33 118 Omgevingsrecht

24 170 Gehandicaptenbeleid

AD1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2017

In haar antwoorden van 10 mei 2017 op schriftelijke vragen van uw Kamer over de AMvB’s bij de Omgevingswet heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu toegezegd voor de zomer van 2017, naast de Tweede Kamer, ook uw Kamer te zullen informeren over de voortgang van het actieplan voor de bouw (VN-verdrag inzake rechten voor personen met een handicap, motie-Volp, 24 170, nr. 155).

Hiertoe doe ik u een afschrift toekomen van de brief die ik aan de Voorzitter van de Tweede Kamer heb gestuurd betreffende «Geactualiseerde masterplannen rijkskantoorhuisvesting 2017». In deze brief heb ik de Tweede Kamer ook geïnformeerd over de stand van zaken van het actieplan voor de bouw.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2017

Tijdens het Algemeen Overleg Krimp en bevolkingsdaling van 14 september 2016 heeft de toenmalige Minister voor Wonen en Rijksdienst toegezegd uw Kamer in de loop van 2017 een geactualiseerd overzicht van de masterplannen voor de rijkskantoorhuisvesting en de ontwikkelingen in de spreiding van de rijkswerkgelegenheid te doen toekomen. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.

Daarnaast geef ik in deze brief de stand van zaken weer ten aanzien van de uitvoering van de motie van het lid Voortman (TK 2016–2017, 34 550 XVIII, nr. 24) over een plan van aanpak voor de toegankelijkheid van ministeriegebouwen voor mensen met een beperking. In aansluiting hierop informeer ik u ook over de stand van zaken van de uitvoering van de motie van het lid Volp (TK 2016–2017, 24 170, nr. 155) over een actieplan voor de bouw in dit kader.

1. Actualisatie masterplannen rijkskantoorhuisvesting

In september 2011 is in de ministerraad het rijkskantorenlocatiebeleid vastgesteld. Een van de doelstellingen hiervan is om tot een structurele besparing op huisvestingskosten te komen door efficiënter met kantoorruimte om te gaan. Het doel is echter meer dan alleen financieel. Er wordt gewerkt aan een flexibele, innovatieve en duurzame Rijksdienst. Flexibele organisatieverbanden en werkwijzen (het nieuwe werken, werken over organisatiegrenzen heen e.d.) worden hierdoor ondersteund. Dit alles leidt tot een afnemende behoefte aan kantoorruimte voor de Rijksdienst. Het rijkskantorenlocatiebeleid is ontwikkeld om dit proces in goede banen te leiden. Als uitwerking van het beleid zijn per provincie en voor de gemeente Den Haag masterplannen opgesteld. In de masterplannen wordt de geprognosticeerde huisvestingsvraag van departementen en rijksdiensten in de komende vijf jaar gematcht met de vastgoedportefeuille van het Rijksvastgoedbedrijf.

De uitvoering van de masterplannen is momenteel in volle gang en resulteert in mutaties in de vastgoedportefeuille van het Rijksvastgoedbedrijf en in verhuizingen van organisatieonderdelen binnen de Rijksdienst. De vraag naar rijkshuisvesting is voortdurend in beweging. Het is daarom nodig om de masterplannen periodiek te actualiseren om de dynamische ontwikkelingen binnen de Rijksdienst te accommoderen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de lichte en de zware procedure. De lichte procedure behelst het door het jaar heen verwerken van alle mutaties in de huisvestingsbehoefte en de vastgoedportefeuille aan de hand van door departementen ingediende Verzoeken tot Wijziging (de zogenoemde VtW’s). De scope van de masterplannen blijft voor het overige onveranderd. De zware procedure omvat een omvangrijke actualisatie, waarbij een gedetailleerde uitvraag bij departementen plaatsvindt naar de voorziene huisvestingsbehoefte voor de komende vijf jaar. Aanleiding voor een zware aanpassingsprocedure kunnen zijn het verwerken van de consequenties van een nieuw regeerakkoord (voor organisatieonderdelen, voor personeel e.d.) of meerdere beleidsmaatregelen die van invloed zijn op de omvang en samenstelling van de Rijksdienst. De doorlooptijd van de zware procedure bedraagt circa een jaar.

In het Algemeen Overleg Krimp en bevolkingsdaling van 14 september 2016 heeft de Kamer verzocht om een actualisatie in de loop van 2017, waarbij voor alle dertien masterplannen de verhuisbewegingen worden uitgewerkt. Ik heb ervoor gekozen de actualisatie te beperken tot de lichte procedure, waarbij volstaan is met het verwerken van alle VtW’s tot en met 31 december 2016, met als hoofdreden dat op dit moment niet duidelijk is welke wijzigingen met betrekking tot de Rijksdienst de komende jaren uit het nieuwe regeerakkoord voortvloeien. Ik acht het dan ook niet zinvol om nu tot een omvangrijke actualisatie van de masterplannen over te gaan. Het voornemen is wel om in 2018 de masterplannen te actualiseren middels de zware procedure, waarbij een nieuwe uitvraag naar de meerjarige huisvestingsbehoefte van departementen plaatsheeft. Uw Kamer wordt vanzelfsprekend te zijner tijd hierover geïnformeerd.

In 2013 zijn vier kritieke prestatie-indicatoren in relatie tot de doelstellingen van het rijkskantorenlocatiebeleid benoemd aan de hand waarvan de uitvoering van de masterplannen wordt beoordeeld: het effect op de huisvestingskosten, het effect op de ontwikkeling van het aantal vierkante meters bruto vloeroppervlakte, het effect op leegstand en het effect op de efficiency van het ruimtegebruik.

Mijn algehele conclusie op grond van de huidige actualisatie is dat de masterplannen een efficiënte oplossing voor de kantoorhuisvesting van het Rijk bieden. Het kantoorgebruik wordt meer flexibel, het totaal aantal vierkante meters kantoorruimte daalt en het percentage leegstand is laag. Het becijferde landelijk besparingspotentieel op directe huisvestingskosten van € 136 miljoen structureel vanaf 2020 (zoals gemeld in de brief van de toenmalige Minister voor Wonen en Rijksdienst aan uw Kamer van 19 januari 2016, TK 2015–2016, 31 940, nr. 195) wordt nog steeds voorzien. Daarbij blijft de kwaliteit van de gebouwen in de vastgoedportefeuille op niveau.

Ik vertrouw erop dat uw Kamer kan instemmen met mijn voornemen om de geactualiseerde masterplannen 2017 vast te stellen.

2. Ontwikkelingen in de spreiding van de rijkswerkgelegenheid

Bij de behandeling van de masterplannen in de Kamer in de afgelopen jaren is gebleken dat de aandacht van de Kamer ook uitgaat naar de verplaatsing van onderdelen van de rijksoverheid en de regionale rijkswerkgelegenheidseffecten hiervan voor provincies en gemeenten. In het overleg met uw Kamer hebben mijn voorgangers benadrukt dat de besluitvorming over eventuele verplaatsing van rijksdiensten plaatsheeft via een zorgvuldig proces.

Zoals ik hiervoor heb toegelicht, heeft bij de actualisatie van de masterplannen in 2017 geen nieuwe uitvraag bij de departementen plaatsgevonden, maar is de actualisatie via de verzamelde VtW’s tot stand gebracht. Het aantal provinciegrensoverschrijdende wijzigingen was daarbij minimaal. Dit betekent dat voor wat betreft de voorziene rijkswerkgelegenheidseffecten in de periode tot en met 2020 niet of nauwelijks veranderingen zullen optreden ten opzichte van wat eerder aan uw Kamer is gemeld in bovengenoemde brief van 19 januari 2016.

Op verzoek van de Kamer is bij voorgaande rapportages over de ontwikkeling en spreiding van de rijkswerkgelegenheid een brede definitie gehanteerd. Naast de rijkskantoorhuisvesting zijn ook werkgelegenheidscijfers voor Defensie, de Rechtspraak, het gevangeniswezen en de Nationale Politie opgenomen. In het Algemeen Overleg Krimp en bevolkingsdaling van 14 september 2016 is gevraagd naar de uitkomsten van reorganisatie- en veranderingstrajecten bij de Nationale Politie, de Rechtspraak en de Belastingdienst.

De gevolgen voor de regionale spreiding van rijkswerkgelegenheid door de vorming van de Nationale Politie zijn beperkt. Bij de niet-operationele sterkte van het korps zijn ondersteunende taken geconcentreerd in diverse over het land verspreide centrale en gedeconcentreerde vestigingen van het Politie Diensten Centrum (PDC). De door de Minister van Veiligheid en Justitie vastgestelde doelformatie voor de niet-operationele sterkte is nagenoeg bereikt. De operationele sterkte ontwikkelt zich naar de doelformatie. De doelformatie voor de operationele sterkte is qua geografische verdeling niet substantieel herschikt over de provinciegrenzen heen.

Bij de Rechtspraak is evenmin sprake geweest van belangrijke ontwikkelingen in de regionale spreiding van werkgelegenheid. In dit verband is de bij de begrotingsbehandeling in 2015 aangenomen motie-Oskam van belang. De motie-Oskam was in reactie op het plan van de Rechtspraak om uit efficiencyoverwegingen in zeven plaatsen het zaaksaanbod te wijzigen. De kern van de motie-Oskam is de wens dat de locaties van de Rechtspraak ongewijzigd open blijven, maar dat geen leegstand wordt gefinancierd. Bij brief van 19 december 2016 (TK 2016–2017, 29 279, nr. 364) heeft de Minister van Veiligheid en Justitie de Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de motie-Oskam. In het kader van het digitaal procederen dat bij de Rechtspraak wordt ingevoerd, zullen de komende jaren bij alle gerechten met name administratieve functies komen te vervallen. Het invoeren van digitaal procederen start dit jaar op kleine schaal en loopt door tot in 2020. Voor het werken conform professionele standaarden heeft de Rechtspraak extra budget gekregen. Hiermee worden onder meer extra rechters aangetrokken. Deze uitbreiding van capaciteit is gelijkmatig over het land verdeeld.

Bij de Belastingdienst spelen diverse ontwikkelingen die invloed hebben op de benodigde huisvesting. Het gaat met name om het vertrek van medewerkers die gebruik maken van de uitstroomregeling, de instroom van anders gekwalificeerde nieuwe medewerkers, veranderende werkprocessen als gevolg van de zogenoemde Investeringsagenda en de aanstaande organisatiewijzigingen. Deze parallelle ontwikkelingen worden geanalyseerd om de toekomstige behoefte aan huisvesting in kaart te brengen. Bij de verdere invulling van de huisvestingsbehoefte wordt zoveel als mogelijk voldaan aan de eisen van het primaire proces en tegelijkertijd aan de kaders van de masterplannen en de politieke toezeggingen voor wat betreft regionale werkgelegenheid.

Het meest geëigende moment voor een volgende inventarisatie van de voorziene regionale werkgelegenheidscijfers bij de Rijksdienst is als er − op basis van het nieuwe regeerakkoord − duidelijkheid is over welke beslissingen van het nieuwe kabinet gevolgen zullen hebben voor de organisatie van de Rijksdienst. Na afloop van de inventarisatie zal uw Kamer worden geïnformeerd over de beoogde ontwikkeling in de spreiding van de rijkswerkgelegenheid voor de komende kabinetsperiode. In het geval de consequenties van de aangekondigde reorganisaties bij de Belastingdienst en het gevangeniswezen begin 2018 zijn uitgekristalliseerd, worden deze opgenomen in het overzicht dat uw Kamer in de loop van 2018 zal ontvangen.

3. Uitvoering motie-Voortman betreffende toegankelijkheid rijkskantoren

In het kader van de implementatie van het VN-verdrag inzake rechten voor personen met een handicap, informeer ik u hierbij over de uitvoering van de motie van het lid Voortman (TK 2016–2017, 34 550, nr. 35). Deze motie verzoekt de regering tot het zelfstandig toegankelijk maken van alle ministeriegebouwen voor mensen met een handicap of chronische ziekte. In dit kader zijn inmiddels gebouwscans afgerond in zeven ministeriegebouwen in Den Haag. Daarnaast is een normvergelijking uitgevoerd op het Bouwbesluit (wetgeving) in relatie tot de NEN 1814 en de ITS-criteria (de laatste twee betreffen normeringen en zijn niet wettelijk verplicht). Bovendien vindt overleg plaats met de overkoepelende belangenorganisatie Ieder(in). Het doel hiervan is om de mogelijke knelpunten rond toegankelijkheid in beeld te brengen. Mede op basis hiervan zal bepaald worden of en, zo ja, welke maatregelen noodzakelijk zijn om de ministeriegebouwen zelfstandig toegankelijk te maken. Naar verwachting is een plan van aanpak met een (meerjaren)planning voor de uitvoering van mogelijke maatregelen en aanpassingen, gebaseerd op een kostenraming per gebouw, na de zomer van 2017 gereed.

4. Uitvoering motie-Volp betreffende het actieplan voor de bouw

Tot slot informeer ik u hierbij over de uitvoering van de motie van het lid Volp. Deze motie verzoekt de regering tot het in samenwerking met organisaties voor mensen met een beperking opstellen van een actieplan voor de bouw. De stand van zaken is dat, in vervolg op het op 28 maart 2017 aan u toegestuurde Implementatieplan voor het VN-verdrag (TK 2016–2017, 33 990, nr. 62), gesprekken hebben plaatsgevonden met de verschillende partijen die een verantwoordelijkheid hebben bij het opstellen van dit actieplan. Behalve de bestuurlijke partners bij de implementatie (De Alliantie, VNG, VNO-NCW en MKB NL) betreft het hier ontwerpende, ontwikkelende en bouwende partijen. Dit om een goed beeld te krijgen van de belemmeringen waarmee mensen met een beperking in de praktijk op het thema «bouw» worden geconfronteerd en waar mogelijke oplossingen liggen. Daarnaast wordt bezien hoe andere acties uit het Implementatieplan hierbij ook een rol kunnen spelen. Medio 2017 wordt een gezamenlijke bijeenkomst met de betrokken partijen georganiseerd om de belangrijkste thema’s voor het actieplan af te stemmen en afspraken te maken over de uitwerking daarvan naar concrete acties voor de bouw. Bij het hele proces zijn ervaringsdeskundigen (mensen met een beperking) betrokken. De planning is uw Kamer eind 2017 over het actieplan te informeren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

De letters AD hebben alleen betrekking op 33 118.

Naar boven