32 851 Grensoverschrijdende samenwerking (GROS)

Nr. 77 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 september 2022

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 13 mei 2022 over inzet Regio's aan de grens (Kamerstuk 32 851, nr. 75).

De vragen en opmerkingen zijn op 3 juni 2022 aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 12 september 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Hagen

De adjunct-griffier van de commissie, Verhoev

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspesroon

De leden van de VVD-fractie lezen dat inwoners van de grensregio met Duitsland in 2021 geconfronteerd zijn met belemmeringen rondom Duitse testverplichtingen. Deze leden merken op dat het vorige kabinet gedurende twee maanden extra testvoorzieningen gecreëerd heeft voor mensen die in Nederland wonen en werken, fysiek onderwijs volgen of mantelzorg verlenen in Duitsland. Is de inzet van deze testvoorziening geëvalueerd en gewaardeerd? Liggen er draaiboeken klaar om dit in vergelijkbare situaties weer opnieuw aan te bieden?

In eerdere kamerbrieven bent u geïnformeerd over grenstesten (Kamerstuk 25 295, nr. 1175 en Kamerstuk 35 823, nr. 3). De inzet van deze testvoorzieningen is niet grootschalig geëvalueerd en gewaardeerd. Er liggen geen draaiboeken klaar om grenstesten in vergelijkbare situaties opnieuw aan te bieden. De afgesproken governance tussen Nederland en Duitsland zorgt ervoor dat problemen snel op tafel komen te liggen, waardoor tijdig naar een passende oplossing in crisistijd kan worden gezocht. De (grensoverschrijdende) overlegstructuur die destijds heeft gezorgd voor de noodzakelijke snelheid in besluitvorming en handelen is namelijk nog steeds intact. De Cross Border Task Force Corona (TF) is hier een voorbeeld van en komt nog wekelijks bijéén. De TF zorgt ervoor dat, wanneer noodzakelijk, de benodigde stappen worden gezet om eventuele negatieve grenseffecten als gevolg van verschillen in coronamaatregelen tussen Nederland en haar buurlanden te adresseren en waar mogelijk op te lossen. Uitgangspunt daarbij blijft dat ook in de grensregio’s de samenleving zoveel mogelijk open is, waarvoor open grenzen van cruciaal belang zijn, zoals ook is vastgelegd in de gezamenlijke corona-verklaring met Noordrijn-Westfalen.

Voor de langetermijnstrategie en -aanpak met betrekking tot COVID-19, inclusief de implicaties daarvan voor de regio’s aan de grens en de internationale en grensoverschrijdende samenwerking, verwijs ik u naar paragraaf 2.2 van de kamerbrief over de langetermijnstrategie COVID-19 van 1 april 2022 (Kamerstuk 25 295, nr. 1834) en paragraaf 3.4.2 van de kamerbrief met nadere uitwerking lange termijn aanpak COVID-19 van 13 juni 2022 (Kamerstuk 25 295, nr. 1883).

De leden van de VVD fractie zijn van mening dat de nadelige gevolgen van inkomstenbelasting en heffingen op sociale zekerheid voor grenswerkers structureel geregeld zou moeten worden. Wat is de huidige stand van zaken?

Tijdens de coronacrisis bestond het risico dat vanwege lockdowns en de verplichting (of het advies) om thuis te werken, grensarbeiders sociaal verzekerd zouden raken in hun woonstaat in plaats van hun werkstaat en dat er op fiscaal gebied onverwacht een verschuiving van het heffingsrecht zou optreden. Om dit te voorkomen is voor de sociale zekerheid in EU-verband afgesproken om de sociale zekerheidspositie van werknemers in grensoverschrijdende situaties vast te stellen aan de hand van hun werkpatroon voorafgaand aan de coronacrisis. Op fiscaal terrein zijn met Duitsland en België overeenkomsten gesloten over de behandeling van thuiswerkdagen onder de belastingverdragen met deze landen. Op basis van deze overeenkomsten mochten dagen waarop werd thuisgewerkt als gevolg van de coronamaatregelen voor de toepassing van de belastingverdragen met België en Duitsland worden behandeld als dagen gewerkt in het land waar onder normale omstandigheden zou zijn gewerkt.

Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 17 december 2021 van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst (Kamerstukken 26 834 en 25 883, nr. 54) en de Kamerbrief van 8 juli 2022 van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst (Kamerstukken 26 834 en 25 883, nr. 56) zijn de hierboven beschreven maatregelen specifiek genomen in het kader van de coronacrisis en is de toepassing van dit afwijkende beleid direct gekoppeld aan de beperkende coronamaatregelen. Zowel voor de fiscaliteit als de sociale zekerheid zijn deze op de coronacrisis gebaseerde maatregelen per 1 juli 2022 vervallen.

Het is echter duidelijk dat na de coronacrisis vaker hybride, dat wil zeggen gedeeltelijk op locatie en gedeeltelijk vanuit huis, gewerkt zal worden. Voor de sociale zekerheid is in EU-verband afgesproken dat thuiswerken het komende half jaar (dus tot 1 januari 2023) niet zal leiden tot een wijziging van het werkland naar woonland voor de vaststelling van de toepasselijke wetgeving.

Nederland heeft zich zowel op politiek als op ambtelijk niveau hard gemaakt om deze overgangsperiode te bewerkstelligen. Deze overgangsperiode geeft wat respijt om te werken aan een meer structurele oplossing. Hiervoor is wel de medewerking van buurlanden en/of andere EU-lidstaten nodig. In de voornoemde Kamerbrief van 8 juli 2022 wordt de inzet van Nederland voor het bereiken van een meer structurele oplossing geschetst.

Wat betreft de fiscaliteit is per 1 juli 2022 teruggekeerd naar de reguliere regels van de belastingverdragen. De belastingverdragen voorkomen ook na 1 juli dubbele belasting. Thuiswerkdagen leiden in beginsel wel tot een verschuiving van het heffingsrecht naar het woonland. Nederland verkent met de buurlanden de mogelijkheden voor een specifieke regeling in belastingverdragen gericht op het beter faciliteren van thuiswerken voor grensarbeiders.

Omdat de snelheid van mogelijke ontwikkelingen nog lastig in te schatten is, wordt de Kamer geïnformeerd over nieuwe ontwikkelingen wanneer zij zich voordoen. Voor de sociale zekerheid zal de Minister van SZW de Tweede Kamer nader informeren over hoe thuiswerken ook na 1 januari 2023 zo goed mogelijk gefaciliteerd kan worden.

De leden van de VVD-fractie lezen dat een bestuurlijke werkgroep voor de aanpak van grensbelemmeringen waardevolle aanbevelingen heeft gedaan voor het versterken van de samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen. Een belangrijke aanvulling van de bestuurlijke werkgroep was om de governance- structuur voor grensoverschrijdende samenwerking te versterken om bestaande belemmeringen effectief aan te kunnen pakken. Wat is hier de status van? Op welke manier wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang en de uitkomsten?

Uw Kamer heeft in december 2021 een nader advies van de bestuurlijke werkgroep over de versterking van de bestuurlijke organisatie ontvangen. Dit nadere advies bevat concrete adviezen voor het lokale, regionale en nationale openbaar bestuur in Nederland en Vlaanderen voor de aanpak van vraagstukken in onze grensregio’s. In overleg met de Vlaamse regering en de regionale overheden van Vlaanderen en Nederland wordt een reactie opgesteld die voortbouwt op de positieve kabinetsreactie van het vorige kabinet van april 2021. De planning is er op gericht dat uw Kamer eind dit jaar een reactie tegemoet kan zien.

De leden van de D66- fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van de Minister om tot een ontwikkelingsstrategie te komen voor extra kwetsbare regio’s. Kan de Minister een tijdspad geven wanneer zij deze gesprekken wenst uit te voeren en wanneer de Kamer geïnformeerd kan worden over de mogelijke ontwikkelingsstrategie?

In mijn brief van 13 mei is de inzet van dit kabinet voor regio’s aan de grens weergegeven (Kamerstuk 32 851, nr. 75). Zo werken we aan passend rijksbeleid, versterken we de integrale rijksinzet en de samenwerking met regio’s en buurlanden. Ik ben met verschillende regio’s aan de grens in gesprek over wat er nodig is om kansen te verzilveren en opgaven effectief aan te pakken. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot een propositie voor een Regio Deal, maar ook tot inzet van andere instrumenten. Daarnaast ben ik er van overtuigd dat de juiste kennis en tools essentieel zijn om als overheden te komen tot een effectieve uitvoering en aanpak van regionale en nationale opgaven. Hiertoe zal ik de onderlinge uitwisseling van kennis en vernieuwende aanpakken tussen regio’s aan de grens verder stimuleren en ondersteunen via het kennisspoor van het programma Regio’s aan de grens. Ik zal uw Kamer hier jaarlijks nader over informeren.

De leden van de D66- fractie vragen of de Minister wil onderzoeken – en de Kamer hierover wil informeren – in hoeverre het Rijk financiële middelen kan alloceren voor deze kwetsbare regio’s ten behoeve van het schrijven van een propositie voor een Regio Deal?

In de brief van 1 juli (Kamerstuk 29 697 nr. 109) heb ik aangegeven dat regio ’s die graag een Regio Deal willen sluiten en waar de slagkracht ontbreekt om tot een integraal voorstel te komen, een beroep kunnen doen op ondersteuning vanuit het Rijk. Zij kunnen daarvoor contact opnemen via de RVO-website of met BZK onder het nummer 070–4266277.

De leden van de D66- fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van de Minister om de governance en samenwerking te intensiveren. Deze leden vragen of de Minister kan toelichten wat de geleerde lessen zijn op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking tijdens de coronacrisis.

De coronaverklaring die is aangenomen tijdens de Grenslandconferentie in Enschede toont enkele voorbeelden van lessen die zijn geleerd op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking tijdens de coronacrisis.

In de verklaring is te lezen dat structurele en persoonlijke grensoverschrijdende contacten in tijden van crisis essentieel zijn en dat deze in de toekomst moeten worden geconsolideerd. Daarbij is geleerd dat concrete plannen voor de oprichting van crisisteams en andere instanties meestal alleen binnen nationale kaders bestaan. Er vindt samenwerking plaats tussen nationale en regionale crisiscentra en er zijn (inter)nationale bestuurlijke afspraken over samenwerking bij crises. Maar er is meer nodig in de grensregio bij grensoverschrijdende dreigingen. Enkele voorbeelden tijdens de pandemie in de vorm van persoonlijke contacten, de gestructureerde samenwerking van EMRIC (crisissamenwerking in Euregio Maas-Rijn) of de Cross-Border Taskforce Corona laten zien hoe grensoverschrijdende crisisbeheersing geoperationaliseerd kan worden. Het is belangrijk om bestaande afspraken verder te verfijnen zodat ze passen bij de praktijk in de grensregio en moeten bestaande structuren beter worden benut. Daarbij is het ook van belang om verder te kijken dan naar alleen de coronapandemie. De volgende grensoverschrijdende crisis zou namelijk van een heel andere aard kunnen zijn.

Tijdens de coronacrisis is eens te meer gebleken dat het openhouden van de grenzen van essentieel belang is voor de inwoners van de grensregio en voor de grensoverschrijdende samenwerking in deze gebieden. Door de grenzen open te houden werd noodzakelijk grensverkeer (waaronder goederentransport en grensarbeiders) niet gehinderd en konden essentiële processen en diensten in onze verweven samenlevingen en economieën doorgang vinden.

De leden van de D66- fractie hebben begrepen uit de reactie van de Minister (beantwoording van de motie van de leden Amhaouch en Palland (Kamerstuk 35 420, nr. 444)) dat met de relevante spelers wordt gekeken naar de geleerde lessen en mogelijkheden voor de langere termijn op het gebied van crisis- en informatiemanagement en communicatie waar de hele grensregio van kan profiteren. Zij vragen aan de Minister wanneer de Kamer hierover wordt geïnformeerd.

De geleerde lessen en mogelijkheden voor de langere termijn op het gebied van crisis- en informatiemanagement en communicatie worden meegenomen in de reguliere (verbeter)processen van de relevante betrokken spelers. Specifiek voor de samenwerking tussen Nederland en Noordrijn-Westfalen zijn deze geleerde lessen als concrete actiepunten opgenomen in de Grenslandagenda 2022.

Ik zal uw Kamer hierover informeren middels de reguliere kamerbrieven over het programma Regio’s aan de grens.

De Minister stelt dat de kansen die nabijheid van de buurlanden geeft vaak nog onbekend terrein zijn en pas aan de oppervlakte komen bij intensieve grensoverschrijdende samenwerking. De leden van de CDA- fractie vragen de Minister daarvan voorbeelden te noemen.

Voorbeelden van intensieve grensoverschrijdende samenwerking waarbij nabije kansen aan de oppervlakte komen, zijn de preventie en bestrijding van natuurbranden en de samenwerking tegen de uitbuiting van arbeidsmigranten.

Tussen de Veiligheidsregio Noord-Limburg, en de Kreise Kleve, Viersen en Heinsberg wordt samengewerkt voor de ontwikkeling van een geïntegreerd grensoverschrijdend concept voor de preventie en bestrijding van grensoverschrijdende natuurbranden.

Via een interministeriële werkgroep Nederland – Noordrijn-Westfalen wordt nauw samengewerkt om zo de uitbuiting van arbeidsmigranten tegen te gaan. Zij voeren onder andere gezamenlijke inspecties uit.

De leden van de CDA-fractie vragen welke ambitie de Minister heeft voor de samenwerking met Wallonië?

De Minister president heeft op 7 juni jl. in Den Haag gesproken met de Minister-President van Wallonië, Elio Di Rupo. Tijdens dat gesprek zijn Nederland en Wallonië een gezamenlijke routekaart voor de komende twee jaar overeengekomen. Met deze routekaart willen de Nederlandse en Waalse regeringen de samenwerking versterken op tal van terreinen, zoals gezamenlijk organiseren van handelsdagen, het instellen van een overlegstructuur ruimtelijke ordening en milieu, en een gezamenlijke evaluatie van overstromingen als gevolg van zware regenval van juli 2021. Het kabinet zal samen met de Waalse collega’s uitvoering geven aan deze gemaakte afspraken die congruent zijn met afspraken die op federaal niveau met België en met Vlaanderen worden gemaakt.

Daarnaast vindt grensoverschrijdende samenwerking, zoals in iedere grensregio, ook vooral plaats in en door de grensregio’s zelf. In de grensregio met Wallonië is sinds jaar en dag de Euregio Maas-Rijn actief. Daarin participeren onder andere de Nederlandse provincie Limburg en de Waalse provincie Luik voor de verschillende dossiers die hen aangaan. De samenwerkingsverbanden die elke grensregio heeft met de partners uit de buurlanden kunnen op steun rekenen van het kabinet, zoals neergelegd in de brief over de regio’s aan de grens (Kamerstuk 32 851, nr. 75). Een aantal Euregio-projecten is ook opgenomen in de routekaart.

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de Minister van plan is de onderlinge uitwisseling van kennis en vernieuwende aanpakken tussen regio’s aan de grens verder te stimuleren en te ondersteunen. Kan een expertisecentrum zoals geadviseerd door de Bestuurlijke werkgroep grensbelemmeringen (Donner-Berx) daarin een rol spelen?

Ja dat kan zeker behulpzaam zijn in de grote verscheidenheid, gedetailleerdheid en complexiteit van onderwerpen die bij steeds intensievere grensoverschrijdende samenwerking aan de orde komen. Dit is een belangrijk element in beide sporen van de bestuurlijke werkgroep grensbelemmeringen. Zowel in de studie naar grensoverschrijdende infrastructuur als in de door Donner-Berx voorgestelde aanpak van grensbelemmeringen. Het kabinet zal op de nadere adviezen van de bestuurlijke werkgroep een reactie geven eind 2022. Hiervoor zal ik met alle betrokken Vlaamse en Nederlandse bestuurders de adviezen van de bestuurlijke werkgroep bespreken.

De bestuurlijke werkgroep adviseert om kennis beter beschikbaar te stellen in combinatie met een professionele ondersteuning om (complexe) vraagstukken in de grensregio Nederland Vlaanderen oplossingsgericht te analyseren en agenderen. Vooruitlopend op de kabinetsreactie ben ik bezig om in kaart te brengen waar meer nodig is om de complexiteit van grensoverschrijdende projecten te kunnen ondersteunen met kennis en expertise. Onder meer om te bepalen hoe beschikbare ervaringsdeskundigen en (juridische en projectmatige) kennis breder gedeeld kan worden, heeft het Ministerie van BZK een seminar georganiseerd met betrokken overheden, projectorganisaties, experts en bestuurders uit zowel Vlaanderen, Nederland als de Benelux-Unie. De wens om die schaarse expertise beter in te zetten wordt breed gedeeld, o.a. om beschikbare Benelux-instrumenten en samenwerkingsmogelijkheden breder kenbaar te maken, maar ook om pragmatische oplossingen, bijvoorbeeld bij het uitvoeren van een grensoverschrijdende MER, in te kunnen zetten bij nieuwe projecten.

De leden van de CDA- fractie vragen waarom de Coronaverklaring «Een Europa zonder grenzen: ook in tijden van crisis», die op 30 september 2021 is vastgesteld door het Bestuurlijk Overleg voor de derde Grenslandconferentie wel is gepubliceerd op de website www.rijksoverheid.nl, maar niet aan de Kamer is toegestuurd?

Er is geen specifieke reden waarom de Coronaverklaring niet separaat is toegestuurd aan de Kamer. Overigens is deze wel meegezonden met de kamerbrief (Kamerstuk 25 295, nr. 1828) waarmee de motie van de leden Amhaouch en Palland wordt afgehandeld.

De leden van de CDA- fractie vragen zich af in hoeverre de aanbevelingen die gelden voor de samenwerking tussen Noordrijn-Westfalen en Nederland ook in de andere grensregio’s zijn toegepast?

Over de toepassing van de aanbevelingen uit de corona-verklaring in andere grensregio’s zijn geen gegevens bekend. Na publicatie van de Coronaverklaring is deze breed onder de aandacht gebracht bij nationale instanties die een belangrijke rol spelen inzake crisisbeheersing. Zo werd de verklaring gedeeld met de Cross Border Taskforce Corona. In deze Taskforce zijn naast Nederland ook de drie Duitse deelstaten langs de Nederlandse en Belgische grens en de Belgische gewestelijke en federale overheid vertegenwoordigd. Ook is de verklaring gedeeld en afgestemd met de verschillende Nederlandse en Noordrijn-Westfaalse ministeries en de Veiligheidsregio's. Internationaal werd de verklaring gedeeld met de Benelux-Unie en met het directoraat-generaal Regionaal beleid en stedelijke ontwikkeling (DG REGIO) van de Europese Commissie.

De leden van de CDA- fractie hebben kennisgenomen van het verslag van de Minister van de vierde Grenslandconferentie die op 31 maart 2022 heeft plaatsgevonden. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de opvolging van de aanbevelingen uit de gezamenlijke Coronaverklaring?

In september 2021 is, tijdens het Bestuurlijk Overleg voor de derde Grenslandconferentie, de Coronaverklaring «Een Europa zonder grenzen: ook in tijden van crisis» aangenomen. Het doel is om het normale, dagelijkse euregionale grensverkeer zoveel mogelijk in stand te houden. Tijdens de vierde Grenslandconferentie op 31 maart 2022 is onder meer aandacht besteed aan de stand van zaken van de opvolging van de aanbevelingen uit de gezamenlijke Coronaverklaring. Met relevante spelers in het veld is besproken wat de lessen zijn die zijn geleerd uit de Coronacrisis en wordt van daaruit gekeken naar mogelijkheden voor de langere termijn van crisis- en informatiemanagement en communicatie waar de hele grensregio van kan profiteren.

Ook in de brief over de lange termijn aanpak Covid-19 (Kamerstuk 25 295, nr. 1834) staat grensoverschrijdende samenwerking centraal. Verschillen tussen landen in de bestrijding van het virus zijn immers het meest tastbaar in de grensregio’s. Het belang van samenwerking en afstemming van de aanpak van het virus en intensief contact daarover geldt daarom des te meer met de buurlanden, in het bijzonder België en Duitsland. Hierdoor kunnen eventuele belemmeringen door (verschillende) coronamaatregelen geminimaliseerd worden voor diegenen die in grensregio’s leven, werken, of frequent naar onze buurlanden reizen voor bijvoorbeeld familiebezoek. De cross-border Taskforce Corona (met hierin naast Nederland ook de drie Duitse deelstaten langs de Nederlandse en Belgische grens en de Belgische gewestelijke en federale overheid vertegenwoordigd) en overleg in Benelux verband zijn daarbij in alle fases van toegevoegde waarde voor coördinatie met de buurlanden. Het is op de lange termijn tevens het uitgangspunt dat ook in de grensregio’s de samenleving zoveel mogelijk open is, waarvoor open grenzen van cruciaal belang zijn, zoals ook is vastgelegd in de gezamenlijke corona-verklaring met Noordrijn-Westfalen.

De Coronaverklaring is onderdeel geworden van de jaarlijkse Grenslandagenda tussen Nederland – Noordrijn-Westfalen. Op basis van de ervaringen met de gezamenlijke crisisbeheersing wordt gewerkt aan het verder verbeteren van het grensoverschrijdende crisismanagement.

Zijn er voorbeelden van toepassing van de grenseffectentoets, waarbij de regering ervoor gekozen heeft niet de regelgeving aan te passen, maar voor specifieke gevallen van de regelgeving af te wijken, in lijn met de aanbeveling van de Bestuurlijke werkgroep grensbelemmeringen (Donner-Berx)?

Er zijn van algemene regels afwijkende maatregelen genomen voor specifieke gevallen (i.c. grenswerkers) zodat thuiswerken er tijdens de coronacrisis niet toe heeft geleid dat het heffingsland verspringt.

De leden van de CDA- fractie herkennen het beeld dat de Staatssecretaris schetst: «Langs de grens liggen zeven provincies met meer dan honderd gemeenten waar bijna zes miljoen Nederlanders werken, ondernemen of studeren. Voor hen liggen ook allerlei kansen net óver de grens. Die kansen worden nu – als gevolg van diezelfde landsgrenzen – niet of onvoldoende benut.» Welke stappen zet de Minister om die kansen te pakken?

Dit kabinet zet in op sterke regio’s aan de grens door interbestuurlijk te werken aan de (gebieds)opgaven in deze regio’s én door het versterken van de grensoverschrijdende samenwerking met grensregio’s in onze buurlanden. We doen dit aan de hand van vier elkaar aanvullende sporen, zie hiervoor mijn brief aan uw kamer van 13 mei (Kamerstuk 32 851, nr. 75) met daarin de inzet van dit kabinet voor regio’s aan de grens. Volledigheidshalve benoem ik hier kort de vier sporen:

  • 1. Gebiedsgerichte inzet regio’s aan de grens.

  • 2. Passend rijksbeleid en versterken integrale rijksinzet.

  • 3. Doorontwikkelen governance en samenwerking.

  • 4. Actieve ondersteuning met kennis en innovatie

Om te bevorderen dat jongeren aan weerszijden van de grens kennismaken met elkaar en met elkaars taal en cultuur is in 2019 het programma «Onbegrensd» gestart. Daarmee stimuleerde het kabinet grensoverschrijdende evenementen op het gebied van sport en cultuur. De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre deze evenementen na opheffing van de coronamaatregelen zijn voortgezet?

Wonend in grensregio’s is het belangrijk om kennis te hebben van elkaars taal en cultuur. Dit komt ten goede van grensoverschrijdende samenwerking, brede welvaart en de leefbaarheid in grensregio’s. Middels de tijdelijke subsidieregeling «Onbegrensd» konden subsidies worden aangevraagd voor grensoverschrijdende jongerenevenementen gericht op sport en cultuur. De tijdelijke subsidieregeling liep van 2019 tot en met 2021. Daarmee is de subsidieregeling afgelopen, maar veel van de evenementen die eerder gebruik maakten van deze subsidieregeling, lopen door. Een voorbeeld hiervan is het Oud Limburgs Schuttersfeest, dat ook in juli 2022 heeft plaats gevonden.

De leden van de GroenLinks- fractie vernemen graag hoe de Minister de acties die door het vorige kabinet in werking zijn getreden gaat voortzetten? Het vorige kabinet had in haar programma voor grensoverschrijdende samenwerking doelen gesteld. Hoe staat het met die doelen en hoe gaat het nieuwe kabinet concreet invulling geven aan deze doelen?

In de brief van 6 april 2021 (Kamerstuk 32 851, nr. 71) heeft toenmalig Staatssecretaris Knops aangegeven welke doelstellingen het vorige kabinet heeft behaald ten aanzien van de grensoverschrijdende samenwerking. De doelstellingen van het programma voor grensoverschrijdende samenwerking waren:

  • 1) Het stimuleren en ondersteunen van grensoverschrijdende initiatieven.

  • 2) Het aanpakken van knelpunten en grensbelemmeringen en verbeteren van randvoorwaarden.

  • 3) Het optimaliseren en inhoudelijk prioriteren van governance.

  • 4) Het anticiperen op de EU en de Benelux.

In dit programma is het fundament gelegd voor onder andere de samenwerking met Noordrijn- Westfalen, Nedersaksen, Vlaanderen en Wallonië. Daarnaast heeft ook de toepassing van wet- en regelgeving voor de grensregio’s aandacht gekregen, en is het van belang om bij de voorbereiding van nieuw (generiek) beleid blijvend te kijken naar de werking ervan in de praktijk en in specifieke regio’s. Verder heeft de Bestuurlijke werkgroep Donner- Berx aanbevelingen voor grensbelemmeringen gedaan.

In het huidige programma Regio’s aan de grens wordt dan ook voortgebouwd op de resultaten van het programma Grensoverschrijdende samenwerking (en het Actieplan Bevolkingsdaling) en zetten we blijvend in op sterke regio´s aan de grens door interbestuurlijk te werken aan de (gebieds)opgaven in deze regio’s én door het versterken van de grensoverschrijdende samenwerking met grensregio’s in onze buurlanden. Bijvoorbeeld met de inzet van Regio Deals, maar bijvoorbeeld ook met de doorontwikkeling van de Grenslandagenda. In de brief Inzet Regio’s aan de Grens(Kamerstuk 32 851, nr. 75) bent u geïnformeerd over de inzet van dit kabinet voor de regio’s aan de grens.

Kan de Minister in een schematisch overzicht concreet aangeven welke lessen uit de eerdere fase van de pandemie getrokken zijn voor wat betreft de problemen die mensen in de grensregio’s hebben ervaren, en hoe deze lessen er in de toekomst voor gaan zorgen dat deze belemmeringen en problemen zoveel mogelijk worden voorkomen?

De coronaverklaring die is vastgesteld op de Grenslandconferentie op 31 september 2021 geeft een overzicht van de lessen die zijn getrokken uit de eerdere fase van de pandemie voor wat betreft de problemen die mensen in de grensregio’s hebben ervaren.

  • De grenzen openhouden:

    Grensregio's zijn gebieden met een eigen grensoverschrijdende identiteit, waarin samenleving en economie zijn verweven. Het sluiten van nationale grenzen doet geen recht aan de realiteit in de grensregio’s. In het geval van corona is overigens gebleken dat het grensverkeer dat doorgang kon vinden niet of nauwelijks effect lijkt te hebben gehad op de verspreiding van Covid-19 virus.1

  • Erkenning en oplossing van het dilemma waarmee grensregio's worden geconfronteerd:

    Grensregio’s hebben speciale mechanismen voor de crisisbestrijding nodig die niet alleen op de nationale voorschriften zijn afgestemd, maar ook op de specifieke omstandigheden in de grenssituatie.

  • Waarborgen van de noodzakelijke grensoverschrijdende uitwisseling op een permanente basis:

    Wederzijdse en tijdige informatieverstrekking over nieuwe voorschriften en maatregelen moet daarom plaatsvinden in de ontwikkelingsfase en niet pas bij de inwerkingtreding. De nadruk ligt hierbij op betere coördinatie, communicatie en informatie-uitwisseling tussen beide landen.

  • Voorkomen van regelgevingshindernissen:

    Volledige harmonisatie van crisismaatregelen lijkt noch mogelijk noch wenselijk. Voor situaties die in de grensregio echter leiden tot buitenproportionele negatieve gevolgen (bijvoorbeeld in het geval van beperken van kortdurend, dagelijks grensverkeer) verdient het evenwel aanbeveling om uniforme regels te vinden.

  • Betere afstemming en meer contact tussen de relevante betrokkenen in het grensgebied:

    Structurele en persoonlijke contacten zijn in tijden van crisis essentieel, en waar die aanwezig waren hebben die hun waarde bewezen. Afgezien van individuele projecten en de huidige crisis, verdient het aanbeveling deze contacten op langere termijn te consolideren, zowel betrouwbare basis voor eventuele toekomstige crises als voor grensoverschrijdende samenwerking in het algemeen.

  • Creëren van betrouwbare gegevens:

    Een nauwkeurig beeld van de grensoverschrijdende ontwikkeling van (gezondheids)gegevens is van fundamenteel belang, aangezien het één van de essentiële grondslagen voor de beleidsvorming is.

  • Opzetten van betrouwbare structuren voor crisisbeheersing:

    Concrete plannen voor de oprichting van crisisteams en andere instanties bestaan meestal alleen binnen nationale kaders. Er vindt samenwerking plaats tussen nationale en regionale crisiscentra en er zijn (inter)nationale bestuurlijke afspraken over samenwerking bij crises. Maar er is meer nodig in de grensregio bij grensoverschrijdende dreigingen.

  • Vergroten van de betrokkenheid bij de crisisbeheersing:

    Er moet gewaarborgd worden dat de informatie in geval van een crisis voor de mensen aan beide zijden van de grens toegankelijk is.

  • Een Europese uitwisseling van ervaringen:

    Juist in dit soort situaties zijn er ook talloze mogelijkheden voor grensoverschrijdende samenwerking. De uitwisseling van ervaringen (zoals goede praktijken maar ook obstakels voor een grensoverschrijdende samenwerking bij crises) kan voor alle grensregio’s in Europa een enorme hulp betekenen bij het zich beter voorbereiden op dergelijke situaties in de toekomst.

Bij toekomstige crisissituaties, al dan niet gerelateerd aan de coronapandemie, zouden bovenstaande lessen in ogenschouw genomen moeten worden door de betrokken nationale, regionale en lokale instanties aan weerszijde van de grens. Echter, het zo veel mogelijk succesvol voorkomen van belemmeringen en problemen in de grensregio in crisissituaties is afhankelijk van het gedrag én samenspel van de verschillende betrokken actoren.

Binnen het programma Regio’s aan de grens zijn bovenstaande lessen onderdeel van de inzet op de sporen Passend rijksbeleid en versterken integrale rijksinzet, Doorontwikkelen governance en samenwerking en Actieve ondersteuning met kennis en innovatie. Over deze inzet vindt u in de Kamerbrief over het programma Regio’s aan de Grens (Kamerstuk 32 851, nr. 75) meer informatie.

De laatste tijd zijn er (wellicht mede door corona) op een aantal grensoverschrijdende spoorlijnen problemen geweest. Zo vallen er regelmatig regionale treinen uit op de trajecten Hengelo-Bad Bentheim en op het traject Arnhem-Emmerich, en is er al een lange tijd een verstoring op het traject Groningen-Leer. Kan de Minister aangeven op welke wijze het kabinet (in samenwerking met de regionale overheden) eraan bijdraagt dat de problemen betreft grensoverschrijdend openbaar vervoer worden geadresseerd en zo spoedig mogelijk worden opgelost? Kan de Minister daarbij ook specifiek ingaan op hoe de inwoners en bezoekers van de grensregio’s die veel belang kunnen hebben bij deze lijnen adequaat worden geïnformeerd?

Het klopt dat er op de verschillende grensovergangen vanwege corona minder internationale treinen hebben gereden dan normaal. Dit is natuurlijk erg vervelend voor reizigers en ook voor de vervoerders.

Specifiek voor Hengelo en Bad Bentheim hangt de uitval samen met technische problemen met het internationaal-treinmaterieel en personeelstekort met name vanwege corona.

Tussen Arnhem en Emmerich hebben vorig jaar tijdelijk minder treinen gereden door de financiële tekorten bij vervoerder Albellio en de wijziging hierdoor in concessienemer naar VIAS. Inmiddels gaat dit goed. Daarnaast zijn er in Duitsland werkzaamheden aan het spoor, waardoor soms minder treinen rijden.

Voor de verbinding Groningen-Leer-Bremen wordt naast het Wunderline project, waarin gewerkt wordt aan een versnelling van 17 minuten tussen Groningen en Leer/Bremen, door Deutsche Bahn gewerkt aan het herstel van de Friesenbrücke.

De informatievoorziening bij verstoringen is de verantwoordelijkheid van de vervoerders. Mijn collega, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, stuurt via de hoofdrailnet-concessie op goede informatievoorziening. Hetzelfde doen de provincies of regio’s daar waar zij verantwoordelijk zijn voor het openbaar vervoer.

De leden van de Groenlinks- fractie hebben zorgen over de financiering van grensoverschrijdende treinen en bussen. Door corona is er financiële steun voor vervoerders. Grensoverschrijdend openbaar vervoer staat hierbij evenwel niet altijd goed op het netvlies. Ook kunnen door verschillen in beleid over de landsgrenzen problemen ontstaan met de financiering. Kan de Minister toezeggen dat ook deze openbaar vervoerlijnen de volle aandacht van het kabinet en de betrokken regio’s krijgen, zodat ook in de toekomst de grensregio’s goed met elkaar verbonden blijven per openbaar vervoer?

Tijdens de coronacrisis heeft het kabinet de OV-sector financieel ondersteund zodat de OV-sector een bijna volledige dienstregeling kon blijven rijden. Daarbij was het voor grensoverschrijdende verbindingen mogelijk om voor het traject binnen Nederland een beroep te kunnen doen op deze coronasteun voor vervoerders.

Ondanks het feit dat alle coronamaatregelen zijn opgeheven, zijn er in de OV-sector zorgen over het aantal reizigers in 2023. Gezien deze onzekerheid heeft de Staatssecretaris van IenW besloten een eenmalig transitievangnet voor 2023 in te stellen. Met dit vangnet kan zekerheid worden geboden aan de reizigers voor voldoende, veilig en betrouwbaar OV in 2023. Dit geldt ook voor het Nederlandse deel van grensoverschrijdende verbindingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen de regering de coördinerende functie ten aanzien van grensoverschrijdende samenwerking invulling geeft. Heeft de Minister hierin nog extra bevoegdheden nodig om tot daadkrachtig en effectief beleid te komen dat in dienst staat van de inwoners van de grensregio’s?

Een op elkaar afgestemde inzet vanuit het kabinet in de regio’s aan de grens is van belang. Ik zie het als mijn taak om regio’s en departementen bij elkaar te brengen waar dat gevraagd wordt en nodig is. Vanuit het kabinet zal ik collega-bewindspersonen daar waar nodig vragen concrete opgaven en knelpunten op te pakken of juist kansen te benutten. Hierbij gaat het o.a. om het versterken van leefbaarheid en voorzieningen, economie en vestigingsklimaat, landschap en natuur, (grensoverschrijdende) veiligheid, arbeidsmarkt, onderwijs, wonen, mobiliteit en energie. Daarbovenop werkt het kabinet aan versterking van de (Europese) interne markt door het wegnemen van belemmeringen en door het verbeteren van de toepassing van huidige interne-marktregels. Dit vraagt sterke bestuurlijke en ambtelijke interdepartementale afstemming en samenwerking.

De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat de brief de inzet op hoofdlijnen schetst. Deze leden vragen de Minister aan te geven welke concrete doelen zij de komende vier jaar wil behalen, en waar de Kamer de Minister ook op kan controleren en aan kan houden. Op welke wijze zal de rapportage aan de Kamer vormkrijgen? Wanneer zal het actieprogramma naar de Kamer komen?

In de Kamerbrief inzet Regio’s aan de Grens (Kamerstuk 32 851, nr. 75) ligt ik de doelen van het programma toe. Daar benoem ik dat het programma in deze coalitieperiode in elk geval moet leiden tot:

  • 1) Investeringen in Regio’s aan de grens via nieuw af te sluiten Regio Deals.

  • 2) De uitvoering van de grensoverschrijdende samenwerkingsagenda’s met onze Duitse partners. Die tot doel hebben de samenwerking op thema’s waaronder economie, arbeidsmarkt, onderwijs, klimaat, infrastructuur en natuur te optimaliseren.

  • 3) Het uitvoeren van (een deel van) de aanbevelingen van de Bestuurlijke werkgroep Donner Berx.

  • 4) Het ondersteunen van de regio’s aan de grens door middel van een kennis- en onderzoeksprogramma en innovatie.

Op twee onderdelen zal ik nog tot een verdere uitwerking komen. Ten eerste kom ik nog eind dit jaar met een kamerbrief over het tweede advies van de Bestuurlijke werkgroep Donner Berx. Ten tweede ben ik bezig met de verdere concretisering van het spoor kennis en innovatie, in gesprek met wetenschappers, andere departementen, de regionale planbureaus en met de regio’s aan de grens. Ik zal uw Kamer volgend jaar informeren over de voortgang van het programma.

De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat voor financiering voor een belangrijk deel wordt gekeken naar de Regiodeals. Hoe ziet dit traject er voor investeringen in de grensregio’s precies uit?

Op 1 juli heb ik een brief naar de Kamer gestuurd over de Regio Deals met het afwegingskader en de procedure om hiervoor in aanmerking te komen (Kamerstuk 29 697, nr. 109). Op 15 juli is de vierde tranche Regio Deals open gegaan tot en met 15 november. Alle regio’s kunnen een propositie indienen voor een Regio Deal, ook de regio’s aan de grens. Ik heb hierbij extra aandacht voor kwetsbare regio’s waarbij de brede welvaart sterk onder druk staat. Vanuit het programma Regio’s aan de grens kan er meegedacht worden met regio’s om tot een goede propositie te komen.

Daarnaast heb ik in de brief van 1 juli aangegeven dat regio’s die graag een regio deal willen sluiten en waar de slagkracht ontbreekt om tot een integraal voorstel te komen, een beroep kunnen doen op ondersteuning vanuit het Rijk. Zij kunnen daarvoor contact opnemen via de RVO-website of met BZK onder het nummer 070-4266277.

Op basis van de ingediende proposities zal het kabinet begin 2023 aan de hand van het afwegingskader besluiten welke voorstellen het Rijk met regionale partners gaat uitwerken tot een deal.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de Minister kan bijdragen aan een bredere uitrol van de GrensInfoPunten (GIP’s). Ziet de Minister mogelijkheden om het aantal GIP’s uit te breiden, ook vanuit de voor de grensregio’s beschikbare middelen?

De tien GrensInfoPunten (ook wel GIP’s genoemd) vormen een dekkend netwerk langs de gehele grens waarin overheden uit Nederland, Duitsland en België samenwerken om burgers en bedrijven te informeren over wat er bij komt kijken als je wilt gaan werken, ondernemen of studeren aan de andere kant van de grens. In november 2019 heeft toenmalig Staatssecretaris van SZW namens het kabinet een convenant ondertekend met regionale en lokale partijen, waarin de gezamenlijke commitment is vastgelegd om vanaf 2020 de GrensInfoPunten structureel financieel te ondersteunen. Middels jaarrapportages kunnen de GrensInfoPunten ontwikkelingen aan het ministerie signaleren. In dit convenant is tevens afgesproken dat kabinet, regiopartners en GIP’s vierjaarlijks in gesprek zullen gaan over de resultaten en de balans tussen middelen en activiteiten van de GrensInfoPunten. Medio 2024 is hiervoor het eerste moment. Het kabinet kijkt uit naar de uitkomsten van deze gesprekken.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de voortgang op een aantal punten (Regio Deals en GIP’s). Deze leden vragen de regering deze punten ook onderdeel te laten zijn van het actieprogramma.

Ik zal u volgend jaar informeren over de voortgang van het programma Regio’s aan de grens. Over de voortgang van de Regio Deals wordt uw Kamer (ook) separaat geïnformeerd rond de zomer 2023.

De leden van de ChristenUnie-fractie zien grote meerwaarde in de samenwerking van politiekorpsen, brandweer en ambulancezorg. Deze leden vragen de Minister de recente ontwikkelingen te schetsen en aan te geven welke mogelijkheden er zijn voor verdere intensivering. Voorts vragen zij naar de mogelijkheid voor een pilot voor een gezamenlijk Nederland-Duitse brandweerkazerne, zoals er ook al een gezamenlijke politiepost is.

Qua brandweer is de operationele samenwerking tussen de veiligheidsregio’s en met de buurregio’s goed. Op een aantal plaatsen in de grensstreek vindt eerstelijns brandweerzorg in Nederland plaats vanuit Duitse brandweerposten en vice versa. In de meeste grensregio’s zijn afspraken gemaakt voor wederzijdse bijstand bij grote branden en hulpverleningen. Bij de bestrijding van de grote natuurbrand in de Meinweg is effectief en grootschalig samengewerkt met de Duitse brandweerdiensten. Tijdens de recente Veiligheidsconferentie in Apeldoorn (mei jl.) zijn deze ervaringen/lessons learned met vertegenwoordigers van de grensregio’s gedeeld, waarbij o.m. is ingegaan op verbetering van de wederzijdse communicatievoorzieningen waarvoor in Europees verband een project loopt. Momenteel loopt tevens een project om de brandweerposten van het Nederlandse Dinxperlo en het Duitse Suderwick samen te voegen in één brandweerkazerne. De ervaringen en uitkomsten zullen worden betrokken om de grensoverschrijdende samenwerking verder te versterken.

In 2020 zou er een rondetafel worden georganiseerd over grensoverschrijdende samenwerking in de ambulancezorg tussen Nederland en Duitsland. Deze heeft door de coronacrisis niet kunnen plaatsvinden. Inmiddels is het contact weer hervat en heeft er eind mei 2022 een overleg plaatsgevonden. In veel grensregio’s zijn er al operationele afspraken met betrekking tot grensoverschrijdende ambulancezorg. Tijdens het overleg zijn een aantal thema’s gesignaleerd, waaronder het rijden met optische en geluidssignalen, vervoer van opiaten, communicatie en wederzijdse erkenning van diploma’s. Zowel de Duitse als Nederlandse ministeries zullen de betreffende ambulancediensten in de grensgebieden uitnodigen om met deze thema’s aan de slag te gaan. Het streven is om voor het eind van het jaar in de betreffende regio’s goede voorbeelden op te halen en te verzamelen in een handboek. Er zal een bijeenkomst begin 2023 worden georganiseerd om met deze thema’s verder aan de slag te gaan, de goede voorbeelden uit te wisselen en eventuele overstijgende of wettelijke problemen te destilleren.

Als uitgangspunt dient de politiesamenwerking met de buurlanden mogelijk te zijn als ware er geen grenzen. Het Benelux-politieverdrag biedt een nieuwe grondslag voor de politiesamenwerking tussen Nederland, België en Luxemburg, ter vervanging van het huidige Senningen-verdrag en ziet op de politiesamenwerking in Benelux-verband. In het Verdrag van Enschede ligt een juridische grondslag voor politiële samenwerking met Duitsland. Op basis van de verdragen wordt succesvol samengewerkt in bijvoorbeeld grensoverschrijdende politieteams en in een politieel samenwerkingscentrum in de Euregio Maas-Rijn, EPICC genaamd. Het kabinet spant zich in tot het wegnemen van zoveel als mogelijk barrières voor samenwerking, bijvoorbeeld door te bezien hoe de samenwerking in het EPICC verder verbeterd kan worden. Het Ministerie van J&V is in goed overleg met de partners van beide buurlanden om te bezien waar de samenwerking verbeterd of uitgebreid kan worden.

Ten aanzien van de Notfallsanitäter vragen de leden van de ChristenUnie-fractie concreet welke blokkades nog moeten worden weggenomen op het gebied van erkenning van diploma’s en regelgeving om deze in het gehele grensgebied in te kunnen zetten?

Zoals is aangegeven in het antwoord op de vraag hierboven van de leden van de ChristenUnie-fractie, is erkenning van diploma’s één van de onderwerpen voor de bijeenkomst begin 2023. Ter voorbereiding op die bijeenkomst worden met betrekking tot erkenning van diploma’s in de komende periode met de betrokken partners mogelijke oplossingsrichtingen geanalyseerd, om te bezien welke aanvullende acties in gang moeten worden gezet om knelpunten weg te nemen. Hierbij wordt ook voldaan aan het verzoek uit de motie van het lid Van der Graaf c.s. (Kamerstuk 32 851, nr. 65) om in overleg te treden en afspraken te maken over wederzijdse erkenning van diploma’s.

De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over drugscriminaliteit in de grensregio. Welke mogelijkheden ziet de Minister om de inzet hierop te intensiveren, bijvoorbeeld via een leegstandsaanpak in grensgebieden?

De aanpak van drugscriminaliteit stopt niet bij de Nederlandse grenzen. Daarom wordt ook de samenwerking gezocht met onze buurlanden in de grensregio via bijvoorbeeld de pilot van het Euregionaal Informatie- en Expertisecentrum (EURIEC). Sinds september 2019 wordt in het EURIEC samengewerkt tussen Nederland, België en Duitsland (Noordrijn-Westfalen) om de bewustwording en samenwerking in de grensregio op het gebied van de bestuurlijke aanpak van een impuls te voorzien. Door het EURIEC worden de mogelijkheden tot internationale uitwisseling van informatie verkend aan de hand van concrete casuïstiek met een internationale component in de grensregio. De pilot is afgelopen jaar nog verlengd met twee jaar tot september 2023.

In algemene zin geldt dat het buitengebied aantrekkelijk is voor drugscriminelen vanwege o.a. de leegstand die ontstaat nadat boeren en tuinders stoppen met hun bedrijf. In het onderzoek van TwynstraGudde uit 2020 stond dat de verwachting is dat steeds meer agrarisch vastgoed leeg komt te staan. Hiertegen onderneemt het Ministerie van J&V onder meer het volgende:

  • Intensivering Keurmerk Veilig Ondernemen Buitengebied: Dit keurmerk realiseert middels een driejarig traject een lokaal publiek privaat netwerk dat de weerbaarheid en veiligheid in het buitengebied verhoogt. Het CCV faciliteert dit traject. In 2022 en 2023 is er financiering voor het gehele traject voor 80 buitengebieden per jaar. De uitvraag en realisatie loopt via de Platforms Veilig Ondernemen en het CCV. Vitalisering van het platteland is onderdeel van het Keurmerk Veilig Buitengebied. Hier wordt met de partners in het desbetreffende gebied (waaronder de gemeente) gekeken hoe leegstand kan worden voorkomen door bijvoorbeeld herbestemming.

  • Pilot met ZLTO voor voorkomen van agrarische leegstand: De opbrengsten hiervan worden gedeeld en onderdeel van de pilot is het borgen van de kennis die is opgedaan. Hier wordt gekeken hoe integrale beleidswijzigingen voor herbestemming/sloop van vastgoed kunnen worden vormgegeven middels publiek-private samenwerking.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat goed taalonderwijs van belang is voor toekomstige samenwerking. Welke mogelijkheden ziet de Minister om ook les in het Duits, en waar relevant het Frans, verder aan te moedigen, ook op basisschoolniveau? Kan hierin ook nog meer worden gedaan aan wederzijdse uitwisseling?

Goed taalonderwijs is van groot belang voor alle leerlingen om mee te kunnen doen in de samenleving. Het kabinet legt de focus op het versterken van de taalvaardigheden voor alle leerlingen in haar masterplan basisvaardigheden. De Nederlandse taal staat centraal. Het is aan de scholen om te bepalen in hoeverre zij hierbij ook de buurtalen betrekken. Hier hebben scholen de wettelijke ruimte voor. Scholen in het primair onderwijs mogen tot maximaal 15 procent van de onderwijstijd besteden aan lesgeven in een moderne vreemde taal. In de onderbouw van het voortgezet onderwijs zijn Frans en Duits voor leerlingen een verplicht vak (een tweede vreemde taal, naast Engels, is niet verplicht bij het basisberoepsgericht onderwijs). En in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs zijn, naast Engels, Duits en Frans de meest gekozen talen als tweede moderne vreemde taal in de eindexamenprofielen. Een tweede vreemde taal, naast Engels, is enkel niet verplicht bij het basisberoepsgericht onderwijs; daarom is de afgelopen jaren aan 20 tot 30 vo-scholen in de grensstreek toestemming gegeven om in het vmbo Duits verplicht te stellen, juist met het oog op de arbeidsmarktperspectieven in Duitsland. De kaders voor goed buurtaalonderwijs zijn dus ook in het voortgezet onderwijs voldoende aanwezig. In het middelbaar beroepsonderwijs is er onder voorwaarden ruimte voor scholen om hun opleidingen tweetalig aan te bieden, zodat studenten nog beter zijn voorbereid op een meer internationaal georiënteerde arbeidsmarkt. Eén van die voorwaarden is dat studenten minimaal de helft van de tijd les in een vreemde taal krijgen. Dat kan Engels, maar ook Duits of een andere taal zijn. Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationalisering in het onderwijs, heeft ook een brochure2 ontwikkeld die scholen kan helpen tweetalig onderwijs in te voeren.

In aanvulling op deze wettelijke ruimte loopt momenteel in het primair onderwijs de pilot tweetalig onderwijs. Binnen deze pilot wordt geëxperimenteerd met verruiming van de onderwijstijd voor het lesgeven in een moderne vreemde taal. In deze pilot krijgen kinderen vanaf groep 1 gedurende 30–50 procent van de onderwijstijd les in een moderne vreemde taal. Onderzocht wordt wat het effect is op de leerprestaties in de moderne vreemde taal en op de beheersing van het Nederlands. In het najaar ontvangt het Ministerie van OCW het eindrapport van de pilot. Met het rapport in de hand wordt dan bekeken hoe opvolging wordt gegeven aan de pilot.

Tot slot kan ook een initiatief als de Dag van de Duitse taal maatschappelijk bijdragen aan het onder de aandacht brengen van taalonderwijs Duits.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de samenwerking op duurzaamheid, biodiversiteit en milieu vorm krijgt. Welke intensivering is hier nog mogelijk, juist ook gezien het grensoverschrijdende karakter van deze problemen?

Er wordt op diverse fronten grensoverschrijdend samengewerkt bij het afstemmen van plannen en initiatieven met betrekking tot duurzaamheid en milieu. De verantwoordelijke kabinetscollega’s staan veelvuldig in contact met buurlanden over deze thema’s. Daarbij zijn er ook verschillen tussen regio’s in waar de grootste opgaven liggen, de samenwerking het belangrijkste is en kansen voor intensivering mogelijk zijn. Om een aantal te noemen:

  • Zo wordt tussen de regio Venlo en Niederrhein een grensoverschrijdende economische actieagenda opgesteld waar duurzaamheid de rode draad is. Ook in het grensoverschrijdend NOVEX gebied North Sea Port District is duurzaamheid (energietransitie) als thema opgenomen.

  • Er liggen kansen voor intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking op het vlak van waterstofontwikkeling en met betrekking tot CO2-transport en -opslag. Daarover vinden verkennende gesprekken plaats tussen de betrokken departementen en de regio’s. In Benelux verband en in het kader van de Regeringstop België-Nederland in april, zijn over verduurzaming afspraken gemaakt. Er vinden ook gesprekken plaats met Duitsland over mogelijke samenwerking op waterstofontwikkeling. Een mooi voorbeeld is de ontwikkeling van de Deltacorridor; een buisleidingenstraat die van de haven van Rotterdam naar het industriecluster Chemelot en naar Duitsland zal gaan lopen en waarmee onder andere waterstof kan worden getransporteerd.

  • Daarnaast bieden de Interreg-programma’s Vlaanderen-Nederland en Duitsland-Nederland in de nieuwe programmaperiode mogelijkheden om middelen in te zetten voor grensoverschrijdende projectvoorstellen voor verduurzaming.

  • Op het gebied van waterkwaliteit en waterkwantiteit wordt intensief samengewerkt in de riviercommissies. Tijdens de recente Regeringstop België-Nederland is afgesproken de samenwerking te intensiveren als het gaat om circulaire economie, klimaatadaptatie en slimme en duurzame mobiliteit.

  • Ook op het gebied van biodiversiteit zijn er diverse voorbeelden van goede grensoverschrijdende samenwerking. Denk hierbij aan het Grenspark Kalmthoutse Heide, een nationaal park op de grens van Nederland en België.

De uitvoering van het natuurbeleid is grotendeels in handen is van de provincies. Dat betekent dan ook dat grensoverschrijdende samenwerking ten behoeve van natuur op land veelal door provincies wordt vormgegeven.

De leden van de ChristenUnie-fractie zien graag dat duurzame vervoersverbindingen tussen Nederland-Duitsland en Nederland-België worden geïntensiveerd. Tegen welke knelpunten loopt de Minister momenteel aan om OV-verbindingen en fietsverbindingen verder te stimuleren? Voorts vragen deze leden naar de inzet van de Minister rondom de tramverbinding Hasselt-Maastricht. Steunt zij de provincie en gemeente in de wens om compensatie?

Het klopt dat het verbeteren van internationale verbindingen geen sinecure is. Wel zetten we Kabinetsbreed in om deze uitdagingen aan te gaan. Bij grensoverschrijdend vervoer, dus ook openbaar vervoer, over korte afstanden speelt het zogeheten grenseffect een rol: landsgrenzen blijken de ruimtelijke interactie tussen gebieden aan weerszijden van de grens te belemmeren.3 Dit zorgt voor een lager gebruik en daarmee wordt het exploiteren van verbindingen (bus of spoor) minder aantrekkelijk. Voor het spoor geldt daarnaast als uitdaging dat de spoorsystemen in verschillende landen net anders zijn, bijvoorbeeld beveiliging en tractie, wat de uitvoering complexer maakt. Daarbovenop zijn er culturele en procesmatige verschillen tussen landen. Juist deze negatieve grenseffecten wil ik wegnemen. Daarnaast wordt Europees samengewerkt voor een eenvoudiger treinproduct, zoals in kaartjes maar bijvoorbeeld ook veiligheid van het spoor.

De compensatie van de tram Hasselt-Maastricht ligt binnen het beleidsterrein van de Staatssecretaris van IenW. Zij heeft aan mij aangegeven dat ze het vervolgtraject nader met de regio zal bespreken.

De leden van de ChristenUnie-fractie zien in de Nedersaksenlijn een belangrijke impuls voor de noordelijke grensregio. Welke mogelijkheden zijn er om, ook vanuit de Regiodeals, een volgende stap te zetten in de realisatie van deze lijn?

De Nedersaksenlijn zal als onderdeel van het Deltaplan van het Noorden nader bekeken worden. Een eventueel financieel vervolgbesluit voor een Nedersaksenlijn vraagt om aanvullend onderzoek en ook een zoektocht naar het benodigde budget. Een belangrijke stap op weg naar een eventuele Nedersaksenlijn op langere termijn is de activering van de spoorlijn Veendam-Stadskanaal voor personenvervoer op kortere termijn, waar recent een fors tekort voor de provincie Groningen is gebleken.4 Besluitvorming over infrastructuur maakt altijd onderdeel uit van besluitvorming in kader van het mobiliteitsfonds en trajecten als BO MIRT en BO Leefomgeving. De Regio Deal middelen zetten in op het versterken van de brede welvaart in een regio. In mijn brief van 1 juli (Kamerstuk 29 697, nr. 109) heb ik in dat kader aangegeven dat regio’s in hun propositie kunnen aangeven welke instrumenten en/of fondsen zij nog meer voor de opgaven in hun regio willen inzetten. De opgaven kunnen breder zijn dan in de Regio Deal worden geadresseerd. Een vraagstuk zoals rond de Nedersaksenlijn is bij uitstek een breder vraagstuk dat niet opgelost kan worden met enkel de Regio Deal middelen.

Het lid van de BBB-fractie onderstreept dat de ontwikkelkansen van de regio’s aan de grens nog beter kunnen worden benut. Dit lid hoort graag van de Minister hoe zij in dat kader aankijkt tegen de besluiten van het kabinet die juist het ondernemen in de grensstreken zo moeilijk maken? Als voorbeelden noemt dit lid de verschillen in accijnzen en dus brandstofkosten bij tankstations, en de ideeën over het door Nederland verhogen van de accijnzen op tabak.

Nederlandse beleidskeuzes, of beleidskeuzes in onze buurlanden, kunnen andere gevolgen hebben voor inwoners en ondernemers in de regio’s aan de grens dan in de rest van Nederland, zogenaamde grenseffecten. Bij de ontwikkeling van Nederlands kabinetsbeleid, wet- en regelgeving wordt gebruik gemaakt van het Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK). Vlak voor de zomer van 2021 is op verzoek van de Tweede Kamer de kwaliteitseis «grenseffecten» opgenomen in het IAK (Kamerstuk 32 851, nr. 72). Deze verplichte kwaliteitseis heeft als doel bij het opstellen van nieuw of gewijzigd beleid, wet- of regelgeving aandacht te besteden aan grenseffecten. De uitkomst van deze grenseffectentoets wordt meegenomen in de integrale beleidsafweging, waarbij uiteraard meerdere factoren van invloed zijn op het uiteindelijke besluit. De departementen zijn zelf verantwoordelijk voor het toepassen van de leidraad «grenseffecten» bij de ontwikkeling of aanpassing van beleid, wet- en regelgeving. Als coördinerend bewindspersoon op GROS zal ik mij ervoor inzetten om de toepassing van de grenseffectentoets (inter)departementaal te stimuleren en in te bedden in beleids- en wetgevingsprocedures. Het is namelijk belangrijk dat men (inter)departementaal bekend raakt met deze relatief nieuwe kwaliteitseis.

Daarnaast zal mijn departement als toetsingsinstantie, tijdens deze kabinetsperiode evalueren in hoeverre en op welke wijze deze leidraad wordt toegepast door beleidsambtenaren en wetgevingsjuristen. Resultaten van het doorlopen van de kwaliteitseis worden opgenomen in de beleidsbrief of in de toelichting bij regelgeving, waarna het voorstel naar de ministerraad en de Raad van State gaat. Vervolgens komt de brief bij de Tweede en Eerste Kamer.

Verder zou het lid van de BBB-fractie graag weten welke positie de Minister inneemt binnen het kabinet als dit soort besluiten op tafel liggen. Maken afspraken over accijnzen ook onderdeel uit van de afspraken die horen bij de grensoverschrijdende samenwerking?

Voor de regio’s aan de grens heeft de Minister van BZK voor nieuw beleid, maatregelen of regelgeving de leidraad grenseffecten ontwikkeld en aan het Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) toegevoegd. Doel daarvan is grenseffecten inzichtelijk te maken zodat die bij een zorgvuldige belangenafweging worden meegenomen. De vakminister of Staatssecretaris maakt zelf de eventuele gevolgen van zijn of haar nieuwe beleid inzichtelijk. De Minister van BZK bekijkt of grenseffecten, indien aan de orde, inzichtelijk zijn gemaakt.

In het geval van accijnzen op brandstof is de verantwoordelijk bewindspersoon de Staatssecretaris van Financiën. Hij heeft een wetsvoorstel bij uw Kamer ingediend «Wijziging van enkele belastingwetten (Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022)» (Kamerstuk 36 088) dat inmiddels ook door uw Kamer is aangenomen. De wet regelt onder meer een verlaging van de accijns op benzine, diesel en LPG met 21% per 1 april 2022. Zoals uit de memorie van toelichting blijkt zijn grenseffecten bij dit wetsvoorstel meegenomen zodat uw Kamer die heeft kunnen betrekken bij de besluitvorming. Het kabinet heeft reeds toegezegd voor Prinsjesdag een onderzoek op te leveren naar de grenseffecten van de accijnsverlaging op brandstof in Nederland. Het onderzoek beoogt de grenseffecten in kaart te brengen van de brandstofverkopen en, waar mogelijk, de shopomzet. Daarvoor is het kabinet momenteel in gesprek met de sector. Bij het onderzoek wordt gebruik gemaakt van gegevens van de sector voor de periode 2018 tot en met juli 2022. Specifiek wordt gekeken naar de ontwikkeling van het aantal verkochte liters van pomphouders in de grensregio ten opzichte van het aantal verkochte liters van pomphouders in het binnenland.


X Noot
1

Zie ook: EUPrevent, De ontwikkeling van COVID-19 in het grensgebied van Nederland, Noordrijn-Westfalen en België, 2021.

X Noot
3

Zie ook: Kennisinstituut Mobiliteit, De bus over de grens, 2019 (bijlage bij Kamerstuk 29 984, nr. 854).

Naar boven