Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33108 nr. C |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33108 nr. C |
Vastgesteld 4 december 2012
Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. In het verband van het voorliggende wetsvoorstel maken zij graag gebruik van de gelegenheid om op te merken dat zij met instemming hebben kennisgenomen van het afschrift van de brief van de minister-president van 27 november 20122 waarin deze aankondigt dat het wetsvoorstel verhoging griffierechten (33 071) wordt ingetrokken. De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen over voorliggend wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij zijn van oordeel dat dit wetsvoorstel zo mogelijk al per 1 januari 2013 in werking zou moeten treden. Daarbij tekenen zij aan verheugd te hebben kennisgenomen van het afschrift van de brief van de minister-president van 27 november 20122, waarin is aangekondigd dat het wetsvoorstel verhoging griffierechten (33 071) wordt ingetrokken. Met betrekking tot het voorliggende wetsvoorstel hebben de leden van de CDA-fractie nog een enkele vraag betreffende de hardheidsclausule. Zij sluiten zich daartoe aan bij de formulering die de leden van de D66-fractie daaromtrent hebben gebezigd.
De leden van de SP-fractie danken de regering voor de zorgvuldige voorbereiding van dit reparatievoorstel. Er bleek veel verbetering mogelijk en deze wordt nu gerealiseerd. Deze leden hebben echter nog twee vragen over toezeggingen T01226 en T01230. T01226 is aan deze Kamer gedaan tijdens de schriftelijke behandeling van wetsvoorstel 31 758 (wetsvoorstel griffierecht burgerlijke zaken) en is tijdens het mondelinge debat bevestigd. De andere toezegging is gedaan tijdens het mondelinge debat over wetsvoorstel 31 758.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken. Dit wetsvoorstel beoogt enkele technische gebreken in de Wgbz te herstellen. Deze leden onderschrijven de wijze waarop deze gebreken in het wetsvoorstel worden verholpen, maar hebben nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie sluiten zich aan bij de vraag over de toepassing van de hardheidsclausule (zie paragraaf 2).
De leden van de GroenLinks-fractie danken de regering voor haar inspanningen om tegemoet te komen aan de zorgen van de Eerste Kamer over de hoogte van de griffierechten in burgerlijke zaken. Deze leden benadrukken eraan te hechten dat de toegang tot de onafhankelijke rechter gegarandeerd moet zijn en blijven. De leden van de GroenLinks fractie zijn dan ook verheugd dat – dankzij een in de Tweede Kamer aangenomen amendement – het niet binnen de gestelde termijn voldoen van de verschuldigde griffierechten niet automatisch meer niet-ontvankelijkheid betekent, maar dat de rechter de ruimte heeft om naar bevind van zaken te handelen. Deze leden hebben voorts met instemming kennisgenomen van de mededeling – die de Eerste Kamer op 27 november 2012 middels een afschrift van de brief van de minister-president aan de Tweede Kamer2 bereikte – dat het kabinet Rutte II (eindelijk) heeft besloten het wetsvoorstel dat voorziet in een substantiële griffierechtverhoging, in te trekken. Zij hebben ten aanzien van voorliggend wetsvoorstel nog een vraag.
In art. 237 lid 5 Rv. wordt de mogelijkheid geopend dat de rechter in bepaalde gevallen de burger tegemoet komt bij de proceskostenveroordeling, de zogenoemde hardheidsclausule. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de rechter hiertoe kan besluiten als hij van oordeel is dat veroordeling tot betaling van het hogere griffierecht, gelet op de proceshouding van de in het gelijk gestelde partij, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. De matiging door de rechter zal er echter wel altijd toe leiden dat de partij die in de proceskosten wordt veroordeeld in ieder geval wél griffierechten betaalt, zij het tot een lager bedrag dan wanneer de rechter geen matiging zou hebben toegepast. In haar brief van 17 oktober 20125 geeft de regering als voorbeeld van een mogelijke reden tot matiging het enkel procederen ter verkrijging van een executoriale titel bij voorbaat, voor het geval een schuldenaar, die overigens tijdig aan zijn betalingsverplichtingen voldoet, in de toekomst wellicht niet aan zijn betalingsverplichtingen zal voldoen. Heeft de regering overwogen om in een dergelijk geval, namelijk het procederen ter verkrijging van een executoriale titel bij voorbaat, wanneer uit de processtukken blijkt dat het slechts daarom te doen is en de schuldenaar dan ook geen verweer voert of hoeft te voeren, de rechter de mogelijkheid te bieden om de door de gedaagde partij verschuldigde griffierechten te reduceren tot nul? Zo nee, waarom niet?
Het wetsvoorstel kent een hardheidsclausule die in artikel 237, lid 5, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is neergelegd. Deze hardheidsclausule biedt de rechter de bevoegdheid om de proceskostenveroordeling te matigen indien hij van oordeel is dat veroordeling tot betaling van het hogere griffierecht, gelet op de proceshouding van de in het gelijk gestelde partij, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. De bevoegdheid is geformuleerd als een «kan-bepaling». Dat betekent dat de rechter behoorlijke toepassingsvrijheid heeft. De leden van de D66-fractie vragen de regering of de rechter deze bevoegdheid ambtshalve kan toepassen of na daartoe door belanghebbende gevoerd verweer. De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie sluiten zich bij deze vraag aan.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat in burgerlijke zaken het niet onaanzienlijke risico speelt van een proceskostenveroordeling. Dat mag voor burgers echter geen belemmering vormen om conflicten met rechtspersonen aan de rechter voor te leggen. Dit wetsvoorstel is er mede op verzoek van de Kamer gekomen. Bij de Kamer leefden grote zorgen over de onredelijk hoge proceskostenveroordeling voor burgers die in het ongelijk worden gesteld in conflicten met rechtspersonen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af of de thans gekozen oplossing, waarbij de rechter de proceskosten kán matigen, de meest wenselijke is. De mogelijkheid dat een natuurlijk persoon wordt geconfronteerd met een torenhoge proceskostenveroordeling blijft hiermee immers in stand en een burger zou – ter vermijding van dit risico – kunnen besluiten om een procedure te vermijden, ook al denkt hij gelijk te hebben. De toegang tot de rechter is dan alsnog in het geding. Waarom is niet gekozen voor een wettelijke, automatische matiging van door natuurlijke personen te betalen proceskosten waar het gaat om het griffierecht van rechtspersonen? Dat zou voor rechtspersonen, denk aan telecombedrijven, zorgverzekeraars en andere frequente procederenden, bovendien een prikkel kunnen zijn om conflicten met hun cliënten buiten de rechter om op te lossen. Graag een reactie van de regering.
Achterhalen verschuldigde griffierecht
De verplichting om in het exploot van de dagvaarding ook de hoogte van het door gedaagde bij verschijning in de procedure verschuldigde griffiegeld aan te zeggen, vervalt (art. 111 lid 2, sub k Rechtsvordering (Rv.)). In plaats daarvan volstaat een verwijzing naar de meest recente tabel griffierechten behorend bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz). De leden van de VVD-fractie zijn het met de regering eens dat de gedaagde, althans zijn advocaat, door raadpleging van de tabel op snelle en eenvoudige wijze kan achterhalen welk griffierecht hij verschuldigd is, inclusief de verlaagde tarieven. Wanneer echter een gedaagde in kort geding zich niet laat bijstaan door een advocaat, hetgeen tot de mogelijkheden behoort, is de tabel dan voldoende toegankelijk? Anders gezegd, is de regering voornemens een toelichting te geven op de tabel ten behoeve van diegenen die zich niet door een advocaat laten bijstaan?
Vrijstelling griffierecht
De leden van de SP-fractie hebben de uitwerking van toezegging T01226, namelijk dat een vrijstelling van griffierecht voor het voeren van verweer tegen kinderbeschermingsmaatregelen zou worden gerealiseerd, niet aangetroffen in onderhavig wetsvoorstel. De toezegging staat geregistreerd als openstaand. Het zou derhalve voor de hand hebben gelegen deze gestand te doen middels dit wetsvoorstel. Nu dit niet is gebeurd, vragen deze leden hoe en wanneer de uitwerking van deze toezegging dan wel zal worden gerealiseerd. De vraag daarbij is om te regelen dat niet alleen ouders, maar ook belanghebbenden vrij gesteld worden van griffierecht voor het voeren van verweer tegen verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming of Bureau Jeugdzorg. Dit sluit niet alleen beter aan bij de systematiek van Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering maar regelt tevens dat pleegouders verweer kunnen voeren tegen het voornemen het pleegkind, met wie inmiddels family-life is ontstaan, bij hen weg te halen. Zulks mede met het oog op toekomstige wetgeving, zoals de op korte termijn verwachte inwerkingtreding van het wetsvoorstel herziening kinderbeschermingsmaatregelen (33 061), waarin de beslissing tot terugplaatsing of overplaatsing van een pleegkind aan de rechter is voorbehouden. Wanneer Bureau Jeugdzorg aldus een verzoekschrift bij de rechtbank indient tot beëindiging van een plaatsing in een bepaald pleeggezin, moet dit pleeggezin daartegen verweer kunnen voeren zonder dat het griffierecht een hoge drempel opwerpt. Daarnaast willen de leden van de SP-fractie graag weten waarom de toenmalige minister het voornemen uitsprak dit te regelen bij lagere regelgeving6. De toenmalige collega van de CDA-fractie maakte daar destijds al een opmerking over. Waarom alle vrijstellingen regelen in art. 4 van de Wgbz en de vrijstelling inzake kinderbeschermingsmaatregelen in lagere wetgeving? Wordt het dan een AMvB? Hoe wordt dit in het geval van een regeling in lagere wetgeving, aan de griffies van de rechtbanken en de balie duidelijk gemaakt? Graag een reactie van de regering.
Bijzondere bijstand voor griffierecht hoger beroep en cassatie
De leden van de SP-fractie hebben ook een vraag over toezegging T01230. De toenmalige minister zei toen toe dat onvermogenden de mogelijkheid hebben om bijzondere rechtsbijstand te ontvangen voor het griffierecht bij hoger beroep en cassatie. Deze leden vragen de regering of nog steeds in die mogelijkheid is voorzien.
De leden van de SP-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik om te vragen of de regering voornemens is voortvarend met de afschaffing van de dagvaardingsprocedure – voorzien in het regeerakkoord7 – aan de slag te gaan.
De Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) heeft bij brief van 16 juni 20118 een aantal opmerkingen gemaakt, waarvan de regering in het wetsvoorstel uitsluitend de opmerkingen gericht op artikel 4 Wgbz heeft overgenomen. De NVvR heeft echter ook opgemerkt dat wanneer bij de mondelinge behandeling van een verzoekschrift mondeling verweer wordt gevoerd (al dan niet met pleitnota), de rechter daarop let, maar dat wanneer in dezelfde zaak een verweerschrift wordt ingediend, het antwoord op de vraag of de rechter op dat verweerschrift acht mag slaan ervan afhankelijk is of het verschuldigde griffierecht op tijd is betaald. De regering heeft hierover in de memorie van toelichting niets geschreven. De leden van de D66-fractie vragen waarom dit door de NVvR gesignaleerde verschil niet heeft geleid tot aanpassing in het wetsvoorstel.
Ook op de door de NVvR gesignaleerde onduidelijkheid of in de Wgbz verweer-, klaag- en beroepschriften op grond van de Wet Bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen zijn vrijgesteld van griffierecht9 heeft de regering niet gereageerd. Deze leden vernemen graag van de regering waarom zij deze opmerkingen niet heeft overgenomen.
De leden van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie zien de reactie van de regering – graag binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie, Broekers-Knol
De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie, Van Dooren
Samenstelling:
Holdijk (SGP), Broekers-Knol (VVD) (voorzitter), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Engels (D66), Franken (CDA), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA) (vice-voorzitter), Duthler (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Quik-Schuijt (SP), Strik (GL), K.G. de Vries (PvdA), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Lokin-Sassen (CDA), Scholten (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Beuving (PvdA), Koole (PvdA), Schrijver (PvdA), Reynaers (PVV), Popken (PVV), Frijters-Klijnen (PVV), Swagerman (VVD)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33108-C.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.