31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 411 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 december 2014

Met deze brief informeer ik u mede namens de Minister en Staatssecretaris van Economische Zaken over de uitkomsten van de midtermreview prestatieafspraken hoger onderwijs. De Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek (hierna: reviewcommissie) heeft in het kader van de midtermreview de voortgang beoordeeld van alle hogescholen en universiteiten op de prestatieafspraken ten aanzien van profilering en zwaartepuntvorming. De reviewcommissie heeft haar adviezen aangeboden met bijgaande brief1. De individuele adviezen zijn te vinden op www.rcho.nl. Het doet mij genoegen dat de reviewcommissie constateert dat de hogescholen en universiteiten consequent en nadrukkelijk werken aan de implementatie van de afgesproken plannen.

Doel en werkwijze midtermreview

Bij de midtermreview staat de voortgang die alle individuele instellingen hebben geboekt bij het realiseren van hun plannen gericht op profilering en zwaartepuntvorming centraal. De reviewcommissie heeft voor alle instellingen beoordeeld of er in voldoende mate een start is gemaakt met de uitvoering van de eigen plannen van de instellingen op deze thema’s. Voor de hogescholen geldt dat de midtermreview zich ook richt op de voortgang van de Centres of Expertise die in het kader van de prestatieafspraken zijn bekostigd.

De reviewcommissie heeft zich voor deze beoordeling gebaseerd op verschillende bronnen:

  • de jaarverslagen over het jaar 2013 van de individuele instellingen;

  • de extra informatie die instellingen hebben geleverd om een beeld te schetsen van de voortgang tot de zomer van 2014;

  • de gesprekken die met instellingen hebben plaatsgevonden over de voortgang.

Het leveren van extra informatie en het toelichten van de voortgang in een gesprek met de reviewcommissie waren niet verplicht, maar een groot aantal instellingen heeft van deze mogelijkheden wel gebruik gemaakt.

Een voldoende beoordeling bij de midtermreview is voorwaarde voor het continueren van de middelen uit het selectieve budget (2%).

De midtermreview is niet gericht op een beoordeling van de voortgang op de verplichte indicatoren voor onderwijskwaliteit en studiesucces. Indien instellingen dit wensten, konden deze thema’s wel aan de orde komen in de gesprekken met de reviewcommissie die in het kader van de midtermreview zijn gevoerd. Of de instellingen hun ambities op de verplichte indicatoren hebben gerealiseerd is aan de orde bij de eindbeoordeling van de realisatie van de prestatieafspraken in 2016. Daarbij geldt dat eventuele financiële consequenties van onvoldoende presteren voor 1/3 verbonden zijn aan de indicatoren voor studiesucces en voor 2/3 aan de indicatoren gericht op andere kwaliteitsaspecten.

Resultaten

Ik ben verheugd met het beeld dat uit deze midtermreview oprijst. De reviewcommissie constateert dat alle hogescholen en universiteiten voortgang hebben geboekt bij de uitvoering van hun voornemens om profilering en zwaartepuntvorming te versterken. De reviewcommissie geeft bovendien aan dat in de meeste gesprekken door zowel universiteiten als hogescholen in positieve zin over de effecten van de prestatieafspraken werd gesproken. De prestatieafspraken lijken de instellingen te helpen bij het vormgeven van de instellingsstrategie en de interne discussie over profilering en onderwijskwaliteit. Aan een dergelijk effect hecht ik grote waarde.

De midtermreview geeft inzicht in de voortgang op profilering en zwaartepuntvorming en de voortgang van de Centres of Expertise. Op basis van de gesprekken die de reviewcommissie met de instellingen heeft gevoerd is ook een beeld ontstaan over de ervaringen van instellingen bij het realiseren van hun doelstellingen op onderwijskwaliteit en studiesucces.

Profilering en zwaartepuntvorming

Alle hogescholen en universiteiten hebben voortgang geboekt bij de uitvoering van hun voornemens om profilering en zwaartepuntvorming te versterken. Alle instellingen hebben dan ook in het kader van de midtermreview een positief advies gekregen van de reviewcommissie. De Minister van EZ en ik hebben deze adviezen overgenomen. Dit betekent dat alle instellingen de aan hen toegekende bedragen uit het selectieve budget in 2015 en 2016 behouden. Over de voortgang van de Centres of Expertise en de continuering van de middelen die voor dit doeleinde uit het selectieve budget zijn toegekend, heeft de reviewcommissie aparte adviezen uitgebracht. Deze beoordeling komt onder het kopje Centres of Expertise aan bod.

Bij profilering en zwaartepuntvorming gaat het volgens het beoordelingskader om differentiatie van het onderwijs, herordening van het opleidingenaanbod en zwaartepuntvorming in het onderzoek via onder meer aandacht voor topsectoren en maatschappelijke uitdagingen.

De reviewcommissie constateert dat zowel universiteiten als hogescholen uitvoering geven aan de plannen die men in de prestatieafspraken heeft aangekondigd ten aanzien van differentiatie van het onderwijs. Universiteiten richten zich daarbij met name op excellentietrajecten en verbreding van bacheloropleidingen. Bij de hogescholen zijn veel initiatieven voor nieuwe hbo-masteropleidingen gerelateerd aan de profileringsthema’s van de hogeschool van de grond gekomen. Ook is er aandacht voor 3-jarige trajecten voor vwo’ers, excellentietrajecten en Associate-degreeprogramma’s. Veel hogescholen werken samen met ROC’s om de doorstroom van het mbo naar het hbo goed te laten verlopen. Ik ben blij met deze ontwikkeling.

De reviewcommissie constateert ook dat zowel bij universiteiten als hogescholen de profileringsthema’s die op instellingsniveau zijn gekozen in toenemende mate leidend zijn voor de inrichting en herordening van het onderzoeks- en onderwijsaanbod. Daartoe wordt gewerkt aan clustering, samenwerking of afbouw. Ook ziet de commissie dat instellingen bij het aanbrengen van focus en massa hun interne sterktes en keuzes afstemmen op externe kansen. Universiteiten richten zich daarbij vooral op nationale en internationale agenda’s/prioriteiten. Hogescholen zijn meer regionaal gericht.

Centres of Expertise

Over de vraag of de 17 in het kader van de prestatieafspraken toegekende Centres of Expertise voldoende voortgang hebben geboekt, heeft de reviewcommissie aparte adviezen uitgebracht. De reviewcommissie heeft beoordeeld of de Centres of Expertise voldoende voortgang hebben geboekt ten aanzien van het einddoel: inhoudelijke zwaartepuntvorming rond onderwijs en onderzoek en een duurzame publiek-private samenwerking. De betrokken instellingen moesten laten zien dat er een solide basis is gelegd die voldoende vertrouwen biedt voor een duurzame financiële en inhoudelijk zelfstandige publiek-private (of publiek-publieke) samenwerking in 2016 en verder. Ook hier geldt dat een voldoende beoordeling voorwaarde is voor het continueren van de middelen uit het selectieve budget die bestemd zijn voor de ontwikkeling van het Centre of Expertise.

De reviewcommissie heeft de voortgang van op één na alle Centres of Expertise als voldoende beoordeeld. De reviewcommissie concludeert dat de ontwikkeling van de centres in het algemeen goed op koers ligt. Het bedrijfsleven heeft – samen met de hogescholen – nadrukkelijk zijn verantwoordelijkheid genomen en zich gecommitteerd aan de verdere ontwikkeling van de centres.

Eén van de centres voldoet volgens de reviewcommissie niet aan de beoordelingscriteria. Dit betreft het Centre of Expertise Persoonlijk Meesterschap dat zich richt op bezielde professionaliteit in het onderwijs en de jeugdzorg. Het centre heeft weliswaar voortgang geboekt ten opzichte van de beoordeling in 2013, maar deze is onvoldoende voor een positief advies. Op grond van het advies van de reviewcommissie en na een gesprek met een vertegenwoordiging van het centre heb ik besloten de middelen die waren toegekend voor dit Centre of Expertise in 2015 en 2016 niet uit te keren. Het thema waarop het centre zich richt – persoonlijk meesterschap (bezielde professionaliteit) – is echter een belangrijk thema, ook in het kader van de lerarenagenda. In dat licht heb ik met betrokkenen de mogelijkheid besproken van het maken van een ander plan ter realisering van deze inhoudelijke doelstellingen. Hierover spreek ik in een later stadium met betrokkenen verder.

Op verzoek van de Minister van EZ heeft de reviewcommissie ook advies uitgebracht over de businessplannen van een aantal Centres of Expertise in het groene domein die later zijn toegekend. Deze adviezen zijn niet uitgebracht in het kader van de midtermreview van de prestatieafspraken. Omdat deze centres later van start zijn gegaan, vindt voor deze centres vanaf volgend jaar een midtermreview plaats. De reviewcommissie constateert dat in het eerste jaar van functioneren de gekozen constructie waarin alle HAO-instellingen participeren in elk centre in het groene domein nog onvoldoende heeft geleid tot zwaartepuntvorming en specialisatie. De reviewcommissie heeft de Minister van EZ verder geadviseerd het plan voor een Centre of Expertise Natuur en Leefomgeving nader uit te laten werken en in de loop van volgend (voor)jaar nogmaals te laten indienen.

De commissie geeft aan dat het concept Centre of Expertise aan de verwachtingen voldoet. Gezien de grote inzet van alle betrokkenen, het commitment van de partners, en de goede resultaten tot nu toe, kan volgens de reviewcommissie gesteld worden dat de centres voorzien in een behoefte. Daarbij constateert de commissie dat in de afgelopen jaren het accent is gelegd op topsectoren. De succesvolle gang van zaken vraagt om een bredere toepassing van het concept, waarbij meer ruimte is voor de ontwikkeling van centres rond maatschappelijke thema’s.

Ik ondersteun dit pleidooi van harte en wil onderzoeken op welke wijze ondersteuning kan worden geboden aan enkele extra centres in publieke sectoren.

Onderwijskwaliteit en studiesucces

De midtermreview is niet gericht op een beoordeling van de voortgang op de verplichte indicatoren voor onderwijskwaliteit en studiesucces. Indien instellingen dit wensten, konden deze thema’s wel aan de orde komen in de gesprekken met de reviewcommissie. Veel instellingen hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt waardoor de reviewcommissie een aantal trends heeft kunnen waarnemen. Zo verwacht de reviewcommissie bij de universiteiten in het algemeen een positief resultaat in 2016. De meeste universiteiten hebben substantiële voortgang geboekt bij het realiseren van hun ambities. In sommige gevallen zijn de ambities zelfs al gerealiseerd. Uit de gesprekken met de hogescholen komt deels een ander beeld naar voren. Bij een deel van de hogescholen is met name ten aanzien van studiesucces slechts weinig voortgang geboekt of is er zelfs sprake van verslechtering van de situatie ten opzichte van de nulmeting. De reviewcommissie wijst daarbij terecht op het bijzondere karakter van de uitdaging waar de hogescholen voor staan. Hogescholen werken hard aan het verhogen van het eindniveau van de bachelor. Dit betekent ook hogere eisen aan studenten. Onder deze condities is het verhogen van het rendement een lastige opgave. De Vereniging Hogescholen spreekt in dit verband over het trilemma waarvoor de hogescholen staan: de opgave om het eindniveau van de bachelor te verhogen en meer studenten naar dat eindniveau te leiden (meer rendement), terwijl tegelijkertijd de kwaliteit van de instroom van studenten nog onvoldoende is. Ik ben blij te horen dat hogescholen, geconfronteerd met dit spanningsveld, prioriteit geven aan verhoging van het niveau. Verschillende hogescholen hebben in de richting van de reviewcommissie aangegeven dat de kwaliteit voorop staat, ook als dat betekent dat de rendementsdoelen niet gehaald zullen worden. Dit is in lijn met het gezamenlijke uitgangspunt uit de Hoofdlijnenakkoorden dat het rendement niet ten koste mag gaan van de kwaliteit en het hoge eindniveau van de opleidingen.

De reviewcommissie merkt terecht op dat het hier voorlopige resultaten betreft. Het is dus nog te vroeg om conclusies te trekken. Wel is het zaak inzicht te verwerven in mogelijke onderliggende oorzaken van de verschillende waarneembare trends.

Een aantal instellingen heeft gewezen op het risico dat kwantitatieve indicatoren een doel op zich worden en het uiteindelijke doel: de kwaliteit van onderwijs en onderzoek, uit het oog wordt verloren. De kwaliteit behoort inderdaad voorop te staan. In mijn brief van 18 februari jl. (Kamerstuk 31 288, nr. 379) wees ik er al op dat de prestatieafspraken een middel zijn om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. De prestatieafspraken zijn geen doel op zich. Het gaat erom een kwaliteitscultuur te stimuleren, een cultuur waarin kwaliteit van onderwijs en onderzoek wordt bevorderd.

Ik wil er in dit verband wel nog eens op wijzen dat er bij de prestatieafspraken in samenspraak met de instellingen gezocht is naar een evenwichtige set indicatoren die slechts voor een deel bestaat uit indicatoren gericht op studiesucces en voor een groter deel op indicatoren gericht op onderwijskwaliteit. Indien de ambities gericht op studiesucces bij de eindbeoordeling niet behaald zijn, kan een instelling maximaal 1/3 van de middelen die aan deze instelling in het kader van de voorwaardelijke financiering zijn toegekend (5%) in de jaren na 2016 kwijtraken. Voor de ambities gericht op onderwijskwaliteit betreft dit aandeel maximaal 2/3 van de voorwaardelijke financiering. Instellingen waren bij het opstellen van hun ambities in de gelegenheid om rekening te houden met het spanningsveld dat in sommige situaties bestaat tussen de verschillende indicatoren.

Tot slot

De bevindingen uit de midtermreview neemt de reviewcommissie mee in haar stelselrapportage 2014 die ik begin 2015 verwacht. Ook de jaarrapportages van de VSNU en de Vereniging Hogescholen die binnenkort verschijnen en het onderzoek van ISO/LSVb naar de prestatieafspraken, worden hierbij betrokken. Ik heb de reviewcommissie tevens om een apart advies gevraagd over eventuele veranderde juridische en/of financiële randvoorwaarden die het realiseren van de ambities bemoeilijken. Ook dit advies verwacht ik begin 2015. Na ontvangst van de stelselrapportage en bespreking van het advies over de veranderde randvoorwaarden met de VSNU en Vereniging Hogescholen zal ik u uitgebreider informeren over de voortgang van de prestatieafspraken hoger onderwijs. Ik zal u dan ook informeren over de conclusies die ik verbind aan de inventarisatie van de gevolgen van de gewijzigde randvoorwaarden. Graag spreek ik dan verder met u over de prestatieafspraken hoger onderwijs.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven