33 552 Slachtofferbeleid

Nr. 64 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2020

De afgelopen tien jaar is hard gewerkt aan versterking van de positie van slachtoffers van criminaliteit in het strafproces. Dit heeft ertoe geleid dat de rechten van het slachtoffer binnen en buiten het strafproces zijn versterkt. Het slachtoffer is daarmee ook zichtbaarder geworden, en staat soms letterlijk in de schijnwerpers. Die zichtbaarheid heeft ook een keerzijde, want het kan leiden tot een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer (hierna: privacy) van het slachtoffer. Het moet voor een slachtoffer buitengewoon pijnlijk zijn om tijdens het strafproces ook nog eens het gevoel te hebben dat je privacy niet wordt gerespecteerd. Als Minister voor Rechtsbescherming zie ik het als mijn taak om deze inbreuken zoveel mogelijk te beperken. In deze brief ga ik in op de acties die ik daarop heb ingezet en nog zal inzetten.

Met deze brief doe ik tevens mijn toezegging uit mijn brief van 17 december 2019 gestand over de bescherming van persoonsgegevens van slachtoffers (Kamerstuk 33 552, nr. 61). Ook beantwoord ik hiermee het verzoek van het lid Van Wijngaarden van de vaste commissie JenV van uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg Strafrechtelijke onderwerpen van 4 maart 2020 (Kamerstuk 29 279, nr. 588) om te reageren op het witboek van Slachtofferhulp Nederland: privacy van het slachtoffer: feit of fictie.

Uit het witboek van Slachtofferhulp Nederland komt duidelijk naar voren dat het belang van privacy van slachtoffers in het strafproces goed op het netvlies van het Openbaar Ministerie, politie en de rechtspraak moet staan. Ik heb Slachtofferhulp Nederland bereid gevonden om een rondgang te organiseren langs alle eenheden, parketten en rechtbanken om de lessen uit het witboek te delen met de praktijk. De rondgang is gericht op het vergroten van het bewustzijn van professionals. Daarbij zal de focus liggen op de aandachtpunten uit het witboek van Slachtofferhulp Nederland, waaronder het voldoende benutten van de bestaande mogelijkheden voor het afschermen van persoonsgegevens van slachtoffers en het geven van aandacht aan de privacy-behoefte van slachtoffers tijdens de terechtzitting. De rondgang zal starten wanneer de maatregelen die worden getroffen in het kader van de corona-crisis dat toelaten.

In deze brief ga ik in op de volgende aspecten van de privacy van slachtoffers:

  • I. Bescherming van privacy binnen het strafproces

    • A) Beschermen adresgegevens tegen kennisname door verdachte

    • B) Bescherming van medische gegevens als onderdeel van vordering benadeelde partij

    • C) Bescherming van privacy tijdens terechtzitting

  • II. Bescherming van privacy buiten het strafproces

    • D) Bescherming van privacy in voorlichting over strafzaken

    • E) Bescherming van privacy in de media

I. Bescherming van privacy binnen het strafproces

A) Beschermen adresgegevens van slachtoffer tegen kennisname door verdachte

In mijn brief van 17 december 2019 aan uw Kamer heb ik aangegeven te zullen verkennen of het geautomatiseerd weglakken van persoonlijke gegevens van het slachtoffer uit het strafdossier een werkbare optie zou kunnen zijn.1 Deze verkenning is de afgelopen maanden uitgevoerd en heeft opgeleverd dat dit een aanzienlijke aanpassing van het ICT-proces van meerdere ketenpartners zou vergen om een dergelijke voorziening te implementeren. Waar gewerkt werd vanuit de aanname dat een lak-voorziening maar op één moment nodig zou zijn, namelijk direct voorafgaand aan de verstrekking van het procesdossier naar de verdachte, is deze aanname onjuist gebleken. De realiteit van het strafproces is dat veel documenten uit het procesdossier op veel verschillende manieren (via fysieke kopieën, mails, fax) en op verschillende momenten (vanaf het begin tot het eind van het strafproces) worden gedeeld met verdachten. Gegeven deze context acht ik het inrichten van een lak-voorziening daarom geen begaanbare weg.

De noodzaak van een generieke bescherming van adresgegevens van het slachtoffer is daarmee niet weg. De realiteit blijft dat deze gegevens in de meeste gevallen zonder noodzaak worden gedeeld met verdachten.2 Een eerder onderzochte interventie om adresgegevens van slachtoffers standaard niet meer te tonen in het belangrijkste brondocument, het proces verbaal van aangifte van de politie, zal daarom toch nader worden onderzocht op uitvoerbaarheid. Daarvoor zal de komende maanden een simulatie worden uitgevoerd waarbij specifiek de eerder ingebrachte impact op werkprocessen van met name de rechtspraak wordt onderzocht.

Aangezien eerder is geconstateerd dat deze maatregel op zichzelf niet afdoende is, worden daarnaast per ketenpartner de volgende aanvullende stappen gezet:

Politie:

  • De politie brengt in kaart welke stappen zullen moeten worden gezet om ook de andere processen-verbaal waarin adresgegevens van slachtoffers worden vermeld te schonen van deze gegevens. Hiertoe levert de politie in mei een analyse aan mij op.

Openbaar Ministerie:

  • Het Openbaar Ministerie streeft ernaar om voor het eind van 2020 de eigen correspondentie met het slachtoffer die in het strafdossier terechtkomt te schonen van adres- en contactgegevens van slachtoffers.

  • Het formulier waarmee het Openbaar Ministerie de behoeften en wensen van slachtoffers tijdens het strafproces inventariseert (wensenformulier) wordt herzien om slachtoffers expliciet te wijzen op het feit dat sommige gegevens bij de verdachte terecht kunnen komen. Tevens zullen zij worden gewezen op de mogelijkheid om zelf stukken te anonimiseren die zij aan het dossier toevoegen. Dat laat onverlet dat sommige persoonlijke gegevens noodzakelijk kunnen blijken voor de bewijsvraag of de vordering benadeelde partij.

  • Onderzocht wordt of de (recent in aantal uitgebreide) slachtoffercoördinatoren van het Openbaar Ministerie een rol kunnen spelen bij het informeren van slachtoffers over privacyaspecten en het informeren van de officier van justitie en de rechtspraak over wensen van het slachtoffer.

Slachtofferhulp Nederland

  • In haar informatievoorziening aan slachtoffers zal Slachtofferhulp Nederland meer aandacht gaan besteden aan de privacyaspecten van het strafproces, onder andere via de eigen website en andere communicatiemiddelen.

  • Bij de doorontwikkeling van het maatwerk-protocol (samenwerkingsafspraken tussen Openbaar Ministerie, politie en Slachtofferhulp Nederland voor de hulp aan slachtoffers van ernstig geweld- en zedenmisdrijven) zal specifiek aandacht zijn voor de privacybelangen van slachtoffers. Hiermee wordt beoogd om enerzijds de professionals die met slachtoffers werken handvatten te bieden ter bescherming van de privacy van slachtoffers en anderzijds slachtoffers beter te informeren over de privacyaspecten van het strafproces.

Onderzoek naar de knelpunten in het werkproces van domiciliekeuze heeft opgeleverd dat onduidelijkheid bestaat over de verantwoordelijkheid voor dit proces. Hierdoor functioneert domiciliekeuze niet in alle regio’s naar behoren.

Ik ben hierover in gesprek met de politie en het Openbaar Ministerie en streef ernaar om uw Kamer in het najaar te berichten over de wijze waarop dit knelpunt wordt aangepakt. Hiermee geef ik mede uitvoering aan een van de aanbevelingen uit witboek van Slachtofferhulp Nederland.

B) Beschermen van medische gegevens als onderdeel van een vordering benadeelde partij

Tijdens het Algemeen Overleg over slachtofferbeleid op 27 november 2019 heb ik aan het lid Kuiken (PvdA) toegezegd uw Kamer te informeren over de omgang met de psychologische rapportage over psychisch letsel die een slachtoffer gebruikt ter onderbouwing van zijn vordering voor schadevergoeding (Kamerstuk 33 552, nr. 62). Daarbij beveelt Slachtofferhulp Nederland in haar witboek aan om alleen de conclusies van medische rapportages te hoeven delen met de verdediging.

Ik kan me die gedachte goed voorstellen: het moet als slachtoffer onrechtvaardig voelen om in een procedure de verdachte ook nog eens inzage te moeten geven in je eigen medische gegevens. Bepalend voor de omgang met deze gegevens is het kader waarbinnen deze gegevens worden ingebracht. Hoewel het binnen het strafproces plaatsvindt, betreft het hier een civiele procedure voor de vordering benadeelde partij. In deze procedure is de Staat geen partij. Dat maakt enerzijds dat een slachtoffer zelf kan bepalen wat wel en niet wordt gedeeld in het kader van deze procedure. Anderzijds kan ook de verdediging om meer details vragen dan het slachtoffer in eerste instantie heeft gegeven (doordat bijvoorbeeld alleen de conclusies van een medische rapportage zijn gedeeld). Het is vervolgens aan de rechter om te bepalen of dit verzoek van de verdediging wordt ingewilligd. Anders dan bij een reguliere civiele procedure zal het niet altijd mogelijk zijn om tijdens het proces een aanvullende onderbouwing in te dienen. Als een vordering nadere onderbouwing behoeft en daarmee extra belastend is voor het strafproces, kan de strafrechter de vordering geheel of gedeeltelijk niet ontvankelijk verklaren. Het slachtoffer is dan aangewezen op de civiele rechter. Dit zijn beperkingen die het huidige schadestelsel met zich meebrengt. Zoals ik uw Kamer tijdens het voornoemde Algemeen Overleg heb medegedeeld stel ik een adviescollege in om te adviseren over herziening van het regime van schadevergoeding.

Daarnaast is van belang dat slachtoffers goed worden geïnformeerd over de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van hun privacy bij het voegen van stukken. Slachtofferhulp Nederland past momenteel haar website aan om slachtoffers hierop te attenderen. Ook de voormelde aanpassing van het wensenformulier moet ervoor zorgen dat de informatievoorziening van het OM aan slachtoffers hierover wordt verbeterd.

C) Beschermen van de privacy van slachtoffers tijdens de terechtzitting

De openbare terechtzitting is het moment waarop slachtoffers van hun spreekrecht gebruik kunnen maken. Tegelijkertijd is de zitting, juist vanwege de openbaarheid, ook vanuit het oogpunt van privacy een kwetsbaar moment voor slachtoffers. Ik constateer dat gerechten in toenemende mate aandacht hebben voor slachtofferbelangen zoals het belang van privacy. De voortgangsrapportage van de Raad voor de rechtspraak van afgelopen najaar laat zien dat nagenoeg alle gerechten speciale voorzieningen kunnen inzetten ter bescherming van de privacy van het slachtoffer. Voorbeelden hiervan zijn: op verzoek de naam van het slachtoffer niet noemen, het afschermen van het slachtoffer in de zittingszaal en de mogelijkheid voor het slachtoffer om de zitting via een videoverbinding te volgen.3

In het witboek van Slachtofferhulp komt tevens de veel gehoorde wens van (minderjarige) zedenslachtoffers om een zitting (deels) achter gesloten deuren te behandelen aan de orde. Deze wens is zeer begrijpelijk, aangezien privacygevoelige informatie tijdens een zitting in detail aan de orde kan komen. Vanwege de aard van het delict kan dat voor zedenslachtoffers een

aangrijpende inbreuk op hun privacy zijn, zeker als er pers en/of bezoekers in de rechtszaal aanwezig zijn. Slachtofferhulp beveelt aan om zittingen van zedenzaken (deels) achter gesloten deuren te behandelen. Ik vind het vanuit het oogpunt van slachtofferbescherming een zeer begrijpelijk voorstel. In verband met andere rechtstatelijke belangen kan ik deze aanbeveling echter niet in generieke zin overnemen. Een gesloten behandeling van alle zedenmisdrijven zou namelijk een te grote inbreuk maken op het rechtsstatelijke grondbeginsel van de openbaarheid van rechtspraak. Ik wil wel meer aandacht geven aan de bestaande mogelijkheid voor slachtoffers of hun advocaat om in individuele zaken bij de rechter een verzoek in te dienen voor een behandeling achter gesloten deuren. Het blijft aan de rechter om de verschillende belangen af te wegen en een besluit te nemen. Daarbij hecht ik eraan dat rechters bij die beslissing het belang van de privacy van slachtoffers met de juiste zwaarte meewegen. In de landelijke rondgang van Slachtofferhulp Nederland zal daar expliciet aandacht aan worden besteed.

II. Bescherming privacy slachtoffers buiten het strafproces

D) Bescherming privacy in voorlichting over strafzaken

In de brieven van 11 juni 2019 en 19 november 2019 informeerden de Minister van Justitie en Veiligheid en ik uw Kamer over de wijze waarop de politie en het Openbaar Ministerie bij voorlichtingsactiviteiten voor het publiek de belangen van slachtoffers beschermen.4 We gaven daarin aan dat door het Openbaar Ministerie en de politie stappen zijn gezet om te waarborgen dat bij elke voorlichtingsactiviteit een goede afweging wordt gemaakt, waarin de belangen van slachtoffers en nabestaanden een belangrijke plek innemen. Om dat te bereiken hebben deze organisaties een nieuwe werkwijze ingevoerd waarin voortaan altijd een overeenkomst wordt afgesloten bij medewerking aan een mediaproductie. In dit contract worden de afspraken met de producent vastgelegd om de privacy van betrokkenen te beschermen. Ook heeft het Openbaar Ministerie recent de Aanwijzing Voorlichting opsporing en vervolging aangescherpt. De verwachting is dat deze Aanwijzing vóór de zomer in werking treedt.

E) Bescherming privacy in de media

Slachtoffers van ernstige gewelds- of zedenmisdrijven of hun nabestaanden kunnen te maken krijgen met veel media-aandacht. Sommige slachtoffers ervaren dit als positief, als erkenning voor het leed dat hen is aangedaan of omdat de media-aandacht helpt bij het oplossen van de zaak, zoals bij een vermissing. De media-aandacht kan voor slachtoffers of nabestaanden echter ook zeer overweldigend zijn of zelfs leiden tot secundaire victimisatie.

De bescherming van de privacy van slachtoffers in dit kader is primair een taak voor de media zelf. De Raad voor de Journalistiek heeft een leidraad opgesteld waarin wordt beschreven op welke wijze de belangen van slachtoffers in het oog moeten worden gehouden. In de leidraad is onder andere opgenomen dat journalisten rekening moeten houden met het recht van slachtoffers en nabestaanden om met rust gelaten te geworden. In de onlangs aangenomen motie van het lid van de Eerste Kamer Baay-Timmerman (50PLUS) c.s. wordt de regering verzocht erop aan te dringen dat media dezelfde identiteitsbescherming die voor verdachten wordt gebruikt, ook gaan hanteren voor slachtoffers, tenzij slachtoffers zelf uitdrukkelijk toestemming verlenen.5 Ook uw Kamer heeft voor dit onderwerp aandacht gevraagd in het Algemeen Overleg slachtofferbeleid van 27 november jl.

Ik neem deze oproepen zeer serieus. Zoals ik u in mijn brief van 19 november 2019 heb laten weten, zal het Fonds Slachtofferhulp op mijn verzoek een dialoog met journalisten en een symposium organiseren over dit thema, zodra dit gelet op de coronacrisis mogelijk is. Daarna zullen gesprekken worden gevoerd met de Raad voor de Journalistiek, de Nederlandse Vereniging voor Journalisten en het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren over mogelijke verbeteringen in journalistieke werkwijzen ten aanzien van slachtoffers. Ik roep slachtoffers op om in elk geval een klacht in te dienen bij de Raad voor de Journalistiek wanneer zij van mening zijn dat hun privacy wordt geschonden. Slachtofferhulp Nederland kan hierbij ondersteunen.

Eerder heb ik uw Kamer eerder laten weten dat ik de pilot «Namens de Familie» van Slachtofferhulp Nederland ondersteun.6 In de pilot worden slachtoffers in zaken met een hoge mediadruk geadviseerd door mediaexperts. Deze pilot is onlangs positief geëvalueerd en ik heb daarom besloten om dit voor minimaal nog een jaar te ondersteunen. Namens de Familie heeft daarnaast informatieproducten ontwikkeld met handvatten voor alle slachtoffers die te maken krijgen met (ongewenste) media-aandacht.

Tot slot

Privacy is een groot goed en extra van belang voor slachtoffers van criminaliteit, die vaak een zeer ingrijpende gebeurtenis hebben meegemaakt met een grote impact op hun leven. Het kan niet zo zijn dat slachtoffers bovenop die impact van het strafbare feit tijdens het strafproces ook nog eens een onnodige inbreuk op hun privacy te dulden hebben. Met de reeds ingezette en beoogde maatregelen die ik in deze brief heb genoemd, wordt een belangrijke stap gezet naar een betere bescherming van de privacy van slachtoffers. In lijn met de doelstellingen uit mijn Meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2018–2021 (Kamerstuk 33 552, nr. 43) zullen deze maatregelen bijdragen aan een sterker en beter beschermd slachtoffer van criminaliteit. In de voortgangsrapportages die ik over de Meerjarenagenda aan uw Kamer stuur, zal ik nader rapporteren over de voortgang van de uitvoering van bovenstaande maatregelen.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 33 552, nr. 61.

X Noot
2

WODC 2015, Bescherming van privacy van slachtoffers (deel A en deel B), Inzage via

www.wodc.nl. Tevens: Kamerstuk 33 552, nr. 17.

X Noot
3

Kamerstuk 33 552, nr. 58.

X Noot
4

Kamerstuk 33 552, nrs. 53 en 58

X Noot
5

Kamerstuk 35 300 VI, R.

X Noot
6

Kamerstuk 33 552, nr. 58.

Naar boven