33 189 Beleidsdoorlichting Koninkrijksrelaties

Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 31 augustus 2017

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 30 juni 2047 inzake de Beleidsdoorlichting Artikel 2 Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 33 189, nr. 6).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 30 augustus 2017. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Van Meenen

De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

1

Welke projecten hebben er gelopen onder toezicht van de Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen (SONA)?

Bij mijn brief aan Uw Kamer van 13 december 2016 (Kamerstuk 34 550 IV, nr. 21) heb ik u de Aanvraag tot subsidievaststelling 2004–2014 van SONA toegezonden. Deze aanvraag bevat een overzicht van de programma’s en projecten waaraan de subsidie van mijn ministerie in de jaren 2004–2014 besteed is.

2 en 3

Hoe voelden Curaçao en Sint Maarten de verantwoordelijkheid voor een goede financiële verantwoording?

De Stichtingen die van Nederland subsidie ontvingen (naast SONA ook de Stichting Antilliaanse Mede Financierings Organisatie: AMFO) hebben zich aan Nederland verantwoord over de besteding van die middelen. Curaçao en Sint Maarten hadden daar geen rol in. Curaçao en Sint Maarten waren wel verantwoordelijk voor de indiening van projecten bij SONA (die overigens aan bepaalde eisen moesten voldoen die zijn getoetst door de SONA).

4

Waarom kenden de samenwerkingsprogramma's geen gekwantificeerde beoogde maatschappelijke effecten?

Het is in het algemeen niet eenvoudig een te kwantificeren verband te leggen tussen te leveren output en de beoogde maatschappelijke effecten, zoals vermindering van de criminaliteit, verhogen van de economische groei, vermindering van de armoede, verhoging van de leerprestaties etc. De programma`s zijn vertaald in projecten die binnen de context van de beperkingen van de (ei)landen haalbaar waren en waarvan de overtuiging bestond dat die concreet verbetering van de bestaande situatie opleverden. In dat kader was ook een zekere mate van flexibiliteit bij de inrichting van de programma`s wenselijk en in dat licht is er indertijd niet voor gekozen om op een uniforme manier nulmetingen te laten plaatsvinden. Op projectniveau zijn operationele doelstellingen geformuleerd, zoals een opleiding voor doelgroep x, verbetering van bepaalde infrastructuur, opknappen van een school, oplevering van ICT e.d. met bijbehorende budgetten en deadlines. Een dergelijke benadering was ook nodig om op de uitvoering van de programma`s te kunnen sturen.

5

Waarom is er weinig tot niets terechtgekomen van de beoogde integrale aanpak ter verbetering van de veiligheidssituatie?

Vooropgesteld dient te worden dat de betreffende conclusie in de doorlichting betrekking heeft op de uitvoering van het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen (PVNA). Dit plan had betrekking op een deel van de totale rechtshandhavingketen. De inzet op de (versterking van de) rechtshandhaving in brede zin is onderdeel van de beleidsdoorlichting van artikel 1 van Hoofdstuk IV (de waarborgfunctie), die in dit najaar aan uw Kamer zal worden gezonden. In die doorlichting komen de Kustwacht, de Koninklijke Marechaussee, het Recherche Samenwerkingsteam, het Gemeenschappelijk Hof en het Openbaar Ministerie aan bod, alsmede de extra inzet op de ondermijningsaanpak en het financieel rechercheren. De bevindingen die voortkomen uit de doorlichting van artikel 1 – dat specifiek ziet op het waarborgen van de rechtszekerheid, deugdelijkheid van bestuur en de mensenrechten in Aruba, Curaçao en Sint Maarten – zullen een bredere basis bieden om uitspraken te doen over de aanpak van de veiligheidsituatie op de landen, gebaseerd op de uitgevoerde evaluaties.

De kern van de vraag zit in het begrip «integrale». In het kader van het zogenoemde «repressietraject» zijn belangrijke verbeteringen bereikt. De bedrijfsvoering van de rechterlijke macht is verbeterd. Het vreemdelingenproces is beter ingericht en de ICT in de justitieketen is verbeterd. Naast het repressietraject kende het PVNA echter ook doelstellingen op het gebied van preventie, zelfredzaamheid en resocialisatie. In de praktijk is gebleken dat de relevante instituties op de eilanden beperkt gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om hiervoor projectvoorstellen in te dienen. Bovendien bleken de ingediende projecten volgens SONA niet altijd voldoende kwaliteit te hebben om in uitvoering te worden genomen. De wisselende politieke kleur van de landsregering en de eilandelijke besturen heeft voorts niet geholpen bij de daadwerkelijke uitvoering van projecten.

Uiteindelijk zijn in het kader van PVNA slechts 8 projecten (incl. BES) geaccordeerd en uitgevoerd op het gebied van preventie, zelfredzaamheid en resocialisatie1.De totale waarde van deze projecten was ruim NAF 3 mln. Dat is 2,3% van de totale PVNA-uitgaven.

6

Wie draagt de verantwoordelijkheid voor de beoogde integrale aanpak ter verbetering van de veiligheidssituatie?

De verantwoordelijkheid voor het veiligheidsbeleid ligt in beginsel bij de landsregeringen.

7

Hoe wordt de veiligheid voor personeel en gedetineerden in de gevangenissen bewerkstelligd?

De verantwoordelijkheid voor de veiligheid van zowel het personeel als de gedetineerden in de penitentiaire inrichtingen berust op dit moment zoals bekend bij de regeringen van de betreffende Caribische landen binnen het Koninkrijk. De signalen over de (veiligheids)situatie in de inrichtingen zijn regelmatig onderwerp van debat met uw Kamer geweest. De verhouding tussen de autonome status van de landen op dit terrein en de waarborgfunctie van het Statuut is daarbij aan bod gekomen. Hoewel ik van oordeel ben dat er geen sprake is van een situatie waarbij ingrijpen door het Koninkrijk aangewezen is, blijft er reden tot bezorgdheid. Daarbij moet worden opgemerkt, dat de situatie in de drie inrichtingen die het betreft (de SDKK in Curaçao, de Pointe Blanche gevangenis in St. Maarten en KIA in Aruba) verschilt. De Algemene Maatregel van Rijksbestuur die ziet op de «samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak» is met 2 jaar verlengd vanaf 10 oktober 2016; de Voortgangscommissie Sint Maarten ziet toe op de vereiste voortgang van de uitvoering van het plan van aanpak inzake de Pointe Blanche gevangenis. Onder andere de Dienst Justitiële Inrichtingen heeft assistentie verleend. Daarbij kan worden gedacht aan concrete input voor het verbeterplan dat is opgesteld te Sint Maarten, het beschikbaar stellen van materieel dat beschikbaar is gekomen bij sluitingen in Nederland en celcontainers bij de verhuizing van de Justitiële Inrichting Caribisch Nederland te Bonaire en korte en gerichte hulp bij het opstellen van werkinstructies in het KIA. Deze assistentie is er op gericht de landen beter in staat te stellen de veiligheid van het personeel en de gedetineerden te borgen. De directeuren van de gevangenissen op Curaçao, Bonaire, Aruba en Sint Maarten hebben regelmatig overleg hetgeen de onderlinge samenwerking en uitwisseling van Caribische expertise ten goede komt.

8

Welke invloed op de financiën heeft de onvoldoende innings- en heffingscapaciteit?

Deze invloed is in de evaluaties niet gekwantificeerd. Het Cft constateerde in 2015 dat er nog een grote uitdaging ligt voor Curaçao om de effectiviteit van de inning van belastingaanslagen te verbeteren2, terwijl het project Nieuwe Belastingdienst Sint Maarten volgens de evaluatie «weinig maatschappelijk effect» heeft gehad3.

9

Waarom is het rendement van de deelprogramma's ruim achtergebleven op de hoge ambities?

De evaluaties geven maar beperkt inzicht in de oorzaken van de tegenvallende resultaten van de deelprogramma`s op het gebied van onderwijs. Ter illustratie wordt bijvoorbeeld voor Curaçao in de evaluatie geconstateerd dat «schoolverzuim, studievertraging, slagingspercentages en de bijdragen van de Sociale Vormingsplicht aan maatschappelijke participatie allemaal onvoldoende zijn verbeterd om de streefwaarden die waren gesteld voor september 2012 te halen. Enkele indicatoren laten zelfs een forse teruggang zien tijdens de uitvoering van de deelprogramma`s.»4 Ten aanzien van Sint Maarten constateert de evaluatie dat «de indicatoren uit de monitoringscans van de OJSP deelprogramma`s vaak een negatieve trend laten zien. Tevens is vrijwel altijd zichtbaar dat de beoogde streefwaarden niet gehaald worden.»5 In algemene zin merkt de evaluatie op dat «hardware» gemakkelijker vervangen of vernieuwd kan worden dan «software»: «(.) leermiddelen worden vrij snel aangekocht, maar een andere werkwijze van docenten wordt later dan gepland en/of slechts ten dele gerealiseerd.»6

10 en 11

Hoeveel efficiëntie gaat er verloren door het onvoldoende samenwerken van de NGO's en hoeveel geld gaat er verloren door het onvoldoende samenwerken van de NGO's?

De eindevaluatie AMFO biedt geen aanknopingspunten om te kwantificeren hoeveel efficiëntie noch hoeveel geld verloren is gegaan door onvoldoende samenwerking. De evaluatie meldt dat er ondanks herhaalde pogingen van AMFO weinig samenwerking is ontstaan. «Alhoewel er gezien de inhoud van de projecten en de beoogde doelgroep voldoende kansen waren voor onderlinge samenwerking, bleken de historische, culturele en religieuze verschillen te complex en verstorend om te overbruggen.»7

12 en 13

Hoe komt het dat de uitgevoerde projecten onvoldoende in staat waren om de ambitieuze doelstellingen te bereiken? Wat waren de zwakke punten in de uitgevoerde projecten?

De doelstellingen van het programma Sociaal Economisch Initiatief (SEI) in Curaçao waren ambitieus geformuleerd. Er is geen rekening gehouden met externe invloeden zoals die van de financiële crisis van 2008/2009 en uit de evaluatie blijkt dat eigenlijk op voorhand de kans aanzienlijk was dat de voorgenomen investeringen en maatregelen onvoldoende omvangrijk waren om de beoogde maatschappelijke effecten op macroniveau te bereiken.8

Volgens de evaluatie kenden de projecten binnen het programma SEI in Curaçao niet zo zeer zwakke punten. Wel is uit de evaluatie gebleken dat de potentiële invloed van deze projecten op voorhand te beperkt was om de ambitieuze doelstellingen te bereiken. De projecten ter verbetering van het toerisme zijn een voorbeeld. Eén van de doelen was een stijging van het aantal toeristen met 8%. In werkelijkheid werd een stijging van 2,9% behaald maar daar zitten dan wel de crisisjaren in verdisconteerd.

Op twee na zijn overigens alle projecten binnen SEI volgens de gemaakte plannen uitgevoerd. De quick scan die in 2011 van het SEI is uitgevoerd plaatste wel kritische kanttekeningen bij de onderlinge samenhang tussen de grote hoeveelheid projecten binnen de vijf themagebieden van het SEI.9

14

Hoeveel geld gaat er verloren doordat de uitgevoerde projecten onvoldoende in staat zijn om de doelstellingen te bereiken?

Het is duidelijk dat niet alle doelstellingen die op voorhand benoemd waren voor het programma Sociaal Economisch Initiatief in Curaçao, gerealiseerd zijn, te meer daar deze achteraf gezien als te ambitieus aangemerkt kunnen worden. Uit de evaluatie komt echter bepaald niet het beeld naar voren dat de ingezette middelen als nutteloos beschouwd kunnen worden.

15

Kan er, nu op blz. 9 wordt aangegeven dat nulmetingen en haalbaarheidsstudies ontbraken, graag op basis van de Sustainable Development Goals (SDG’s), een beknopt overzicht worden gegeven waarbij per onderwerp wordt aangegeven wat de huidige meting is op basis van de resultaten van de programma’s?

Het ligt niet voor de hand – nu de samenwerkingsprogramma`s zijn afgerond – om als Nederland nulmetingen te laten uitvoeren voor de stand van zaken op de verschillende beleidsterreinen die door de programma`s bestreken zijn. Afgezien van praktische problemen is het de verantwoordelijkheid van de landen hoe het beleid vorm krijgt en om vast te stellen wat de effectiviteit van eventuele beleidsmaatregelen is. In die zin is de context compleet gewijzigd ten opzichte van de jaren waarin de samenwerkingsprogramma`s werden opgezet.

16

Wanneer krijgen de projecten voor diversificatie van economische bedrijvigheid een meetbaar effect op economische ontwikkeling?

Uit de evaluatie blijkt dat de diversiteit van de economische bedrijvigheid – gemeten naar het aandeel van de verschillende sectoren in het totaal van het bruto binnenlands product van Sint Maarten – in de periode 2009–2013 niet veel is gewijzigd.10 Er zijn geen recentere data die op een andere ontwikkeling wijzen en er is geen betrouwbare voorspelling mogelijk voor de toekomstige ontwikkeling van de diversificatie van de economische bedrijvigheid in Sint Maarten.

17

Wanneer ontvangt de Kamer de voortgangsrapportages van de verlengde Algemene Maatregel van Rijksbestuur Samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten?

Bij brief van 6 juli 2017 aan uw Kamer zijn ook de laatst beschikbare voortgangsrapportages naar uw Kamer gezonden. In deze brief is tevens uiteen gezet op welke wijze invulling wordt gegeven aan de in 2016 tot oktober 2018 verlengde AMvRB. De Voortgangscommissie Sint Maarten zet haar werkzaamheden inzake de plannen van aanpak voor het politiekorps en de gevangenis te Sint Maarten voort, waarbij op voordracht van Sint Maarten een (nieuw) lid is benoemd. De voortgangscommissie Curaçao heeft haar taken kunnen beëindigen gelet op haar laatste rapportage.

18

Waarop is gebaseerd dat de Rijkswet Financieel Toezicht een prikkel ««lijkt»« voor het beheersen van de overheidsfinanciën? Geeft gebruik van het woord ««lijkt»« aan dat de wet niet echt een prikkel is voor het beheersen van de overheidsfinanciën? Wat moet er veranderen in de wet?

Zoals blijkt uit de evaluatie Rijkswet financieel toezicht uit 2015 is de beheersing van de overheidsuitgaven op Curaçao aantoonbaar toegenomen. Op Sint Maarten is dit in mindere mate het geval. Echter, ook Sint Maarten dringt haar betalingsachterstanden momenteel terug.

Voor beide landen geldt dat zij, voor wat betreft uitstaande leningen, ruim onder de rentelastnorm van 5% zitten, welke volgt uit de Rft. Ook is de staatsschuldquote op een beheerst niveau voor beide landen, 42% voor Curaçao en Sint Maarten 33% (t.o.v. BBP, ultimo 2016). Beide landen lopen op dit gebied momenteel dus geen grote risico’s.

Echter, gezien de beperkte weerstandscapaciteit voor beide landen is waakzaamheid geboden. Een enkele grote tegenvaller kan, zeker voor Sint Maarten, al voor grote problemen zorgen. Ook het financieel beheer op beide eilanden is nog niet op orde, zo blijkt ook uit de adviezen van het Cft.

In 2018 vindt opnieuw een evaluatie van de Rft plaats. Dat is ook het moment om te bezien of aanpassingen in deze wet noodzakelijk worden geacht.

19

Hoe staat het met het terugbetalen van de leningen?

Er is geen sprake van achterstanden bij het aflossen door de landen van de leningen van Nederland noch bij de betaling van de verschuldigde rente.

20

In hoeverre wordt overwogen de Algemene Maatregel van Rijksbestuur «Samenwerkingsregeling Waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten» opnieuw te verlengen? Wanneer loopt de huidige maatregel af? Wilt u de Kamer tijdig informeren over het al dan niet opnieuw verlengen, opdat de Kamer eventueel tijdig kan interveniëren?

Zie het antwoord op vraag 17.

21

In hoeverre kunnen de gelden die door Nederland zijn geïnvesteerd worden teruggevorderd mochten de positieve effecten van de samenwerkingsprogramma's verdampen?

De subsidies aan AMFO 2007–2013 en SONA 2004–2014 zijn reeds vastgesteld. De Audit Dienst Rijk heeft reviews uitgevoerd naar de werkzaamheden van de externe accountants van de Stichtingen en daaruit bleek dat op het positieve oordeel van die accountants over de rechtmatigheid van de bestedingen van die Stichtingen vertrouwd kon worden. Dit was een belangrijke voorwaarde voor het vaststellen van de subsidies. Terugvordering is niet meer mogelijk. De beheersovereenkomsten met de Stichtingen regelden dat subsidies van Nederland aan de Stichtingen in de landen alleen teruggevorderd kunnen worden als de subsidies niet geheel gebruikt zijn, en/of de subsidies onrechtmatig besteed zijn. Onvoldoende duurzaamheid van de effecten van de bestedingen zijn geen grondslag voor terugvordering. De subsidie aan FDA wordt dit jaar vastgesteld. Niets wijst er op dat er sprake is van onrechtmatige besteding van de subsidies. Tot en met 2015 is steeds décharge op de jaarrekening gegeven.

22

Waarom is de beoogde periode van 10 jaar voor de samenwerkingsprogramma's opgerekt naar 17 jaar?

De reden voor verlenging van de samenwerkingsprogramma`s is in het algemeen gelegen in de tijd die de landen nodig hadden om projecten te selecteren en uit te voeren die konden bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen. De nieuwe staatkundige verhoudingen per 10-10-10 die een grondige aanpassing van het bestuur in Curaçao en Sint Maarten betekenden en de wisseling in de samenstelling van regeringen en de bezetting van relevante ministersposten droegen hier aan bij. De financiële crisis die in 2008 wereldwijd losbarstte betekende een extra uitdaging voor de landen en is daarmee een van de redenen geweest om de samenwerkingsprogramma`s te verlengen. Als de uitvoeringsperiode niet was verlengd dan zouden in het geval van FDA op basis van de beheersovereenkomst de restmiddelen weer in Aruba moeten beteed. De verlenging varieerde overigens per Stichting c.q. land. De programma`s van FDA zijn uiteindelijk in wederzijds overleg met in totaal 7 jaar verlengd (van 2000–2010 naar 2000–2017). De programma`s van SONA zijn in overleg met Curaçao en St. Maarten met 2 jaar verlengd (van 2004–2012 naar 2004–2014). De programma`s die AMFO heeft uitgevoerd zijn niet verlengd.

23

Waarom is de betere betrokkenheid van stakeholders op het gebied van volksgezondheid niet bewerkstelligd?

In de evaluatie wordt achteraf op basis van de interviews met deskundigen en betrokkenen geconstateerd dat het erop lijkt dat niet altijd rekening is gehouden met de wensen van de gebruikers van de voorzieningen.11 De evaluatie geeft geen uitsluitsel over de oorzaken hiervan.

24

Hoe zijn de problemen met het project afvalverwerkingsinstallatie opgelost?

De afvalverwerkingsinstallatie is wel gebouwd maar is op het moment niet operationeel omdat sprake was van een nieuwe techniek die niet voldoende was toegesneden op onvoldoende gescheiden afval. Het afval dat nu wordt aangeleverd wordt gedeeltelijk gescheiden en opgeslagen.

Een particuliere onderneming is gestart met het verwerken van een deel van het huishoudelijk afval in Aruba. Het was de bedoeling dat de installatie van deze onderneming gas zou genereren door het verwerken van afval dat aan het energiebedrijf van Aruba geleverd zou worden. De activiteiten van het particuliere bedrijf m.b.t. het genereren van gas, zijn stopgezet, aangezien het gas de vereiste kwalificaties voor doorverkoop aan het energiebedrijf niet behaalt. Het betrokken bedrijf is bezig met het zoeken naar een oplossing.12

25

Hoeveel geld heeft de beperkte effectiviteit van het project afvalverwerkingsinstallatie gekost? Welk land heeft deze kosten betaald?

De afvalverwerkingsinstallatie bestaat uit verschillende onderdelen, waarbij de drie afvalverwerkingsystemen in totaal AWG 13.5 miljoen (incl. installatie) hebben gekost. Deze systemen worden dus niet gebruikt.

Het gebouw met substation is in bruikbare staat en heeft ongeveer AWG 8 miljoen gekost, terwijl de andere bedrijfsmiddelen (zoals containerwagens, containers, car crushers, vorkheftrucks, etc.) in gebruik zijn. Deze middelen hebben ongeveer AWG 2.5 miljoen gekost. Overige kosten inclusief administratie, training en terreinvoorbereiding zijn geschat op AWG 3 miljoen. Er is nog AWG 1 miljoen over, dat FDA nog niet heeft uitbetaald omdat een «hazardous waste deposito» niet is opgeleverd. 13 Aruba en Nederland hebben gezamenlijk de FDA programma`s gefinancierd. De verhouding inbreng Aruba/inbreng NL was in totaal ongeveer 45/55.

26

Hoe wordt de sterke behoefte aan verbetering van de rechtshandhaving en de veiligheid in Aruba ingevuld?

Het Ministerie van Justitie en het Openbaar Ministerie (OM) van het land Aruba zijn primair verantwoordelijk voor de toepassing van het strafrechtelijk arsenaal.

Het programma Rechtshandhaving en het Nationaal Veiligheidsplan die door FDA zijn uitgevoerd hebben bijgedragen aan verbetering van het functioneren van de veiligheidsketen (zie antwoord op vraag 29). Aruba streeft naar een verdere professionalisering van de justitiële en politionele organisaties en zet stappen om te komen tot optimale samenwerkingsvormen binnen de algehele toezicht- en opsporingsketen ter verbetering van de bestrijding van ondermijnende criminaliteitsvormen. De Arubaanse autoriteiten hebben gekozen voor een meer informatiegestuurde aanpak die heeft geleid tot de oprichting van een Informatie- en Expertise Centrum, het zogenaamde Fusion Center, waar verschillende partijen, waaronder het Korps Politie Aruba (KPA), RST, de Veiligheidsdienst Aruba (VDA), de Belastingdienst en de Douane belangrijke informatie delen die een rol spelen in de bestrijding van de georganiseerde misdaad. Het Fusion Center veredelt signalen die leiden tot de meer zwaardere strafrechtelijke, bestuurlijke/fiscale dan wel civielrechtelijke onderzoeken. Daarnaast is op 1 maart 2017 een officieel convenant getekend waarmee het zogenaamde Integraal Afpakteam Aruba werd opgericht. Het Afpakteam is een samenwerkingsverband van het OM, het KPA, het Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsteam van het Departement van Financiën (DIMP), het RST, de Douane, de FIOD, de KMar, de Kustwacht (Steunpunt Aruba) en het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties. Deze eenheid houdt zich vooral bezig met de bestrijding van ondermijnende financiële criminaliteit. Met het Afpakteam geeft Aruba aan de lokale samenleving het signaal af dat geld verdienen met criminaliteit niet loont. Het Afpakteam is opgezet naar voorbeeld van het soortgelijke en succesvolle team op Curaçao, dat al ruim een jaar crimineel vermogen afpakt, waaronder geld, auto’s, jachten en scooters.

27

Wat is «onvoldoende uitvoering» geven aan de adviezen van het CAft?

Op grond van de Landsverordening Aruba Financieel Toezicht signaleert en adviseert het CAft de regering van Aruba ten aanzien van de overheidsfinanciën, en specifiek ten aanzien van het behalen van de afgesproken begrotingsnormen. Indien het CAft signaleert dat de voor dat betreffende begrotingsjaar afgesproken norm (mogelijk) niet wordt behaald, is het aan de regering van Aruba tijdig en voldoende maatregelen te treffen. Wanneer de regering van Aruba dit nalaat en de norm zou worden overschreden, zou sprake kunnen zijn van onvoldoende rekening houden met het advies van het CAft. Die situatie heeft zich tot dusverre niet voorgedaan.

28

In hoeverre wordt structureel financieel toezicht op Aruba overwogen. Hoe wordt dit vorm gegeven? Per wanneer zal dit vorm krijgen?

In het op 1 mei 2015 gesloten Protocol tussen de regeringen van Nederland en Aruba is afgesproken dat sprake zal zijn van structureel onafhankelijk financieel toezicht op de overheidsfinanciën van Aruba. De huidige wetgeving heeft geen officiële einddatum, maar de begrotingsnormen lopen tot en met begrotingsjaar 2018. Voor de periode daarna zullen nadere afspraken over de invulling van dit toezicht moeten worden gemaakt tussen beide regeringen.

29

Kan worden geconcretiseerd dat de programma’s een bijdrage hebben geleverd aan de veiligheid in Aruba?

Voor een compleet beeld van de veiligheid in Aruba is een slachtofferenquête of een enquête over veiligheidsbeleving essentieel. Dergelijke enquêtes zijn recentelijk niet gehouden. Ook ontbreken indicatoren die de kwaliteit van de dienstverlening van de organisaties in de rechtshandhavingketen meten. Wel zijn er statistieken van de Wereldbank die erop duiden dat de waardering van de «Rule of law» hoog is in Aruba in vergelijking met andere landen in het Caribische gebied. Het moordcijfer is lager dan dat van omringende landen. 14 De ontwikkeling van deze indicatoren is echter niet rechtsreeks te koppelen aan de uitgevoerde samenwerkingsprogramma`s.

In totaal zijn er in de sector rechtshandhaving 305 projecten uitgevoerd ter waarde van AWG 87,8 mln. De projecten richtten zich op de versterking van de organisaties in de rechtshandhavingketen: het Openbaar Ministerie, het Departemento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS), de Douane, het KPA, de VDA en de Financial Intelligence Unit. De twee grootste projecten betreffen de verbouwingen van het gerechtsgebouw en het gebouw waar DIMAS is gehuisvest. Andere grote projecten betroffen onder meer de versterking van grenscontroles, de installatie van cameratoezicht voor handhaving van de openbare orde en de vervanging van informatiebestanden bij VDA en KPA.15

Deskundigen en betrokkenen zijn van mening dat organisaties beter zijn toegerust op het bestrijden van criminaliteit. Anderzijds wordt erkend dat de problematiek rondom geweldsdelicten en jeugdbendes de afgelopen jaren is toegenomen. De sociale problematiek wordt aangewezen als grootste oorzaak voor deze toename. Oplossingen moeten volgens de deskundigen veeleer gezocht worden op het terrein van volksgezondheid en onderwijs. 16

30

Kunnen concrete voorbeelden worden gegeven waaruit blijkt dat er positieve ontwikkelingen zijn op het terrein van de kwaliteit van het bestuur?

Uit statistieken van de Wereldbank blijkt dat Aruba goed scoort in vergelijking tot andere landen in het Caribisch gebied op de volgende aspecten van kwaliteit van bestuur: « Regulatory quality», «Voice and accountability»en «Government effectiveness».17 De ontwikkeling van deze indicatoren is echter niet rechtsreeks te koppelen aan de uitgevoerde samenwerkingsprogramma`s.

In totaal zijn er 239 projecten ter waarde van AWG 86,3 miljoen uitgevoerd.18 Deze waren gericht op uitbreiding van de gevangenis, automatisering bij de belastingdienst, uitvoering van een volks- en woningtelling, professionalisering van het bevolkingsregister, verbouwing van de politiewachtposten, ontwerpen van nieuwe wetgeving etc. Door betrokkenen en deskundigen worden verbeteringen bij het Bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister, implementatie van een nieuw personeel- en salarisadministratiesysteem bij de Arubaanse overheid en de projecten gericht op versterking van de financiële functie, waaronder automatisering bij de belastingdienst genoemd als projecten die effectief hebben bijgedragen aan de kwaliteit van bestuur. Deskundigen en betrokkenen zijn het erover eens dat relatief veel projecten in de fysieke sfeer zijn uitgevoerd en minder op het gebied van beleid, kennis en wetgeving. Dit was echter een juiste keuze vanwege de grote achterstanden en de regelmatig gebrekkige staat waarin de «vaste activa» van Aruba verkeerden.19

31

De samenwerkingsprogramma's zijn afgerond, maar in hoeverre zijn nieuwe samenwerkingsprogramma's te verwachten, al dan niet in een ander jasje?

De begroting en meerjarenraming van Koninkrijksrelaties voor de jaren 2016–2021 laat geen ruimte voor samenwerkingsprogramma`s zoals in het verleden zijn uitgevoerd. Daarbij is het nog onduidelijk welke beleidsvoornemens een nieuw kabinet zal nastreven. In de huidige situatie is er beperkte ruimte om initiatieven van de landen te ondersteunen door bij te dragen aan de oplossing van specifieke knelpunten, bijvoorbeeld door het ter beschikking stellen van expertise en ervaring, door samenwerking met organisaties of andere overheden in Nederland of door het inschakelen van het postennetwerk van Buitenlandse Zaken.

32

Kunt u, voor zowel Aruba als Curaçao en Sint Maarten ieder afzonderlijk, een top 3 aangeven van onderwerpen waarvan de eindevaluatie van de verschillende programma’s het inzicht geeft dat een gedegen analyse noodzakelijk is om reële doelstellingen voor de toekomst te bepalen?

In de aanbiedingsbrief bij de beleidsdoorlichting heb ik 3 terreinen genoemd waar ik bij voorkeur de ondersteuning vanuit Nederland op zou willen richten, nl. versterking van de bestuurskracht en de rechtshandhaving, en initiatieven die cruciaal zijn voor de economische ontwikkeling. Ik laat graag aan mijn opvolger over welke concrete ondersteuning haalbaar en wenselijk is. Veel zal afhangen van de behoefte en het commitment dat door de landen geuit wordt.

33

Welke adviezen zijn er door de werkgroep Wijers in 2002 gegeven?

De werkgroep Wijers adviseerde o.a. een ontwikkelingsfonds voor de Nederlandse Antillen op te richten dat op afstand zou staan van de betrokken overheden. Uitgangspunten daarbij waren een efficiënte, niet-bureaucratische uitvoering van de samenwerking en het minimaliseren van rechtstreekse bemoeienis van de Nederlandse en Antilliaanse politiek bij de beleidsuitvoering.

Dit advies was de basis voor de oprichting van SONA.20 SONA zou moeten beoordelen of door het land Nederlandse Antillen ingediende projecten voldoen aan de doelstellingen van de programma`s en ook het beheer van de projectuitvoering op zich nemen. De doelstellingen van de programma`s werden vastgesteld door Nederland, de Nederlandse Antillen en de 5 Eilandgebieden. Het Fondo Desaroyo Aruba dat al eerder was opgericht gold als goed voorbeeld voor deze werkwijze. Voordat SONA werd opgericht werden projectvoorstellen ingediend bij de Vertegenwoordiging van Nederland in de Nederlandse Antillen.

34

Hoe succesvol is het bereiken van financiële zelfstandigheid van Aruba?

De afspraken die in 2015 zijn gemaakt over structureel financieel toezicht en in wetgeving zijn neergelegd, geven vertrouwen dat ook in de toekomst de financiële zelfstandigheid van Aruba blijft gewaarborgd.

35

Hoe zijn de verantwoordelijkheden verdeeld tussen de landen en de NGO's?

Maatschappelijke, niet gouvernementele organisaties spelen vanouds een belangrijke rol bij het organiseren en ondersteunen van allerlei voorzieningen in de landen. De stichting AMFO was verantwoordelijk voor het beoordelen van de projecten die door NGO`s werden ingediend op het gebied van sociaal-maatschappelijke ontwikkeling. Eén van de lessen die in de evaluatie wordt getrokken is dat de gefinancierde projecten vooral de leemten opvulden die ontstaan waren door het tekortschieten of zelfs ontbreken van overheidsbeleid van de landen.21 Er ligt dus een uitdaging voor Curaçao en Sint Maarten om structureel beleid te maken om vooral de armoede te bestrijden. De stichtingen Reda Sosial op Curaçao en Sint Maarten Development Fund op St. Maarten kunnen hierbij een belangrijke rol vervullen. Nederland heeft de restmiddelen van AMFO (ca. € 2,5 mln.) ter beschikking gesteld aan deze organisaties.

36

Zijn de oude programma's van SONA geëvalueerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zijn deze naar de Kamer gestuurd?

Bij de evaluatie van de oude programma`s van SONA lag het initiatief bij SONA. De volgende evaluaties zijn in opdracht van USONA uitgevoerd:

Ecorys het Samenwerkingsprogramma Bestuurlijke Ontwikkeling Nederlandse Antillen 2001–2006 geëvalueerd22.

BGSI, Evaluation of the Cooperation Program for Sustainable Economic Development 2004–2007, Chapter 3: Curaçao Government Report/Chapter 4: Sint Maarten Government Report; Final Report July 2007.

Deze evaluaties zijn gemeld in het jaarverslag van Koninkrijksrelaties over 2007 en zijn openbaar gemaakt.23

Voorts is een evaluatie van de «oude» onderwijsprogramma`s uitgevoerd: Edburgh Consultants, Mid-term evaluatie van de deelprogramma`s Funderend Onderwijs en Beroepsonderwijs in de Nederlandse Antillen, februari – mei 2006.

Deze evaluatie is vermeld in het jaarverslag van Koninkrijksrelaties24 over 2006, deze is niet openbaar gemaakt.

37

Waarom zorgt het ad hoc karakter van de onderliggende projecten dat deze niet geëvalueerd zijn? Is deze keuze voor het niet evalueren gemaakt door Nederland?

De evaluaties zijn gericht op de programma`s waar sprake was van een (groot) aantal projecten die bijdragen aan programmadoelstellingen. De projecten die onder de «Bijzondere bijdragen» van Nederland vielen, hadden een ad hoc karakter. Het ging om projecten die bedoeld waren om specifieke knelpunten op te lossen. Er was geen sprake van een samenhangend geheel bedoeld om doelstellingen op programmaniveau te behalen. Per project is door SONA vastgesteld of de doelstelling van het project bereikt is, rekening houdend met de daarbij gestelde voorwaarden. Een externe evaluatie zou hier weinig aan hebben toegevoegd. De keuze om geen externe evaluatie te doen is door Nederland gemaakt.

38

Waarom is niet te verwachten dat een evaluatie van de door Reda Sosial uitgevoerde programma's leidt tot andere resultaten? Valt het niet uitvoeren van de evaluatie onder gedegen beleid?

De stichting Reda Sosial heeft in feite de financiering van een aantal projecten overgenomen van SONA en AMFO. Deze projecten maakten deel uit van de programma`s die door SONA en AMFO zijn uitgevoerd. Deze programma`s zijn geëvalueerd. De meerwaarde van een externe evaluatie van de projecten die Reda Sosial in de jaren 2014–2015 heeft uitgevoerd weegt niet op tegen de kosten daarvan.

39

Kan er van een gedegen evaluatie gesproken worden als slechts 70% van het programma is geëvalueerd?

Het aandeel van 70% is de resultante van het niet evalueren van de projecten die onder de categorie Bijzondere bijdragen vallen. Zie antwoord op vraag 37.

40

Wat is er gedaan met de zorgen die er vanaf het begin geweest zijn over de duurzaamheid?

Duurzaamheid is over de jaren regelmatig onderwerp geweest van bestuurlijk overleg. Zowel Aruba als de Nederlandse Antillen en later Curaçao en Sint Maarten hebben voortdurend onderkend dat het van belang is verbeteringen te bestendigen onder andere door goed onderhoud van gebouwen en infrastructuur. De eindevaluatie van de FDA-programma`s laat zien dat het geen heel grote bedragen vergt om alle vaste activa waarin geïnvesteerd is te onderhouden. Bij duurzaamheid gaat het overigens niet alleen om onderhoud van vaste activa maar ook om de inbedding van kennis en ervaring, het bestendigen van samenwerking tussen overheidsorganisaties en tussen overheidsorganisaties en de (semi)private sector etc. Het risico van onvoldoende waarborging van de resultaten is door Nederland onderkend maar tegelijkertijd is Nederland begrijpelijkerwijs terughoudend geweest in het voorschrijven hoe dit zou moeten gebeuren. Het ging immers om het bevorderen van de autonomie, en het verondersteld groeiende vermogen van de landen om de «eigen boontjes te doppen». De samenwerkingsprogramma`s en het financieel toezicht hebben betere voorwaarden geschapen voor de landen om het welzijn en de welvaart van de bevolking verder te verbeteren.

41

Waarom heeft de nadruk op een goede financiële verantwoording bijgedragen aan relatief hoge uitvoeringskosten?

Uit een onafhankelijke audit bleek in 2006 dat het ontbrak aan de juiste checks and balances om binnen de organisatie van AMFO adequaat op te kunnen treden en fouten te corrigeren.25 Om de rechtmatige besteding van de middelen te waarborgen is besloten dat AMFO de beoordeling op rechtmatigheid van de projectvoorstellen en -uitvoering zou beleggen bij een zogenaamde back office. De zogenoemde front office onderhield de contacten met de subsidieontvangers. De back office is uitbesteed bij KPMG. Het inrichten van een back office en de uitbesteding daarvan, met als gevolg dat de rechtmatigheid van de uitgaven is bevorderd, heeft ertoe geleid dat de uitvoeringskosten zijn gestegen waardoor tevens de norm is overschreden (18,3% van de baten t.o.v. de norm van 10%).26

42

Welke projecten zijn niet volledig uitgevoerd? Waarom niet?

In de eindevaluatie is op projectniveau aan de hand van de eindverslagen vastgesteld welk deel van de activiteiten is uitgevoerd. Een aantal projecten is aan een verdiepend onderzoek onderworpen om vast te stellen of de activiteiten tot de gewenste prestaties en effecten hebben geleid. De eindevaluatie geeft geen uitsluitsel per project waarom bepaalde activiteiten c.q. projecten niet gerealiseerd zijn behalve voor een aantal projecten uit het zogenoemde verdiepend onderzoek. De eindevaluatie geeft het volgende beeld van de realisatie van de projectactiviteiten uit het programma Institutionele Versterking en Bestuurskracht (IVB) in Curaçao:27

Programma

alle projecten

80–100% realisatie

50–80% realisatie

< 50% realisatie

geen eindverslag of -product aanwezig

IVB

Aantal

45

35

6

3

1

Budget (Nafl mln.)

59,2

57,8

1,1

0,1

0,1

Dit is gebaseerd op een analyse van de eindverslagen van de projecten:28

Projectnummer

Projectnaam

Initieel budget (Nafl)

Besteed budget (Nafl)

Mate van realisatie van activiteiten

2008027

Ondersteuning Programmabureau IVB

195.000,00

36.840,96

80 – 100%

2008032

Ontmanteling Land NA

500.000,00

3.223.532,04

80 – 100%

2008038

Vervolg versterken maritiem bestuur

704.513,00

937.183,74

80 – 100%

2008055

Technische bijstand SBAB

1.189.500,00

1.281.686,07

80 – 100%

2008063

Ondersteuning PMO bij het opstellen van het samenwerkingsprogramma IVB 2009–2012

65.000,00

71.604,82

80 – 100%

2008064

Optimalisering adressensituatie Curaçao

2.700.000,00

4.448.865,00

80 – 100%

2008065

Opstellen projectvoorstel permanente educatie voor bestuurders

50.000,00

50.000,00

80 – 100%

2008068

Technische bijstand tbv DWJZ

1.720.000,00

1.576.679,97

80 – 100%

2008074

Pre-Tax Reform Implementation (Pre-TRI)

875.000,00

845.378,02

80 – 100%

2008078

Upgrading Basisregistratie Topografie

1.800.000,00

1.929.106,00

80 – 100%

2008098

Verankering en institutionalisering integriteit Curacao

214.150,00

213.162,83

80 – 100%

2008099

Realiseren van basisregistratie

2.700.000,00

2.527.030,00

50 – 80%

2008104

Ondersteuning Raad van Advies van de Nederlandse Antillen

980.960,00

197.477,01

80 – 100%

2008106

Terms of Reference voor de opdracht Opstellen programmalijn Good Citizenship

80.000,00

79.871,00

80 – 100%

2008109

Realisatie van een documentatiecentrum voor het Secretariskantoor

178.950,00

79.358,40

80 – 100%

2009045

Training Programma Griffiers

135.745,00

82.566,58

50 – 80%

2009075

Extra capaciteit uitvoering maatregelen dekkingsplan

1.750.000,00

1.450.626,63

80 – 100%

2009091

Intensivering van de ondersteuning van de eilandsecretaris St.Eustatius

157.612,00

145.590,68

Geen eindverslag of eindproduct beschikbaar

2009095

Verbetering Financieel Beheer

4.483.025,00

7.323.151,00

80 – 100%

2009102

TA Communicatie OS

89.000,00

88.800,00

80 – 100%

2009126

Tijdelijke extra capaciteit overgangsperiode

3.200.000,00

2.935.070,00

50 – 80%

2009142

Vergroting Burgerparticipatie

584.350,00

78.390,00

<50%

2009145

Geïntegreerd Medisch Specialistisch Bedrijf Curacao IVB

5.738.100,00

4.911.721,00

80 – 100%

2009146

Handboeken Douane 2009–2010

804.000,00

802.003,25

80 – 100%

2009169

Implementatie Sentro Formashon i Preparashon Empleado Publiko

1.200.000,00

785.246,00

50 – 80%

2010004

Versterking Maritiem Bestuur 2009

615.804,00

825.544,00

80 – 100%

2010016

Digitalisering en upgrading processen klantgerichtheid BSB&V

2.964.078,00

2.751.068,00

80 – 100%

2010017

Opzetten, uitvoeren, beheren bestuurskrachtonderzoek Curaçao

298.900,00

49.170,00

<50%

2010018

Bouwstenen voor meting van het niveau van Publieke Voorzieningen

<50%

2010021

Versterking Integriteit en klantgerichtheid

4.225.500,00

4.589.815,00

80 – 100%

2010025

TA SBAB 2010

1.800.000,00

1.788.034,17

50 – 80%

2010032

Reorganisatie Ambtelijk Apparaat

15.000.000,00

15.062.272,00

80 – 100%

2010035

Closing the digital divide

500.000,00

479.566,00

80 – 100%

2010037

Vervolg Technische bijstanders SBAB

1.125.000,00

1.110.490,20

50 – 80%

2011009

Evaluatie IVB Curacao

324.000,00

315.000,00

80 – 100%

2011016

Operationalisering Call Center – Vergunningenloket

200.000,00

192.710,00

80 – 100%

2011018

Versterken Rekenkamer Land Curaçao

1.345.750,00

1.240.552,00

80 – 100%

2011030

Versterking Meteorologische Dienst Curaçao

531.125,00

802.480,00

80 – 100%

2011034

Versterking Communicatie Ombudsman

162.000,00

152.550,00

80 – 100%

2014003

Versterking Maritiem Bestuur f2

559.200,00

529.442,00

80 – 100%

2014004

H-Oprichting Mededingingsautoriteit

215.000,00

294.213,00

80 – 100%

2014005

H-Oprichting Regulatory Board

110.000,00

160.323,00

80 – 100%

2014006

H-Bedrijventelling/Business Census

405.700,00

405.700,00

80 – 100%

2014007

H-CuracaoDevelopment Finance Institute

500.000,00

426.077,00

80 – 100%

2014020

H-Programmabureau Herprioritering Curaçao

200.000,00

111.643,00

80 – 100%

Uit het verdiepend onderzoek naar 10 projecten dat in het kader van de evaluatie is uitgevoerd blijkt het volgende over de betreffende IVB-projecten:29

Project

Gerealiseerde prestaties

Gerealiseerd maatschappelijk effect

Verbetering financieel beheer (IVB, 2009095)

80–100%

Deels gerealiseerd – Achterstanden zijn ingelopen en de rapportages van het College financieel toezicht laten een positieve trend zien. Naleving van de eigen regels door de overheid is slechts beperkt verbeterd. Er zijn naast de oorspronkelijke projectscope aanvullende activiteiten met aanvullend budget uitgevoerd.

Realiseren basisregistratie (IVB, 2009099)

50–80%

Niet gerealiseerd – Een groot deel van de beoogde koppelingen van bestanden is gerealiseerd, maar de basisregistratie is nog niet operationeel.

Reorganisatie ambtelijk apparaat (IVB, 2010032)

80–100%

Niet gerealiseerd – Een groot deel van de maatschappelijke doelen zijn niet gerealiseerd. Vooral concrete activiteiten (aanschaf van computers en meubilair) zijn succesvol geweest, maar een daadwerkelijke reorganisatie heeft niet plaatsgevonden.

Informatie over de activiteitenrealisatie bij de andere projecten is niet beschikbaar gekomen in het kader van de eindevaluatie.

43

Welke geplande activiteiten zijn er gerealiseerd? Tot welke projecten behoren deze activiteiten? Waarom zijn de andere activiteiten niet gerealiseerd?

In de eindevaluatie is op projectniveau aan de hand van de eindverslagen vastgesteld welk deel van de activiteiten is uitgevoerd. Een aantal projecten is aan een verdiepend onderzoek onderworpen om vast te stellen of de activiteiten tot de gewenste prestaties en effecten hebben geleid. De eindevaluatie geeft geen uitsluitsel per project waarom bepaalde activiteiten c.q. projecten niet gerealiseerd zijn behalve voor een aantal projecten uit het zogenoemde verdiepend onderzoek. De eindevaluatie geeft het volgende beeld van de realisatie van de projectactiviteiten uit het programma Institutionele Versterking en Bestuurskracht (IVB) in Sint Maarten:30

44

Programma

alle projecten

80–100% realisatie

50–80% realisatie

< 50% realisatie

geen eindverslag of -product aanwezig

IVB

Aantal

24

20

2

1

1

Budget (Nafl mln.)

33,8

36,3

1,5

0

0,2

Dit is gebaseerd op een analyse van de eindverslagen van de projecten31:

Project

Omschrijving

Initieel budget (Nafl)

Besteed budget (Nafl)

Mate van realisatie van activiteiten

2009051

Opbouw Afdeling Protocol

98.970,00

14.411,81

< 50%

2010012

Meldpunt Ongebruikelijke Transacties St. Maarten

197.550,00

183.196,18

50 – 80%

2011020

Evaluatie IVB Sint Maarten

202.012,75

202.012,75

n.b.

2008087

Verlenging Wetgevingsjurist Kabinet Gezaghebber St. Maarten

390.188,00

213.553,24

80 – 100%

2008076

Inzet Wetgevingsjurist St. Maarten

127.500,00

238.125,36

50 – 80%

2009164

Versterken Eilandsecretariaat en training Eilandsraadleden

355.166,00

272.818,00

50 – 80%

2009170

Beveiliging waardedocumenten

670.000,00

296.513,00

50 – 80%

2009043

Groei in beweging fase 2, Versterken ambtelijk apparaat

824.353,00

477.653,07

< 50%

2009171

Digitaliseren archief

450.000,00

536.862,00

80 – 100%

2010101

Versterking inspectie en vergunningverlening VROMI

625.000,00

582.307,00

80 – 100%

2009173

Procurement and Implementation of EMIS

650.000,00

587.408,00

50 – 80%

2010103

Integriteitbeleid Sint Maarten

800.000,00

761.766,00

80 – 100%

2009127

Ervaringsuitwisseling en Vakgerichte trainingen

400.000,00

1.156.353,00

80 – 100%

2010010

Opzet Public Service Center

1.500.000,00

1.237.121,00

80 – 100%

2010062

Versterking Afdeling Burgerzaken

1.192.385,00

1.263.930,00

50 – 80%

2010042

Inzet Technische assistentie in het Constitutioneel traject

834.567,00

1.296.994,57

n.b.

2009143

Versterking wetgevingscapaciteit Sint Maarten

2.415.150,00

1.530.187,00

80 – 100%

2008079

Douanecontrole Bovenwinden 2009–2010

1.737.000,00

1.737.241,39

50 – 80%

2010099

Versterking Gegevensbeheer Overheid

1.922.500,00

1.810.754,00

50 – 80%

2010014

Versterking Financieel Beheer

2.297.000,00

2.220.761,00

50 – 80%

2009001

Groei in beweging, fase 1, versterking van het ambtelijk apparaat

3.196.324,00

2.754.009,00

80 – 100%

2010066

Opbouw Hoge Colleges van Staat

4.198.115,00

4.433.208,00

80 -100%

2009032

Opbouw landsbestel St. Maarten

980.100,00

4.740.744,00

80 – 100%

2009003

Nieuwe Belastingdienst St. Maarten

5.642.000,00

5.222.663,00

80 – 100%

Uit het verdiepend onderzoek naar 8 projecten dat in het kader van de evaluatie is uitgevoerd blijkt het volgende over de betreffende IVB-projecten:32

Project

Gerealiseerde activiteiten

Gerealiseerd maatschappelijk effect

Opzet Public Service Centre (IVB 2010010)

80–100%

Deels gerealiseerd. PSC is een succes. Toch zijn niet alle beoogde doelen behaald (nog niet alle beleidsfuncties doen mee aan het PSC).

Opbouw landsbestel (IVB 2009032)

80–100%

Deels gerealiseerd. Het project heeft positieve bijdrage geleverd aan alle programmalijnen van het IVB Sint Maarten door de diversiteit aan deelprojecten. De opbouw van de ministeries is gelukt. Of ze ook goed functioneren en dus maatschappelijk effect leveren, is niet duidelijk.

Ook de zes «draaischijfprojecten» zijn grotendeels succesvol geweest

Nieuwe Belastingdienst Sint Maarten (IVB 2009003)

80–100%

Niet gerealiseerd. Er is weinig maatschappelijk effect gerealiseerd.

Informatie over de realisatie van prestaties/effecten bij de andere projecten is niet beschikbaar gekomen in het kader van de eindevaluatie.

45

Welke programma's heeft het Samenwerkingsprogramma Institutionele Versterking en Bestuurskracht (IVB) Sint Maarten wel en niet uitgevoerd? Waarom zijn niet alle projecten uitgevoerd?

Zie antwoord op vraag 43

46

Welke geplande activiteiten zijn er gerealiseerd? Tot welke projecten behoren deze activiteiten? Waarom zijn de andere activiteiten niet gerealiseerd?

De eindevaluatie geeft het volgende beeld van de realisatie van de projecten uit het programma Onderwijs en Jongeren Samenwerkingsprogramma (OJSP) in Curaçao:33

Programma

alle projecten

80–100% realisatie

50–80% realisatie

< 50% realisatie

geen eindverslag of -product aanwezig

IVB

Aantal

45

35

6

3

1

Budget (Nafl mln.)

59,2

57,8

1,1

0,1

0,1

OJSP

Aantal

29

19

7

3

0

Budget (Nafl mln.)

111,9

68,5

22,4

21,0

0,0

Dit is gebaseerd op een analyse van de eindverslagen van de projecten34:

Project-nummer

Projectnaam

Initieel budget (Nafl)

Besteed budget (Nafl)

Mate van realisatie van activiteiten

2007036

Infrastructuur SVP Curaçao

592.446,00

417.753,19

50 – 80%

2007077

FO fase 4 Curaçao

10.372.675,00

11.044.996,00

50 – 80%

2008001

IOV Cur 2008

1.734.352,00

1.609.178,34

50 – 80%

2008002

VSBO Cur 2008

2.258.150,00

2.456.978,69

80 – 100%

2008003

SBO Cur 2008

4.656.150,00

5.029.303,16

<50%

2008066

Infrastructuur Onderwijs Curaçao «08

9.581.289,00

9.057.624,90

80 – 100%

2008081

Kiezen voor een beter leven

4.185.023,00

6.760.123,22

<50%

2009049

Funderend Onderwijs Projectplan 2009–2010

13.322.600,00

12.201.015,00

80 – 100%

2009050

Institutionele en Organisatorische versterking Projectplan 2009–2010

4.271.472,00

4.259.410,79

80 – 100%

2009182

Toekomstperspectief Jongeren en Jongvolwassenen

5.050.000,00

5.175.323,00

50 – 80%

2010053

Projectplan VSBO 2011–2012

1.635.750,00

2.432.395,00

80 – 100%

2010055

Projectplan SBO 2011–2012

2.561.216,00

2.793.760,00

80 – 100%

2010072

Voorbereidend Secundair Beroepsonderwijs 2010–2012 RKCS

1.460.500,00

1.925.322,00

80 – 100%

2010092

RKCS Projectplan SBO 2010–2012

1.218.475,00

1.216.388,00

80 – 100%

2010093

RKCS Projectplan FO 2010–2012

6.042.155,00

6.675.611,00

80 – 100%

2010094

RKCS Projecplan IOV 2010–2012

1.546.100,00

1.698.004,00

50 – 80%

2011002

Funderend Onderwijs Curacao 2011–2012

11.636.471,00

12.117.001,00

80 – 100%

2011003

Projectplan Infrastructuur Onderwijs 2011–2012

4.567.500,00

5.071.536,00

80 – 100%

2011011

Projectplan FO 2010–2012 VPCO

1.111.478,00

1.213.226,00

80 – 100%

2011012

Projectplan VSBO 2010–2012 VPCO

1.421.499,48

1.544.369,00

50 – 80%

2011022

Projectplan Infrastructuur NBV-VSBO-SBO (RKCS)

4.000.000,00

3.998.839,00

80 – 100%

2011029

Projectplan Nieuwe Basisvorming 2011–2012

903.375,00

1.508.618,00

80 – 100%

2011031

Projectplan IOV 2010–2012 VPCO

162.198,00

161.665,00

80 – 100%

2011032

VPCO Projectplan NBV 2010–2012

1.234.595,00

1.353.082,00

80 – 100%

2012009

Verduurzaming Sociale Vormingsplicht 2012–2013

9.685.362,00

9.209.940,00

<50%

2012015

Projectplan IOV 2012–2013

743.000,00

951.170,00

50 – 80%

2014011

H – Funderend Onderwijs Curacao 2011–2012 Nationaal Taalbeleid

33.750,00

20.250,00

80 – 100%

2014012

H – 2012015 Versterken Inspectie Onderwijs 2012015

11.024,00

11.024,00

80 – 100%

2014015

H-2012015 IOV – MIS

90.000,00

7.705,00

80 – 100%

Uit het verdiepend onderzoek naar 10 projecten dat in het kader van de evaluatie is uitgevoerd blijkt het volgende over de betreffende OJSP-projecten:35

Project

Gerealiseerde prestaties

Gerealiseerd maatschappelijk effect

Projecten Funderend Onderwijs Curaçao (OJSP, 2007077-2009049-2011002)

50–80%,

80–100% en

80–100%

Realisatie onduidelijk – De realisatie van maatschappelijke effecten is niet duidelijk. Doelen zijn grotendeels niet meetbaar direct na afronding van het project.

SBO Curaçao 2008 (OJSP, 2008003)

0–50%

Niet gerealiseerd – De overlegstructuur tussen onderwijs en arbeidsmarkt is niet tot stand gekomen. Projectuitvoerders hadden een groter aantal opleidingen voor werkend leren willen creëren.

Verduurzaming Sociale Vormingsplicht 2012–2013 (OJSP, 2012009)

0–50%

Deels gerealiseerd – De manier van onderwijzen is meer praktijkgericht geworden. Voor de helpdesk en meldpunt is niet de juiste expertise in huis om de leerlingen verder te helpen. Op maatschappelijk niveau zijn de doelen nog niet bereikt.

Informatie over de realisatie van prestaties/effecten bij de andere projecten is niet beschikbaar gekomen in het kader van de eindevaluatie.


X Noot
1

Zie blz. 51 van Evaluatie Plan Veiligheid Nederlandse Antillen en Gevangeniswezen; nedworc, november 2015

X Noot
2

Zie blz. 44 van Evaluatie Samenwerkingsprogramma`s SONA Curaçao; PWC, november 2015

X Noot
3

Zie blz. 35 van Evaluatie Samenwerkingsprogramma`s SONA Sint Maarten; PWC, november 2015

X Noot
4

Zie blz. 43 PWC/Curaçao, november 2015

X Noot
5

Zie blz. 41 PWC/Sint Maarten, november 2015

X Noot
6

Zie blz. 36 PWC/Curaçao, november 2015

X Noot
7

Zie blz. 48 Eindevaluatie AMFO; Ecorys, oktober 2014

X Noot
8

Zie blz. 49 en 50 PWC/Curaçao, november 2015

X Noot
9

Zie blz. 50 PWC/Curaçao, november 2015

X Noot
10

Zie blz. 44 PWC/Sint Maarten, november 2015

X Noot
11

Zie blz. 37 van Eindevaluatie Meerjarenprogramma`s Fondo Desaroyo Aruba; SEO Economisch Onderzoek, april 2017

X Noot
12

Bron: FDA

X Noot
13

Bron: FDA

X Noot
14

Zie blz. 42 en 43 SEO, april 2017

X Noot
15

Zie blz. 41 SEO, april 2017

X Noot
16

Zie blz. 45 SEO, april 2017

X Noot
17

Zie blz. 26, 27 en 28 SEO, april 2017

X Noot
18

N.B.: In het eerste meerjarenprogramma 2001–2005 was rechtshandhaving onderdeel van de sector kwaliteit van bestuur.

X Noot
19

Zie blz. 29 SEO, april 2017

X Noot
20

Zie brief aan de Tweede Kamer met Kamerstuk 28 600 IV, nr. 5 d.d. 15 november 2015

X Noot
21

Zie blz. 68 Ecorys, oktober 2014

X Noot
22

Ecorys, Evaluatie Samenwerkingsprogramma Bestuurlijke Ontwikkeling Nederlandse Antillen 2002–2006, 26 juni 2007

X Noot
23

Zie Kamerstuk 31 444 IV, nr. 1 20, blz. 21

X Noot
24

Zie Kamerstuk 31 031 IV, nr. 1 Toelichting instrumenten/activiteiten artikel 2

X Noot
25

Zie blz. 22 Ecorys, oktober 2014

X Noot
26

Zie blz. 55 Ecorys, oktober 2014

X Noot
27

Zie blz. 35 PWC/Curaçao, november 2015

X Noot
28

Zie blz. 76–78 PWC/Curaçao, november 2015

X Noot
29

Zie blz. 35/36 PWC/Curaçao, november 2015

X Noot
30

Zie blz. 34 PWC/Sint Maarten, november 2015

X Noot
31

Zie blz. 43/44 PWC/Sint Maarten, november 2015

X Noot
32

Zie blz. 35 PWC/Sint Maarten, november 2015

X Noot
33

Zie blz. 35 PWC/Curaçao, november 2015

X Noot
34

Zie blz. 78/79 PWC/Curaçao, november 2015

X Noot
35

Zie blz.36 PWC/Curaçao, november 2015

Naar boven