33 009 Innovatiebeleid

Nr. 14 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2016

Hierbij stuur ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de reactie op het advies Regionale hotspots van de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie (AWTI). Het advies is opgesteld naar aanleiding van een gezamenlijke adviesvraag van de Ministeries van Economische Zaken (EZ) en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).

Regionale hotspots zijn geografische clusters van bedrijven, kennisinstellingen en andere partners die een netwerk vormen en zich samen richten op innovatie. Brainport Eindhoven is een voorbeeld van een regionale hotspot die een groeiend regionaal netwerk van steden, bedrijvenclusters en onderzoekscampussen omvat.

De Raad adviseert de rijksoverheid hotspots van nationaal belang te identificeren en te steunen. Het gaat om clusters die van betekenis zijn voor de economie en de topsectoren, en die bijdragen aan het publieke belang of de internationale positie van Nederland. De Raad adviseert het Rijk deze clusters vanuit bestaande financieringsbronnen te steunen en verbindingen tussen hotspots te leggen.

Ik onderschrijf de analyse van de AWTI. Het advies geeft inzicht in de wijze waarop bedrijven, kennisinstellingen en overheden kunnen bijdragen aan de verdere ontwikkeling van regionale clusters. In het vervolg van deze brief geef ik mijn reactie op de opvattingen van de raad.

In de Wetenschapsvisie 2025: keuzes voor de toekomst (Kamerstuk 29 338 nr. 141) spelen regionale ecosystemen en met name de functie van kennisinstellingen daarbinnen een belangrijke rol. Het kabinet wil de Nederlandse wetenschap versterken door zich onder andere te richten op de regio als punt waar de verbindingen tussen wetenschap, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheden samenkomen. De regionale clusters spelen een belangrijke rol in de verbinding tussen bedrijfsleven en onderzoek.

Tal van voorbeelden laten zien dat Rijk en regio in goed partnerschap werken aan de versterking van regionale clusters. Het doel van deze samenwerking is het stimuleren van innovatie bij bedrijven en kennisinstellingen. Brainport Eindhoven, Bio Science Park Leiden, Kennispark Twente, Wageningen Campus (Food Valley) en het watercluster Wetsus in Leeuwarden zijn goede voorbeelden van deze samenwerking.

Ik hecht aan het stimuleren en ondersteunen van regionale clusters die van betekenis zijn voor de economie, de topsectoren, het publiek belang en de internationale positie van ons land. Extra Rijkssturing, door op voorhand regionale clusters van nationaal belang te identificeren, vind ik echter niet wenselijk.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Hoofdpunten uit het advies

De Raad signaleert in haar advies een grote diversiteit aan regionale hotspots1.

Om recht te doen aan deze grote diversiteit ontwikkelt zij een typologie, waarin drie typen onderscheiden worden:

  • creatieve stedelijke hotspots, waarin creativiteit en innovatie tot uiting komen in een economisch en cultureel divers en dynamisch stedelijk milieu;

  • engineering hotspots, bestaande vooral uit bedrijven in high tech aan de rand van of buiten de stad;

  • wetenschapsgedreven hotspots rondom een universiteit, onderzoeksinstituut of academisch ziekenhuis.

De Raad constateert dat deze hotspots zich in verschillende levensfasen kunnen bevinden: opkomst, groei en transitie. Overheden doen er goed aan rekening te houden met deze verschillen.

De Raad constateert dat overheden in het verleden een belangrijke rol hebben gespeeld in de opbouw van Nederlandse hotspots, daarbij overigens altijd bouwend op het zelforganiserend vermogen van de hotspot. Overheden faciliteren hotspots en zijn doorgaans geen initiator. De rijksoverheid heeft een voorwaardenscheppende en een coördinerende rol vanuit nationaal perspectief. Medeoverheden kunnen bijdragen aan goede randvoorwaarden voor regionale clusters, zullen toezicht willen houden (mede vanwege investeringen uit publieke middelen) en hebben vaak een direct participerende rol. De Raad doet in haar advies 2 aanbevelingen aan de rijksoverheid:

  • 1) Identificeer en steun hotspots van nationaal belang.

  • 2) Ondersteun medeoverheden bij het faciliteren van regionale hotspots.

Beleidsreactie

De AWTI heeft op constructieve wijze de betekenis van regionale clusters voor innovatie in Nederland in beeld gebracht en suggesties gedaan aan Rijk, provincies, gemeenten hoe deze hotspots tot verdere bloei te brengen. Het advies is rijk aan inzichten over de betekenis en de werking van regionale hotspots, die ook wel bekend staan als regionale ecosystemen en -clusters. Clusters in Nederland zijn in internationaal opzicht weliswaar relatief kleinschalig van karakter, maar tegelijkertijd van grote waarde voor de concurrentiekracht van ons land. De daar aanwezige fluïde netwerken, waar elkaar kennen en vertrouwen een belangrijke rol spelen, zijn van grote waarde voor onze economie. Regio’s en steden maken dan ook integraal onderdeel uit van het topsectorenbeleid en het onderwijs- en wetenschapsbeleid van het Rijk2.

Veranderde beleidscontext

De Raad constateert terecht dat de beleidscontext is veranderd. De betrokkenheid van de rijksoverheid in het regionaal economisch beleid is in de afgelopen jaren gedecentraliseerd. Provincies en gemeenten zijn primair verantwoordelijk geworden voor de regionale economie. Het Rijk voert generiek economisch beleid en doet algemene en gerichte investeringen in bijvoorbeeld fysieke en digitale infrastructuur. Ook steunt het Rijk via het onderwijs- en het wetenschapsbeleid de regionale ontwikkeling van kenniskracht – onderzoek en hoger opgeleiden. Een evaluatie van het ruimtelijk economisch beleid toont aan dat de decentralisatie geen afbreuk heeft gedaan aan de beleidsfocus op sterke gebiedsgerichte economische clusters3. Provincies en gemeenten maken zich samen sterk voor de ontwikkeling van deze clusters. Ook maken zij vanuit regionale visies en instrumenten werk van de verbinding met het nationale beleid.

Groeiend partnerschap Rijk-regio

Rijk en regio werken in een groeiend partnerschap aan de versterking van regionale clusters. Doel van deze samenwerking is het stimuleren van innovatie bij bedrijven en kennisinstellingen.

In de recente Kamerbrief over economische structuurversterking (Kamerstuk 29 697 nr.17)heeft het kabinet beschreven welke rol het Rijk in relatie tot de regio in dit partnerschap wil en kan spelen. Vanuit het Rijk zijn er drie beleidslijnen voor deze samenwerking:

  • Generiek beleid en topsectoren;

  • Regionale accenten en regionale instrumenten;

  • Ondersteuning van regionale initiatieven.

Het kabinet wijst hierbij geen specifieke regionale clusters aan, maar ondersteunt met (financiële) middelen en instrumenten kansrijke regionale initiatieven en samenwerkingsverbanden. Het uitgangspunt hierbij is dat het bestaande beleidsinstrumentarium de regionale dynamiek ondersteunt.

Zo levert de TKI-toeslag een financiële bijdrage aan samenwerking tussen kennisinstellingen en het innovatieve bedrijfsleven. Deze samenwerking vindt in belangrijke mate plaats binnen regionale clusters. Hetzelfde geldt voor de mkb Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) waarin samenwerking van innovatieve mkb’ers met elkaar en met kennisinstellingen wordt gestimuleerd.

Ook publiek-private samenwerkingsverbanden in het beroepsonderwijs, gericht op het verbeteren van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt zoals vormgegeven via Centra voor innovatief vakmanschap (mbo) en Centers of Expertise (hbo), dragen bij aan de versterking van regionale clusters. Het Ministerie van OCW investeert tevens in deze publiek-private samenwerking met het Regionaal investeringsfonds mbo. In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015–2020 staat het voornemen om de inzet van middelen voor profilering en zwaartepuntvorming voort te zetten. Het kabinet zet onder andere in op de regio als punt waar de verbindingen samenkomen tussen wetenschap, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheden. Besluitvorming daarover vindt plaats na evaluatie van de prestatieafspraken met de instellingen voor hoger onderwijs. Tot slot zijn er de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) die via hun participatie- en ontwikkelingsactiviteiten regionale clusters versterken.

Het Rijk stelt zich in het partnerschap actief en actiegericht op, maar zit niet op de stoel van de regionale bestuurder. Zo vervult het Rijk een faciliterende rol door het creëren en vergroten van financieringsmogelijkheden, het wegnemen van belemmeringen en regeldruk, het bij elkaar brengen van relevante partijen, te informeren en te adviseren. Voorbeelden hiervan zijn de financiële ondersteuning van € 5,9 mln. van de Automotive Campus bij Brainport Eindhoven, en een bijdrage van € 2,5 mln. voor Wetsus (WaterCampus Leeuwarden) om uit te kunnen groeien tot European centre of excellence for water technology. Binnen Food Valley werkt het Rijk onder andere aan het samenbrengen van de voedsel-, voedings en biobased research afdelingen van TNO en DLO in één food en biobased research organisatie in Wageningen. En in Amsterdam werken Rijk, regio, kennisinstellingen, start-ups, financiers en bedrijven intensief samen aan het initiatief StartupDelta. Met dit initiatief wil het kabinet een nieuwe generatie start-ups de kans geven in Nederland hun talent te ontwikkelen, te innoveren en banen te creëren. Startup Delta gaat de samenwerking aan met bestaande start-up hotspots zoals de High Tech Campus in Eindhoven en kennispark Twente.

Er worden verschillende instrumenten ingezet om deze samenwerking met de regio te versterken. De EFRO-programma’s en de Smart Specialisation Strategies van de vier landsdelige Operationele Programma’s voor EFRO 2014–2020 zijn hiervoor richtinggevend. Daarnaast wordt met de Agenda Stad gekeken naar maatregelen die de productiviteitsgroei van steden en stedelijke agglomeraties in partnerschap verder kan versterken. Wereldwijd bepalen steden in toenemende mate het verdienvermogen, het zijn hotspots van innovatie, ondernemerschap en dynamiek. De AWTI onderschrijft in haar advies het opkomend belang van deze stedelijke clusters. Ten slotte is er de samenwerkingsagenda Rijk-regio met een gezamenlijke aanpak in mkb-innovatieondersteuning. Over deze samenwerkingsagenda is op 8 juni jl. een voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer gestuurd.4

In haar beleid kiest het kabinet er niet voor om specifieke clusters te ondersteunen, maar wordt ingezet in op het scheppen van de juiste randvoorwaarden. Dit wordt gedaan met een combinatie van generiek beleid, de topsectorenaanpak en regionaal (en stedelijk) maatwerk. Hierbij wordt aandacht besteed aan de kansen die een specifiek type cluster biedt en voor de levensfase waarin deze zich bevindt. Dit partnerschap biedt het Rijk, regionale en lokale overheden, alsook het bedrijfsleven en de wetenschap, aanknopingspunten om ook in de toekomst de regionale clusters, met voldoende oog voor hun onderlinge verschillen, op passende wijze te kunnen faciliteren. Daarmee geeft het kabinet in de praktijk reeds uitvoering aan de wens van de AWTI om hotspots die van betekenis zijn voor de economie, de topsectoren, het publiek belang en de internationale positie van ons land te stimuleren en te ondersteunen. Zo kijkt het kabinet met de Nederlandse Investeringsinstelling (NLII) bijvoorbeeld naar de specifieke investeringswensen van een 8-tal prominente science parks. Ook de suggestie van de AWTI om regionale hotspots onderdeel te laten zijn van «Holland branding» past bij het beeld dat Nederland in deze campagne internationaal van zichzelf neerzet.

Meer verbinding wetenschap met regio

In de Wetenschapsvisie 2025: keuzes voor de toekomst spelen regionale ecosystemen en met name de functie van kennisinstellingen daarbinnen een belangrijke rol. Het kabinet wil de Nederlandse wetenschap versterken door onder andere in te zetten op de regio als punt waar de verbindingen samenkomen tussen wetenschap, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheden. De regionale hotspots spelen een grote rol in de verbinding tussen bedrijfsleven en onderzoek.

Op 27 november jl. is de Nationale Wetenschapsagenda gepresenteerd. Deze agenda5 kan een belangrijke stimulans zijn voor meer samenwerking in de regio en de verdere ontwikkeling van hotspots. En ook wordt financiering via NWO mede afhankelijk gesteld van investeringen door diverse deelnemende partijen: matching en cofinanciering stimuleren regionale samenwerking, waarbij voorstellen beter beoordeeld worden als er wordt samengewerkt met bedrijven en instituten voor toegepast en praktijkgericht onderzoek, bijvoorbeeld in regionale samenwerkingsverbanden.

Zowel ten aanzien van het onderzoeks- en wetenschapsbeleid als bij het hoger onderwijs is er sprake van samenwerking tussen Rijk, decentrale overheden en kennisinstellingen. Bijvoorbeeld ten aanzien van investeringen in onderzoeksinfrastructuur zijn er verbindingen tussen nationaal en regionaal beleid. In verschillende gevallen is door een provincie of door gemeenten al bijgedragen aan het aantrekken van grootschalige onderzoeksfaciliteiten of nieuwe instituten. Een goed voorbeeld is het Centrum voor nanolithografie ARC-NL (Advanced Research Center for Nanolithography) in het Amsterdam Science Park. Dit centrum is in november 2014 geopend en wordt gefinancierd door regionale, nationale en private partijen.

Een ander voorbeeld van de samenwerking tussen Rijk, decentrale overheden en kennisinstellingen is ook het doelmatigheidsbeleid voor het hoger onderwijs. Sinds 2014 bestaat de mogelijkheid regionale afspraken door de rijksoverheid te laten erkennen, zodat daarmee rekening wordt gehouden bij de beoordeling van initiatieven voor nieuw hoger onderwijsaanbod en er naast de nationale focus ruimte is voor regionale zwaartepuntvorming. Zo zijn er afspraken gemaakt tussen OCW en EZ en de Provincie Limburg over erkenning van de Regionale Kennisagenda Limburg. Hierdoor kan Maastricht University de masteropleidingen Systeembiologie en Biobased Materials gaan verzorgen en worden de activiteiten op de Chemelot Campus, één van de speerpunten in de Regionale Kennisagenda, verder uitgebouwd.

De AWTI laat tevens zien dat profilering door kennisinstellingen bij wetenschappelijke hotspots belangrijk is voor het aantrekken van bedrijven en talent en de internationale zichtbaarheid. De overheid stimuleert deze ontwikkeling. In 2012 zijn prestatieafspraken gemaakt met de instellingen over onder andere profilering van onderwijs en onderzoek en valorisatie. De Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek constateerde in 2014 dat alle hogescholen en universiteiten voortgang hebben geboekt bij de uitvoering van hun voornemens om profilering en zwaartepuntvorming te versterken.6 Een zichtbare uiting hiervan zijn de 17 in het kader van de prestatieafspraken bekostigde Centres of Expertise. Binnen dergelijke publiek-private samenwerkingsverbanden van hogescholen, bedrijven en soms universiteiten en andere instellingen, vinden onderwijs, praktijkgericht onderzoek en valorisatie van kennis in samenhang plaats. Met het Valorisatieprogramma wordt een infrastructuur ontwikkeld die samenwerken stimuleert tussen kennisinstellingen en partners in de regio. Hiermee worden hotspots ontwikkeld en versterkt en wordt economische en maatschappelijke meerwaarde gecreëerd. De AWTI concludeert dan ook dat de geldende beleidsafspraken over profilering en zwaartepuntvorming en het valorisatiebeleid deelname van kennisinstellingen in regionale clusters stimuleert.

Tot slot

Ik onderschrijf de analyse van de AWTI. Het advies levert een bijdrage aan de kennis over regionale clusters in Nederland. Het advies geeft ook inzicht in de wijze waarop bedrijven, kennisinstellingen en overheden kunnen bijdragen aan de verdere ontwikkeling hiervan.

Rijk en regio werken in partnerschap in regionale clusters. Uitgangspunt is dat het Rijk zich actief en actiegericht opstelt, maar niet op de stoel van de regionale partijen gaat zitten. Dit partnerschap biedt aanknopingspunten om ook in de toekomst deze hotspots op passende wijze te kunnen faciliteren. Daarmee geeft het kabinet in de praktijk reeds uitvoering aan de wens van de AWTI om regionale clusters die van betekenis zijn voor de nationale economie, de topsectoren, het publiek belang en de internationale positie van ons land te stimuleren en te ondersteunen.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Zie ook Kamerstuk 29 338 nr. 141

X Noot
3

Kamerstuk 29 697 nr. 17

X Noot
4

Kamerstuk 29 697 nr. 20

X Noot
6

Kamerstuk 31 288, nr. 411

Naar boven