32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid

33 043 Groene economische groei in Nederland (Green Deal)

Nr. 49 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 oktober 2017

Hierbij bied ik u het rapport aan van CE Delft over de inzet van bioplastics in een circulaire economie, «Biobased Plastics in a Circular Economy» 1. Ik geef in deze brief de belangrijkste conclusies weer uit het rapport. Daar dit rapport relevant is voor het opstellen van de transitieagenda’s circulaire economie die momenteel in ontwikkeling zijn als uitwerking van het Grondstoffenakkoord, maak ik tevens gebruik van de gelegenheid om u een update te geven van het proces van totstandkoming van de transitieagenda’s.

Bioplastics in een circulaire economie

In het Rijksbrede programma «Nederland Circulair in 2050»2 is aangekondigd dat in 2017 een kabinetsvisie wordt opgesteld met betrekking tot de inzet van biobased kunststoffen. In de motie van het lid Van Gerven3 wordt gevraagd om bioafbreekbare plastics te stimuleren.

In dit rapport wordt alle huidige kennis over en ervaring met bioplastics samengebracht en gepresenteerd. Het rapport is in het Engels opgesteld, omdat dit rapport tevens kan dienen als input voor de EU Plastics Strategie van de Europese Commissie die naar verwachting eind 2017 wordt gepubliceerd.

Onder de term «bioplastics» wordt verstaan: alle kunststoffen die gemaakt zijn van grondstoffen van biologische oorsprong, in tegenstelling tot die kunststoffen die gemaakt zijn van grondstoffen van fossiele oorsprong (fossiele olie). De meeste van deze bioplastics zijn niet biologisch afbreekbaar en qua chemische structuur vergelijkbaar met fossiele plastics.

Conclusies en aanbevelingen uit het rapport

In het rapport is gekeken onder welke voorwaarden bioplastics passen in een circulaire economie en worden beleidsaanbevelingen gedaan.

In het rapport is gekeken naar de volgende aspecten:

  • 1. kunnen bioplastics bijdragen aan het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen?

  • 2. kunnen bioplastics bijdragen aan het verlagen van de vraag naar (fossiele) grondstoffen?

  • 3. wanneer is gebruik van bioafbreekbare plastics te verkiezen boven gebruik van niet-afbreekbare bioplastics?

  • 4. kunnen bioplastics bijdragen aan het verminderen van zwerfvuil en aan het minimaliseren van risico’s gerelateerd aan de plastic soep?

  • 5. hoe beïnvloeden bioplastics de afvalverwerkingsroutes en welke problemen en mogelijkheden doen zich daar dan voor?

De belangrijkste conclusie uit het rapport is dat bioplastics goed passen in een circulaire economie: ze kunnen bijdragen aan minder uitstoot van CO2 en aan het verlagen van de vraag naar (fossiele) grondstoffen. Er kunnen echter ook nadelen zijn aan het gebruik ervan indien de brede toepassing leidt tot een onverantwoorde druk op het voedsel- en ecosysteem. Om dit te voorkomen, dienen voorwaarden te worden gesteld aan de productie en toepassing van bioplastics. Eén van de beleidsaanbevelingen in het rapport van CE Delft is om duurzaamheidscriteria te ontwikkelen. De grondstoffen moeten voldoen aan heldere duurzaamheidcriteria waardoor bioplastics altijd een betere ecologische voetafdruk hebben dan fossiele kunststoffen.

Binnen de Green Deal Groencertificaten hebben overheid en de chemische en kunststoffenindustrie de afgelopen jaren al een duurzaamheidskader opgesteld inclusief duurzaamheidscriteria. Het belang van deze duurzaamheidscriteria is derhalve door de industrie onderkend.

Een andere belangrijke conclusie is dat bij het gebruik van bioafbreekbare bioplastics goed moet worden gekeken of deze een toegevoegde waarde hebben. Volgens het onderzoek van CE Delft is compostering van bioafbreekbare plastics niet gelijkwaardig aan verbranden en vergisten met energieterugwinning. Compostering van bioafbreekbare plastics levert in feite enkel CO2en water op, geen compost en geen energie. Verbranden en vergisten van composteerbare plastics scoort hoger dan composteren. In het rapport van CE Delft over bioplastics wordt aanbevolen om bioafbreekbare bioplastics alleen te bevorderen als deze zogenaamde «co-benefits» hebben vanuit de functie van bioafbreekbaarheid die zij hebben. Bijvoorbeeld als hiermee GFT meer en beter ingezameld wordt en gezamenlijk met de bioafbreekbare zak wordt vergist en/of gecomposteerd. Of als het risico op emissies naar het milieu door toepassing van plastics dusdanig hoog is, dat dan beter bioafbreekbaar materiaal kan worden toegepast (bijvoorbeeld in de landbouw).

Wat betreft zwerfafval geeft CE Delft aan dat in theorie bioafbreekbare plastics zouden kunnen bijdragen aan het terugdringen van de vervuiling van bodem en water door plastics omdat bioafbreekbare plastics relatief snel afbreken tot CO2 en water. Dat geldt alleen onder de omstandigheid dat deze in een industriële composteerinstallatie – onder hogere temperatuur – worden verwerkt. Bioafbreekbare plastics bieden dus geen directe oplossing voor het zwerfvuil op land en in het water. Het is echter niet uitgesloten dat bioafbreekbare plastics in de toekomst voor sommige toepassingen gaan bijdragen aan het verminderen van de emissies van plastics naar de bodem en naar het water. Voorwaarde is wel dat deze plastics snel afbreken tot CO2 en water, ook in het (koude) mariene milieu. Dit is met de huidige technologische kennis en kunde niet mogelijk. Het tegengaan van zwerfvuil en plastics in de oceanen vergt daarom generiek beleid dat voor alle kunststoffen geldt, namelijk dat voorkomen moet worden dat welke kunststof dan ook in het (mariene) milieu terechtkomt.

Op de markt van kunststoffen is de laatste jaren nog een aparte categorie afbreekbare kunststoffen verschenen: zogenaamde «oxo-degradeerbare plastics». Dit zijn fossiele plastics die – door toevoeging van zetmeelverbindingen – afbreken tot microplastics en daarmee problemen kunnen veroorzaken in de recycling, maar ook in het milieu. CE Delft geeft aan dat deze plastics niet biologisch afbreken in het milieu, ze niet (mechanisch) gerecycled kunnen worden, en dus noch een bijdrage leveren aan de circulaire economie noch aan een gezond milieu.

CE Delft concludeert dat de afvalhiërarchie leidend zou moeten zijn. Kunststofproducten worden zodanig ontworpen dat zo min mogelijk materiaal nodig is (dematerialisatie), de producten dienen na gebruik geschikt te zijn voor hergebruik en na afdanking dienen zij zo hoogwaardig mogelijk gerecycled te worden. Verder wordt geconcludeerd dat het belangrijk is dat kunststofafval (ongeacht of dat fossiel of biobased is) zodanig wordt verwerkt dat recycling mogelijk is. Daarom is het goed om sorteer- en recyclingtechnologieën te ontwikkelen waarmee biobased kunststoffen goed uit te sorteren zijn dan wel apart gerecycled of vergist/gecomposteerd kunnen worden.

Planning afronding transitieagenda's circulaire economie

Zoals hierboven geschetst, zijn de conclusies uit het rapport van CE Delft over de inzet van bioplastics in een circulaire economie relevant voor het opstellen van de transitieagenda’s circulaire economie.

Eerder heb ik in mijn brief over de stand van zaken omtrent de uitvoering van het Grondstoffenakkoord4 gemeld dat het streven is de transitieagenda’s inclusief het daaraan gekoppelde monitoringssysteem in november 2017 aan uw Kamer aan te bieden. Op verzoek van de voorzitters van de transitieagenda’s zal het oplevermoment van de transitieagenda’s verschuiven naar januari 2018; het opstellen van de transitieagenda’s vraagt meer tijd. Dit geldt dan ook voor het bijbehorende monitoringssysteem.

Daarna zal het Kabinet, net als de overige partners, zijn bijdrage aan het realiseren van deze transitieagenda’s bepalen. De planning is om uw Kamer in de eerste helft van 2018 hierover nader te berichten. Dan zal ook inhoudelijk worden ingegaan op het rapport van CE Delft over bioplastics.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 33

X Noot
3

Kamerstuk 30 872, nr. 140

X Noot
4

Kamerstukken 32 852 en 33 043, nr. 48

Naar boven