33 416 Wet inzake houdbare financiën van de collectieve sector (Wet houdbare overheidsfinanciën)

Nr. 27 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 april 2013

Met deze brief informeer ik u over mijn oordeel over de ingediende amendementen bij het wetsvoorstel Houdbare Overheidsfinanciën (Wet Hof).

Ten aanzien van de onderstaande amendementen geef ik een positief stemadvies:

  • Kamerstuk 33 416, nr. 20 (ingediend door de leden Dijkgraaf en Bisschop), over het opnemen van een voorhangprocedure bij de toepassing van het bepaalde in de artikelen 6, 7 en 8.

  • Kamerstuk 33 416, nr. 21 (ingediend door de leden Dijkgraaf en Bisschop) waarin het karakter van het bestuurlijk overleg met de decentrale overheden voorafgaand aan de vaststelling van de gelijkwaardige inspanning van de decentrale overheden wordt vastgelegd: op overeenstemming gericht overleg.

  • Kamerstuk 33 416, nr. 22 (ingediend door het lid Schouten), waarin een nadere duiding wordt gegeven aan het begrip gelijkwaardige inspanning.

  • Kamerstuk 33 416, nr. 23 (ingediend door de leden Koolmees, Van Hijum en Schouten), waarin de sanctiebepaling in artikel 6 wordt vervangen door een correctiemechanisme.

  • Kamerstuk 33 416, nr. 24 (ingediend door het lid Koolmees), waarmee het mogelijk wordt een sanctie ook op te leggen aan individuele decentrale overheden.

De onderstaande amendementen worden door mij ontraden:

  • Kamerstuk 33 416, nr. 11 (ingediend door het lid Schouten). Dit amendement beoogt de waterschappen uit het wetsvoorstel Hof te laten. Dit amendement wordt ontraden. Waterschappen maken onderdeel uit van de collectieve sector en beïnvloeden daarom met hun inkomsten en uitgaven het EMU-saldo.

  • Kamerstuk 33 416, nr. 14 (ingediend door het lid Schouten). Dit amendement beoogt de investeringen gedaan uit reserves niet mee te nemen in de tekortnorm voor de decentrale overheden. Dit amendement wordt ontraden, omdat het uitgeven van reserves, ongeacht of het wel of geen investeringen betreft, meetelt in het EMU-saldo. Het is een politiek-bestuurlijke weging of een overheid kiest om investeringen voor te laten op andere, consumptieve uitgaven. Het is aan de decentrale overheden zelf om te wegen aan welke uitgaven prioriteit wordt gegeven.

  • Kamerstuk 33 416, nr. 15 (ingediend door het lid Van Hijum). Dit amendement wordt ontraden. Het amendement beoogt de decentrale overheden geen onderdeel uit te laten maken van de Wet Hof, onder verwijzing naar de bepalingen in de Wet Fido. De bepalingen in de Wet Fido zien op een mogelijke overschrijding van de Europese tekortnorm voor het feitelijke EMU-saldo (– 3 procent bbp) en niet op het op middellange termijn bereiken van structureel begrotingsevenwicht. Derhalve zijn de bepalingen in de Wet Fido niet afdoende nu in de Europese begrotingsafspraken meer nadruk is komen te liggen op het bereiken van structureel begrotingsevenwicht.

Tot slot is er één motie ingediend, Kamerstuk 33 416, nr. 19 (ingediend door het lid van Hijum), waarin wordt gesteld dat de Wet Hof niet mag leiden tot uitstel of afstel van investeringen. Over deze motie laat ik het oordeel aan uw Kamer.

De minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven