33 136 Structuurvisie Ondergrond

Nr. 2 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 28 maart 2012

Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu hebben enkele fracties de behoefte om enkele vragen en opmerkingen voor te leggen inzake de beschrijving van de inrichting van de voorgenomen Structuurvisie Ondergrond (Kamerstuk 33 136, nr. 1).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 27 maart 2012.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Snijder-Hazelhoff

Adjunct-griffier van de commissie, Van der Sommen

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de beschrijving van de inrichting van de voorgenomen Structuurvisie Ondergrond en hebben naar aanleiding van dit document geen vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beschrijving van de inrichting van de voorgenomen Structuurvisie Ondergrond en hebben naar aanleiding van dit document geen vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voornemen tot het opstellen van de Structuurvisie Ondergrond. Zij hebben thans geen behoefte aan het stellen van vragen en het maken van opmerkingen en wachten de publicatie af.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben met genoegen kennis genomen van het voornemen tot het maken van een Structuurvisie Ondergrond in het verlengde van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar hebben nog enkele verhelderende vragen.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is efficiënt gebruik van de ondergrond aangeduid als een nationaal belang dat moet worden uitgewerkt in een structuurvisie. De brief van de regering van 19 december 2011 (Kamerstuk 33 136, nr. 1) bevat een beschrijving van de inrichting van de voorgenomen Structuurvisie Ondergrond. De brief stelt dat met betrekking tot de Structuurvisie Ondergrond (Strong) eerst een notitie reikwijdte en detailniveau zal worden gemaakt. De Strong zal daarna gemaakt worden om te regelen dat de ondergrond ook in de toekomst verantwoord en doelmatig gebruikt wordt. De toename van mogelijkheden vraagt keuzes te maken over de vraag voor welke zaken het Rijk primair verantwoordelijk is. Dit vraagt om selectiviteit, maar tevens om inzicht in de vraag wat wel en niet gedecentraliseerd kan worden. Alleen door duidelijke en heldere keuzes op Rijksniveau kunnen burgers, lokale overheden en ondernemers echt weten waar ze aan toe zijn, en de leden van de CDA-fractie willen de minister dan ook oproepen deze afbakening zo duidelijk mogelijk vorm te geven. Daarbij is het zaak rekening te houden met het beleid en de wensen van lokale en regionale overheden, en de leden van de CDA-fractie hopen dat de minister de bij de SVIR ingeslagen weg met betrekking tot decentralisatie en lokale verantwoordelijkheid zal doorvoeren.

Ten aanzien van de wisselwerking tussen lokale verantwoordelijkheid aan de ene kant en een duidelijke afbakening en waarborging van wat vanuit het Rijk belangrijk is aan de andere kant, is bij het opstellen van de Strong zorgvuldigheid gepast. De minister heeft daarnaast ook aangegeven nauw te willen samenwerken met andere (dan reeds genoemde) stakeholders. De leden van de CDA-fractie willen van de minister graag weten of er voldoende tijd is ingeruimd voor afstemming met de verschillende partijen, en willen tevens graag weten hoe de minister aandacht zal besteden aan het peilen van en omgaan met (de mogelijke afwezigheid van) draagvlak.

Voor de leden van de CDA-fractie is de balans tussen benutten en beschermen van de ondergrond belangrijk. Gezien deze notie, en het feit dat zorgvuldigheid gepast is bij de samenwerking met en verplaatsing van bevoegdheden naar andere overheden en partijen, willen de leden van de CDA-fractie voorzichtig zijn met de onomkeerbaarheid van te zetten stappen. Is de minister het eens met de leden van de CDA-fractie dat het belangrijk is om in ieder geval flexibel om te gaan met mogelijkheden? Zo ja, hoe zal hier vorm aan gegeven worden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de beschrijving. Het is goed dat er aandacht komt voor hetgeen zich «onder onze voeten» afspeelt. De ondergrond wordt steeds belangrijker en verdient het nader beschreven en beschermd te worden. Er volgt nog een notitie «reikwijdte en detailniveau». Dat geeft al wel aan dat er nog wat nadenkwerk vooraf zal gaan aan de structuurvisie. De leden van de SP-fractie geven daarvoor graag wat denkrichtingen mee.

Vooropgesteld zou het door de leden van de SP-fractie al gewaardeerd worden als de Kamer eerst de notitie krijgt, daarover discussieert en dan aan de minister meegeeft wat naar mening van de Kamer de reikwijdte en het detailniveau moet zijn. Ook lijkt het de leden van de SP-fractie goed, alvorens over te gaan tot een structuurvisie ondergrond, eerst inzage te hebben in de op de milieu-effectrapportage voor plannen (plan-MER) afgestemde maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA). Hoe ziet de minister dit proces?

De beschrijving stelt dat er «vooral aandacht wordt besteed aan onderwerpen waar een directe rijksverantwoordelijkheid in het geding is». Wat wordt daaronder verstaan? Op pagina twee van de brief wordt gesteld dat er «in de Structuurvisie Ondergrond wordt onderzocht in hoeverre aanvullend beleid nodig is vanwege de gevolgen die de drukte in de ondiepe ondergrond heeft voor rijksnetwerken, zoals het rijkswegennet, de vaarwegen en de oppervlaktewateren». Waarom neemt de minister die niet mee in de structuurvisie? En speelt het leidingstratennetwerk hier ook niet een belangrijke rol?

De leden van de SP-fractie vragen welke grondstoffen in de bodem eigendom zijn van het Rijk. Is het Rijk met dat eigendom dan ook direct verantwoordelijk voor alle gevolgen van de winning ervan, zoals bodemdaling? Het mag wat de leden van de SP-fractie niet zo zijn dat het Rijk of een particuliere eigenaar de baten opstrijkt en provincie en/of gemeente laat opdraaien voor de schade. Krijgt dit dilemma zijn beslag in de structuurvisie?

De leden van de SP-fractie zien in de structuurvisie ook graag de boring naar aardwarmte en schaliegas terug. Daar gaat heel wat wringen in de bodem. Welke rol speelt het Rijk daarin en op welk moment wordt dat een taak voor lagere overheden?

Als het gaat om belangrijke zaken in de bodem dan mag ook grondwater niet ontbreken wat de leden van de SP-fractie betreft. Hoe wordt de relatie met grondwaterbescherming gelegd? Zeker in relatie tot schaliegaswinning en mogelijke opslag van kernenergie. Daarnaast is ook verzilting een belangrijke bedreiging voor onze bodem. Krijgt ook dit een plek in de visie?

Wat betreft afval is er een interessante motie aangenomen over het in de ondergrond brengen van afvalstoffen (Kamerstuk 30 872, nr. 27). De Kamer heeft zich nadrukkelijk hiertegen uitgesproken. De leden van de SP-fractie zien graag deze motie een prominente rol spelen bij de bescherming van de ondergrond in deze structuurvisie. Is de minister hiertoe bereid?

Wordt in de structuurvisie ook een hoofdstuk gewijd aan archeologische bodemschatten? Is het Rijk hiervoor «verantwoordelijk»? Waarvoor wel en waarvoor niet?

Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of binnen de reikwijdte ook de bodem onder het Nederlandse deel van de Noordzee wordt meegenomen. Ook daar roeren we regelmatig de ondergrond en worden grondstoffen gewonnen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorgenomen aanpak ten aanzien van de Structuurvisie Ondergrond. Deze leden kunnen zich op hoofdlijnen vinden in de aanpak. Deze leden hebben nog wel een aantal vragen naar aanleiding hiervan.

De leden van de D66-fractie vragen de minister aan te geven in welke volgorde de aangekondigde tussenstappen, zoals de plan-MER en de watertoets, plaatsvinden? Hoe, zo vragen deze leden, verhouden deze stappen zich tot andere voorgenomen wijzigingen in de wet- en regelgeving, zoals bijvoorbeeld wijzigingen in de wet bodembescherming en het omgevingsrecht? Wordt er voor wat betreft de Noordzee gekeken naar de relatie met internationale wet- en regelgeving, zoals bijvoorbeeld het «Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan» (OSPAR-verdrag) en de voorstellen vanuit Europa voor zover die betrekking hebben op de Noordzee?

De leden van de D66-fractie constateren dat dezelfde criteria met betrekking tot rijksverantwoordelijkheid worden gehanteerd als in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De voorgenoemde leden vragen hoe de samenhang tussen beide structuurvisies wordt vormgegeven. Wordt ook de structuur van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte overgenomen, inclusief nationale belangen en gebiedsgerichte nationale belangen?

De leden van de D66-fractie onderschrijven de rijksverantwoordelijkheid ten aanzien van de genoemde beleidsterreinen. Deze leden vragen de minister aan te geven of dit moet worden gezien als een uitputtende lijst, of dat er nog overwogen wordt om andere zaken op te nemen. Voorts vragen deze leden de minister uiteen te zetten of, en zo ja hoe, er voorzien wordt in een ordening wanneer er sprake kan zijn van strijdigheid tussen meerdere van deze belangen. Wordt er bijvoorbeeld gedacht aan een concreet afwegingskader tussen genoemde activiteiten, en ligt de bevoegdheid om bij strijdige belangen van gelijke maatschappelijke meerwaarde de knoop door te hakken op provinciaal niveau of bij de Rijksoverheid? In hoeverre wordt het beleid van decentralisering en deregulatie uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in deze structuurvisie overgenomen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beschrijving. Zij steunen het voorstel om een Structuurvisie Ondergrond te ontwikkelen. In dit drukke Nederland kunnen uiteenlopende activiteiten in de ondergrond al snel met elkaar botsen. Het is verstandig om daar een heldere visie op te ontwikkelen. Waar nu nog vaak op ad-hocbasis en per project wordt besloten over bestemmingen voor delen van de ondergrond, zouden de leden van de GroenLinks-fractie graag zien dat dit in de toekomst op grond van een brede, integrale visie gebeurt.

De voorgenoemde leden steunen het voorstel van de minister om bij het ontwikkelen van de Structuurvisie Ondergrond nauw samen te werken met medeoverheden en om diverse andere partijen te consulteren. Hoe breder het overleg, des te beter het is. Liever iets meer tijd investeren in de ontwikkeling dan dat dit zo snel mogelijk gebeurt en daardoor belangrijke invalshoeken en belangen over het hoofd worden gezien.

De leden van de GroenLinks-fractie hopen dat de minister bij het uitwerken van de Structuurvisie Ondergrond veel ambitie aan de dag legt. Deze leden vinden het belangrijk dat de minister helder is in haar prioriteiten. Als in een bepaald gebied drinkwaterwinning prioriteit heeft, dan passen daar geen activiteiten die risico’s met zich meebrengen voor de drinkwaterkwaliteit. Hoe kijkt de minister daar tegenaan?

Drinkwaterkwaliteit is een belangrijke prioriteit voor de leden van de GroenLinks-fractie. Nu staat daarover in de beschrijving: «Ook de veiligstelling van drinkwaterwinning uit de bodem en de bouwgrondstoffenvoorziening zal aan de orde komen, uitgaande van de uitvoerende taken van provincies op dit terrein.» Deze leden zouden graag zien dat dit aangescherpt wordt. Natuurlijk hebben de provincies belangrijke uitvoerende taken op dit terrein, maar ook voor het Rijk zijn taken weggelegd in het veiligstellen van de drinkwaterwinning. Onder meer door het stellen van de kaders. Drinkwaterbedrijven ondervinden in toenemende mate hinder van de drukte in de ondergrond. Provincies hebben daar maar gedeeltelijk invloed op. Zo worden vergunningen in het kader van de Mijnbouwwet door het Rijk verstrekt. Is de minister bereid om een actievere rol te vervullen in het veiligstellen van de kwaliteit van het drinkwater?

In Nederland wordt relatief veel drinkwater uit grondwater gehaald. Is de minister bereid om in kaart te brengen wat de toekomstige drinkwaterbehoefte in Nederland zal zijn, mede in het licht van klimaatverandering? Is de minister tevens bereid in kaart te brengen hoeveel en waar dan beschermings- en intrekgebieden nodig zijn en op grond daarvan prioritaire gebieden aan te wijzen voor de drinkwaterwinning? Gebieden waar activiteiten die een risico vormen voor de drinkwaterwinning, zoals schaliegas en de opslag van kernafval niet plaats kunnen vinden zolang de veiligheid ervan onvoldoende gegarandeerd kan worden. Is de minister het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat voor een adequate bescherming van de drinkwaterkwaliteit niet alleen een Structuurvisie Ondergrond nodig is, maar ook duurzame ruimtelijke ordening door gemeenten? Zo ja, is de minister bereid hierover het gesprek aan te gaan met de medeoverheden, zodat het beschermen van de drinkwaterkwaliteit prioriteit krijgt in het ruimtelijk beleid?

De leden vragen verder hoe ze de planhorizon precies moeten interpreteren. De planhorizon is tot 2030 met een doorkijk naar de daarop volgende jaren. Betekent dit dat er in de Structuurvisie al wel rekening gehouden wordt met bodemactiviteiten en -projecten voor na 2030?

Tenslotte hebben deze leden nog een vraag over het onderzoek naar eventueel aanvullend beleid voor de gevolgen van de drukte in de ondiepe ondergrond voor rijksnetwerken. Wordt hierbij ook gekeken naar de gevolgen van de drukte in de ondiepe ondergrond voor de huidige en toekomstige spoorinfrastructuur?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beschrijving van de inrichting van de voorgenomen Structuurvisie Ondergrond en hebben naar aanleiding van dit document geen vragen.

II. ANTWOORDEN VAN DE MINISTER N.A.V. DE VRAGEN EN OPMERKINGEN VAN DE FRACTIES

1. Vraag CDA

De CDA fractie doet een oproep om duidelijk aan te geven wat wèl en niet gedecentraliseerd wordt, rekening houdend met het beleid en de wensen van lokale en regionale overheden. De CDA fractie hoopt dat STRONG de bij SVIR ingeslagen weg zal doorvoeren.

1. Antwoord

In STRONG zijn geen verschuivingen voorzien met betrekking tot de verdeling van de bevoegdheden ten opzichte van het huidige en ingezette beleid, zoals ondermeer genoemd in SVIR. Dat betekent ondermeer wèl dat het rijk verantwoordelijk blijft voor de vergunningverlening voor mijnbouwactiviteiten. Daarbij vindt in het voortraject steeds overleg plaats met de betrokken lokale en regionale overheden. Zij worden ook intensief betrokken bij STRONG.

2. Vraag CDA

De CDA fractie vraagt of voldoende tijd is ingeruimd voor de afstemming met de verschillende partijen en hoe aandacht besteed zal worden aan het peilen van en het omgaan met (de mogelijk afwezigheid van) draagvlak.

2. Antwoord

De benodigde intensiteit van het participatieproces wordt in belangrijke mate bepaald door het soort uitspraken dat in STRONG zal worden gedaan. Hoe gedetailleerder de uitspraken hoe intensiever dat proces moet plaatsvinden.

De uitspraken in STRONG blijven redelijk globaal, gelet op de beschikbare informatie en de behoefte aan flexibiliteit om in te kunnen spelen op markt- en innovatieve ontwikkelingen en lokale en regionale wensen.

De uitspraken zullen richtinggevend zijn voor het proces dat moet leiden tot definitieve keuzes voor locaties van mijnbouwactiviteiten cq besluiten over vergunningaanvragen. STRONG zal een routekaart bevatten, die leidt naar definitieve besluiten. Daarin zal ruimte zijn voor een participatieproces dat aansluit op de locale en regionale omstandigheden. Het participatieproces in STRONG kan daardoor gericht blijven op de hoofdlijnen van het beleid. De beschikbare tijd lijkt daarvoor voldoende. Uit het proces zal blijken of er draagvlak is voor de voorstellen. Uiteraard wordt gestreefd naar een zo groot mogelijk draagvlak.

3. Vraag CDA

De CDA fractie vraagt voorzichtig te zijn met onomkeerbaarheid van de te zetten stappen in relatie tot de bescherming van de ondergrond en vraagt of de minister het eens is met de CDA fractie dat het belangrijk is om in ieder geval flexibel om te gaan met mogelijkheden en zo ja hoe hier vorm aan gegeven zal worden.

3. Antwoord

Uitgangspunt van STRONG is juist om ruimte te bieden voor flexibiliteit. Dat is niet alleen nodig vanwege de door de CDA fractie genoemde onomkeerbaarheid in relatie tot de bescherming van de ondergrond, maar ook vanwege de wens om in te kunnen spelen op markt- en innovatieve ontwikkelingen en lokale en regionale wensen, zoals hiervoor aangegeven. De uitspraken in STRONG zoals die hiervoor zijn aangegeven bieden daarvoor voldoende ruimte.

4. Vraag SP

De SP fractie wil graag eerst discussiëren met u over de notitie reikwijdte en detailniveau en haar mening daarover aan u meegeven. Ook wil de SP eerst inzage hebben in de plan MER en de MKBA.

4. Antwoord

In de procedure voor STRONG is een standaard rol voor het parlement voorzien nadat het kabinetstandpunt over het ontwerp STRONG is vastgesteld. De resultaten van de plan MER en de MKBA komen tegelijk met het kabinetstandpunt beschikbaar notitie Reikwijdte en Detailniveau zal naar verwachting in juni 2012 aan de Tweede Kamer worden toegezonden. Indien gewenst kunnen hierover natuurlijk vragen worden gesteld.

5. Vraag SP

Wat wordt verstaan onder onderwerpen, waar een directe rijksverantwoordelijk-heid in het geding is?

5. Antwoord

Het gaat hier in de eerste plaats om onderwerpen waarvoor het rijk bevoegd gezag is, zoals bij de vergunningverlening in het kader van de mijnbouwwet en bij de aanleg van rijksnetwerken zoals snelwegen. In het geval van drinkwaterwinning uit de ondergrond en de winning van bouwgrondstoffen is er een systeemverantwoordelijkheid voor het rijk, die alleen in uitzonderlijke situaties kan leiden tot directe rijksbemoeienis. Daar lijkt overigens vooralsnog geen aanleiding voor te bestaan.

6. Vraag SP

Waarom neemt de minister de rijksnetwerken niet mee in STRONG? Speelt het leidingstratennetwerk ook niet een belangrijke rol?

6. Antwoord

De rijksnetwerken worden wèl meegenomen in STRONG. Het gaat daarbij om rijkswegen, vaarwegen, rijkswateren en spoorlijnen. Het leidingstratennetwerk komt aan de orde in de lopende structuurvisie buisleidingen, waarnaar zal worden verwezen in STRONG

7. Vraag SP

Welke grondstoffen zijn eigenlijk van het rijk. Het mag niet zo zijn dat rijk of eigenaren van de grond de baten opstrijken en provincies en gemeenten opdraaien voor de lasten.

7. Antwoord

Het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de eigenaar van de bovengrond ook de eigenaar is van de daaronder liggende lagen, tenzij de wet anders bepaald heeft. De mijnbouwwet is zo’n wet en die bepaalt dat de staat eigenaar is van delfstoffen op een diepte van meer dan 100 meter in de ondergrond. Als deze delfstoffen op basis van een winningvergunning uit hoofde van de Mijnbouwwet worden gewonnen, gaat de eigendom ervan over naar de vergunninghouder. Naast de vennootschapsbelasting zijn vergunninghouders over de opbrengst van de verkoop van de gewonnen delfstoffen specifieke mijnbouwafdrachten aan de staat verschuldigd. Via de onroerende zaakbelasting op winninglocaties ontvangen gemeenten eveneens financiële middelen uit de winning. Verder zijn houders van winningvergunningen die binnen een provincie een terrein in gebruik nemen voor het winnen van aardolie of aardgas een afdracht aan de provincie verschuldigd.

8. Vraag SP

De SP fractie ziet graag de boring naar aardwarmte en schaliegas terug in STRONG. Welke rol speelt het rijk bij aardwarmte en schaliegas en op welk moment wordt dat een taak voor lagere overheden?

8. Antwoord

De ruimtelijke afwegingen met betrekking tot aardwarmte en schaliegas komen zeker aan de orde in STRONG. Daarnaast is het rijk verantwoordelijk voor de vergunningverlening op basis van de Mijnbouwwet en zal daarbij zo goed mogelijk rekening houden met het beleid van lagere overheden.

9. Vraag SP

Hoe wordt de relatie met de grondwaterbescherming gelegd? Zeker in relatie met schaliegas en opslag van radioactief afval. Daarnaast is ook verzilting een belangrijke bedreiging.

9. Antwoord

De grondwaterbescherming krijgt afzonderlijk aandacht in STRONG via overleg met provincies en waterschappen. Bij de besluitvorming over schaliegas zal rekening worden gehouden met de bescherming van het grondwater. Verzilting komt aan de orde bij het onderzoek naar effecten van mijnbouwactiviteiten. Andere aspecten van verzilting komen aan de orde in het Deltaprogramma, waarvan zal worden afgetapt.

10. Vraag SP

De SP fractie ziet graag de motie over het in de grond brengen van afvalstoffen (kamerstuk 30 872 nr 27) een prominente rol spelen bij de bescherming van de ondergrond. Is de minister daartoe bereid?

10. Antwoord

De motie 30 872 nr. 27 is opgenomen in het Landelijk Afvalbeheersplan 2009–2021 en is uitgangspunt voor het beleid in STRONG.

11. Vraag SP

Wordt ook een hoofdstuk gewijd aan archeologische bodemschatten? Is het rijk hiervoor verantwoordelijk?

11. Antwoord

STRONG zal een verwijzing bevatten naar de visie erfgoed en ruimte, waarin het beleid voor het omgaan met archeologische waarden is vastgelegd. Archeologische waarden zullen, waar aan de orde, een rol spelen bij de afwegingen in STRONG voor zover het gaat om activiteiten waarvoor de rijksoverheid bevoegd gezag is. Daar waar het gaat om activiteiten van andere overheden zal STRONG verwijzen naar de visie erfgoed en ruimte.

12. Vraag SP

Wordt ook de bodem van het Nederlandse deel van de Noordzee meegenomen?

12. Antwoord

Het deel van de Noordzee dat valt binnen de Nederlandse Exclusieve Economische Zone (EEZ) wordt meegenomen in STRONG, in afstemming met het Nationale Waterplan.

13. Vraag D66

In welke volgorde vinden de tussenstappen zoals plan MER en watertoets plaats en hoe verhouden die zich tot andere voorgenomen wijzigingen in de wet/regelgeving zoals WBB en omgevingsrecht?

13. Antwoord

De eerste fase van het STRONG proces zal in mei worden afgerond met een aantal analyses, het eerste deel van de watertoets en de notitie reikwijdte en detailniveau van de plan MER.

Daarna start de plan MER, de MKBA en – zo nodig – het tweede deel van de watertoets, die in september 2012 in concept gereed moeten zijn.

Daarna volgt de voorbereiding van het kabinetsstandpunt over het ontwerp van STRONG dat voorzien is in december 2012.Tenslotte kunnen zienswijzen over het kabinetsstandpunt en de toetsen worden uitgebracht.

De voorziene processtappen zullen plaatsvinden conform de vigerende wet- en regelgeving op dit terrein.

14. Vraag D66

Wordt er voor wat betreft de Noordzee gekeken naar de relatie met internationale wet- en regelgeving, zoals bijvoorbeeld het OSPAR-verdrag en de voorstellen vanuit Europa met betrekking tot de Noordzee?

14. Antwoord

De internationale dimensie van de Noordzee is op twee manieren aan de orde bij deze structuurvisie. In de eerste plaats is er internationale wet- en regelgeving waarbinnen de beleidsuitspraken van de STRONG zich dienen te voegen. Op de tweede plaats is van belang, welke toename van menselijke activiteiten op de Noordzee in buurlanden wordt voorzien c.q. gestimuleerd (bij voorbeeld windenergie) en zal de vraag dienen te worden beantwoord, of het gecumuleerde gebruik van de ondergrond van de Noordzee een reden is om in STRONG hierover beleidsuitspraken te doen.

15. Vraag D66

Hoe wordt de samenhang tussen SVIR en STRONG vormgegeven? Wordt ook de structuur van SVIR overgenomen, inclusief nationale belangen en gebiedsgerichte nationale belangen?

15. Antwoord

De structuur van SVIR wordt overgenomen in STRONG en werkt door in de uitgangspunten en de beleidsuitspraken in STRONG.

16. Vraag D66

Is de lijst van rijksverantwoordelijkheden uitputtend? Hoe wordt voorzien in ordening bij strijdige belangen? Bij wie ligt de verantwoordelijkheid om de knoop door te hakken bij strijdige belangen van gelijke maatschappelijke meerwaarde? In hoeverre wordt het beleid van decentralisatie en deregulering uit SVIR overgenomen?

16. Antwoord

Het beleid van decentralisatie en deregulering uit SVIR is uitgangspunt voor STRONG. Het rijk blijft verantwoordelijk voor besluiten over mijnbouwactiviteiten en rijksnetwerken en hakt dus op die terreinen, waar nodig, knopen door.

Voor de overige terreinen geldt vooral een systeemverantwoordelijkheid van het rijk, waarbinnen de betrokken bevoegde gezagen verantwoordelijk zijn voor het doorhakken van knopen bij tegenstrijdige belangen.

In STRONG wordt wel nagegaan of de wijze waarop drinkwaterwinning en winning van bouwgrondstoffen nu geregeld is aanleiding geeft voor een directe rijksrol.

17. Vraag GroenLinks

De leden van GroenLinks vragen om helderheid over prioriteiten. Als in een gebied drinkwaterwinning prioriteit heeft, dan passen daar geen activiteiten, die risico’s met zich brengen voor de drinkwaterkwaliteit. Hoe kijkt de minister daar tegen aan?

17. Antwoord

Voor de bescherming van het grond- en oppervlaktewater ten behoeve van de drinkwatervoorziening in een gebied is de betreffende provincie in beginsel het bevoegde gezag. De provincie bepaalt dus in het algemeen of activiteiten in gebieden waar drinkwaterwinning prioriteit heeft, acceptabel zijn, al dan niet onder voorwaarden. Bij activiteiten waarvoor het bevoegd gezag de rijksoverheid is (bijvoorbeeld mijnbouwactiviteiten) zal uiteraard rekening worden gehouden met het oordeel van de provincie als deze op gespannen voet staan met de bescherming van het grondwater met het oog op de drinkwatervoorziening. In STRONG zal hier nader op worden ingegaan.

18. Vraag GroenLinks

GroenLinks wil aanscherping van de rijksrol ten aanzien van drinkwatervoorziening omdat drinkwaterbedrijven in toenemende mate hinder ondervinden van de drukte in de ondergrond, ondermeer door het stellen van kaders. Is de minister bereid een actievere rol te vervullen in het veiligstellen van de kwaliteit van het drinkwater?

18. Antwoord

In het kader van STRONG worden in samenwerking met de drinkwaterbedrijven de problemen als gevolg van de drukte in de ondergrond verkend. De resultaten daarvan zullen aan de provincies worden voorgelegd. De wijze waarop de provincies op deze problematiek denken in te gaan zullen in STRONG worden vastgelegd. Daaruit zal onder meer moeten blijken of er aanleiding is voor een verdergaande rijksrol.

19. Vraag GroenLinks

Is de minister bereid om in kaart te brengen wat de toekomstige drinkwaterbehoefte in Nederland zal zijn, mede in het licht van klimaatverandering? Is de minister tevens bereid in kaart te brengen hoeveel en waar dan beschermings- en intrekgebieden nodig zijn en op grond daarvan prioritaire gebieden aan te wijzen voor de drinkwaterwinning?

19. Antwoord

Ja, ik ben bereid de toekomstige drinkwaterbehoefte in Nederland in kaart te brengen. Overigens heeft het RIVM in 2011 een toekomstverkenning uitgevoerd. De bevindingen uit deze verkenning worden, tezamen met andere analyses, gebruikt bij de uitwerking van het beleid voor de drinkwatervoorziening, waarbij ook aandacht zal worden geschonken aan gevolgen voor bronnen voor drinkwater.

20. Vraag GroenLinks

Gebieden waar activiteiten die een risico vormen voor de drinkwaterwinning, zoals schaliegas en de opslag van kernafval mogen niet plaatsvinden, zolang de veiligheid ervan onvoldoende gegarandeerd kan worden.

20. Antwoord

Activiteiten zoals schaliegaswinning en de opslag van radioactief afval mogen inderdaad alleen plaatsvinden als de veiligheid voldoende kan worden gegarandeerd.

21. Vraag GroenLinks

Is de minister het eens met de leden van de GroenLinks fractie dat voor een adequate bescherming van de drinkwaterkwaliteit niet alleen een Structuurvisie Ondergrond nodig is, maar ook duurzame ruimtelijke ordening door gemeenten? Zo ja is de minister bereid hierover het gesprek aan te gaan met de medeoverheden, zodat het beschermen van de drinkwaterkwaliteit prioriteit krijgt in het ruimtelijk beleid?

21. Antwoord

Voor een adequate bescherming van de drinkwaterkwaliteit is inderdaad ook duurzame ruimtelijke ordening door gemeenten nodig. Zoals eerder aangegeven zal ik de provincies vragen om op basis van de lopende analyses aan te geven hoe zij met de problematiek denken om te gaan. Dat zal consequenties kunnen hebben voor de ruimtelijke ordening door de gemeenten.

22. Vraag GroenLinks

De leden vragen hoe ze de planhorizon precies moeten interpreteren. Wordt in de Structuurvisie rekening gehouden met bodemactiviteiten en -projecten na 2030?

22. Antwoord

Veel mijnbouwactiviteiten waarover nu en in de nabije toekomst besluiten worden genomen hebben een doorlooptijd tot ver na 2030. Ook voor behoefteramingen voor bijvoorbeeld CO2-opslag gelden planhorizons die soms tot 2050 reiken. Projecten voor na 2030 komen niet expliciet aan de orde.

23. Vraag GroenLinks

Wordt ook gekeken naar de gevolgen van de drukte in de ondiepe ondergrond voor de huidige en toekomstige infrastructuur?

23. Antwoord

Het antwoord is ja, voor zover mogelijk op basis van de thans beschikbare informatie.

Naar boven