 maken voor bepaalde vergroeningsmaatregelen, bijdragen aan de mogelijkheden om in 2016 met collectief agrarisch natuurbeheer mee te doen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven