Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33220 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33220 nr. A |
Vastgesteld 14 juni 2012
Het voorbereidend onderzoek geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling en na lezing van de stukken en na kennisneming van de beraadslagingen in de Tweede Kamer met instemming kennisgenomen van de betreffende wetsvoorstellen.
Het gaat bij deze voorstellen om veel geld, zo realiseren deze leden zich heel goed. Maar het is wezenlijk dat tevens heel duidelijk is dat dit ESM of noodfonds het EFSF vervangt, oftewel het tijdelijke noodfonds en dat dit tijdelijke noodfonds uitfaseert. Uiteindelijk daalt hierdoor de exposure van Nederland van 98 miljard tot 40 miljard euo. Nog steeds veel geld, maar dus duidelijk minder, en bij verwerping van dit voorstel zou dus het tijdelijk noodfonds blijven bestaan, waar Nederland mee heeft ingestemd. Is het in dit licht bezien niet vreemd, zo vragen deze leden de regering dat de behandeling van deze wetsvoorstellen in de Tweede Kamer gepaard is gegaan met vier hoofdelijke stemmingen en een motie van wantrouwen tegen de minister van Financiën?
Veel aandacht heeft ook getrokken het feit dat in de wetsvoorstellen is voorzien dat in urgente noodsituaties – overigens binnen het totaal van de Nederlandse bijdrage van 40 miljard – met een meerderheid van 85% kan worden beslist, waardoor in de huidige omstandigheden drie landen wel, maar Nederland niet alleen in een dergelijke urgente noodsituatie besluitvorming kan blokkeren.
De leden van de VVD fractie vragen de regering nog eens uitvoerig in te gaan op wat nu precies onder een dergelijke urgente noodsituatie wordt verstaan. Daar kan natuurlijk wel een bepaald idee bij bestaan, maar aan welke criteria wordt dit begrip getoetst? Wordt er later in de zogeheten by-laws nog een nadere uitwerking aan gegeven? Overigens spreken deze leden hun verbazing uit over de grote opwinding die in sommige kringen is ontstaan over het opgeven van het Nederlandse vetorecht en waarmee, zo beluisteren deze leden, het grondwettelijk verankerde begrotingsrecht van het parlement zou worden aangetast. De leden van de VVD-fractie constateren dat dit niet zonder precedent is en denken daarbij bijvoorbeeld aan de procedures bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Zien deze leden dit goed, zo vragen zij de regering. Zijn ter zake andere vergelijkbare voorbeelden te geven? Los daarvan kunnen deze leden zeer wel onderschrijven de gedachtegang van de regering in navolging van een grote meerderheid in de Tweede Kamer dat de effectiviteit van een stabiliteitsmechanisme ernstig wordt bedreigd zeker in een urgente noodsituatie als elk land ongeacht de geleverde bijdrage aan het ESM een eigen vetorecht zou hebben.
Voor het overige stellen de leden van de VVD-fractie van oordeel te zijn dat na beantwoording van hun vragen en mede gelet op de uitvoerige informatie die ambtelijk is verstrekt tijdens de technisch briefing van 5 juni j.l. aan de leden van de commissie Financiën, de onderhavige wetsvoorstellen voldoende zijn voorbereid voor een plenaire behandeling in de Eerste Kamer.
PvdA
De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid hebben kennisgenomen van het voorstel inzake het ESM-verdrag alsook de wijziging van artikel 136 van het VWEU en de wijziging van de begrotingsstaat Financiën middels een aparte suppletoire begroting. Deze leden leggen de regering de volgende vragen voor.
1. De versterking van de eurolanden en de euro als hun gemeenschappelijke munt lijkt zich voornamelijk toe te spitsen op aanvullende procedures inzake het begrotingsbeleid en het creëren van noodfondsen. Alhoewel deze fractie de noodzaak daarvan onderkent, verneemt zij graag van de regering wat haar inbreng is wat betreft de structurele versterking van het eurogebied in termen van economische groei en werkgelegenheid. Ook verneemt zij graag hoe concreet deze voorstellen zijn en op welke inbreng de eurozone vanuit Nederland mag rekenen.
2. Met de totstandkoming van het ESM wordt een noodfonds van € 700 mld gecreëerd, waarvan € 500 mld maximaal als leningsvolume. Acht de regering dit voldoende voor de uitdagingen waarvoor de eurozone zich gesteld ziet? Acht de regering het instrument van een noodfonds de (enige) juiste?
3. Wat is, mede gelet op het antwoord op voorgaande vraag, het huidige standpunt van de regering inzake de wenselijkheid van eurobonds?
4. Hoe staat de regering tegenover de stelling dat afdoende schuldsanering van Griekenland in 2010, het creëren van een bankenunie en het instellen van eurobonds voor lidstaten ten behoeve van hun financieringsbehoefte boven een schuldplafond van 60% BBP de omvang van de eurocrisis had kunnen beperken?
5. Is de regering van oordeel dat de regeringsleiders van de eurolanden de afgelopen periode voldoende visie en daadkracht hebben betoond?
PVV
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige wetsvoorstellen en hebben daarover nog enkele vragen, die zij graag afzonderlijk beantwoord zien.
De leden van de PVV fractie hebben de volgende vragen over de verdragstekst van het ESM (Tractatenblad 2012, 28).
De Preambule
1. In de Preambule van het ESM-verdrag wordt herhaaldelijk gerept over het activeren van een stabiliteitsmechanisme «indien dat onontbeerlijk is» (vergelijk met overweging nrs. 2 en 6 en artikelen 3 en 12).
1) Kent het verdrag enige definitie van «onontbeerlijk»?
2) Wie bepaalt wat «onontbeerlijk» is en wanneer dit moment zich voordoet?
3) Door welke formele criteria wordt het begrip «onontbeerlijk» bepaald, of zijn er geen criteria en is dit slechts een loze kreet om te verhullen dat het ESM-bestuur vrijelijk kan besluiten om het stabiliteitsmechanisme te activeren wanneer het maar wil?
2. Welke controle heeft Nederland als contribuerend lidstaat op de overweging om te activeren?
3. In de Preambule van het ESM-verdrag wordt in overweging nr. 6 gesteld dat het leningvolume zal worden verhoogd «indien aangewezen».
1) Komt dit in effect neer op een open-einde regeling waarbij de geldkraan ongelimiteerd kan worden opengedraaid zonder dat Nederland de verplichting om bij te dragen kan beperken of beëindigen?
2) Hoe verhoudt deze bepaling zich met de rechtszekerheid van Nederland als lidstaat?
4. In de Preambule van het ESM-verdrag wordt onder overweging nr. 6 gesteld: «Voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit Verdrag zal echter worden nagegaan of het maximale geconsolideerde leningvolume van het ESM en de EFSF toereikend is.»
1) Zo niet, dan kan het volume door de Raad van gouverneurs worden verhoogd.
2) Wil dit zeggen dat Nederland al in juli 2012 met een eis om een aanvullende bijdrage kan worden geconfronteerd?
5. In de Preambule van het ESM-verdrag wordt in overweging nr. 8 gesteld dat het ESM nauw zal samenwerken met het IMF.
1) Wil dit zeggen dat ook het IMF enige feitelijke zeggenschap krijgt over de besluitvorming binnen het ESM?
2) Welke zeggenschap betreft dit?
3) En in welke mate?
4) Hoe verhoudt de zeggenschap van het IMF zich tot de Nederlandse zeggenschap?
5) Hoe verhoudt de samenwerking tussen het ESM en het IMF zich tot de verantwoording jegens de lidstaten (indien daarvan überhaupt sprake is)?
6) Beschermen de ESM-regels omtrent immuniteit ook het IMF en zijn medewerkers waar sprake is van samenwerking met het ESM instituut?
7) Indien ja, geldt deze uitdijende werking ook voor andere samenwerkende «partners» en in welke mate is deze uitdijing al dan niet gelimiteerd?
6. In de Preambule van het ESM-verdrag wordt in overweging nr. 12 gesteld dat «in uitzonderlijke gevallen [dient] een passende en evenredige betrokkenheid van de private sector overwogen te worden in gevallen waarin stabiliteitssteun wordt verstrekt in combinatie met een aantal voorwaarden onder de vorm van een macro-economisch aanpassingsprogramma.»
1) Door welke formele criteria wordt het begrip «uitzonderlijke gevallen» bepaald, of zijn er geen criteria en is dit slechts een loze kreet om te verhullen dat het ESM-bestuur vrijelijk kan besluiten om eisen te stellen wanneer het maar wil?
2) Door welke formele criteria wordt het begrip «private sector» bepaald, of zijn er geen criteria en is dit slechts een loze kreet om te verhullen dat het ESM-bestuur vrijelijk kan besluiten om eisen te stellen aan wie het maar wil?
3) Wat is de rechtvaardiging om te eisen dat de private sector meebetaalt, terwijl deze geen invloed heeft op de overschrijding van de 3%-norm van de betreffende lidstaat door diens overheid?
4) Betekent deze bepaling dat het ESM-bestuur de Nederlandse banken en potentieel iedere onderneming in de Nederlandse private sector kan verplichten om bij te dragen; de oplegging van een ESM-belasting als het ware? Anders gezegd: kan het ESM bijvoorbeeld een rits van Nederlandse banken noemen en daarbij aangeven hoeveel ieder van hen in «betrokkenheid» naar de ESM-rekening mag overmaken?
5) Kan een Nederlandse instelling of bedrijf binnen de «private sector» zijn «aanwijzing» door het ESM voor de rechter betwisten? Zo niet, hoe is het dan met de rechtszekerheid gesteld van deze bedrijven?
6) Wat wordt verstaan onder een «macro-economisch aanpassingsprogramma»?
7) Hoe ingrijpend zal zo’n programma zijn, hoe vrijblijvend en van welke duur? Anders gezegd: verstrekt deze overweging het ESM-bestuur de bevoegdheid om een lidstaat effectief en permanent onder curatele te zetten?
7. In de Preambule van het ESM-verdrag wordt in overweging nr. 16 gesteld dat een geschil tussen een lidstaat (Nederland) en het ESM-instituut inzake de «uitlegging en toepassing» kan worden voorgelegd aan het Hof van Justitie van de EU.
1) Heeft een dergelijke actie opschortende werking ten aanzien van de toepassing van enige bepaling van het verdrag door het ESM-instituut?
2) Geldt hier een restrictieve uitleg, dat wil zeggen dat alléén geschillen over uitleg en toepassing aan het Hof kunnen worden voorgelegd, maar geen geschillen over andere kwesties?
Artikelsgewijs
8. Art. 4 lid 7 bepaalt dat de Nederlandse stemrechten gelijk zijn aan de aan Nederland toegewezen aandelen in het maatschappelijk kapitaal van het ESM. Dit betekent concreet dat Nederland geen effectief vetorecht kan uitoefenen over welke beslissing dan ook; en ook dat Nederland per hoofd van de bevolking meer bijdraagt dan vrijwel ieder andere lidstaat.
1) Waarom acht de regering het (kennelijk) aanvaardbaar om de zeggenschap over Nederlands belastinggeld op deze wijze uit handen te geven, terwijl Nederland relatief meer bijdraagt dan andere landen die wél over een effectief vetorecht beschikken?
2) Hoe moet dit worden uitgelegd als een goed onderhandelingsresultaat c.q. verantwoorde behartiging van de Nederlandse belangen?
3) Met verwijzing naar art. 4 lid 8: Nederland mag niet stemmen zolang het weigert om de op Nederland rustende (financiële) verplichtingen na te leven; bestaat hierin voor Nederland een mogelijkheid om zich aan onwelgevallige beslissingen van het ESM onttrekken?
9. Art. 5 lid 7 onder a van het ESM-verdrag bepaalt dat de Raad van gouverneurs de gedetailleerde technische voorwaarden voor de toetreding van een nieuwe ESM-lidstaat kan bepalen.
1) Wil dit zeggen dat de toetredingsvoorwaarden per lidstaat kunnen verschillen?
2) Wat wordt onder het «technische» aspect verstaan?
10. Art. 5 lid 7 onder k van het ESM-verdrag bepaalt dat de immuniteit van bepaalde ESM-personen als een gouverneur, bewindvoerder of een directeur (e.a.) kan worden opgeheven.
1) Zijn voor deze opheffing criteria ontwikkeld – en zo ja, welke – of is deze opheffing per geval onderhevig aan de willekeur van de Raad?
11. Kan art. 5 lid 7 onder n worden opgevat als een carte blanche voor de Raad van Gouverneurs?
12. Vgl. art. 6 lid 1 van het ESM-verdrag: wat is de functie van de Raad van bewind en hoe onderscheidt deze zich van de functie van de Raad van gouverneurs? De leden van de PVV fractie vinden geen taakomschrijving van de Raad van bewind en vinden dat raar.
13. Art. 9.3 van het ESM-verdrag bepaalt dat de lidstaten zich verbinden om kapitaalstortingen onherroepelijk en onvoorwaardelijk te voldoen binnen zeven dagen na ontvangst van de vordering van het ESM.
1) Wat wordt verstaan onder «onherroepelijk»?
2) Wat onder «onvoorwaardelijk» (is dat echt zo letterlijk)?
3) Op welke manier kan Nederland of een andere lidstaat zich vrijwaren van een vordering van het ESM, indien het dat wenselijk acht, bijvoorbeeld omdat de lidstaat zich de vordering niet kan veroorloven of omdat het een opvolgende regering betreft?
4) Indien landen zich kunnen onttrekken aan een vordering, zal de last op de overige lidstaten evenredig zwaarder worden en mettertijd zelfs onbetaalbaar. Ligt in deze mogelijkheid niet de kiem van het begin van het einde van het ESM?
14. Art. 10.1 ESM-verdrag bepaalt dat het ESM-bestuur het besluit kan nemen om het maatschappelijk kapitaal te wijzigen en artikel 8 dienovereenkomstig aan te passen.
1) Onder welke voorwaarden kan dit?
2) Hoe waarschijnlijk is dit?
3) Hoe verhoudt zich dit tot de ratificatie van het verdrag?
4) Hoe verhoudt dit zich tot de rechtszekerheid?
5) Hoe kan een lidstaat weigeren om mee te werken c.q. te betalen?
6) Geldt deze bepaling ook onherroepelijk en onvoorwaardelijk?
15. Art. 13 lid 7 van het ESM-verdrag verstrekt de Europese Commissie (EC) de bevoegdheid om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden voor ESM-steun.
1) Op welke wijze kan de EC daadwerkelijk toezicht houden?
2) Hoe kan de EC daadwerkelijk naleving door de lidstaten, althans Nederland, afdwingen?
16. Inzake art. 14 lid ESM-verdrag.
1) Hoe is de «preventieve financiële bijstand» ex art. 14 lid 1 te verenigen met het activeren van een stabiliteitsmechanisme «indien dat onontbeerlijk is» – de bestaansreden van het ESM-verdrag (zijn «preventief» en «onontbeerlijk» niet inhoudelijk tegenstrijdig?)?
2) Wat wordt concreet verstaan onder «preventieve financiële bijstand»? Zijn hier formele criteria voor of mag het ESM-instituut zelf bepalen wanneer dit nodig zou zijn?
3) Welke lidstaten komen thans in aanmerking voor dergelijke bijstand en om welke bedragen gaat het?
17. Inzake art. 15 lid 1.
1) Wil het «herkapitaliseren» van de financiële instellingen van een ESM-lid zeggen dat de lidstaten hun belastinggeld moeten overmaken aan het ESM om de banken van andere lidstaten te redden?
2) Wil «herkapitaliseren» zeggen dat Nederland belastinggeld moet overmaken naar het ESM zodat het ESM Nederlandse banken kan redden?
3) Belet een dergelijke «herkapitalisering» niet eerder een concurrerende en zuiverende marktwerking dan dat deze hierdoor wordt bevorderd?
18. Wat wordt in art. 20 lid 1 concreet verstaan onder een «passende marge» van zijn operationele en financieringskosten?
19. Art. 21 van het ESM-verdrag verleent het ESM de bevoegdheid om zelf leningen aan te gaan op de kapitaalmarkt.
1) In hoeverre wijkt het ESM hierbij af van c.q. komt het overeen met de functie van het IMF?
2) Wat is de motivering voor deze bevoegdheid, gegeven het feit dat de lidstaten al enorme bedragen ter beschikking van het ESM stellen?
20. Art. 22 van het ESM-verdrag verstrekt bevoegdheid aan de Raad van bewind om het ESM-geld te beleggen. Art. 24 verstrekt een vergelijkbare bevoegdheid aan de Raad van gouverneurs.
1) Wat zijn de consequenties voor de lidstaten indien de beleggingen verlies opleveren?
2) Idem voor winst?
3) Hoe hoog worden de operationele en financieringskosten van het ESM geschat voor de «start-up» en de jaarlijkse raming?
21. Artikel 27.2 van het ESM-verdrag bepaalt dat het ESM volledige rechtsbevoegdheid heeft om partij te zijn in juridische procedures.
1) Wat voor procedures worden hiermee bedoeld c.q. beoogd?
2) Hoe kan het ESM een vordering van Nederland afdwingen wanneer zij zou weigeren (nog meer) te betalen?
22. Artikel 27.3 van het ESM-verdrag bepaalt dat de ESM-bezittingen, reserves en activa immuniteit genieten voor alle mogelijke juridische procedures.
1) Wil dat zeggen dat geen enkele lidstaat een kopie van de administratie of correspondentie kan opeisen, zelfs niet van één brief?
2) Zijn de administratie en correspondentie van de ESM-instelling daarmee geheim gesteld voor ons?
3) Geldt dat ook voor onze vertegenwoordiger, de Minister?
4) Hoe verhoudt deze geheimhouding zich tot zijn functioneren als lid van het ESM-bestuur?
5) Geldt een en ander op gelijke voet voor alle lidstaten?
6) Hoe verhoudt een en ander zich met de taken en bevoegdheden van de Eerst Kamer?
23. Hoe kan het zijn dat art. 29 volledig onderzoek en volledige informatie toezegt aan externe auditors, maar niet aan de lidstaten die aan het ESM bijdragen? Anders gezegd: waarom mogen externe auditors wel van het volledige reilen en zeilen van het ESM op de hoogte zijn en de lidstaten – die bij uitstek hierbij belang hebben – niet?
24.
1) Hoe verhoudt art. 30 jo. 35 zich tot art. 27.3? (Art. 30 jo. 35 biedt in essentie het bestuur, hun vervangers, toezichthouders, hun vervangers en alle andere stafleden immuniteit van rechtsvervolging met betrekking tot hun beroepsmatige handelen en onschendbaarheid met betrekking tot hun officiële papieren en documenten. Zelfs het ESM-terrein is onschendbaar.)
2) Wat betekent onschendbaarheid hier concreet en welk nut is hiermee beoogd?
3) Kan het Nederlandse parlement enig document opeisen dat door de Nederlandse Minister is geschreven in diens hoedanigheid als ESM-bestuurder?
4) Kan de Minister op grond van dit verdrag weigeren om een zodanig document te overleggen aan het Nederlandse parlement?
5) Hoe verhoudt zo’n weigering zich tot het recht van het parlement om de regering te controleren?
6) Hoe verhoudt dergelijke vergaande immuniteit c.q. onschendbaarheid zich tot het beginsel van de gelijkheid van procederende partijen bij het Europees Hof?
Algemeen en actueel
25. Het budget krijgt een startkapitaal van € 700 miljard.
1) Is dit voldoende wanneer bijvoorbeeld Italië een beroep op het ESM-fonds zou doen? En in het geval van Spanje? En wanneer meerdere landen tegelijkertijd een beroep doen op het noodfonds? NB: econoom Ewald Engelen adviseerde tijdens Knevel & Van den Brink d.d. 22 mei 2012 dat het eigenlijk minstens € 2 000 miljard zou moeten zijn. Zie ook de brief van de Minister d.d. 23 november 2011 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2011/12, 21 501-07, nr. 863, blz. 2).
26. De leden van de PVV-fractie stellen dat in de Tweede Kamer op 22 mei jl. door de heer Plasterk is gezegd dat als wij het noodfonds niet op orde hebben, dan de crisis overslaat via Griekenland naar Spanje, Portugal en Italië en de consequenties dan niet zijn te overzien. De consequenties zijn wel degelijk te overzien: namelijk dat Griekenland, Spanje, Portugal, Italië, mogelijk ook Ierland, Cyprus en andere landen, al dan niet gelijktijdig, een beroep zullen doen op het ESM-fonds; dat het ESM-fonds vergaand te gering zal blijken te zijn; en aansluitend Nederland zal worden verplicht om het fonds bij te vullen.
1) Is er een verdragsrechtelijke limiet aan het bedrag dat Nederland verplicht kan worden bij te vullen?
2) Is er een praktische limiet aan het bedrag dat de regering maximaal wil bijvullen?
3) Indien er geen verdragsrechtelijke limiet bestaat, waarom gaat de regering dan toch akkoord om Nederland ongelimiteerd te verplichten, terwijl een «open beurs-regeling» evident onwenselijk is?
27. Hoe kan het ESM lidstaten die de begrotingsregels aan hun laars lappen ertoe brengen om een effectief bezuinigings- en begrotingsbeleid te voeren?
28. Hoe kan het zijn dat landen die de begrotingsregels (3%-norm) wél zeggenschap krijgen binnen het ESM; en Nederland niet?
29. Waarom zouden wij stemmen om onze stem inzake onze eigen staatsportemonnee permanent weg te geven? Hoe past dat binnen de taak van de Eerste Kamer om de kwaliteit van wetgeving te toetsen en te waken tegen de eurofiele waan van de dag?
30. Hoe kan het zijn dat landen die de begrotingsregels (3%-norm) wél zeggenschap krijgen binnen het ESM; en Nederland niet?
31. Inzake garanties.
1) Wat houden de garanties die de lidstaten verstrekken concreet in?
2) Wie beslist daarover?
3) Zijn er uitzonderingen op de garanties?
4) Onder welke omstandigheden behoeft een lidstaat geen financiële bijdrage te leveren?
32. Welk nationaal recht is op de interne organisatie van het ESM van toepassing? Naar welk recht wordt bijvoorbeeld een misdrijf binnen het ESM-gebouw geoordeeld? Of een arbeidsrechtelijk geschil?
Uittreding
33.
1) Het ESM kent geen uittredingsbepaling. Is dit effectief een oneindig geldend verdrag dat in steen gehakt is?
2) Hoe kunnen wij, desgewenst, toch uittreden van het ESM-verdrag; onder welke omstandigheden en voorwaarden kan dat?
34. Wat houden de garanties die de lidstaten verstrekken concreet in? Wie beslist daarover? Zijn er uitzonderingen op de garanties? Zijn er verdragsrechtelijke bevoegdheden om een uitzondering op een garantie te maken?
Noodprocedure
35. Waarom vindt de regering het acceptabel dat zij geen vetorecht kan uitoefenen in geval van een «noodsituatie» en (de Ministers van een aantal) andere landen zoals Duitsland, Italië en Frankrijk wel?
36. Zal het ESM-fonds worden aangewend om in nood verkerende particuliere banken en staatsbanken op te krikken («bank recapitalization») ? Zo ja, hoe verhoudt zich dat met de verdragstekst en waar staat dat het geld voor zo’n doel mag worden aangewend? Heeft het ESM-bestuur de verdragsrechtelijke vrijheid om het ESM-fonds voor buitenverdragsrechtelijke doeleinden aan te wenden?
37. Zal het ESM-verdrag landen op enigerlei wijze aansporen om hun begrotingstekorten te reguleren of kan eerder een tegengesteld effect worden verondersteld waarbij het ESM-fonds als vangnet zal dienen op kosten van andere landen?
38. In de internationale media gaan al geluiden op dat het ESM-verdrag in Duitsland, Estland en Ierland onconstitutioneel zou zijn.
1) Welk effect heeft een (of meerdere) buitenlandse of binnenlandse rechtszaak op constitutioneel niveau voor de inwerkingtreding en houdbaarheid van het ESM-verdrag?
De positie van de Minister
39. Het ESM-bestuur geniet juridische immuniteit. De Nederlandse Minister van Financiën maakt deel uit van dit bestuur. Wil dat zeggen dat hij zich als zodanig in Nederland of elders kan onttrekken aan gerechtelijke onderzoeken, parlementaire enquêtes, parlementair debat, beslaglegging, politieonderzoek, etc.? Zo ja, hoe rechtvaardigt hij dit? Hoe verhoudt een dergelijke effectief onaantastbare positie zich met het recht van het parlement om de regering te controleren?
40. De leden van de PVV-fractie vestigen de aandacht op de volgende passage uit de brief van de Minister d.d. 23 november 2011 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2011/12, 21 501-07, nr. 863, blz. 2): «De besluitvormingsprocedures binnen het ESM zijn zo vormgegeven dat lidstaten niet tegen hun wil gebonden kunnen worden aan belangrijke beslissingen en de democratische controle gewaarborgd is.»
1) Maar is het niet zo dat het ESM-bestuur in een noodsituatie naar eigen bevinding eigenmachtig kan optreden en daarbij de Minister buiten spel kan zetten?
2) Terwijl gelijktijdig Nederland wél gebonden wordt aan beslissingen waar zowel de Minister als het parlement tegen zijn?
41. Met verwijzing naar dezelfde brief stellen de leden van de PVV-fractie het volgende aan de orde. Op p. 2–3 staat beschreven hoe het maatschappelijk kapitaal van het ESM kan worden verhoogd: «De besluitvormingsprocedures binnen het ESM zijn zo vormgegeven dat lidstaten niet tegen hun wil gebonden kunnen worden aan belangrijke beslissingen en de democratische controle gewaarborgd is. Na inwerkingtreding van het ESM verdrag kan het maatschappelijk kapitaal van het ESM aangepast worden door een besluit van de Raad van gouverneurs. De Raad van gouverneurs bestaat uit de ministers van Financiën van de ESM-leden. Zoals bij alle belangrijke besluiten wordt ook het besluit om het kapitaal van het ESM aan te passen genomen op basis van onderlinge overeenstemming. Dat houdt in dat een besluit wordt genomen met eenparigheid van stemmen van de gouverneurs die deelnemen aan de stemming, waarbij een stemonthouding de besluitvorming niet kan blokkeren. De lidstaten hebben in een dergelijke besluitvormingsprocedure dus een feitelijk veto. Deze stemprocedure zal gelden voor alle belangrijke besluiten binnen het ESM, zoals het verstrekken van financiële bijstand, de vorm die deze bijstand heeft, het leenvolume van het ESM en eventuele veranderingen in het instrumentarium van het ESM. Bovendien zal ik, zoals ik in eerdere overleggen en brieven aan de Tweede Kamer heb gemeld, voor belangrijke beslissingen die genomen worden in het kader van het ESM altijd overleg voeren met de Tweede Kamer.»
1) Is in feite veel hiervan niet waar?
2) Is het niet zo dat diverse andere landen een de facto vetorecht kunnen uitoefenen, maar Nederland niet, zodat het niet juist is van de Minister om te impliceren dat alle landen, dus ook Nederland, over een veto beschikken?
3) Is het niet zo dat sommige landen een zwaardere stem hebben dan andere, zodat niet van eenparigheid kan worden gesproken?
4) Kan de Minister in zijn hoedanigheid van ESM-bestuurslid de wil van het parlement naast zich neer leggen?
5) Wat voor consequenties heeft dat hier? En in het ESM-instituut?
6) Wat verstaat de regering onder «belangrijke beslissingen»?
7) Is hij bereid om zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer over iedere aankomende beslissing te informeren en de wil van de Tweede Kamer dienaangaande uit te voeren, zodat effectief het parlement kan beslissen wat belangrijk is en wat niet?
8) Welke onafhankelijke beslisruimte kent de regering zichzelf toe?
42. Wanneer een ESM-lid de daaruit voortvloeiende beslissing betwist, wordt het geschil voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie die een bindende uitspraak zal doen.
1) Hoe lang duurt dat, van voorleggen tot arrest?
2) Heeft de EHvJ-procedure opschortende werking?
3) Voorziet het EHvJ in een passende procedure voor een dergelijk geschil en waar is die neergelegd?
4) Hoe kan het EHvJ een behoorlijk geïnformeerde uitspraak doen terwijl één partij gebruik maakt van immuniteit en onschendbaarheid van personen en documenten?
5) Hoe verhoudt dit zich tot de gelijkheid van partijen in rechte, toch een essentieel uitgangspunt van een behoorlijke rechtsgang? Mogen de rechters dan wel documenten inzien en verhoren afnemen waar Nederland als partij niets van mag weten? Of moeten wij al op voorhand concluderen dat zo’n geschilbeslechting een wassen neus is? De leden van de PVV-fractie vernemen graag gedetailleerd hoe een dergelijke procedure zal verlopen.
SP
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de wetsvoorstellen aangaande het ESM en zij hebben daarover een aantal vragen. Artikelverwijzingen hebben steeds betrekking op de tekst van Tractatenblad 2012, nr. 28.3
Het ESM en de 60% staatsschuldnorm van de EMU
De leden van de SP-fractie hebben een vraag over het ESM in samenhang met de 60% staatsschuldnorm van de EMU. Met de voorliggende instelling van het ESM sluiten de deelnemende landen een overeenkomst waardoor hun staatsschuld aanzienlijk verhoogd wordt. Vijf van de deelnemende landen (Estland, Luxemburg, Slovenië, Slowakije, Finland – met samen 3,5% van de ESM-aandelen) voldoen daarmee nog steeds aan de 60% EMU-norm voor de BBP-schuld. De overige 12 landen (met samen 96,5% van de ESM-aandelen) verhogen hun schuld nog verder boven de EMU-norm dan zij nu al doen. Hoe beoordeelt de regering, en hoe beoordeelt de Europese Commissie, een verdrag van EU-landen onderling (in casu de eurolanden) waardoor deze gezamenlijk hun staatsschuld verder boven de norm verhogen?
Risicoanalyse en kosten-batenanalyse
Risicoanalyse huidige ESM-deelname 4
De leden van de SP-fractie vragen de regering om inzicht te geven in de risicoanalyse die zij bij het ESM gemaakt heeft ten aanzien van de mogelijkheid dat een deel of het geheel van het volgestort en het oproepbaar kapitaal verloren gaat. Naast genoemd inzicht worden deze leden graag in kennis gesteld van het samenvattend risicopercentage alsmede de onzekerheidmarge daarvan (eventueel in de vorm van: risico van x% dat y% van het kapitaal verloren gaat, met onzekerheidsmarge z%, enzovoorts).
Ter vergelijking worden deze leden graag in kennis gesteld van de huidige calculatie van het samenvattend risicopercentage, alsmede de onzekerheidmarge daarvan, ten aanzien van het door de regering rechtstreeks (bilateraal) aan Griekenland geleende bedrag.
Voorts vragen deze leden hoe hoog dit risico werd geschat ten tijde van het uitlenen van dit bedrag.
Kosten-batenanalyse huidige ESM-deelname4
De leden van de SP-fractie vragen de regering om inzicht te geven in de kosten-batenanalyse die zij voor de ESM-deelname gemaakt heeft (wat betreft de kosten alsmede de potentiële kosten op basis van de eerder genoemde risicoanalyse).
Leningvolume en verwerving van middelen
De leden van de SP-fractie hebben een vraag over artikel 3 in verhouding tot Preambule 6. Preambule 6 stelt dat «het aanvankelijke maximale leningvolume van het ESM is vastgesteld op 500 000 miljoen EUR, met inbegrip van de uitstaande EFSF-stabiliteitssteun. (...) Indien het aangewezen is, zal het volume door de Raad van gouverneurs van het ESM verhoogd worden, overeenkomstig artikel 10». In artikel 3 wordt het ESM gemachtigd middelen te verwerven door uitgifte van financiële instrumenten enzovoorts. Betekent een en ander dat, zolang er geen wijziging op grond van artikel 10 optreedt en zolang er in totaal niet méér dan totaal € 80 miljard is gestort, het ESM en het EFSF samen nooit meer dan € 420 miljard aan (overige) middelen mogen verwerven?
Banklicentie voor het ESM
De leden van de SP-fractie hebben een vraag over de strekking van de artikelen 3 en 5. Is de regering van oordeel, en is de ECB van oordeel, dat het ESM op grond van het voorliggende verdrag en ten behoeve van de doelstellingen van het ESM in beginsel een banklicentie zou kunnen aanvragen? Immers, artikel 3 stelt «het ESM [wordt] gemachtigd middelen te verwerven door financiële instrumenten uit te geven, dan wel door financiële of andere overeenkomsten of regelingen aan te gaan met ESM-leden, financiële instellingen of andere derden.» Voorts stelt artikel 5, lid 7n: «De Raad van gouverneurs neemt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de volgende besluiten: ... alle andere noodzakelijke besluiten waarin dit Verdrag niet uitdrukkelijk voorziet.» (de redactie van artikel 5 lid 7n is naar het oordeel van de leden van de SP-fractie gebrekkig; de strekking is hen niettemin duidelijk).
Stemprocedures bij gekwalificeerde meerderheid
De leden van de SP-fractie hebben een vraag over de diverse stemprocedures zoals neergelegd in artikel 4. Bij een aantal verstrekkende beslissingen kan er worden gestemd bij gekwalificeerde meerderheid van 80% of 85% van de stemmen: niet per deelnemend land doch naar gelang het financiële aandeel in het ESM. Tenminste bij de startpositie van het ESM betekent dit dat drie landen ieder afzonderlijk een vetorecht hebben. Afgezien van dit laatste punt (vetorecht) heeft de regering mogelijk ingestemd met deze gekwalificeerde meerderheidsprocedures om redenen van efficiency in eventueel spoedeisende omstandigheden. Een andere overweging en afweging had kunnen zijn het belang van de legitimering van het ESM bij de volkeren van alle in het ESM deelnemende landen. Dit is uiteraard in het bijzonder opportuun in een situatie waarin de legitimering van de EU en aan de EU gelieerde instituties in het geding lijkt te zijn. Kan de regering aangeven of zij de aspecten van efficiency versus legitimering heeft afgewogen en op grond waarvan zij de genoemde efficiency kennelijk heeft laten prevaleren?
Wijzigingen maatschappelijk kapitaal: limiet aan Nederlandse deelname in het ESM.
De leden van de SP-fractie hebben vragen over artikel 10. Op grond van artikel 10, lid 1 kan de Raad van gouverneurs (de ministers van financiën, en wel in onderlinge overeenstemming – art. 5 lid 6d) besluiten het maatschappelijk kapitaal van het ESM te verhogen. De verhoging vereist vervolgens goedkeuring van de regering en het parlement. Houdt de regering rekening met een dergelijk besluit van deze Raad? Hoe ver is de regering bereid te gaan met de goedkeuring van een dergelijk besluit? Zou zij bijvoorbeeld akkoord gaan met een verhoging binnen een jaar van het Nederlandse aandeel tot € 80 miljard? En ook tot € 200 miljard? Meer algemeen: stelt de regering enige limiet aan de Nederlandse deelname?
Stringente passende voorwaarden aan bijstand
De leden van de SP-fractie hebben opmerkingen en vragen bij artikel 12 dat handelt over de beginselen van de stabiliteitssteun door het ESM. Dit is een kernartikel van het verdrag, doch het is vaag en onuitgewerkt wat betreft de voorwaarden die er aan steun gesteld worden. Dit artikel luidt:
«Indien zulks onontbeerlijk is om de financiële stabiliteit van de eurozone als geheel en van de lidstaten ervan te waarborgen, kan het ESM stabiliteitssteun aan een ESM-lid verstrekken op basis van stringente voorwaarden [procedureel beschreven in art. 13] die passend zijn voor het gekozen financiële-bijstandinstrument [beschreven in art. 14–18]. Deze voorwaarden kunnen gaan van een macro-economisch aanpassingsprogramma tot de voortdurende inachtneming van vooraf vastgestelde voorwaarden om voor stabiliteitssteun in aanmerking te komen.»
De leden van de SP-fractie hebben geen enkele reden om te twijfelen aan de adequate ambtelijke uitvoering van welomschreven beginselen en welomschreven stringente passende voorwaarden. Maar het probleem is dat deze niet omschreven zijn (dit geldt eveneens voor het «memorandum van overeenstemming» uit artikel 13, en indirect de artikelen 14–18). Er ontbreekt dus een politieke richtlijn. De leden van de SP-fractie hebben grote zorgen dat in deze tijden van crisis «stringente passende voorwaarden» zodanig ingevuld kunnen worden dat deze de betreffende lidstaat en geleidelijk de gehele eurozone het moeras intrekt van een langdurige economische depressie. De ervaringen – dat wil zeggen de «stringente passende voorwaarden» – die reeds aan Griekenland zijn gesteld – stemmen deze leden hoogst ongerust. Brede toepassing hiervan trekt de Europese economieën in een neergaande spiraal analoog aan die uit de jaren 1930 (en ook toen meenden de huishoudboekjesfundamentalisten en de evenwichtsutopisten lange tijd dat zij het gelijk aan hun zijde hadden).6
De leden van de SP-fractie vragen de regering om in de memorie van antwoord op dit punt van zorg (depressiepolitiek) een nauw omschreven heldere uiteenzetting te geven van de richtlijnen die zij aan de Nederlandse gouverneur en bewindvoerder gaat meegeven betreffende de uitwerking van de «stringente passende voorwaarden».
Structurele overschotten en tekorten
De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen over de structurele onevenwichtigheden tussen eurolanden en, in dit verband, de «stringente passende voorwaarden» die aan bijstand worden gesteld (artikel 12). Daartoe worden Europese landen – eurolanden en niet-eurolanden – ingedeeld in twee groepen (de indeling is pragmatisch met het oog op de beschikbaarheid van de onderstaande cijfers). «GD-landen»: Duitsland, Oostenrijk, België, Nederland, Luxemburg, Denemarken, Noorwegen, Zweden en Finland. «GG-landen»: Griekenland, Cyprus, Italië, Spanje, Portugal, Frankrijk, Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Polen, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Roemenië, Bulgarije, Slowakije en Slovenië. De GD-landen hadden in het vierde kwartaal 1999 een overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans met de GG-landen van ongeveer € 10 miljard (het betreft dus de intra-Europese positie). Omgekeerd hadden de GG-landen dus een overeenkomstig tekort van ongeveer € 10 miljard. De overeenkomstige overschotten en tekorten liepen op tot € 70 miljard in het vierde kwartaal van 2010.7 Uiteraard cumuleren deze kwartaalbedragen in schuldposities.
Vanwege de macro-economische identiteit dat de overschotpositie op de lopende rekening gelijk is aan de overschotpositie van de overheidssector en de private sector samen (GD-landen), kan het niet anders zijn dan dat dit gereflecteerd wordt in een tekortpositie van de overheid en de private sector samen in de GG-landen. Deelt de regering deze macro-economische leerstelling?8
Er bestaat dus een structurele onevenwichtigheid tussen de genoemde landen (deze vormen een indicator voor de eurolanden uit de twee groepen). Voorlopig kunnen we ervan uitgaan dat, op basis van de artikelen 12–18, de GD-eurolanden op geconsolideerde basis per saldo geld (zullen gaan) lenen aan de GG-eurolanden (op geconsolideerde basis: een ontvangend land neemt deel in de steun aan zichzelf).
Kan de regering uitleggen waarom artikel 12 stelt dat een «macro-economisch aanpassingsprogramma» of «de voortdurende inachtneming van vooraf vastgestelde voorwaarden» slechts van toepassing is op een land dat in de problemen is geraakt? (Een land dat, tenminste tevens, door structurele onevenwichtigheden tussen landen in de problemen is geraakt.) Gaat het de regering, en de regeringen van de andere GD-eurolanden, om het redden van de euro of om het (daardoor) redden van structurele economische machtsposities? Een antwoord op deze vraag is opportuun. Het stemt althans de leden van de SP-fractie tot nadenken dat Simon Johnson (voormalig hoofdeconoom van het IMF) onlangs in een interview met Marcel de Boer van het Financieele Dagblad stelt: «De kosten van het uiteenvallen van de eurozone zullen substantieel zijn, maar het zal niet het einde van de wereld inluiden.»9 De euro, zo stelt Johnson, is uiteindelijk een vast wisselkoerssysteem. Hij vervolgt: «Uiteindelijk zijn alle pogingen om wisselkoersen vast te prikken ... gestrand. Telkens was er geweldig veel ongerustheid over de consequenties, maar vrijwel altijd was die vrees groter dan nodig is.»10 Wat in dit verband tot nadenken stemt is het beoogde vasthouden aan de euro tegen de achtergrond van de eerder genoemde economische machtspositie van een aantal eurolanden. Dat zou anders zijn indien deze landen bereid zouden zijn de hand in eigen boezem te steken (contra artikel 12). Dit zou het vertrouwen wekken dat het hen waarlijk om het redden van de monetaire unie als belangengemeenschap zou gaan, en niet de unie als instrument voor de eigen machtspositie. Begrijpt de regering deze redenering?
Gestileerd gaat het om de volgende drieslag:11 (1) GD-eurolanden realiseren een structureel betalingsbalansoverschot. (2) GD-eurolanden lenen het structurele equivalent uit aan de GG-eurolanden (hoewel de lijnen allemaal niet direct lopen, hebben de financiële instellingen van de GD-eurolanden zo per saldo een vorderingenpositie bij de financiële instellingen van de GG-eurolanden).12 (3) Op basis van het ESM lenen de GD-eurolanden (geconsolideerd en per saldo) aan de GG-eurolanden. Dit is voor de GD-eurolanden niet één maal winst, niet twee maal winst, doch – zo beloven sommigen – drie maal winst. Kan de regering instemmen met deze gestileerde redenering? Zo nee, op welk punt niet?
Kan de regering aangeven tegen welke rente het EFSF tot nog toe geleend heeft aan landen? En tegen welke rente heeft Nederland bilateraal uitgeleend?
Het lijkt prettig voor leningverstrekkende landen dat het ESM een prioritaire crediteurenstatus heeft bedongen (Preambule 13). Maar denkt de regering niet dat dit leningen aan steun zoekende landen door andere instellingen, behalve het IMF, bemoeilijkt?
In het verlengde van het vorenstaande over macro-economische identiteiten willen de leden van de SP-fractie graag nog het volgende van de regering weten. Indien en voor zover in het kader van de artikelen 12–18 voorwaarden worden gesteld met betrekking tot het terugbrengen van het begrotingstekort van de betreffende overheid, dan lijkt dit te impliceren dat het ESM verlangt naar minder besparingen dan wel hogere tekorten van de private sector in dat land.13 Onderschrijft de regering deze redenering? De regering zou kunnen repliceren dat er structurele aanpassingen zouden moeten komen waardoor het betalingsbalanstekort daalt. Maar in een monetaire unie kan dit slechts door verlaging van lonen en/of winsten en dat op zichzelf al leidt tot minder besparingen van de private sector. Onderschrijft de regering dit?14
Financiële bijstand voor financiële instellingen
Niet-rechtstreekse ESM-bijstand aan financiële instellingen
De leden van de SP-fractie worden graag nader geïnformeerd over het volgende samenstel van de artikelen 13–17. Artikel 15 betreft de (niet-rechtstreekse) financiële bijstand voor de herkapitalisatie van financiële instellingen van een ESM-lid. Houdt dit artikel impliciet in dat bijstand op grond van de artikelen 13–14 en 16–17 niet gebruikt mag worden voor bijstand aan financiële instellingen, dan wel bijstand voor de herkapitalisatie van financiële instellingen?
ESM-bijstand c.q. ESM-leningen, rechtstreeks aan financiële instellingen
De leden van de SP-fractie willen graag weten of de regering van oordeel is dat het ESM op grond van het voorliggende verdrag, en ten behoeve van de doelstellingen van het ESM, in beginsel rechtstreeks leningen kan gaan verstrekken, dan wel anderszins rechtstreeks bijstand kan gaan verstrekken, aan financiële instellingen. Immers artikel 19 stelt: «De Raad kan de lijst van financiële-bijstandinstrumenten waarin de artikelen 14 tot en met 18 voorzien, aan een evaluatie onderwerpen en besluiten daarin wijzigingen aan te brengen.» Over artikel 19 stelt de memorie van toelichting: «Bij een herziening van het instrumentarium zal het parlement vanzelfsprekend tijdig betrokken worden.»15 Betekent dit goedkeuring door het parlement en wel vóórdat een dergelijk besluit door de «Raad» genomen is? Overigens is artikel 19 naar het oordeel van de leden van de SP-fractie gebrekkig: het is immers niet duidelijk of het hier gaat om de Raad van gouverneurs dan wel de Raad van bewind dan wel beide afzonderlijk.16
Diversen
Artikel 13, lid 1, onderdeel c, is redactioneel gebrekkig: «1. Een ESM-lid kan tot de voorzitter van de Raad van gouverneurs een verzoek om stabiliteitssteun richten. (...) Na ontvangst van een dergelijk verzoek vertrouwt de voorzitter van de Raad van gouverneurs de Europese Commissie toe om, in overleg met de ECB: (...) c. de reële of potentiële financieringsbehoeften van het betrokken ESM-lid.» Welk woord of welke woorden ontbreken er in de tekst van onderdeel c?
Financieel beheer: auditcomité
Artikel 30, lid 4, stelt: «Het auditcomité kan de Raad van bewind te allen tijde van zijn bevindingen in kennis stellen. Het stelt elk jaar een verslag op dat bij de Raad van gouverneurs moet worden ingediend.» De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij bereid is te bewerkstelligen dat niet slechts het jaarverslag (lid 5) maar ook de genoemde bevindingen toegankelijk worden gemaakt voor het parlement.
Het mandaat en de werkwijze (type onderzoek) van het auditcomité worden nog via nadere regels (huishoudelijk reglement/«by-laws») ingevuld. De leden van de SP-fractie vragen de regering te bewerkstelligen dat de toetsing door het auditcomité wordt gebaseerd op een breed mandaat en niet beperkt blijft tot de rechtmatigheid van de uitgaven. Deze leden wensen stellig dat het auditcomité ook onderzoek kan doen naar de naleving van beleid, doeltreffendheid en risicomanagement van door het ESM gefinancierde steunprogramma’s op grond van internationale audit-standaarden.
EFSF-garanties en ESM
De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen over de samenloop van het ESM en het EFSF. Preambule 6 stelt: «Het aanvankelijke maximale leningvolume van het ESM is vastgesteld op 500 000 miljoen EUR, met inbegrip van de uitstaande EFSF-stabiliteitssteun.» Is het correct dat de vastgelegde EFSF-capaciteit € 200 miljard beslaat? Betekent dit dat er vooralsnog € 300 aan leningvolume voor het ESM resteert? Is er daarnaast nog een EFSM beslag? Zo ja hoe hoog is dit, en hoe groot zijn de betreffende Nederlandse garanties?
De leden van de SP-fractie hebben voorts een vraag over de duur en de mate van gelijktijdigheid van het EFSF en het ESM (artikel 39 en verder). Op dit moment belopen de Nederlandse EFSF-garanties € 98 miljard. Na de ESM-ratificatie kan het Nederlandse aandeel in het ESM eveneens opgevat worden als (tenminste) een garantie, namelijk van € 40 miljard. Samen is dit € 138 miljard.17 Kan de regering in een grafiek aangeven hoe de samenloop van de EFSF- en de ESM-garanties zich waarschijnlijk ontwikkelt? Op welk moment is de totale garantie dan gereduceerd tot € 40 miljard indien er geen wijziging op grond van artikel 10 zou optreden? Daarbij kan de aannemelijke veronderstellingen worden gemaakt dat binnen een aantal jaren alle in- en uitleningen van het EFSF zijn overgenomen door het ESM.
D66
De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennis genomen van het verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). Het ESM zal de permanente vervanger worden van het EFSF. Dat een «lender of last resort» nodig is werd afgelopen week, wederom, aangetoond door de realiteit. Spanje vroeg € 100 miljard steun om zijn banken te herkapitaliseren.
De aan het woord zijnde leden menen dat de tijdelijke noodfondsen in een tijdelijke behoefte hebben kunnen voorzien maar dat het tijdstip is aangebroken deze te vervangen door een permanent fonds. Het spreekt deze leden aan dat de ingewikkelde constructies met derivaten en garantstellingen plaats hebben gemaakt voor een, transparant, in een vennootschap onder gebracht fonds dat wordt gefinancierd door maatschappelijk kapitaal. De aan het woord zijnde leden staan dan ook welwillend tegenover de ratificatie van het verdrag, maar achten het nodig enkele vragen te stellen met betrekking tot de integratie in bestaande instituties, de samenwerking met het IMF, de actualiteit, en de externe financiële controle en verantwoording.
Het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme is, tot spijt van de leden van de fractie van D66, geen EU verdrag geworden. Het is geen geheim dat de aan het woord zijnde leden streven naar democratische controle in alle bestuurslagen, en zodoende ook graag gezien hadden dat een dergelijk fonds zou zijn ingebed in de instituties en dan nog veel liever: verbeterde instituties zodat o.a. het Europees Parlement een rol zou zijn toebedeeld in de democratische controle op het ESM. Zou de regering de aan het woord zijnde leden inzicht kunnen geven in wat de doorslaggevende belemmering is geweest (afgezien van tijd) waarom het niet gelukt is het ESM-verdrag binnen het EU-raamwerk te plaatsen? Deze leden zijn de regering tevens erkentelijk als zij zou kunnen ophelderen of de intentie bestaat het ESM in de toekomst verder in de EU te integreren en welke hobbels daartoe genomen dienen te worden?
De Europese Commissie (EC) en de Europese Centrale Bank (ECB) krijgen, krachtens artikel 4 lid 4, de macht tot het aandringen op een spoed stemprocedure mits niet dringend optreden «de economische en financiële duurzaamheid van de eurozone in gevaar kan brengen.» Een noodprocedure leidt er toe dat besluiten worden genomen met een 85% gekwalificeerde meerderheid. Dit heeft effect op het democratisch proces, aangezien de meeste landen, Nederland inclusief, het vetorecht verliezen bij deze beslissingen. Acht de regering het denkbaar (en wenselijk) dat het Europees Parlement, in haar controlerende functie, achteraf de EC tot verantwoording kan roepen?
De leden van de fractie van D66 begrijpen uit de verdragstekst dat er wel degelijk gepoogd is gebruik te maken van de bestaande instituties van de EU, blijkens artikel 37 lid 3, dat bepaalt dat Hof van Justitie van de Europese Unie het laatste oordeel heeft bij geschillenbeslechting. De leden van de D66-fractie begrijpen uit de verdrag tekst* dat het hier gaat om geschillen die voortkomen uit de uitlegging of toepassing van het verdrag. Daar het zo is dat de landen die steun ontvangen uit het fonds ook deelnemer zijn in het fonds, zijn de aan het woord zijnde leden benieuwd te vernemen of steun ontvangende landen zich tot het Europees Hof kunnen wenden als het steun ontvangende land zich niet kan verenigen met de aan de lening gestelde voorwaarden?
Het IMF speelt een belangrijke rol bij het beteugelen van de huidige crisis en de leden van de D66-fractie verwachten in de toekomst dan ook dat er een verregaande rol voor het IMF is weggelegd tijdens een, onverhoopte, volgende crisis. Is de veronderstelling van de aan het woord zijnde leden juist dat de verdragstekst de steun vragende leden wel verplicht, tegelijkertijd met de ESM aanvraag, een steunverzoek bij het IMF in te dienen, maar dat daar verder geen consequenties aan verbonden zijn? Deze leden zouden de regering erkentelijk zijn als zij zou kunnen uitleggen welke consequenties een steunweigering van het IMF heeft. Is er een kans dat het ESM dan ook geen steun verleent?
De leden van de fractie van D66 begrijpen dat de verdragstekst niet rept over de afspraken die het ESM met het IMF van plan is te maken. Het IMF is immers geen contractpartij. Dat neemt niet weg dat de regering waarschijnlijk een idee heeft van hoe de samenwerking met het IMF tot stand zal komen. Is het plan, bijvoorbeeld, dat er een trojka (ECB, EC & IMF) wordt opgetuigd naar model van de controle op leningen aan, bijvoorbeeld, Griekenland? Deze leden zijn de regering erkentelijk als zij dit zou kunnen toelichten. De leden van de Tweede Kamerfractie van D66 hebben tijdens de behandeling in de Tweede Kamer al aangegeven dat het van groot belang is dat de regering zich ten uiterste in zal spannen voor een zo vroeg mogelijke betrokkenheid van het IMF bij ESM-operaties. Daartoe heeft de Tweede Kamerfractie van D66 de motie Blanksma-van den Heuvel c.s.19 mede ondertekend. Kan de regering uitleggen welke stappen zij voornemens is te zetten om deze motie ten uitvoering te brengen?
De huidige ontwikkelingen op het Iberisch schiereiland nopen de leden van de D66-fractie tot het stellen van een vraag met betrekking tot de actualiteit. Spanje heeft het weekend van 9 juni € 100 miljard steun verzocht uit de fondsen van de eurozone. Een gedeelte van dit geld zal volgens de aan het woord zijnde leden uit het ESM gaan komen. Het IMF zal zelf deze keer geen steun verlenen, maar wordt wel uitgenodigd, blijkens de verklaring van de eurogroep inzake Spanje20, om de implementatie en monitoring van de financiële steun te assisteren door regelmatige rapporten. Ook zijn er geen verdere afspraken gemaakt over hervormingen buiten het financiële stelsel. De aan het woord zijnde leden zouden graag van de regering vernemen (i) hoeveel steun Spanje gaat ontvangen vanuit het ESM, (ii) waarom er geen afspraken over hervormingen zijn gemaakt, en (iii) waarom er geen steunaanvraag door Spanje bij het IMF is gedaan.
Als laatste willen de leden van de fractie van D66 een vraag stellen met betrekking tot de externe financiële controle en verantwoording. Het verdrag regelt dat er een onafhankelijke Board of Auditors wordt ingesteld. De precieze werking van deze Board of Auditors zal nog moeten worden bepaald door middel van zogeheten «by-laws». Deze leden vinden het van het grootste belang dat deze «by-laws» ruime publicatie mogelijkheden en een onafhankelijk onderzoeksmandaat van de Board of Auditors mogelijk zullen maken, in lijn met de door de Tweede Kamerfractie van D66 mede ondertekende motie Plasterk c.s.21 Het is begrijpelijk dat er, ten behoeve van de financiële stabiliteit, soms marktgevoelige informatie dient te worden achtergehouden, maar de aan het woord zijnde leden zouden graag zien dat zodra deze gevoeligheid gepasseerd is de informatie publiekelijk bekend wordt gemaakt. Kan de regering bevestigen dat zij zich voor bovenstaande zal inspannen?
GroenLinks
De leden van de GroenLinks-fractie verwelkomen het goedkeuringsverdrag voor het Europees Stabiliteits Mechanisme (ESM). Met de regering zijn zij van oordeel dat het voor de financiele stabiliteit in Europa noodzakelijk is dat er een permanent noodfonds komt. Wel hebben de leden van GroenLinks nog enkele vragen en kanttekeningen bij het verdrag en de implementatie ervan.
Het idee achter een permanent noodfonds met een substantiële omvang is dat met een dergelijk noodfonds crediteuren de zekerheid hebben dat landen die te kampen hebben met financiële problemen als het nodig is gesteund zullen worden, waarmee de kredietwaardigheid van deze landen geborgd is. Dit werkt alleen wanneer het noodfonds groot genoeg is («hoe groter het fonds, hoe kleiner het risico dat er gebruik van gemaakt gaat worden»). Onderschrijft de regering deze analyse? Op welke gronden is men tot het oordeel gekomen dat een uitleenbaar kapitaal van € 500 miljard groot genoeg is om de gewenste stabiliteit te bieden? Hoe beoordeelt de regering de omvang van het ESM? Wat zou de ideale omvang zijn? Is de omvang van de recente lening aan Spanje (uit het EFSF) van invloed op dit oordeel? Hoe ziet de regering in dit kader de plannen voor het «masterplan», dat door de voorzitter van de Europese Raad, de heer Van Rompuy, de voorzitter van de Europese Commissie, de heer Barroso, de voorzitter van de eurogroep, de heer Juncker en de president van de Europese Centrale Bank, de heer Draghi, aan het voorbereiden zijn voor de eurotop van eind juni; maakt bijvoorbeeld de (voorzichtige) introductie van eurobonds in dat plan de waarschijnlijkheid van de noodzaak tot het verhogen van het kapitaal van het ESM kleiner?
Ingevolge het verdrag wordt bij steunverlening een steunprogramma opgesteld voor het betreffende land. Hierbij kunnen verschillende instrumenten worden ingezet. Instrumenten die de economische activiteit van het land stimuleren, zoals gerichte investeringen (al dan niet gebruikmakend van de structuurfondsen, onder opschorting van de voorwaarde van co-financiering) worden in het verdrag niet benoemd. Is de regering het met de leden van de GroenLinks fractie eens dat dergelijke stimuleringsmaatregelen in veel gevallen een noodzakelijke voorwaarde zijn voor het herstel van de financiële stabiliteit van een land? Biedt het verdrag ruimte om dergelijke maatregelen op te nemen in of te koppelen aan de steunprogramma's? Is de regering bereid om zich in te zetten voor het zoveel mogelijk koppelen van stimuleringsmaatregelen aan steunprogramma's?
Wat zijn in dit verband de belangrijkste lessen die zijn geleerd van de steunverlening aan Griekenland; en hoe komen deze lessen terug in het ESM en zijn by-laws?
Het ESM kent twee procedures voor steunverlening, een gewone procedure, waarbij besloten wordt «in onderlinge overeenstemming» en een spoedprocedure waarbij besloten wordt bij gekwalificeerde meerderheid van 85% (van het maatschappelijk kapitaal). Blijkens artikel 4 lid 4 is het aan de beoordeling van de Commissie en de ECB of er voor de spoedprocedure wordt gekozen. Het criterium dat het verdrag hiervoor noemt is zeer ruim geformuleerd: besloten kan worden tot een spoedprocedure «indien niet dringend besluiten de economische en financiële duurzaamheid van de eurozone in gevaar kan brengen». Zijn of worden er ter invulling van dit algemene criterium nadere criteria vastgesteld, bijvoorbeeld in by-laws of in afspraken tussen de Raad van gouverneurs en Commissie en ECB? Wat is de verwachting van de regering ten aanzien van de mate waarin gebruik gemaakt zal worden van de spoedprocedure?
Het verdrag is een intergouvernementeel verdrag tussen de landen van de eurozone, en geen EU verdrag. Dit heeft onder meer als consequentie dat het Europees Parlement geen rol speelt bij de democratische controle op de beslissingen die in het kader van het verdrag worden genomen. De leden van GroenLinks betreuren dit. Is de regering het met deze leden eens dat de democratische controle bij een EU-verdrag aanzienlijk beter zou zijn dan bij een intergouvernementeel verdrag, waarbij de nationale parlementen slechts hun eigen minister controleren, en er dus geen parlementaire controle van het ESM als geheel plaatsvindt? Ook de Raad van State noemt in zijn advies het ontbreken van controlemechanismen in EU-verband op het functioneren van het ESM problematisch. De Raad is echter van oordeel dat de voortgang van het proces op dit moment zwaarder moet wegen dan het bezwaar van het ontbreken van de EU-controlemechanismen. De Raad voegt daar wel aan toe dat de huidige intergouvernementele vorm niet het eindstation kan zijn, maar als tussenstation gezien moet worden. De leden van de GroenLinks fractie kunnen zich in deze afweging van de Raad van State herkennen, en zijn dan ook teleurgesteld dat de regering in de reactie op het advies van de Raad van State aangeeft deze visie van de Raad (intergouvernementeel verdrag als tussenstation) niet te delen. Kan de regering aangeven of zij bezwaren heeft tegen het uitbouwen van het ESM tot EU-verdrag, en zo ja waaruit deze bezwaren bestaan? Kan de regering aangeven hoe hierover binnen andere landen van de eurozone respectievelijk de EU wordt gedacht?
De Algemene Rekenkamer heeft zich – samen met de rekenkamers van de andere eurolanden – sterk gemaakt voor versterking van de publieke controle op de uitvoering van het ESM-Verdrag door de Board of Auditors. De Nederlandse regering heeft steeds aangegeven zich in Europa hard te hebben gemaakt deze inzet overgenomen te krijgen. Kan de regering aangeven hoe het op dit moment staat met de onderhandelingen over de by-laws, en welke aanbevelingen van de Europese rekenkamers naar verwachting wel en welke niet zullen worden overgenomen? Kan de regering bevestigen dat de onafhankelijkheid van de Board of Auditors buiten kijf staat, dat de Board of Auditors onderzoek kan doen naar de rechtmatigheid, naleving van beleid, doeltreffendheid en risico-management van de door ESM gefinancierde steunprogramma's, en dat de Board of Auditors gerechtigd is zowel zijn jaarverslag dat aan de Raad van Gouverneurs moet worden gezonden, als andere onderzoeksbevindingen ook zelf publiek te maken?
Bij de behandeling van de goedkeuring van het Verdrag heeft de Tweede Kamer met algemene stemmen een motie (de motie-Harbers c.s.22) aangenomen die de regering verzoekt zowel een wijziging van het maatschappelijk kapitaal van het ESM als het opvragen van niet gestort kapitaal vooraf voor te leggen aan de Tweede Kamer. Bij een voorgenomen verhoging of wijziging van het maatschappelijk kapitaal van het ESM vraagt de motie om deze voor te leggen middels een wijzigingsverdrag en een eventuele suppletoire begroting. Zien de leden van de GroenLinks-fractie het goed dat een wijziging of verhoging van het maatschappelijk kapitaal van het ESM een verdragswijziging impliceert, en dus per definitie door middel van een goedkeuringsverdrag moeten worden voorgelegd aan Tweede en Eerste Kamer, en de betreffende motie niets aan deze reeds bestaande verplichting toevoegt? En dat het zelfde geldt voor een eventuele suppletoire begroting op basis van het budgetrecht van beide kamers?
In de motie wordt ook gevraagd om bij opvraging van het Nederlands niet-gestorte kapitaal deze opvraging voor te leggen aan de Tweede Kamer. Deze verplichting volgt niet reeds uit het verdrag. Kan de regering in dit verband ook aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot het «behandelvoorstel voor EFSF en ESM-besluiten»*? Het oorspronkelijke behandelvoorstel bevatte een helder stappenplan ten aanzien van besluitvorming over de verschillende programma's onder het EFSF; kan de regering inmiddels ook een dergelijk stappenplan geven ten aanzien van het betrekken van het parlement bij de verschillende besluiten in het kader van het ESM? Op welke wijze wordt de Tweede Kamer betrokken waar het gaat om het opvragen van Nederlands kapitaal, en op welke wijze waar het gaat om het instemmen met het verstrekken van de verschillende leningen vanuit het ESM? En hoe zien de behandelafspraken er uit wanneer er sprake is van spoedeisende noodsituaties? Zijn er punten waarop er parlementaire voorbehouden kunnen c.q. zullen worden gemaakt? Kan de regering de wijze van het betrekken van de Tweede Kamer wellicht illustreren aan de hand van recente voorbeelden, zoals het instemmen met het besluit van 9 juni jl. om een lening van 100 miljard aan Spanje te verstrekken?
Kan de regering in het kort aangeven hoe de parlementaire procedures rondom beslissingen die in het kader van het verdrag worden genomen zijn geregeld in de belangrijkste verdragslanden? Wordt de ministeriële inbreng vooraf aan het parlement voorgelegd? Wordt er gewerkt met parlementaire voorbehouden? Hoe ziet de controle achteraf er uit?
Het verdrag treedt in werking wanneer het is geratificeerd door landen die tenminste 90% van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen. Kan de regering aangeven hoe het op dit moment staat met de ratificatie, en wat de verwachtingen zijn met betrekking tot het moment dat de 90% wordt bereikt en het verdrag in werking zal treden?
ChristenUnie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de wetsvoorstellen. In het voortraject, onder andere bij de technische briefings, hebben deze leden al veel onderwerpen aan de orde gesteld. Niettemin resteren nog een aantal vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vernemen graag hoe de regering de tranches die in het kader van het EFSF aan landen zijn uitgekeerd, zelf evalueert. Zijn er aantoonbare indicaties dat deze vorm van noodhulp ook daadwerkelijk helpt? Is de Griekse economie op de goede weg? Hebben de financiële markten van vertrouwen in de aanpak blijk gegeven? Welke leerervaringen en lessen heeft de regering uit de EFSF tranches getrokken en zijn deze naar het oordeel van de regering in voldoende mate in het permanente ESM verwerkt?
Het ESM is naar zijn aard permanent. Kan de regering aangeven welke Nederlandse onderhandelingspunten uiteindelijk niet zijn gehonoreerd en niet in het verdrag terecht zijn gekomen? Juist gezien het permanente karakter van het ESM had het voor de hand gelegen een expliciete exit-regeling op te nemen. Ofwel een regeling die aangeeft onder welke voorwaarden een land geacht wordt de eurozone te verlaten. Een dergelijke regeling biedt veel hardere regiemogelijkheden. Nu bestaat het gevaar van een «moral hazard». Zo bleek bij het EFSF dat Griekenland bij tijd en wijle de budgettaire teugels liet varen omdat men wist dat Europa hen niet zou laten vallen. Waarom heeft Nederland zich niet sterk gemaakt voor een dergelijke exit-regeling? Er is nu immers voor niemand een weg terug, ook niet voor Nederland. De onomkeerbaarheid wordt door de regering als een sterkte gezien, maar tegelijkertijd is dit toch een zwakte, zo vragen deze leden. Juist omdat het ESM een permanent fonds is, is een uittredingsregeling onontbeerlijk. De leden van de ChristenUnie-fractie ontvangen graag een reactie van de regering op deze voor hen wezenlijke punten.
Instemming met het ESM betekent voor Nederland dat het 40 miljard euro ter beschikking moet stellen. De Raad van State stelt terecht dat in het licht van het grondwettelijk budgetrecht van het parlement, de Staten-Generaal betrokken zou moeten worden bij de ESM-besluitvorming over de effectuering van deze claim. Dit is evenwel niet geregeld. De leden van de ChristenUnie-fractie ontvangen graag een reactie op dit punt. Moet de rol van het Nederlandse parlement niet gewoon in de wet verankerd zijn, zo vragen deze leden?
Voorts hebben de leden van de ChristenUnie enkele vragen rond het thema van verantwoording. Uit de wijze waarop het verdrag is vormgegeven, blijkt dat het ESM zich buiten institutionele EU-kaders plaatst. Het ESM heeft juridische immuniteit. Het Europees Parlement staat buiten spel. Wie kan, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie, het ESM dan wel ter verantwoording roepen en wat is de rol en zeggingskracht daarbij van het Nederlandse parlement? Ook de Rekenkamer heeft opgemerkt dat de externe accountantsfunctie niet voldoende is geregeld. Deelt de regering dit oordeel van de Rekenkamer?
Gezien de huidige financieel-economische situatie is het volgens de leden van de ChristenUnie-fractie niet denkbeeldig dat ook andere landen een beroep op het ESM zullen doen. Spanje is in beeld, maar wellicht ook Italië en andere landen. Dit maakt de noodzaak van nieuwe stortingen snel actueel. Hoe denkt de regering dit te gaan financieren?
In het verlengde van dit punt: indien landen als Spanje een beroep zullen moeten doen op het noodfonds, dan zal de limiet van 500 miljard snel bereikt zijn. Dit roept het gevaar op van een onbeheersbare monetaire carrousel, een schuldenspiraal die niet meer in de hand te houden is. Welke scenario’s heeft de regering hiervoor achter de hand?
Eurolanden die op dit moment budgettaire problemen ondervinden (Griekenland, Portugal, Italië, Spanje) zijn landen die relatief slecht scoren op duurzame economische ontwikkeling. Dan gaat het vooral om de ontwikkeling van een economisch portfolio waarmee zij ook internationaal het verschil kunnen maken. Het aanscherpen van budgettaire kaders alleen is geen garantie dat deze landen ook na een kapitaalinjectie een duurzame economische ontwikkeling doormaken. Hoe ziet de regering deze verhouding tussen financiële stabiliteit en economische ontwikkeling? Is hier een rol weggelegd voor de Europese Commissie, of is dit een strikt nationale aangelegenheid? Als dit laatste het geval is, hoe kan dan worden voorkomen dat deze landen over drie jaar weer fors in de problemen zitten omdat ze geen concurrerend economisch pad hebben uitgestippeld? Mag, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie, Europa de zwaartepunten aangeven van de economische ontwikkeling van lidstaten die in ernstige problemen zijn geraakt?
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Essers
De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren
Samenstelling:
Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA), (voorzitter), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP) Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Klever (PVV), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), (vice-voorzitter), Van Rey (VVD) en Bröcker (VVD).
https://www.eerstekamer.nl/id/viybhvsixztw/document_extern/w33221_trb2012_28/f=/viybhwul53y3.pdf.
Evenwichtsutopie: evenwicht op de lange termijn die steeds weer vooruitgeschoven wordt – we verkeren nooit in het utopisch evenwicht – en waarvan Keynes toen al treffend zei: «in the long run we are all dead». De huidige Chicago-economen zijn wat dit betreft de pendant van economen uit de kring van Marshall en Pigou waartegen Keynes fulmineerde.
Bron: Jesse Frederik (2011), Schuld, boete en lege glazen, Follow the Money, http://www.ftm.nl/original/schuld-boete-en-lege-glazen.aspx.
Tijdens een bijeenkomst van door de Eerste Kamer uitgenodigde deskundigen op 12 juni j.l. liet prof. Arnoud Boot zich uit in overeenkomstige bewoordingen.
De term «gestileerd» wordt hier gebruikt analoog aan gestileerde modellen, d.w.z. in de zin van het vatten van de essentie van een constellatie.
Zie wat betreft Nederland: CPB, Risicorapportage Financiële Markten, mei 2012, blz. 6, voetnoot 8.
Bij een constant betalingsbalanssaldo (dat wil zeggen in % BBP) geldt dit uiteraard ook voor een land zoals Nederland: minder tekort voor de overheid resulteert ex-post in minder besparingen van de private sector. Onderschrijft de regering dit?
Een probleem hier is dat alle «gangbare economische redeneringen» die opgeld doen voor een kapitalistische economie in een groeisituatie, veelal niet gelden voor een kapitalistische economie in depressie. Dit is de kern van Keynes (1936) die, wat er ook van hem gemaakt is, in hoofdzaak een depressie-econoom was. (J. M. Keynes, The General Theory of Employment Interest and Money).
In de artikelen 12–18 wordt beurtelings de Raad van gouverneurs of de Raad van bewind genoemd, en steeds gespecificeerd. Uitsluitend artikel 19 vorm hierop een uitzondering.
Daarnaast is er de recente extra Nederlandse garantie aan het IMF van € 14 miljard (33 090 IXB: Wijziging begrotingsstaat Financiën 2011 – najaarsnota) waarmee het totaal van de garantie aan het IMF € 47 miljard beloopt (CPB, Risicorapportage Financiële Markten, mei 2012, blz. 14).
Europgroup statement on Spain: http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_Data/docs/pressdata/en/ecofin/130778.pdf.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33220-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.