33 037 Mestbeleid

Nr. 495 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 mei 2023

In september 2018 is de versterkte handhavingsstrategie mest (hierna: VHS Mest) vastgesteld (Kamerstuk 33 037, nr. 311). Met deze brief informeer ik u over de voortgang en de voortzetting van de VHS Mest voor de komende jaren. Daarnaast schets ik in deze brief kort de voortgang rondom het toezicht en handhaving op de bufferstroken regelgeving, zoals door de leden De Groot en Bromet is gevraagd in het Commissiedebat Landbouw- en Visserijraad van 24 mei jl.

Met de VHS Mest zet ik in op een verbetering van de naleving van de mestregels. Op veel vlakken kan en moet de naleving van mestregelgeving nog worden verbeterd. Ik ben mij ervan bewust dat de komende jaren de mestmarkt mogelijk verder onder druk komt te staan. De mestplaatsingsruimte voor dierlijke mest neemt richting 2026 geleidelijk af als gevolg van de afbouw van de derogatie, de aanwijzing van de nutriënt verontreinigde gebieden en de invoering van de bufferstroken. De kosten voor mestafzet zullen hierdoor mogelijk stijgen en dit kan de prikkel tot niet naleven van de mestregels vergroten. Daarom vind ik het belangrijk om stevig te blijven inzetten op vereenvoudiging van regelgeving en adequaat toezicht en handhaving van de mestwetgeving.

Het Nederlandse mestbeleid is gericht op bescherming en verbetering van de waterkwaliteit zoals is aangegeven in de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water (KRW). De VHS Mest is in september 2018 vastgesteld op verzoek van de Europese Commissie, als voorwaarde in de derogatiebeschikking 2018–2019 en is erop gericht om de naleving van de regelgeving bij de aanwending, het transport en de verwerking van mest te verbeteren en fraude met mest tegen te gaan. Met de VHS Mest is de handhaving risicogericht ingezet in drie gebieden waar de kans op niet naleving van de mestregels het grootst is – de Peel, Gelderse Vallei en Twente. En op de meest risicovolle schakels in de mestketen – intermediairs en covergisters. Elk jaar rapporteer ik de Kamer over de voortgang van het Nederlands Mestbeleid met daarin de ook voortgang van de VHS Mest. De laatste rapportage over 2021 dateert van 7 juli 2022 (Kamerstuk 33 037, nr. 445). Deze zomer volgt de rapportage over 2022.

In de huidige derogatiebeschikking (2022–2025)1 is de verplichting opgenomen de VHS Mest voort te zetten. Dit betreft de voortzetting van het risicogericht handhaven, de invoering van het realtime Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen (rVDM) (per 1 januari 2023 gerealiseerd) en de voortzetting van het gebiedsgericht handhaven in de huidige risicogebieden met een uitbreiding naar nieuwe gebieden waar de risico’s op mestfraude groot zijn. Daarnaast is in het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33 037, nr. 431) een herziening van de VHS Mest aangekondigd met als doel om deze nog meer risicogericht te maken, zodat de grootste risico’s voor niet-naleving en voor het milieu in het mestdomein worden aangepakt.

Naast de inzet via de VHS Mest heeft ook de sector nadrukkelijk haar verantwoordelijkheid genomen in het verbeteren van de naleving van mestregelgeving. Ik vind dit ook echt wezenlijk. Hiervoor is een cultuurverandering in delen van de sector nodig, waarbij naleving van de mestregelgeving de standaard gaat zijn voor de gehele sector. Private certificering van – een deel van – de mestketen kan hierbij helpen. De sector heeft in haar plan van aanpak «Samen werken in een eerlijke keten» (2017) beschreven hoe de sector haar eigen verantwoordelijkheid wil nemen en vorm wil geven. De sector heeft hiervoor onder andere een vrijwillig certificeringsschema (KeurMest) ontwikkeld. De sector ziet digitalisering van de mestketen, in aansluiting op het realtime Vervoersbewijs Dierlijke Mest (hierna: rVDM), als belangrijk onderdeel van de borging van het certificeringssysteem. In vervolg hierop heb ik in mijn brief van 2 december 2022 (Kamerstuk 33 037, nr. 481) melding gemaakt van mijn voornemen om in de Meststoffenwet een wettelijke grondslag op te nemen om onder voorwaarden rechtsgevolgen te kunnen verbinden met deelname aan private certificeringssystemen. De voorbereidingen daarvoor zijn op dit moment gaande.

Risicogericht handhaven

De afgelopen jaren is veel werk verzet in het kader van de VHS Mest. De focus lag daarbij vooral op de intensivering van de samenwerking in de handhaving in de gebieden met de grootste fraudedruk en inzet op de meest risicovolle schakels in de keten. De komende jaren zal de inzet vooral gericht zijn op het bevorderen van de naleving van de mestregelgeving. Hierbij blijft het uitgangspunt gelden om via een risicogerichte benadering, via programmatisch handhaven, de bewuste en onbewuste niet-naleving van de mestregels snel op te sporen, gecoördineerd te handhaven en overtreders met de juiste middelen aan te sporen de regels na te leven. Daarbij vind ik het belangrijk de meest passende interventie toe te passen die de naleving het beste borgt. Soms kan dit door waarschuwend op te treden, maatregelen op te leggen die sancties opleveren bij hernieuwde overtredingen zoals een last onder dwangsom (LOD), bestuurlijke boetes, strafrechtelijke vervolging of zelfs het uitsluiten van bedrijven om bepaalde handelingen volgens de Meststoffenwet te mogen doen. Preventie door een goede voorlichting en uitleg van de regels vanuit de overheid dient hierbij als een goede basis en dit wil ik dan ook voortzetten de komende jaren.

De versterkte handhaving op de risicovolle schakels zoals intermediairs en covergisters wordt voortgezet en uitgebreid met de varkensbedrijven, omdat bij deze groep de fraudeprikkel aanwezig is vanwege de hoge kosten voor mestafvoer. Het project «Intermediairs», gestart in 2019, is geëvalueerd en wordt voortgezet. Dit project betreft een samenwerking tussen NVWA-Divisie Inspectie/Expertise, NVWA-IOD, RVO en OM, waarbij gericht controles worden uitgevoerd bij intermediairs die extra aandacht vragen. Het doel van dit project is om door intensieve controles de intermediairs er meer toe te bewegen de regels na te leven. Daarnaast wordt verkend hoe het toezicht en handhaving beter kan worden ingericht ten aanzien van de verwerking van dierlijke mest, waar de milieurisico’s mogelijk groter zijn en wordt bezien of en welke aanvullende verantwoordingseisen hierbij passen.

Intermediairs vervullen een bijzondere positie binnen de Meststoffenwet en zij zijn verplicht hun onderneming hiervoor te registreren. Ik ben voornemens om die registratie nog meer te verbinden aan een goede naleving van de mestregels. Bedrijven die structureel de regels blijven overtreden kunnen dan geschorst worden voor uitvoering van hun activiteiten die binnen de reikwijdte van de Meststoffenwet vallen. Bij bedrijven die covergisiting toepassen wordt door toezichthouders regelmatig een verschil geconstateerd op de fosfaatbalans, er wordt meer fosfaat aangevoerd dan afgevoerd. Als oorzaak wordt hier vaak gewezen op een bezinklaag, met een hoog gehalte aan fosfaat, die onderin covergisters ontstaat. Ik wil hiervoor een onderzoek naar bezinklagen in covergisters uitzetten, zodat ik hier bij toezicht en handhaving correct op kan inspelen.

Vanuit het streven naar meer effect en impact werken NVWA- Divisie Inspectie, NVWA-IOD samen in het Fraude Expertise Knooppunt (FEK) en staan daarbij in nauw overleg met het Openbare Ministerie. De NVWA-IOD en het Openbaar Ministerie zullen de komende jaren in hun reguliere inzet op fraude met name inzet plegen op het inwinnen van informatie en onderzoeken over nieuwe modus operandi en minder op reeds bekende fraudemethodes. Als gevolg van ontwikkelingen als het rVDM, maar ook intensief strafrechtelijk onderzoek in de afgelopen jaren, is het de verwachting dat fraude zich verlegt. Inwinning en strafrechtelijk onderzoek kunnen er aan bijdragen om deze nieuwe modus operandi bloot te leggen.

Realtime Vervoersbewijs Dierlijke Mest

Op 1 januari 2023 is het rVDM van start gegaan voor het vooraf melden van het vervoer van dierlijke mest binnen Nederland. Vanaf 1 juni 2023 wordt dit ook ingevoerd voor het melden van dierlijke mest bij import en export via het rVDM-systeem. De invoering van de digitale, «realtime» verantwoording van mesttransporten is een belangrijke maatregel uit de VHS Mest en betreft een procesverandering gericht op het voorkomen van overtredingen door het doelmatig inzetten van automatisering. Met rVDM leveren ondernemers vooraf alle transportgegevens digitaal en realtime aan en verbetert de kwaliteit van de gegevens. Dit draagt bij aan een open, transparante en eerlijke mestketen en een gelijk speelveld voor ondernemers. rVDM geeft meer inzicht in, en betere verantwoording van de meststromen doordat de gegevens al vooraf en tijdens het transport beschikbaar zijn voor toezicht en handhaving door de NVWA en RVO. Ook kunnen geautomatiseerde controles en signaleringen bij het melden van de gegevens rond mesttransporten worden uitgevoerd om vast te stellen of de juiste en actuele gegevens gemeld worden en hoeft er minder achteraf gecontroleerd te worden op administratieve onjuistheden. Hierdoor kan gerichter en realtime gecontroleerd worden op afwijkende transportbewegingen en onregelmatigheden. En kan de beschikbare handhavingscapaciteit zo efficiënt mogelijk worden ingezet waardoor de pakkans bij overtredingen wordt vergroot. Dit past bij mijn streven om meer in te zetten op het voorkomen van overtredingen en naleving te stimuleren.

Het systeem is een wezenlijke verandering van een werkwijze die 20 jaar is gebruikt. Vooral voor de intermediairs, maar ook voor landbouwers (leveranciers en afnemers van mest) verandert er veel. Zij worden nu actiever betrokken bij het transport, omdat ze het rVDM digitaal moeten bevestigen. De gegevens over een mesttransport worden daardoor betrouwbaarder. Om de betrokken vervoerders, leveranciers en afnemers bij de overstap naar het rVDM-systeem zoveel mogelijk te begeleiden, is er in de afgelopen periode veel aandacht besteed aan voorlichting, zijn er instructiefilmpjes gemaakt en is informatie op de website van RVO geplaatst. De ondernemers kunnen met hun vragen terecht bij RVO.

De eerste ervaringen van NVWA en RVO sinds het operationeel worden van rVDM zijn positief. Het bedrijfsleven heeft de overgang naar het nieuwe rVDM-systeem en de nieuwe werkwijze snel opgepakt en is positief. Sinds 1 maart 2023 verlopen de uitgevoerde transporten bijna allemaal via rVDM. Zoals gemeld in mijn brief van 2 december 2022 (Kamerstuk 33 037, nr. 481) ben ik ondanks dat de nieuwe rVDM-regels vanaf 1 januari 2023 van toepassing zijn en een papieren VDM geen mogelijkheid meer geeft om mesttransporten te verantwoorden, tot 1 maart 2023 soepel omgegaan met de VDM’s die nog via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zijn binnengekomen. Tot en met 15 mei zijn ruim 348.000 nationale transporten gemeld in rVDM en nog 43.000 transporten gemeld met VDM. Daarnaast zijn nog 62.000 transporten gemeld in VDM over import en export. Op dit moment wordt meer dan 99% van de transporten al gemeld via rVDM. In mijn jaarlijkse rapportage over het Nederlands Mestbeleid (deze zomer) zal ik nadere informatie leveren over het gebruik van rVDM in het eerste halfjaar van 2023 en welke inzichten dit tot nu toe geeft. Het beeld is dat het melden van transporten in het algemeen goed door rVDM ondersteund wordt. Daar waar het nog niet goed loopt, zoek ik samen met sectorvertegenwoordigers en bedrijfsmanagementsystemen (BMS)-leveranciers snel naar werkbare oplossingen. In de afgelopen periode zijn er nog diverse verbeteringen doorgevoerd om het melden in rVDM klantvriendelijker te maken. Ook werk ik samen met betrokkenen aan enkele verbeterpunten in de wijze waarop de systemen van de overheid, de bedrijfsmanagementsystemen en de GR-apparatuur – gegevensregistratie op het transportmiddel van het tijdstip en de locatie van het laden en het lossen – met elkaar samenwerken.

Data gedreven informatiesysteem – Control Room

Gestoeld op de realtime data vanuit rVDM wordt door NVWA een data gedreven informatiesysteem ontwikkeld dat inzichten voor toezicht en handhaving kan verschaffen: de zgn. Control Room. Door het efficiënt ontsluiten van data, ook uit andere bronnen dan rVDM, ondersteunt de Control Room toezichthouders en handhavers van NVWA en RVO bij hun taken. Ik heb de afgelopen jaren, met volle inzet van de uitvoerende organisaties, veel inzet gepleegd om de Control Room als ondersteuning voor de handhavende taken van zowel NVWA en RVO vorm te geven. Door het inzetten van slimme datatechnologie en datawetenschap is het uiteindelijke doel, dat de Control Room op basis van herkenning van patronen gevallen van niet naleving voorspellend kan selecteren. De ontwikkeling van deze innovatieve methoden van controle versterkt de informatiepositie voor de handhaving om nog beter risicogericht te kunnen optreden.

De Control Room wordt de komende jaren (2023–2025) op basis van ontwikkelingen in de mestmarkt en trends in het mestvervoer (nieuwe modus operandi) verder ontwikkeld en uitgebreid. Zowel NVWA als RVO maken gebruik van de informatie uit de Control Room. In de toekomst is het denkbaar dat ook toezichthouders op andere domeinen gebruik kunnen maken van de gegevens uit de Control Room in het kader van toezicht en handhaving.

Op dit moment is de Control Room gereed voor monitoring van de meldingen van de transporten en het sturen op kwalitatief betere en tijdige aanlevering van transportgegevens. Hiervoor komt in een korte periode veel data rond het transport beschikbaar en wordt dit gestructureerd via de Control Room waardoor snel actie kan worden ondernomen om de transportgegevens compleet te krijgen. De NVWA, gericht op fysieke controles, en RVO, gericht op de administratieve taken, bepalen hierbij onderling waar de eerste inzet op moet worden gepleegd, zodat er op de juiste wijze gebruik wordt gemaakt van het rVDM. Het gaat hierbij om signalen voor het tijdig, volledig en juist melden van de transporten via het rVDM. De signalen worden gebruikt om de betrokkenen bij een transport van dierlijke mest te stimuleren op een juiste manier gebruik te laten maken van rVDM. Vanaf de zomer zal de Control Room verder worden ontwikkeld om data-analyses te maken die leiden tot inspectiesuggesties. Hierdoor kunnen sneller dan voorheen administratieve controles door RVO worden uitgevoerd en kan de NVWA overgaan tot de uitvoering van fysieke inspecties.

Overige ontwikkelingen

Naast de verdere ontwikkeling van het datagedreven werken via de Control Room verken ik een aantal andere mogelijkheden om het toezicht en handhaving te verbeteren. Bij het vervoer van dierlijke mest is het verplicht om tijdens het vervoer laad- en losmeldingen automatisch vast te leggen en door te geven aan de overheid. Het gaat dan om de datum, het tijdstip en de locatie van het laden en het lossen. Daarvoor is sinds 2006 voorgeschreven dat apparatuur – GR/GPS en automatische bemonstering – op de transportmiddelen moet zijn aangebracht om in het geval van drijfmest automatisch te bemonsteren en bij het laden en lossen, voor zowel drijfmest als vaste mest, een gps-signaal te verzenden naar de overheid. Deze technieken zijn niet altijd state-of-art en er zijn signalen over storingsgevoeligheid van de apparatuur. Ik bereid daarom een onderzoek voor om te verkennen of er nieuwe en betere technieken op de markt zijn voor de borging van mesttransporten. Daarnaast is er ook meer behoefte om een routevolgsysteem voor de mesttransporten te hanteren ten behoeve van een efficiëntere en effectievere controle waar de handhavende instantie direct realtime toegang toe heeft.

Pilot NIRS

De afgelopen jaren heb ik onderzocht of de ontwikkeling van de Near Infrared Spectroscopy (NIRs) door de overheid ingezet kan worden voor de verantwoording van nutriënten en de analyse van de waterkwaliteit. De onderzoeken geven echter op dit moment nog niet de gewenste resultaten. De spreiding in de met NIRS verkregen waarden in de gehalten van Stikstof en Fosfaat is nog te groot om deze op dit moment voor de verantwoording van nutriënten te kunnen gebruiken. Ik blijf de toepassingsmogelijkheden op de voet volgen.

Gebiedsgerichte handhaving

Bij gebiedsgerichte handhaving (hierna: GGH) wordt door diverse toezichthoudende organisaties op een risicogerichte manier samengewerkt in de analyse en de controles. Dit levert naast het opsporen van niet naleving, inzichten in het gezamenlijk handhaven. Er wordt in de gebieden samengewerkt tussen de NVWA, RVO, Openbaar Ministerie (OM), Politie, de Omgevingsdiensten (OD’s), Waterschappen en Provincies. Ik ga deze samenwerking de komende jaren voortzetten en intensiveren, op basis van hernieuwde afspraken met alle partijen, om die bedrijven op te sporen waar de naleving niet op orde is. Tot nu toe gaat het hierbij om de samenwerking in de drie gebieden de Peel, Gelderse Vallei en Twente, zoals vastgesteld in de VHS Mest in 2018 (Kamerstuk 33 037, nr. 311).

Er is sinds 2018 ingezet op GGH, waarbij vooral in het gebied de Peel ervaring is opgedaan in kennisdeling en informatiedeling. Zo wordt er aan kennisdeling tussen de verschillende toezichthouders gedaan, worden er gezamenlijk opleidingen gehouden, zijn er diverse communicatieproducten opgeleverd in de regio, worden gezamenlijke analyses en controles uitgevoerd, zijn er samenwerkingsafspraken gemaakt en worden resultaten gerapporteerd via de jaarlijkse rapportage Nederlands Mestbeleid. Daarnaast hebben de nieuwe netwerken, die tussen toezichthouders zijn ontstaan, een bredere doorwerking dan alleen GGH. Ook op andere gezamenlijke onderwerpen ontstaan vragen waarbij toezichthouders elkaar meer en meer weten te vinden en elkaar kunnen versterken.

Om de samenwerking verder te intensiveren is in overleg met alle betrokken toezichthouders en met de bestuurders in het gebied de Peel, begin 2023 besloten om op basis van een aangescherpte opzet een nieuwe fase in te gaan. In deze nieuwe fase wordt de kennis en ervaring van de voorliggende fase meegenomen. Daarnaast zijn er gezamenlijk speerpunten benoemd, die in de nieuwe fase worden opgepakt om de samenwerking te verbeteren. Enkele belangrijke speerpunten zijn informatie-uitwisseling tussen toezichthoudende partijen, het verder investeren in kennisontwikkeling bij de toezichthouders, een (bredere) inzet van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob) en het identificeren en adresseren van knelpunten in wet- en regelgeving. Door het benoemen van de speerpunten worden de belemmeringen in de samenwerking zichtbaar en kunnen deze worden besproken op het juiste niveau. Ook ga ik een digitale samenwerkingsruimte per regio opzetten waar toezichthouders elkaar makkelijk weten te vinden en ervaringen en informatie kunnen delen of vragen kunnen stellen. Voor informatie-uitwisseling en investering in kennisontwikkeling zal ook worden aangesloten bij de aanbevelingen en de uitvoering daarvan zoals aangegeven in de Kamerbrief van mijn collega van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat over de versterking van het vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) stelsel (Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 311). Een onderdeel hiervan is ook de wettelijke verankering van het instrument «Inspectieview». Dit is een systeem voor toezichthouders dat informeert en signaleert. (Rijks)inspectiediensten, omgevingsdiensten en andere organisaties binnen handhaving en toezicht kunnen met Inspectieview hun werk gerichter uitvoeren. Hierbij zal ook de beleidsmatige samenwerking worden voortgezet tussen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De inzet hierbij is dat binnen de VHS Mest de instrumenten worden betrokken die voortkomen uit de vernieuwde VTH en als zodanig toegepast kunnen worden in de samenwerking.

Voor de gebieden Twente en Gelderse Vallei wordt er samengewerkt bij het selecteren van inspectielocaties en het uitvoeren van inspecties, maar is er nog niet ingezet op kennisdeling en gezamenlijke communicatie. Met de positieve inzet van omgevingsdiensten uit de Gelderse Vallei en Twente ga ik samen met de NVWA en RVO onderzoeken hoe ook daar de verdere samenwerking vorm kan krijgen. De eerste verkennende gesprekken heb ik daar inmiddels gevoerd. Daarnaast ga ik mij inzetten op uitbreiding van GGH naar nieuwe risicogebieden. Ik ga me daarbij richten op die gebieden waar de grond- en waterkwaliteit niet voldoet aan de normen en de kans op niet naleving van de mestregels het grootst is. Zodra inzichtelijk is om welke gebieden het gaat, zal ik uw Kamer hierover nader informeren. Ik verwacht dat dit eind 2023 zal kunnen plaatsvinden.

Bij GGH wordt veel op regionale gerichte (maatwerk) communicatie ingezet. Elke regio kent namelijk zijn eigen uitdagingen en vergt daarom een specifieke aanpak. Door intensivering van de samenwerking in overige gebieden en door de uitbreiding de komende jaren naar andere risico gebieden, zal hier een meer generieke aanpak volgen. Deze kan landelijk en eenvoudig in andere gebieden worden ingezet naar gelang er behoefte is aan maatwerk communicatie. Zo kunnen regio’s met een eigen herkenbaar en een naar eigen inzicht geschikt communicatiemiddel, onderwerpen onder de aandacht brengen bij de toezichthouders die in die regio van belang zijn, maar die generiek van opzet zijn.

Toezicht en handhaving derogatiebeschikking

De derogatiebeschikking is voor 2022 en 2023 geïmplementeerd in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (Stcrt. 2022, nr. 30615 respectievelijke Stcrt. 2023, nr. 6072). Conform de voorwaarden uit de derogatiebeschikking worden door de NVWA derogatiecontroles uitgevoerd bij de derogatiebedrijven. Bij deze controles wordt nagegaan of de landbouwer voldoet aan de voorwaarden van de derogatievergunning (en daarmee de voorwaarden uit de beschikking). Jaarlijks wordt over de resultaten van deze controles gerapporteerd aan de Europese Commissie en de Tweede Kamer in de rapportage Nederlands mestbeleid.

Daarnaast is per 1 maart jl. de Uitvoeringsregeling bufferstroken in werking getreden. De afgelopen maanden heb ik veelvuldig overleg gevoerd met de uitvoerende organisaties die betrokken zijn bij het toezicht en handhaving van deze regels (RVO, NVWA en de waterbeheerders zoals waterschappen). De oppervlakte van bufferstroken zal bij alle agrariërs in mindering worden gebracht op de mestplaatsingsruimte. Voor het bepalen van de mestplaatsingsruimte is het daarbij nodig dat de gegevens die landbouwers aanleveren voor de Gecombineerde Opgave (GO) met betrekking tot aanpassing van de bufferstroken beschikbaar zijn. De openstelling van de GO is dit jaar verlengd tot en met 15 juni, waardoor de benodigde gegevens pas na die datum beschikbaar zijn.

Voor het toezicht en de handhaving op de bufferstroken is de feitelijke situatie in het veld leidend. Inmiddels is door de NVWA gestart met de uitvoering van de GLB controles, waarin de bufferstroken meegenomen worden. Daarnaast is door de NVWA gestart met de uitvoering van derogatiecontroles, waarin de bufferstroken eveneens meegenomen worden. Er wordt ondertussen door NVWA in overleg met de Waterschappen opgetreden tegen overtredingen waarvan onomstotelijk is vastgesteld dat een landbouwer zich niet aan de bufferstroken regels houdt. Indien bij de controles dit jaar voorts blijkt dat de feitelijke situatie in het veld bij een landbouwer niet overeenkomt met hetgeen door de landbouwer is gemeld in de GO, wordt hier eveneens tegen opgetreden. De oppervlakte bufferstroken gaat bij alle bedrijven van de mestplaatsingsruimte af. De bufferstroken controle wordt in 2023 standaard meegenomen in de reguliere GLB controles (470 in totaal) en derogatiecontroles (800 in totaal). Bij de eerste controles is in ieder geval een overtreding geconstateerd op mest uitrijden op de bufferstrook. Hier wordt op gehandhaafd via een korting op de GLB subsidie.

Tot slot

Vanuit de uitvoerende organisaties (RVO, NVWA, OM) en de sector wordt herhaaldelijk aangegeven dat de mestregelgeving complex is en moeilijk uitvoerbaar. Bovendien is er met het illegaal afvoeren van mest veel geld te verdienen, waardoor de (financiële) fraudeprikkel wordt vergroot. Ook ten behoeve van een betere handhaafbaarheid van het mestbeleid en het verminderen van de fraudedruk is vereenvoudiging nodig. Ik zet hierop in met de herziening van het mestbeleid (Kamerstukken 35 334 en 31 936, nr. 77), via de sporen grondgebondenheid voor de melkveehouderij en mestverwerkingsplicht voor intensieve sectoren (transparante en geborgde afvoer en hoogwaardige mestverwerking). Het toekomstig mestbeleid is onderwerp van gesprek in het kader van het Landbouwakkoord (Kamerstukken 30 252 en 35 334, nr. 77). Zoals gebruikelijk betrek ik de uitvoerende organisaties bij de uitwerking om daarbij de uitvoeringsaspecten zoveel mogelijk te adresseren en het nieuwe stelsel te vereenvoudigen en beter uitvoerbaar en handhaafbaar te maken.

De geschetste ontwikkelingen in deze brief hebben betrekking op de periode 2023 t/m 2025 en lopen vanaf dit jaar daarmee gelijk op met derogatieperiode 2022–2025 en het 7e AP. Ik zal uw Kamer jaarlijks blijven rapporteren over de voortang van het mestbeleid. Hierin informeer ik u ook over de voortgang van de VHS Mest (rVDM en GGH).

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

(Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022 tot verlening van een door Nederland gevraagde derogatie op grond van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEU 2022, L 277).

Naar boven