33 000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2012

Nr. 58 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2011

In antwoord op uw brief van 23 november 2011 deel ik u mee dat de schriftelijke vragen van het lid Arib (PvdA) van uw Kamer over het verbieden van een rechtspersoon die zich bezighoudt met pedoseksualiteit en waarvan een bestuurder schuldig is aan kinderporno (ingezonden 23 november 2011) worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief (Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nr. 730).

In aanvulling hierop en in vervolg op mijn brieven van 5 september 2011 (Kamerstuk 32 500 VI, nr. 121) en van 22 november 2011( Kamerstuk 33 000 VI, nr. 57) over de strafbaarheid van en de mogelijkheid om de vereniging Martijn te verbieden, informeer ik u als volgt.

De voorzitter van het College van procureurs-generaal heeft mij hedenochtend medegedeeld dat het Openbaar Ministerie een verzoek tot verbodenverklaring en ontbinding ex artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek zal indienen bij de rechtbank. Met instemming heb ik hiervan kennis genomen. Ik wacht de uitspraak van de rechter af.

Uiteraard volgt het Openbaar Ministerie de vereniging Martijn voortdurend zeer kritisch. Het Openbaar Ministerie zal, zodra er zich concrete feiten en omstandigheden voordoen die een verdenking van strafbare feiten opleveren, daadwerkelijk optreden.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven