33 450 Mariene Strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee

Nr. 28 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 december 2014

Mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken (EZ) geef ik een reactie op de door uw Kamer op 27 februari 2014 aangenomen motie Bisschop (Kamerstuk 33 750 J, nr. 14) over de uitvoering van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM).

In de motie verzoekt uw Kamer «bij de uitvoering van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie rekening te houden met de belangen van de visserij, ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte blijft voor de visserij en dat gebiedssluiting waar mogelijk wordt beperkt».

De uitvoering van de KRM en de mogelijke gevolgen daarvan voor de visserij waren ook aan de orde tijdens het Algemeen Overleg van 15 oktober 2014 over de Milieuraad van 28 oktober 2014 (Kamerstuk 21501-08, nr. 538). De onderstaande reactie op de motie Bisschop gaat ook in op wat daar besproken is.

Samenvatting

Het voorbereiden van bodembeschermende maatregelen op het Friese Front en de Centrale Oestergronden vindt plaats op basis van een geconstateerde beleidsopgave op grond van wetenschappelijke kennis, in een open en transparant proces met visserij en natuurorganisaties, met weging van alle ecologische en economische belangen, onder meer gebruikmakend van een maatschappelijke kosten-batenanalyse en laatste wetenschappelijke kennis, met een gestructureerd monitoringprogramma en met periodieke beleidsevaluatie.

Aanleiding bodembeschermende maatregelen

Nederland streeft naar een veilige, schone, gezonde en ecologisch diverse Noordzee die bijdraagt aan de ecologische, economische en maatschappelijke behoeften. Een dergelijke zee is de basis voor duurzaam gebruik. Nederland voert daarvoor de KRM uit. De KRM heeft tot doel om in 2020 op de Noordzee een goede milieutoestand te realiseren. De Nederlandse Mariene Strategie richt zich daartoe op terugdringen van vervuiling van het mariene milieu, herstel en ontwikkeling van het ecosysteem en bevorderen van duurzaam gebruik van de Noordzee.

In aanvulling op de uitvoering van Natura2000 heeft het kabinet in 2012 in deel 1 van de Mariene Strategie (Kamerstuk 33 450, nr. 1) als aanvullende beleidsopgave twee zoekgebieden op het Nederlandse deel van de Noordzee benoemd voor het treffen van bodembeschermende maatregelen gericht op het realiseren van milieudoelen met betrekking tot biodiversiteit en bodemintegriteit. Het gaat om het Friese Front en de Centrale Oestergronden.

Wetenschappelijke basis

De keuze voor deze gebieden is gebaseerd op reeksen van monitoringgegevens en wetenschappelijke kennis over bodemgesteldheid en biodiversiteit op het Nederlandse deel van de Noordzee (O.G. Bos et al, Biodiversity hotspots on the Dutch continental shelf. A marine strategy framework directive perspective, IMARES rapport nr. C071/11 (Wageningen, 2011)). De relatief diepe slibrijke systemen van het Friese Front en Centrale Oestergronden zijn van groot belang voor het bodemleven van de Noordzee vanwege soortenrijkdom en -dichtheid, de totale biomassa, de specifieke soortenverspreiding, en de evenwichtige samenstelling van de bodemgemeenschap. Bijzonder aan deze gebieden zijn ook de dichtheden van kwetsbare, zeldzame, bedreigde en langlevende soorten. Deze combinatie van kenmerken is ook op de internationale schaal van de Noordzee uniek.

Uitgangspunt: minimale lasten visserij en bijdrage aan kabinetsambitie bodembescherming

In de Mariene Strategie deel 1 heeft het Kabinet aangegeven dat de bodembeschermende maatregelen zich met name zullen richten op het beperken van de bodemberoerende visserij in die gebieden. Beide gebieden, Friese Front en Centrale Oestergronden, zijn belangrijke visgebieden voor de Nederlandse, maar ook voor de buitenlandse visserij. In de mariene strategie is als uitgangspunt aangegeven dat de bodembeschermende maatregelen moeten leiden tot minimale lasten voor de visserij. Daarom wordt bij het kiezen van de gebieden en de maatregelen rekening gehouden met de visserijbelangen. De maatregelen zullen worden beoordeeld op hun sociaaleconomische kosten en baten.

Uitgangspunt: bijdrage aan doelstelling bodembescherming

Een ander uitgangspunt van de mariene strategie is dat de maatregelen bijdragen aan de ambitie van het Kabinet dat in 2020 10–15% van de zeebodem van het Nederlandse deel van de Noordzee niet noemenswaardig wordt beroerd, ten behoeve van het herstel van het bodemecosysteem. Dit is inclusief de bodembeschermende maatregelen in de Natura2000-gebieden (Kamerstuk 32 670, nr. 90).

Verduurzaming visserij

De visserij is in een overgangssituatie naar verdere verduurzaming van de sector. Er worden nieuwe vismethoden ontwikkeld die brandstof besparen, effecten op de zeebodem beperken en tot minder bijvangsten leiden. Beheerplannen zijn gericht op duurzaam bevissen van bestanden zodat deze op een gezond niveau komen en blijven. Hierbij stellen nieuwe regels vanuit Europa (zoals de aanlandplicht) de sector voor stevige uitdagingen. Daarnaast wordt de sector geconfronteerd met bodembeperkende maatregelen die voortvloeien uit de uitvoering van Natura2000 en de KRM.

Stakeholderproces

Over het voorbereiden van bodembeschermende maatregelen voor het Friese Front en Centrale Oestergronden overleg ik met zowel visserijorganisaties en vissers als met natuurorganisaties.

Het stakeholderproces is er op gericht om op open en transparante wijze de belangen en inzichten af te wegen. Daarbij worden actuele wetenschappelijke analyses, door belanghebbenden aangedragen informatie en kennis en de best beschikbare data gebruikt.

Het is denkbaar dat de uitkomsten van het overleg niet ten volle zullen kunnen worden onderschreven door alle betrokken partijen. In dat geval zal ik, in overleg met de Staatssecretaris van Economische Zaken, en alle partijen gehoord hebbende en alle belangen gewogen hebbend, een politiek-maatschappelijke afweging moeten maken.

Monitoring

Het is van belang om te weten hoe het ecosysteem in de beschermde gebieden zich ontwikkelt en of de maatregelen die getroffen gaan worden effect zullen hebben. Voor het Noordzee-ecosysteem zijn sinds de jaren negentig (jaarlijkse) monitoringgegevens beschikbaar, waaronder voor het Friese Front en de Centrale Oestergronden. Voor het KRM-Monitoringprogramma, Mariene Strategie deel 2 (Kamerstuk 33 450, nr. 25) zijn de indicatoren en het meetnet herijkt en het aantal meetpunten in de Natura2000-gebieden en beide beoogde KRM-gebieden vergroot. Tijdens het Algemeen Overleg op 15 oktober 2014 ter voorbereiding van de Milieuraad heeft uw Kamer de Mariene Strategie deel 2 behandeld.

Het KRM-Monitoringprogramma voorziet in het regelmatig meten in beide gebieden; de monitoringresultaten zullen gebruikt worden voor periodieke evaluaties. Op basis daarvan kan besloten worden tot voortzetting of herziening van het beleid en de maatregelen. In het voorjaar van 2015 vindt een meting plaats ten behoeve van een goede vergelijking van de situatie vóór het treffen van maatregelen en daarna («nulmeting» zoals bedoeld in motie Slob-Geurts; Kamerstuk 32 002, nr. 32; beantwoord in Kamerstuk 32 670, nr. 90). Daarbij moeten we ons wel realiseren dat het ecosysteem tijd nodig heeft om te kunnen herstellen, bijvoorbeeld als het gaat om de ontwikkeling van langlevende soorten. Om deze reden is het niet reëel te verwachten dat er significante veranderingen zichtbaar zullen zijn na één KRM-implementatiecyclus van zes jaar. De verwachting is dat dit minimaal twee tot drie cycli van zes jaar vraagt. Na het zorgvuldig monitoren van de ontwikkelingen kunnen mogelijk na 12 jaar de eerste conclusies worden getrokken over herstel van het ecosysteem en de effectiviteit van de maatregelen.

Vervolgproces

In de ontwerpBeleidsnota Noordzee 2016–2021 en het ontwerpKRM Programma van Maatregelen (Mariene Strategie Deel 3) wordt de hier beschreven aanpak gepresenteerd. Beide documenten zijn onderdeel van het Nationaal Waterplan (NWP) 2016–2021 en worden met het ontwerpNWP eind december gepubliceerd (Kamerstuk 31 710, nr. 35). De Kamer wordt hierover geïnformeerd. Deze documenten liggen een half jaar ter inzage, waarna het Kabinet deze definitief vaststelt.

Bodembeschermende maatregelen voor de visserij op het Friese Front en Centrale Oestergronden zullen met betrokken landen en internationale stakeholders in het kader van de artikel-11-procedure van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid besproken worden en als voorstel aan de Europese Commissie worden voorgelegd. Deze procedure zal in de loop van 2015 gestart worden. Voordat het voorstel aan de Europese Commissie wordt gedaan, zal dit eerst aan uw Kamer worden voorgelegd.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven