32 849 Mijnbouw

Nr. 8 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 december 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft op 9 november 2011 vervolgoverleg2 gevoerd met viceminister-president, minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 9 juli 2011 inzake informatie over de voorgenomen besluitvorming ten aanzien van de twee winningsvergunningaanvragen die Frisia Zout B.V. in 2008 heeft ingediend (32 849, nr. 1);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 17 oktober 2011 over de stand van zaken met betrekking tot schaliegas en gasopslag Bergermeer (32 849, nr. 2);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 25 oktober 2011 over toezending verslag over het jaar 2010 van Staatstoezicht op de Mijnen (33 000 XIII, nr. 4);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 27 oktober 2011 over uitspraak van de rechtbank over de voorgenomen proefboring naar schaliegas van Brabant Resources in Boxtel (min ELI) (32 849, nr. 4);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 27 oktober 2011 houdende een reactie op twee brieven over de zoutwinning in Noordwest-Friesland (min ELI) (32 849, nr. 3);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 2 november 2011 houdende schriftelijke beantwoording 1e termijn algemeen overleg Mijnbouw van 27 oktober 2011 (32 849, nr. 5);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 4 november 2011 inzake toezending onderzoeksrapport trillingen in Lancashire (Verenigd Koninkrijk) (min ELI) (32 849, nr. 6).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Van der Ham

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Franke

Voorzitter: Jacobi

Griffier: Franke

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Jacobi, Van Tongeren, Paulus Jansen, Samsom, Leegte, Van Bemmel, Ouwehand, Van der Werf en Van Veldhoven,

en minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik heet de minister en zijn gevolg, de Kamerleden en het publiek welkom bij de tweede termijn van dit AO over de Mijnbouwwet. Er is veel tijdsdruk bij dit debat, omdat sommige leden nog naar een plenair debat moeten dat op hetzelfde moment begint. Anderen hebben er echter gerekend op dat het tot 13.00 uur duurt. Er is een spreektijd van twee minuten per fractie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. In het vorige AO heeft de minister gezegd dat hij extra onderzoek zou laten doen naar de risico's van boren naar schaliegas. Ik kreeg de indruk dat de rechter dit ongeveer al had verordonneerd. Als de minister daar nog eens een toezegging overheen doet, dan is dat maar duidelijk. Ook aan het boren naar steenkoolgas kleven echter natuurlijk gevaren. De Partij voor de Dieren pleit dus ook voor een moratorium op steenkoolgas. Graag zie ik een toezegging op dat punt.

Ik houd het kort omdat ik naar het plenaire debat moet. Met betrekking tot de gasopslag in Bergen hebben we schriftelijke antwoorden gekregen. Ik heb in mijn eerste termijn gevraagd hoe het kan dat de gemeenten niet betrokken zijn bij het plan van aanpak voor de nulmeting, maar ik heb begrepen dat zij de plannen van TAQA op miraculeuze toch hebben gekregen, nadat ik die vraag had gesteld. Ik zeg de minister dat wij dit zeer kritisch zullen blijven volgen. Als een van de andere collega's er niet om vraagt, dan kondig ik een VAO aan. Omdat mevrouw Van Tongeren echter de eerste spreker was, wil zij daar misschien wel gebruik van maken, maar ik wil niettemin graag een motie indienen. Een medewerker zal de antwoorden van de minister met belangstelling volgen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Ook ik heb een aantal toezeggingen gehoord van de minister. Ik wil op hetzelfde punt als mevrouw Ouwehand de duidelijkheid dat dit vanaf nu zowel voor schaliegas als voor steenkoolgas geldt.

Er werd gezegd dat de Mijnbouwwet moet worden aangepast ten aanzien van schalie- en steenkoolgas, maar dat dit op een later moment kwam. Gaat de minster er dan wel voor zorgen dat er een nulmeting komt en dat er gekeken wordt naar een milieueffectrapportage als we hier na al die onderzoeken toch mee aan de gang gaan? De minister heeft mij toegezegd een lijst te geven van de chemicaliën die zijn toegelaten voor schaliegasboringen in de EU. Daar wil ik graag een bevestiging van.

De minister die over economie en innovatie gaat zit hier. Welk economisch voordeel biedt dit boren naar schaliegas voor Nederland? Waarin zitten de innovatie en werkgelegenheid? Hoe past dit in het transitiebeleid van de minister? Ik heb namelijk begrepen dat wij 60% van ons gewonnen gas jaar in, jaar uit exporteren. De minister heeft mij toegezegd dat hij komt met een kaart van de ondergrond van Nederland waarop staat wat we gebruiken, met een prioriteit voor de schone toepassingen. Daar was ik heel blij mee. Als wij verdergaan met het boren naar schaliegas en steenkoolgas, wat gebeurt er dan met alle pijpleidingen en infrastructuur die diep de ondergrond ingaan? Blijven die daar voor de eeuwigheid zitten of halen we die eruit? Wat gebeurt daarmee?

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Ook de SP-fractie is er tevreden mee dat er tijd wordt genomen voor onafhankelijk onderzoek en dat de proefboringen gedurende die tijd worden opgeschort. De Gelderse Milieufederatie heeft een brief gestuurd aan de minister, in afschrift aan de Kamer, waarin zij suggesties doet voor de inhoudelijke afbakening van het onderzoek. Ik hoor daar graag een reactie op. De SP-fractie denkt dat deze suggesties een aardige omschrijving zijn van de breedte die het onderzoek zou moeten aanhouden. De Gelderse Milieufederatie suggereert ook dat bekeken moet worden of we het onderzoek in een wat breder verband, in Europese context, misschien in samenwerking met een aantal buurlanden, kunnen uitvoeren. Dit lijkt mij ook een interessante suggestie. Graag hoor ik ook daar een reactie op.

Het lijkt mij dat, als wij onderzoek doen naar bepaalde boormethoden voor schaliegas, de criteria die wij hiervoor ontwikkelen ook van toepassing zijn op vergelijkbare boringen naar andere zaken. We moeten namelijk wel het principe gelijke monniken, gelijke kappen hanteren.

De SP-fractie wil graag de toezegging van de minister dat hij de tijd die nu nodig is voor het nader onderzoek gebruikt om ons meer inzicht te bieden in de financieel-economische aspecten van de mogelijke winning van schaliegas en in de effecten op de rijksbegroting.

Wij staan als denkrichting voor dat eventuele opbrengsten worden ingezet voor een versnelling van onze duurzaamheidsagenda, zodat we als het gas echt op is voor 100% gebruik kunnen maken van duurzame bronnen.

Ten slotte kom ik op de zoutwinning in Friesland. Omwille van de duidelijkheid krijg ik van de minister graag antwoord op de vraag of ik goed begrepen heb dat nieuwe winningsvergunningen voor zoutwinning onder het land in het concessiegebied van Frisia hoe dan ook niet meer worden verleend.

De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Ik begin ook kort met die zoutwinning, omdat de ontwikkelingen zich daar in licht positieve richting begeven. Dat is mooi. We kunnen in dit AO nog de laatste puntjes op de i zetten. Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Jansen. In de vorige brief schreef de minister namelijk nog dat hij dat dit najaar of volgende keer de aanvraag voor Oost zou bekijken, maar die is volgens mij van tafel. Dat is toch zo? Daar krijg ik graag een bevestigend antwoord op.

Mijn andere punt is niet onbelangrijk. Bij de verlenging van het Burradeel II deel twee was er sprake van een andere boring. Volgens mij heet dit technisch een «invulboring». Ik geloof dat die nog moet worden verricht, maar die boring zorgt dan wel weer voor extra verzakking elders. Er is ten aanzien van de verlenging van de winningsvergunning bij degenen in de provincie die het betreft onduidelijkheid of die boring plaatsvindt of niet. Ook daarover krijg ik graag helderheid.

Dan kom ik op de schaliegaswinning. Of moet ik zeggen «onconventionele gaswinning»? Ik betrek kolengas er dan maar meteen bij. Het is mooi dat de minister zo verstandig en zo slim is om de gekregen extra tijd goed te gebruiken voor een onafhankelijk onderzoek naar de effecten ervan. Voor ons geldt echter nog steeds onverkort dat aan het hele proces van het bekijken van effecten en de vraag of het veilig kan een andere discussie vooraf moet gaan en dat is de vraag naar nut en noodzaak. Die discussie plaatsen wij specifiek in de context van een energieambitie die de Partij van de Arbeid aanstaat. Wat ons betreft kan onconventionele gaswinning alleen het sluitstuk zijn van een duurzame energieambitie en nooit een excuus voor het gebrek daaraan. Wij hebben de minister al in eerste termijn aangegeven dat hij onze medewerking aan processen die zouden kunnen leiden tot onconventionele gaswinning alleen krijgt op het moment dat hij aan de duurzame kant van het spectrum, bij de grote vraagstukken, levert wat wij hebben gevraagd. Als dat niet zo is, zou ik haast willen zeggen: even goede vrienden, maar dan krijgt hij van de Partij van de Arbeid-fractie geen steun.

De heer Leegte (VVD): Voorzitter. De VVD is niet de partij van angst en stilstand, maar van optimisme en nieuwsgierigheid. Met die blik werken wij ook hard aan groene groei. Daarbij geldt voor ons dat we verantwoordelijkheid moeten nemen voor beslissingen die we in dit huis nemen en dat we die lokaal kunnen uitleggen. Ik zal maar zeggen: voor ons geen Pontius Pilatus. Dit is niet alleen in het belang van het bedrijfsleven, zodat dat weet waar het aan toe is. Ook is het in het belang van omwonenden, omdat zij het meeste last hebben van de onzekerheid, niet weten waar ze aan toe zijn en steeds heen en weer geslingerd worden tussen beloften uit dit huis dat we groene projecten gaan doen en uitlatingen door dezelfde mensen lokaal dat het niet bij hen in de achtertuin gebeurt. Dit zal steeds meer gaan knellen. Wij willen geen verantwoordelijkheid nemen voor die onzekerheid. Ik snap die onzekerheid van mensen. Je zult maar in de buurt wonen van een windmolen, in de buurt van een gasopslag of zoutwinning. Ik heb dit gezien in Bergen, in Friesland, in Haren, in Boxtel en bij Oostzaan met de hoogspanningsplaatsen. Zo moeten we hier nu eenmaal met elkaar mee bezig zijn. Het is politiek leiderschap om uit te kunnen leggen waarom je dingen moet doen, ook al is dat vervelend.

Ik heb drie vragen aan de minister. Kan hij iets zeggen over de concrete stappen die hij gaat zetten ten aanzien van het steenkoolgas? Is er alleen maar een vergunning aangevraagd zonder dat er echt iemand achter zit die hier iets mee gaat doen of zijn er concrete activiteiten? Ik dank de minister voor zijn schriftelijke antwoord op mijn vraag over het regelen van de CCS in hoofdstuk 6 van het Burgerlijk Wetboek. Hij heeft gezegd dat dit in wording is, maar kan hij aangeven wat hierbij de planning is? Dat was namelijk de bedoeling van mijn vraag.

Ook hoor ik graag van de minister hoe hij de periode gebruikt die door de uitspraak van de rechter over Boxtel is gecreëerd. De vergunning is daar tijdelijk opgeschort. Wat gaat de minister doen in de tussentijd totdat de proefboring kan plaatshebben?

De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Ook ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen in eerste termijn. Wij zijn blij dat Frisia afziet van de zoutwinning bij Slappeterp en Oost. Zoals gezegd is de Waddenzee voor ons een prima optie. Uiteraard wachten ook wij het onafhankelijke onderzoek naar de schaliegaswinning af dat gaat plaatsvinden. Wij zijn ook een optimistische en nieuwsgierige partij. Wij zijn met name nieuwsgierig naar de veiligheid, het draagvlak en de informatievoorziening van de lokale bevolking. Zolang daar niet echte duidelijkheid over is, zullen wij hier niet mee instemmen.

Mevrouw Van der Werf (CDA): Voorzitter. Het CDA heeft zich in eerste termijn positief uitgelaten over de exploratie van gas in eigen bodem vanwege de toekomstige voorzieningszekerheid en energievoorziening, en de economische perspectieven die dit biedt. Wij zijn echter kritisch geweest ten aanzien van de veiligheid van en de onzekerheid over de specifieke locatie in Brabant. Die moet gewaarborgd zijn. Wij zijn dan ook ontzettend blij dat de minister heeft toegezegd om een onafhankelijk onderzoek te laten doen. Is hier al iets meer over bekend? Is al bekend aan welke partijen wordt gedacht en hoe ruim het onderzoek wordt opgezet? Wij zijn ook heel blij met de toezegging van de uitbreiding van de capaciteit bij Staatstoezicht op de Mijnen.

Dan heb ik nog iets over de zoutwinning. We hebben twee signalen gekregen van de minister, namelijk aan de ene kant dat hij blijft praten en doorgaat en aan de andere kant dat het eigenlijk dichtgetimmerd is. Ik wil het liefst inzetten op dat eerste scenario en aanhaken bij de gepassioneerdheid van de betrokken partijen, zoals ik vorige keer heb gezegd. Het CDA vindt 2021 wel een erg lange horizon.

Ook de Mijnbouwwet is hierbij ter sprake gekomen. Worden met de Mijnwet niet alleen ten aanzien van schaliegas, maar ook ten aanzien van zoutwinning, alle belangen van alle betrokken partijen gewogen? Past de Mijnbouwwet bij die manier van werken, die we heden ten dage steeds meer willen uitvoeren? Graag hoor ik dus wat meer over hoe de Mijnbouwwet wordt aangepast en of daar ruimte voor is.

