33 400 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2013

Nr. 3 BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 oktober 2012

In aanloop naar de behandeling van de begrotingen voor 2013 door de Tweede Kamer brengt de Algemene Rekenkamer met een reeks brieven een aantal punten voor diverse begrotingen onder de aandacht. Aanleiding voor deze reeks is het gegeven dat voor 2013 voor het eerst alle begrotingen zijn opgesteld volgens de uitgangspunten van Verantwoord Begroten. Volgens dit principe komt de nadruk meer te liggen op de specifieke verantwoordelijkheid van de minister voor de resultaten die hij of zij wil bereiken met het geld dat in zijn/haar begroting is opgenomen. Een goede toepassing van Verantwoord Begroten is nodig, wil de Tweede Kamer haar budgetrecht goed kunnen uitoefenen.

In deze brief gaan we in op de begroting van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Deze begroting omvat € 4790 miljoen aan uitgaven en € 713 miljoen aan ontvangsten. We hebben gekeken in hoeverre de minister aangeeft wat zij met dit geld wil bereiken, wat zij daarvoor gaat doen en hoeveel geld zij daarvoor nodig denkt te hebben.

Wij hebben ons gericht op het grootste beleidsartikel op de begroting, dat van de Woningmarkt (artikel 3). Doel van dit artikel is dat er «voldoende goede en betaalbare huisvesting voor iedereen beschikbaar is, met name voor groepen die vanwege hun inkomen of andere persoonlijke omstandigheden moeite hebben zich op eigen kracht in passende huisvesting te voorzien». Dit artikel gaat over € 2832 miljoen aan uitgaven en € 578 miljoen aan ontvangsten.

We constateren dat de minister van BZK met het doorvoeren van Verantwoord Begroten de informatie in de begroting consequent volgens een vast model en compact presenteert. Hierdoor is de informatie in de begroting goed toegankelijk. De Tweede Kamer zou voor de autorisatie van de uitgaven in de begroting inzicht moeten hebben in de samenhang tussen kosten, prestaties en effecten. Dat inzicht wordt in de begroting van BZK onvoldoende gegeven. Dit willen we illustreren met de volgende voorbeelden:

In de begroting heeft de minister haar verantwoordelijkheden veelal open geformuleerd. Zij geeft bijvoorbeeld bij haar verantwoordelijkheid voor de zorg voor de betaalbaarheid van wonen, in het bijzonder voor de lagere inkomensgroepen en middeninkomens (zowel koop- als de huursector), niet concreet aan wat zij verstaat onder «betaalbaar wonen».

Wij constateren dat cruciale instrumenten voor de realisatie van beleidsdoelen in de begroting van de minister van BZK beperkt aan bod komen. Voorbeelden zijn de hypotheekrenteaftrek (€ 7400 miljoen), verlaging van de overdrachtsbelasting en andere belastingmaatregelen gericht op de woningmarkt (alle opgenomen in de begroting van de minister van Financiën), de huurtoeslag (€ 2832 miljoen) en voorgenomen beleidswijzigingen voor deze instrumenten. De onderlinge samenhang tussen deze maatregelen wordt niet toegelicht in de begroting.

De minister noemt de in 2012 doorgevoerde permanente verlaging van de overdrachtsbelasting bij verkoop van een bestaande woning van 6 naar 2%. Zij gaat hierbij echter niet in op de effecten die deze tariefsverlaging voor de doorstroming op de eigen woningmarkt oplevert of welk beslag dit legt op de totale begroting. Ook verwijst zij niet naar informatie hierover, die op andere plaatsen beschikbaar is. Uit het Begrotingsakkoord 2013 blijkt dat het budgettaire beslag de eerste jaren € 1200 miljoen en structureel € 1500 miljoen is.

De minister geeft geen toelichting bij de ontvangsten van € 578 miljoen op artikel 3 Woningmarkt. De ontvangsten vloeien voort uit de bevoorschottings- en afrekeningssystematiek van de Belastingdienst voor de huurtoeslag, maar worden niet toegelicht. Hoewel hier geen sprake is van een beleidswijziging, verwachten we van de minister dat zij op dit punt duidelijk maakt wat de aard van de ontvangsten is, zoals zij dit ook voor de uitgaven doet.

Naast de in de begroting opgenomen uitgaven en ontvangsten geeft de Staat ook garanties af met het oogmerk de betaalbaarheid van wonen te vergroten. Het financiële risico van het Waarborgfonds Eigen Woningen en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw bedroeg eind 2011 maximaal € 228 miljard en wordt gedragen door de rijksoverheid en de gemeenten.1 De ministers van Financiën en van BZK gaan in hun begrotingen nauwelijks in op deze garanties. De minister van BZK meldt in haar begroting uitsluitend dat het bedrag waarvoor garantie kan worden afgegeven, stapsgewijs verlaagd wordt van € 350 000 naar € 265 000. De koppeling tussen deze maatregel, het financiële risico voor de staat en het effect dat de maatregel moet opleveren, wordt in de begroting niet gelegd. Ook wordt niet verwezen naar informatie hierover buiten de begroting.

Wij constateren – samenvattend – dat de informatie in de begroting van de minister op het gebied van wonen inzicht verschaft in financiële consequenties en te nemen maatregelen (prestaties), voor zover deze gerelateerd zijn aan de eigen begroting. De begroting biedt echter onvoldoende inzicht in de maatschappelijke effecten die de minister wil realiseren met haar beleid en de daarmee samenhangende verantwoordelijkheden. In dit kader wijzen wij u verder op ons rapport bij het Jaarverslag 2011 van het Ministerie van BZK2 en de Staat van de rijksverantwoording 2011.3

Wij gaan graag met u in gesprek over de door ons geconstateerde aandachtspunten bij de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Algemene Rekenkamer

G. de Jong, wnd. president

drs. B. Goezinne, wnd. secretaris


X Noot
1

Algemene Rekenkamer (2012). Risico’s voor de overheidsfinanciën, inzicht en beheersing. Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 33 299, nr. 2.

X Noot
2

Algemene Rekenkamer (2012). Rapport bij het Jaarverslag 2011; Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII). Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 33 240 VII, nr 2.

X Noot
3

Algemene Rekenkamer (2012). Staat van de rijksverantwoording 2011. Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 33 240, nr. 2.

Naar boven