33 529 Gaswinning

Nr. 612 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 mei 2019

Met deze brief informeer ik uw Kamer over enkele onderwerpen met betrekking tot mijnbouw en Groningen. Hiermee geef ik invulling aan een aantal door mij gedane toezeggingen in het AO Mijnbouw/Groningen van 21 maart jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 607), in het dertigledendebat van 10 april jl. over zoutwinning (Handelingen II 2018/19, nr. 73, item 9) en in het AO KNMI-metingen van 25 april jl. Daarnaast geef ik met deze brief uitvoering aan een schriftelijk verzoek van de vaste commissie voor EZK.

Vergunningverlening geothermie

In het AO Mijnbouw van 21 maart heb ik toegezegd uw Kamer schriftelijk een nadere toelichting op vergunningverlening voor geothermieprojecten te geven.

De winning van aardwarmte gaat een belangrijke rol spelen in onze energievoorziening. De afgelopen jaren is een klein aantal partijen al gestart met het winnen van aardwarmte. Het wettelijk kader voor de winning van aardwarmte is de Mijnbouwwet. Bij de behandeling van de benodigde aanvragen voor deze vergunningen is duidelijk geworden dat de procedures, die zijn ingericht op de winning van gas, olie en zout, niet goed aansluiten op de winning van aardwarmte. Dit heeft gevolgen voor de huidige vergunningverlening. Daarom ben ik bezig met een wijziging van de Mijnbouwwet. Deze zal ik eind 2019 aan uw Kamer sturen.

Ik verwacht met deze wetswijziging de geothermiesector beter te kunnen reguleren. Dit laat onverlet dat er voor de korte termijn ook een aantal maatregelen moet worden genomen om de huidige procedures snel en goed te laten verlopen. In aanvulling op deze kaders werk ik nu aan een tijdelijk beleidskader dat deze wettelijke kaders meer invult om zo aanvragen voor aardwarmte sneller en meer adequaat te kunnen beoordelen. Ook heeft mijn ministerie overleg met de sector over het verbeteren van de aanvragen zodat deze sneller kunnen worden beoordeeld.

Schademeldingen aardbeving bij Heiligerlee

Tijdens het 30-leden debat over de zoutwinning in Groningen op 10 april 2019 heb ik toegezegd om na te gaan of er naar aanleiding van de aardbeving bij Heiligerlee op 19 november 2017 schademeldingen zijn gedaan bij de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) dan wel bij Nouryon. Zowel de Tcbb en Nouryon hebben aangegeven dat zij geen schademeldingen hebben ontvangen.

Versnellingsmeters bij zoutwinning

In dit debat over zoutwinning heb ik daarnaast toegezegd om te bekijken of er voldoende versnellingsmeters zijn geplaatst om de bodembeweging rondom de zoutwinning en gaswinning te kunnen meten. Ik heb mij voor het antwoord op deze vraag gebaseerd op informatie die ik heb verkregen van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM). Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) beschikt over een landelijk meetnetwerk om de seismiciteit te meten. Het meetnetwerk is speciaal voor het Groningen gasveld verfijnd zodat daar nauwkeuriger gemeten kan worden in vergelijking tot de rest van Nederland. Het KNMI meetnetwerk kan ook bevingen waarnemen die niet aan de oppervlakte te voelen zijn. Voor de precieze plaatsbepaling van een lichte aardbeving, of deze bijvoorbeeld in of juist in de buurt van een zoutstructuur is opgetreden, is de onzekerheid in het KNMI meetnetwerk te groot.

Nouryon heeft op verzoek van SodM in Heiligerlee een meetnetwerk aangelegd dat nauwkeuriger kan meten dan het landelijke meetnetwerk van het KNMI. Het verbeterde meetnetwerk van Nouryon lijkt nu adequaat te werken. SodM heeft Nouryon gevraagd om nog enkele aanpassingen aan het netwerk te doen. SodM zal erop toezien dat Nouryon dit voor het eind van 2019 heeft uitgevoerd.

Het meetnetwerk rondom Zuidwending is nog niet uitgebreid. Zuidwending ligt op de rand van het gebied waar het meetnet speciaal voor het Groningengasveld is verfijnd. Er wordt in Zuidwending wel nauwkeuriger gemeten dan in de rest van Nederland maar mogelijk minder nauwkeurig dan in Heiligerlee. SodM heeft aan EnergyStock en Nouryon aangegeven dat zij in Zuidwending een nauwkeuriger meetnetwerk moeten aanleggen. EnergyStock en Nouryon zijn hierover met elkaar in gesprek.

Verduurzaming industriële grootverbruikers laagcalorisch gas

Tijdens het AO mijnbouw van 21 maart heeft het lid Dik-Faber (CU) de vraag gesteld of in het wetsvoorstel «wijziging van de Gaswet betreffende een verbod op laagcalorisch gas voor de grootste afnemers» een haakje kan worden opgenomen om kleinere grootverbruikers te verplichten tijdig te verduurzamen.

Dit wetsvoorstel bevindt zich op dit moment nog in de voorbereidende fase. Zowel de consultatie als de advisering door de Raad van State kunnen nog tot aanpassing van het wetsvoorstel, zoals dat bij uw Kamer ter behandeling zal worden ingediend, leiden. Niettemin kan ik ten aanzien van de gestelde vraag het volgende opmerken. Verduurzaming van de industrie, waaronder de kleinere grootverbruikers van laagcalorisch gas, maakt onderdeel uit van de klimaatdoelen van dit kabinet. In het kader van het klimaatakkoord wordt gewerkt aan een pakket dat meer duidelijkheid dient te geven over de invulling van de CO2-reductiedoelen per sector en de randvoorwaarden waarbinnen deze 2030-doelen gehaald kunnen worden. Eén van de aangekondigde nieuwe instrumenten hierbij is de verbreding van de SDE+ naar de SDE++, zodat naast duurzame energie ook CO2-emissiereducerende technieken in aanmerking komen voor subsidie. Daarnaast is onder meer een CO2-heffing voor de industrie aangekondigd.

Het verduurzamen van de grootverbruikers dient twee doelen. In de eerste plaats draagt verduurzaming bij aan de klimaatdoelen. In de tweede plaats kan verduurzamen ook bij dragen aan het verminderen van de vraag naar laagcalorisch gas. Dit wetsvoorstel ziet specifiek op het zo snel mogelijk verminderen van de vraag naar laagcalorisch gas ten behoeve van de veiligheid van de Groningers. In de brief van 3 december 2018 (Kamerstukken 33 529, nr. 536) heb ik aangegeven dat om de vraag te verminderen enkel de afschakeling van de negen grootste verbruikers van laagcalorisch gas nodig is. De omschakeling van de 44 overige bedrijven heeft onvoldoende meerwaarde en vergt bovendien een omvangrijke en kostbare ombouwoperatie. De bedrijven hebben in dit verband zelf aangegeven dat verduurzaming vóór 2022 geen reële optie is. Het opnemen van een verplichting tot verduurzaming in dit wetsvoorstel draagt daarmee niet bij aan het zo snel mogelijk verminderen van de vraag naar laagcalorisch gas en past dus niet bij het met dit wetsvoorstel beoogde doel.

Aanpassingen van het wetsvoorstel die gericht zijn op alleen verduurzaming, leiden tot een forste aanpassing van de wet. De huidige toelichting biedt hiervoor namelijk onvoldoende onderbouwing. Bovendien kan een dergelijk «haakje», bedoelt om een dergelijke verplichting snel en zonder alle bijbehorende procedures in te kunnen voeren, leiden tot weerstand bij de belanghebbenden. Hiermee kan de toevoeging van een dergelijke passage tot vertraging leiden, waarmee de tijdige ombouw van de negen grootverbruikers in gevaar kan komen. Nu dit wetsvoorstel zich exclusief richt op de veiligheid van de Groningers hebben de overige grootverbruikers de ruimte om direct te verduurzamen. In het kader van het klimaatakkoord wordt in dit verband gewerkt aan een breed pakket aan maatregelen. Nu vooruitlopen op de besluitvorming over het klimaatakkoord vind ik ongewenst.

Inzage in resultaten opname en inspectie van woningen

Uw Kamer heeft met de motie van het lid Nijboer c.s. (Kamerstuk 32 849, nr. 169) verzocht ervoor te zorgen dat iedereen van wie het huis is geïnspecteerd de beoordeling van de inspectie ter inzage kan krijgen. In het AO van 21 maart heb ik toegezegd u te informeren over de uitvoering van deze motie. Als bewoners een opname hebben gehad hebben zij het recht om de resultaten daarvan te krijgen. Bewoners kunnen dus een rapport opvragen bij NCG. Zij kunnen zich met een verzoek hiertoe wenden tot het versterkingspunt in de buurt. Hiermee beschouw ik de motie van het lid Nijboer c.s. als uitgevoerd. Een opname is overigens alleen een technische inventarisatie van een woning, waarbij de karakteristieken van een woning in kaart worden gebracht. Deze informatie is nodig om vervolgens een beoordeling uit te kunnen voeren. Deze vervolgstap heeft echter niet in alle gevallen plaats gevonden. Daarom zal er in veel gevallen geen sprake zijn van een rapport, maar slechts van ruwe technische data zonder interpretatie.

Eigen handelingsperspectief bewoners bij versterking

Tijdens het AO mijnbouw van 21 maart jl. heb ik toegezegd in te gaan op de vraag welke elementen van het programma «Eigen initiatief» ik beoog mee te nemen in de nieuwe aanpak van de versterkingsopgave. Uw Kamer heeft daarnaast de motie van het lid Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 604) over dit onderwerp aangenomen.

Op 8 april jl. heb ik in de beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Beckerman (SP) (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2244) aan uw Kamer gemeld dat momenteel door NCG wordt onderzocht hoe en binnen welke randvoorwaarden eigen regie bij de versterking ingezet kan worden binnen de huidige versterkingsopgave. Dit is onderwerp van overleg tussen de regiobestuurders en mij. De insteek is dat een eigenaar in eigen beheer de versterking kan uitvoeren, nadat de eigenaar een beoordeling heeft ontvangen. Dit element sluit aan bij het gedachtengoed van eigen initiatief. Deze aspecten krijgen een plek in de aansturing van de versterkingsoperatie en in de nieuwe wet- en regelgeving.

Proces validatie typologie-aanpak door TNO

In het AO van 21 maart heb ik toegezegd uiteen te zetten hoe het traject van validatie van de typologie-aanpak door TNO in elkaar zit. op In juli 2018 heeft de Mijnraad geadviseerd (Kamerstuk 33 529, nr. 498) in te zetten op de ontwikkeling van een aanpak met standaardoplossingen per type woning (de typologie-aanpak). Doel is de gewenste versnelling in de versterkingsopgave te bewerkstelligen. Hierover zijn op 20 september 2018 afspraken gemaakt tussen regio en Rijk (Kamerstuk 33 529, nr. 527). Doelstelling van de validatie is het onafhankelijk borgen van de methodiek op geldigheid en juistheid. Validatie draagt bij aan vergroten van het vertrouwen in de typologie-aanpak bij bewoners en bestuurders. Ik heb TNO gevraagd om de validatie uit te voeren. Voorop staan daarbij veiligheid (een individueel risico van maximaal 10-5 per jaar), navolgbaarheid en uitlegbaarheid. De validatie van ontwikkelde producten, processen en methoden dient publiek beschikbaar te komen en publiek gebruikt te kunnen worden.

Proceskosten schade en versterken

In het AO van 21 maart jl. is gevraagd naar een uitsplitsing van proceskosten en kosten voor schade en versterken. Vooraf hecht ik er aan te benadrukken dat uitvoeringskosten niet ten koste gaan van de uiteindelijke schadebetalingen en uitgaven aan versterking. Het één komt niet in de plaats van het ander, en beide kostensoorten worden door NAM betaald. Uw Kamer is op 15 mei jl., als onderdeel van het jaarverslag van de begroting van EZK, geïnformeerd over alle kosten van de afhandeling van schade door de TCMG en de verwachte ontwikkeling daarvan. Voor versterken geldt dat NAM alle kosten direct betaalt en ik daarom minder inzicht heb in de proceskosten. Dat verandert zodra de versterking volledig publiekrechtelijk is georganiseerd en ik de kosten via een wettelijke heffing achteraf op NAM verhaal. Een wetsvoorstel om de versterking publiekrechtelijk te organiseren heb ik in voorbereiding.

Pilot tiltsensoren

In het Algemeen Overleg KNMI-metingen op 25 april jl. heb ik toegezegd uw Kamer schriftelijk te informeren over de pilot tiltsensoren en de betrokkenheid van het KNMI daarbij. De voorbereidingen van deze pilot zijn in samenwerking met Fugro/Zonneveld en Archipunt/MUG in volle gang. Deze partijen voeren de opdrachten uit voor NCG. NCG laat zich bij de uitvoering van de pilot adviseren door een Technische Commissie. Deze Technische Commissie zal naar verwachting eind mei of begin juni 2019 voor het eerst bijeenkomen, onder meer om de meetplannen van de pilot te reviewen. De Technische Commissie wordt voorgezeten door de heer Ihsan Bal (Hanzehogeschool), en zal verder bestaan uit deelnemers van KNMI, TNO, Deltares, HIT en KEM. Deze partijen, waaronder dus ook KNMI, zijn in het voortraject betrokken geweest bij het Plan van Aanpak dat is opgesteld voor de NCG. In dit Plan van Aanpak zijn de criteria waaraan de pilot moet voldoen vastgelegd en was de basis voor het aanbestedingsdocument dat op 5 december 2018 is gepubliceerd.

Gezondheidsgevolgen aardbevingen

In het AO van 21 maart is onder meer gesproken over een – toen nog ongepubliceerd – adviesrapport van de GGD Groningen. Op 25 maart is dit rapport, «Aanpak gezondheidsgevolgen aardbevingen», gepubliceerd. Het GGD rapport laat de problemen zien in de regio, daarom hecht ik er waarde aan dat deze problematiek zo snel mogelijk integraal wordt aangepakt. Regio en Rijk bekijken gezamenlijk op welke manier de aanbevelingen in te passen zijn in bestaande initiatieven en programma's op het gebied van gezondheid. Hierdoor kan het geheel integraal worden ingebed in de bestaande gezondheidszorg. Samen met bewindspersonen van het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, zal ik met de betrokken partijen in overleg treden over de financiële aspecten. Ik zal uw Kamer daarover voor de zomer berichten.

Brief aan VGME

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft bij brief van 8 april 2019 verzocht een afschrift te ontvangen van mijn antwoord op een brief van de Vereniging Groninger Monumenteigenaren (VGME). Dit afschrift is als bijlage bij deze brief gevoegd.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven