Ter griffie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 20 december 2011.
De wens dat over de structuurvisie openbaar overleg gepleegd wordt kan door of namens de Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk
op 17 januari 2012.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2011
Inleiding
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Kamerstukken II 2010/11, 32 660, nr. 17) is efficiënt gebruik van de ondergrond aangeduid als een nationaal belang dat zal worden uitgewerkt in een Structuurvisie
Ondergrond.
Met deze brief willen wij u op de hoogte brengen van ons voornemen tot het maken van deze Structuurvisie Ondergrond. Deze
brief bevat een beschrijving van de inrichting van deze voorgenomen structuurvisie, conform artikel 2.3, derde lid van de
Wet ruimtelijke ordening. Tevens wordt een milieu-effectrapportage voor plannen (plan-MER) gemaakt met als doel het afwegen
van de milieueffecten van de beleidskeuzes. Dit is conform de Wet milieubeheer en het Besluit milieu-effectrapportage. Ten
behoeve daarvan zal eerst een notitie reikwijdte en detailniveau worden gemaakt. Daarnaast zal een op deze plan-MER afgestemde
MKBA en een Watertoets worden uitgevoerd. De aankondiging van de voorbereiding van de Structuurvisie Ondergrond zal worden
gepubliceerd nadat de procedure voor deze brief bij de Tweede Kamer is doorlopen. In de publicatie wordt aangegeven op welke
wijze de betrokkenheid van stakeholders wordt georganiseerd. Wij hechten veel waarde aan deze inbreng. Na vaststelling van
de Structuurvisie Ondergrond volgen uitvoeringsbesluiten op projectniveau, waarvoor de gebruikelijke procedures worden gevolgd.
Inrichting en reikwijdte van de Structuurvisie Ondergrond
In de Structuurvisie Ondergrond zal in de eerste plaats aandacht worden besteed aan onderwerpen waar een directe rijksverantwoordelijkheid
in het geding is. Daarvoor gelden dezelfde criteria als in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Het gaat daarbij met
name om activiteiten met betrekking tot winning van delfstoffen en aardwarmte en opslag van diverse stoffen waarvoor een vergunning
op basis van de Mijnbouwwet nodig is.
Ook de veiligstelling van drinkwaterwinning uit de bodem en de bouwgrondstoffenvoorziening zal aan de orde komen, uitgaande
van de uitvoerende taken van provincies op dit terrein. In de Structuurvisie Ondergrond wordt onderzocht in hoeverre aanvullend
beleid nodig is vanwege de gevolgen die de drukte in de ondiepe ondergrond heeft voor rijksnetwerken, zoals het rijkswegennet,
de vaarwegen en de oppervlaktewateren.
Voor buisleidingen op land is een afzonderlijke structuurvisie in voorbereiding.
Met betrekking tot het beleid voor de ondergrond waarvoor de andere overheden eerstverantwoordelijk zijn, zal de Structuurvisie
Ondergrond de stand van zaken in beeld brengen met betrekking tot de daarvoor relevante regelgeving, de financiële ondersteuning
en de kennis- en informatieactiviteiten. Bij de invulling van dit onderdeel zal gebruik gemaakt worden van de resultaten van
het lopende uitvoeringsprogramma van het convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties tussen het Rijk, het IPO,
de VNG en de Unie van Waterschappen (van juli 2009).
De Structuurvisie Ondergrond kijkt zowel naar de ondergrond van het Nederlandse vasteland als van de Noordzee. Voor de Noordzee
zal afstemming met het Nationaal Waterplan voorop staan.
Een aantal onderzoekstrajecten is reeds separaat in gang gezet over een aantal belangrijke onderwerpen, waaronder radioactief
afval en CO2-opslag. De resultaten hiervan zullen verwerkt worden in de structuurvisie.
De planhorizon van de Structuurvisie Ondergrond is 2030 met een doorkijk naar de daarop volgende jaren.
Samenwerking en planning
De ontwikkeling van de Structuurvisie Ondergrond zal plaatsvinden in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten en waterschappen.
Daarnaast zullen diverse andere partijen worden geconsulteerd, waaronder VEWIN1, COB2, SKB3, TCB4, Platform Geothermie, Stichting Natuur en Milieu en NOGEPA5.
Wij streven ernaar de ontwerp Structuurvisie Ondergrond eind 2012 gereed te hebben. Dat is het moment waarop politieke keuzes
aan de orde zijn.
De minister van Infrastructuur en Milieu,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M. J. M. Verhagen