Tot slot kom ik op het onderwerp geothermie. Ik dank de minister voor de aanvullende beantwoording dat synergie, geothermie en boringen naar onconventioneel gas mogelijk zijn. Ik heb wel in het rapport van Staatstoezicht op de Mijnen gezien dat eventuele aanvragen voor winningsvergunningen moeten worden opgeschort binnen de mogelijkheden die de Mijnbouwwet hiertoe biedt, zodat nogmaals kan worden nagedacht over de technische en financiële eisen. Dat staat in het jaarverslag van Staatstoezicht op de Mijnen. Hoe verhoudt dit zich tot nieuwe vergunningen en tot een eventuele aanpassing van de Mijnbouwwet?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Ik dank de minister hartelijk voor zijn antwoorden in eerste termijn en voor zijn schriftelijke antwoorden. Ik ben mijn inbreng in eerste termijn begonnen met de uitspraak dat de overheid zorgvuldig en verstandig moet omgaan met het beheer van onze bodem en de schatten daarin. Ik vraag de minister om een aantal dingen te preciseren. Zoals anderen ook al hebben gevraagd; kan hij bevestigen dat er inderdaad een standstill is tot 2012 en dat we die tijd goed gaan benutten om aanvullend onderzoek te doen? Kan hij toezeggen dat hij bovendien zal wachten tot zijn CDA-collega Van Nistelrooij in het Europees Parlement klaar is met de Europese regels over de toegestane chemicaliën die gebruikt kunnen worden bij het fracken? Kan hij bevestigen dat veiligheid een sine qua non is en dat hij zich als bewijs daarvoor zal inzetten voor een pakket voor Bergermeer – daar vinden de proefboringen plaats – dat burgers in het gebied vrijwaart voor onvoorziene tegenvallers?

Gas is schoner dan kolen, maar uiteindelijk komen alle fossiele brandstoffen wat ons betreft in het museum terecht. We moeten de komende decennia dus grootschalig inzetten op duurzame energie, zoals we doen met de SDE-plus en de mogelijke leveranciersverplichting. Wat D66 betreft moeten we tegelijkertijd ook stimuleren dat er decentrale energieopwekking komt. De minister noemde dit in een tussenzin in zijn eerste termijn, maar ik wil graag de expliciete bevestiging van hem dat hij dit ook ziet als een belangrijke factor in de toekomstige energiemix.

Kan de minister ons uitgangspunt ten aanzien van die toekomstige energiemix bevestigen dat schaliegas niet mag leiden tot een vertraging van de vergroening en ons inzicht geven in hoe hij eventueel denkt dat dit kan bijdragen aan een snellere vergroening?

De voorzitter: Ik sta per fractie één interruptie op de minister toe. Dan komen we met elkaar een heel eind.

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de reactie in tweede termijn en met name ook voor de waardering ten aanzien van mijn toezegging tijdens het eerste deel van dit debat. Ik heb tijdens de eerste termijn aangegeven hoezeer ik met de Kamer hecht aan veiligheid van winningsactiviteiten, waaronder die voor schaliegas in Nederland. Tegelijkertijd heb ik wel aangegeven dat als blijkt dat het veilig kan, ik een vergunning voor deze activiteiten zal verlenen, omdat de wet geen ruimte biedt voor willekeur. In het kader van de betrouwbare overheid heeft het in zijn algemeenheid ook te maken met het investeringsklimaat, juist ook bij de realisering van duurzame energieprojecten. Je ziet namelijk vaak dat het lokale draagvlak daarvoor heel gering is: het principe not in my backyard. Nederland is tegelijkertijd bij uitstek een land met expertise voor deze activiteiten. Het toezicht hierop is internationaal gezien een voorbeeld voor vele andere landen. Ik heb de Kamer echter toegezegd om als garantie voor de veiligheid bij de winning van schaliegas en soortgelijke activiteiten – dat geldt dus ook voor steenkoolgas – het aantal fte's bij Staatstoezicht op de Mijnen uit te breiden, onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de veiligheid van deze activiteiten. Ik heb ook toegezegd dat er totdat de uitkomsten van dit onderzoek, naar verwachting medio 2012, bekend zijn geen proefboringen zullen plaatsvinden. Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stuur ik de Kamer binnenkort die algemene lijst toe met chemicaliën die zijn toegestaan bij het fracken conform de Europese regelgeving.

Tegelijkertijd heb ik de Kamer vorige week het rapport toegezonden van het onderzoek van Cuadrilla naar de waarschijnlijke oorzaken van bevingen in het Verenigd Koninkrijk. Uit dit onderzoek komt naar voren dat die put van Cuadrilla waarschijnlijk in een breukzone terecht is gekomen en dat door het fracken kleine bewegingen langs die breuken zijn geïnitieerd. Daarnaast wordt in het rapport een aantal mitigerende maatregelen voorgesteld waaronder het vermijden van werkzaamheden nabij breuken en het beperken van de hoeveelheid frackvloeistof. De resultaten zijn dus niet een-op-een geldig voor de Noord-Brabantse situatie, omdat de oorzaak en de kracht van de bevingen in het Verenigd Koninkrijk gerelateerd zijn aan de lokale geologische situatie. De toezichthouder heeft Cuadrilla daarom allereerst verzocht om aan te geven wat de uitkomsten van dit onderzoek toegespitst op de lokale geologische situatie betekent voor de voorgenomen proefboringen in Noord-Brabant. Het kan immers zijn dat die grotere, kleinere of andere effecten hebben. Je moet dus zekerheid hebben over de vraag hoe de situatie in Noord-Brabant is. Ten tweede verwacht ik de resultaten van die studie binnen een aantal maanden te ontvangen. Ik zal ze dan ook voor advies doorgeven aan de Technische commissie bodembeweging in Nederland. Dat advies zal ik de Kamer toezenden.

Mevrouw Van der Werf vroeg hoe dat toegezegde extra onafhankelijke onderzoek er uitziet. Ook waren er wat vragen in relatie tot Europese activiteiten op dit terrein. Er zal dus onderzoek worden gedaan naar de mogelijke gevolgen van het zoeken en winnen van schaliegas in Nederland. In dit onderzoek zal ook steenkoolgas meegenomen worden. Dat zeg ik tegen mevrouw Ouwehand en mevrouw Van Tongeren. Er wordt gekeken naar de mogelijke gevolgen voor veiligheid en de effecten op mens, natuur en milieu. Het is daarbij uiteraard tevens van belang dat hierbij inzichtelijk wordt gemaakt hoe onze wetgeving deze veiligheid borgt. Zoals toegezegd zal ik de onderzoeksvraag naar de Kamer sturen, zodra ik die geformuleerd heb. Verder streef ik ernaar om dit externe onafhankelijke onderzoek in de zomer van 2012 gereed te laten zijn. Dan zal ik de resultaten ervan uiteraard met de Kamer delen. Er zal, nogmaals, voor die tijd geen proefboring plaatsvinden.

De heer Jansen vroeg wie het onderzoek gaat uitvoeren. Ik zal het onderzoek laten uitvoeren door een onafhankelijke partij, waarbij het van belang is dat bij die partij de juiste technische kennis aanwezig is. Die partij moet ook kennis hebben van de Nederlandse wet- en regelgeving. De heer Jansen wees er ook op dat in Europa al meerdere, gelijksoortige onderzoeken zijn gedaan. Ik zal de uitkomsten daarvan ook in het onderzoek mee laten nemen. Ik sluit dus niet bij voorbaat Nederlandse partijen uit. Het mag niet zo zijn dat alleen wat van verre komt goed is. Het moet gaan om een partij die de technische kennis in huis heeft. De kwaliteit van het onderzoek staat voorop. Het is voor mij van primair belang dat de uitvoerende partij mij het vertrouwen geeft dat de gewenste kwaliteit geleverd wordt. De aanbesteding zal plaatsvinden volgens de daarvoor geldende regels. Ik zal de Kamer de onderzoeksvraag doen toekomen. Ik laat de Kamer dan tevens weten welke partij of partijen ik heb gevraagd om het onderzoek uit te voeren.

De heer Paulus Jansen (SP): De minister zegt het onderzoek te concentreren op de aspecten van veiligheid en milieu. Nu zijn de suggesties van de Gelderse Milieufederatie nog veel uitgebreider. Die heeft het ook over het effect op het landschap en mogelijke conflicten met andere economische activiteiten in de regio. De minister heeft de brief van deze organisatie ook gehad. Ik wil graag weten of hij onderschrijft dat de problematiek iets breder is dan alleen veiligheid en milieu.

Minister Verhagen: Ik heb de Kamer de vorige keer gezegd naar veiligheid en milieu te kijken en naar de gevolgen voor mens, natuur en milieu. Het gaat dus om de risico's en effecten op deze elementen. Wij kunnen de zaak wel weer gaan uitbreiden, maar dit is wat ik de Kamer de vorige keer heb toegezegd. De heer Jansen was daar toen tevreden mee. Vervolgens krijgt de Kamer, ook ik, een brief over dat er nog wat anders meegenomen moet worden. Wij kunnen elke week wel een nieuw element toevoegen! Ik vind dat wij helderheid moeten scheppen. Wij willen systematisch in kaart brengen welke risico's er zijn. Dit moet transparant en begrijpelijk voor eenieder opgeschreven worden. Er vinden nu onderzoeken plaats van de Britse parlementaire commissie en het Europees Parlement naar de impact van schaliegas. Die rapporten zullen uiteraard meegenomen worden in het onderzoek. Het onderzoek is bedoeld om mij te helpen om goede besluiten te nemen in mijn hoedanigheid als vergunningverlener, om de mogelijke risico's en effecten te kunnen wegen en zo nodig te kunnen mitigeren. Dat is de inzet. Als je in een integrale kosteninventarisatie de plaats van schaliegas in het algemene energiebeleid in onderzoek brengt, kunnen wij daarover best een debat voeren. Ik wil het echter niet bij het onderzoek betrekken. Ik wil weten wat veilig is. Daarover ging de discussie ook. Vervolgens kunnen wij best een discussie voeren over nut en noodzaak van het gebruik van bodemschatten. Dat is een ander type discussie. Dat wil ik niet door een onafhankelijke partij laten onderzoeken. Daarvoor zijn wij.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik denk dat de minister zich verkijkt op de aard van de zorgen van de mensen over de effecten. De effecten op het landschap vormen een onderwerp dat in Brabant heel sterk speelt en volgens mij ook in Gelderland. De minister zegt nog met een brief te komen waarin de onderzoeksopgave is geformuleerd. Wat is er op tegen om bij die opgave rekening te houden met de suggesties van de Gelderse Milieufederatie en anderen? Wij zitten immers Kamerbreed te wachten op een integrale aanpak.

Minister Verhagen: Als ik zeg dat de impact, de gevolgen voor natuur, milieu, mens in relatie tot de veiligheid worden gewogen, zit daar uiteraard ook het landschap bij. Dat is bij mijn weten onderdeel van de natuur. De heer Jansen wijst op de brief van de Gelderse Milieufederatie, waarin nog een heleboel andere elementen aan het rijtje worden toegevoegd. Ik ging er even van uit dat hij al die elementen wilde toevoegen, onder andere nut en noodzaak, et cetera. Daarop zeg ik «nee». Uiteraard zit het landschap er wel bij. Wie de gevolgen voor de natuur in kaart brengt, heeft het ook over het landschap.

Mevrouw Van Tongeren liep al een beetje op de zaken vooruit. Beleid maken is uiteraard vooruitdenken. Dat is heel goed. Zij vroeg of er, als er geboord wordt, een nulmeting en een milieueffectrapportage komen. Stel dat de proefboring mag plaatsvinden op basis van besluitvorming volgend jaar. Zodra de resultaten van die proefboring bekend zijn, ontstaat vervolgens de vraag of en hoe schaliegas als zodanig ontwikkeld kan worden. Dan zullen mogelijk de nulmeting en de milieueffectrapportage in beeld komen. Wij moeten daarop niet vooruitlopen. Een en ander is immers afhankelijk van de resultaten van de proefboring. Als wij na de proefboring tot de conclusie komen dat wij überhaupt niets doen of dat het niet zinvol is, gaan wij geen nulmeting en milieueffectrapportage opzetten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De minister is ons een heel eind tegemoetgekomen. Ik vind het echter een merkwaardige gedachte dat wij zonder een nulmeting gaan bekijken of boren misschien vervuilde aardlagen, aardbevingen en dergelijke kan veroorzaken. Eerst moet toch bekeken worden of er überhaupt iets vervuild is? Zonder nulmeting kan na afloop van de proefboring niet geconstateerd worden of er iets gebeurd is. De vraag aan de minister is dus om dat wél te doen en te zorgen voor een nulmeting en een milieueffectrapportage voor de proefboring. Dan pas kunnen de gelukkig nieuw aangestelde mensen vaststellen of er wat aan de hand is.

Minister Verhagen: Mevrouw Van Tongeren wil weten wat de situatie nu is en wat er eventueel veranderd kan worden, maar dát wordt juist bekeken bij het onafhankelijke onderzoek. Daarbij worden de effecten op zowel veiligheid, natuur, milieu en mens bekeken. Dan krijg je zicht op een mogelijke verandering. Als uit de proefboring blijkt dat het nuttig is om wel schaliegas te gaan winnen, is een milieueffectrapportage aan de orde. Dat is niet standaard het geval bij de proefboring. Wat mevrouw Van Tongeren wil weten, moet uit het onafhankelijke onderzoek naar voren komen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De minister begrijpt mij verkeerd. Ik ben blij met het algemene onderzoek. Dat brengt in zijn algemeenheid ook theoretisch in kaart wat de gevolgen zouden kunnen zijn. Bij een proef op een plek moet je toch eerst weten of er al sprake is van stralingsgevaar of vervuiling? Dan kan na de proefboring vastgesteld worden of sprake is van meer vervuiling of problemen. Als je dat niet doet, weet je achteraf toch niet of de proefboring het probleem veroorzaakt heeft of dat het probleem er van nature al was?

Minister Verhagen: Uw veronderstelling zou waar zijn als wij geen apart onafhankelijk onderzoek doen naar de mogelijke effecten, gegeven de lokale situatie in Brabant. Dan zou het waar zijn. Als ik geen onafhankelijk onderzoek zou doen en op basis van de proefboring zou bekijken of en zo ja, hoe wij daar gaan boren, zou de redenering van mevrouw Van Tongeren hout snijden. Ik breng echter, gegeven de lokale situatie, de zaak in kaart. Op basis daarvan besluiten wij om een proefboring toe te staan. Op basis van die proefboring zetten wij de volgende stap. Dan komen ook de bedoelde elementen in beeld. Er wordt bodemonderzoek gedaan op het boorterrein. Anders kan er toch geen onafhankelijk onderzoek plaatsvinden? Daarbij wordt de grondwaterkwaliteit gemeten. Als het onderzoek risico's uitwijst, worden die juist bij de proefboring extra onderzocht op basis van de van tevoren genomen mitigerende maatregelen. Dat is de gang van zaken. Er komt juist onderzoek naar de grondwaterkwaliteit om überhaupt te kunnen oordelen of de effecten verantwoord zijn.

De heer Samsom en mevrouw Van Tongeren vroegen onder andere naar nut en noodzaak van schaliegaswinning als zodanig, los van het feit of wij er hier naar moeten boren. Minister-president Rutte was gisteren, zoals iedereen heeft kunnen zien, bij de opening van Nord Stream, die Russisch gas naar Europa laat stromen. Hij werd overstelpt door vragen van journalisten of Nederland dan niet te afhankelijk wordt van Russisch gas. Het aardige is juist dat wij in het beleid van dit kabinet, en deze minister, proberen de afhankelijkheid van één leverancier of één energiebron zo klein mogelijk te maken. Juist daarom is het in Nederland ook niet het geval. Stel dat de kraan dichtgaat. Ik heb er overigens geen enkele reden voor om dat aan te nemen. Integendeel, Rusland heeft zich ten opzichte van Nederland altijd een betrouwbare partner getoond. Er is echter sprake van diversificatie in leveranciers en bronnen, juist door stimulering van duurzame energie, de import van lng en door andere pijpleidingen. Ons eigen gas is overigens cruciaal voor deze mix. Anders zouden wij de afhankelijkheid vergroten. Gas blijft, ook op weg naar een duurzame energiehuishouding, van eminent belang. Deze week komt de World Energy Outlook van het Internationaal Energie Agentschap. Die verschijnt morgen, als ik het goed heb. Uit dat rapport blijkt ook weer dat het enorm belangrijk is voor landen zoals Nederland om naar nieuw gas te blijven zoeken en om nieuw gas te blijven exporteren. Ik heb de Kamer in het kader van de gasrotonde afgelopen maandag een brief geschreven waaruit dit ook blijkt.

Het gas uit de kleine velden, dat vanaf de jaren zeventig is gevonden, heeft ervoor gezorgd dat wij langer met het veld in Slochteren kunnen werken en daarvan langer kunnen profiteren. In die zin kunnen alle mogelijke nieuwe vondsten, onder andere schaliegas, meehelpen. Zonder de kleine velden, de kleine plukjes gas, hadden wij niet zo lang de energievoorziening in Nederland veilig kunnen stellen.

Mevrouw Van der Werf wees er terecht op dat het winnen van schaliegas ook nog een gewone economische activiteit is die banen en innovatie met zich brengt. Daarvoor moeten wij wel een start maken. Dan wordt pas duidelijk op welke schaal je dit in Nederland kunt doen en op welke schaal het überhaupt aantrekkelijk is om te doen. Een normale economische marktactiviteit maakt ook dat gas binnen de Europese gasmarkt geëxporteerd wordt. Dat gebeurt al jaren. Daar heeft de Kamer, mede gelet op de banen en inkomsten, altijd voor gepleit.

De heer Samsom (PvdA): Ik stel een vraag omdat u met uw antwoord toch de indruk geeft niet helemaal te begrijpen wat de Partij van de Arbeid met nut en noodzaak van gaswinning bedoelt. In zijn algemeenheid zien wij dat gas een transitiebrandstof is op weg naar een duurzame energievoorziening. Wij kunnen de specifieke vraag over onconventionele gaswinning in Nederland pas beantwoorden en goed- dan wel afkeuren als wij de lijn hebben gezien die deze minister inzet bij duurzame energie. Als die lijn ons niet bevalt, gaan wij niet als excuus toestemming geven voor onconventionele gaswinning. Zo zit het politiek in elkaar. Ik hoop dat de minister dat snapt. Dat verwacht ik ook wel. Het bleek echter niet uit zijn antwoord.

Minister Verhagen: Natuurlijk snap ik het, maar ik ben het niet eens met de truc die de heer Samsom uithaalt. Ik vind ook dat de heer Samsom zichzelf in de voet schiet. De consequentie van zijn opstelling is dat hij zich verzet tegen bijvoorbeeld gaswinning of windmolens omdat de lokale PvdA-afdeling tegen is en het totale pad naar duurzame energie onvoldoende is. De consequentie van die opstelling is, tenzij een meerderheid mij steunt, dat er juist minder duurzame energie komt. Dat is een politiek van «Verelendung» om aan te tonen dat de PvdA geweldig is. Hij neemt voor lief dat vier jaar lang stappen achteruit worden gezet om bij de verkiezingen te kunnen laten zien hoe goed de PvdA is! De consequentie daarvan is minder duurzame energie. Gas is schoner dan olie of steenkolen, zoals de heer Samsom meermalen heeft betoogd. De consequentie is dat de heer Samsom voor lief neemt dat er vier jaar lang minder duurzame energie is. Die verantwoordelijkheid moet hij maar nemen, maar het is niet mijn politieke lijn!

De heer Samsom (PvdA): Deze getergdheid van de minister kan alleen maar bewaarheid worden als hij blijkbaar van plan is om een duurzame ambitie te presenteren die de PvdA niet bevalt. Ik hoor de minister al nee, nee zeggen. Precies! Wij verwachten van de minister dat die een duurzame ambitie neerlegt waar de PvdA wel haar steun aan kan geven. Hij heeft dat overigens in eerdere betogen bevestigd. Deze minister wil, zo heb ik begrepen, ook graag de steun van de PvdA hebben. Hij heeft die overigens ook nodig voor zijn energiebeleid, omdat de PVV op heel veel aspecten geen steun geeft. Als de minister in staat is om die belofte waar te maken, gaat er op zich niks mis. Het is de minister die de agenda neerlegt en het is de Kamer die vervolgens goed- of afkeuring toont. Zo hoort het in de staatsrechtelijke verhoudingen ook te zijn. De minister moet het niet omdraaien. Ik hoop dat hij dat ook niet aan het doen is.

Minister Verhagen: Ik draai niets om. Ik schets de heer Samsom de consequenties van zijn eigen opstelling. De heer Samsom heeft het over duurzame ambities. Die heb ik, zo mag blijken uit mijn beleidsdaden waarbij Nederland van 4% naar 12% duurzame energie gaat. Wij moeten er nog een stap bovenop zetten om tot 14% te komen. Ik heb dus wel degelijk ambities. Ik schets de heer Samsom echter de consequenties van zijn opstelling. Als hij onconventioneel gas bij voorbaat uitsluit, betekent dat in de praktijk meer kolen. Juist de forse impuls voor duurzame energie laat nog jaren op zich wachten als de heer Samsom zich zo blijft opstellen. Ik schets hem gewoon de consequenties van zijn opstelling. Meer doe ik niet. Het is duurzaam én gas en niet duurzaam of gas. Ik realiseer mij overigens zeer wel dat ik meerderheden in de Kamer nodig heb. Ik realiseer mij zeer wel dat de heer Samsom zich in het verleden buitengewoon constructief heeft opgesteld. Ik realiseer mij zeer wel dat de PvdA een nieuwe oppositionele strategie volgt om zo meer van haar eigen wensen binnen te halen. De heer Samsom zei de vorige keer zich met name te richten op de leveranciersverplichting en zo 35% duurzame elektriciteit te realiseren. Ik ben het op zich met de heer Samsom eens. Ik heb daarvoor ook plannen ontwikkeld om het te kunnen realiseren. Ik heb op dit moment, gelet op de «windfall profits» en de opstelling van de Kamer, onvoldoende mogelijkheden om die leveranciersverplichting nu al in te voeren. Maar laten wij alstublieft samenwerken om te zorgen dat er een leveranciersverplichting komt. Laten wij bondgenoten zijn. Dat is constructiever dan de opstelling van de heer Samsom.

De heer Leegte vroeg wat de concrete aanvraag was over steenkoolgas. Ik heb indertijd twee vergunningen verleend voor opsporing van steenkoolgas in Overijssel en Limburg. De vergunning voor Overijssel ligt nu voor de rechter. In de voorwaarden voor beide vergunningen staat dat de vergunninghouders hun plannen dit jaar meer moeten specificeren. Ook hier zal ik eerst het toegezegde onderzoek afwachten.

De heer Leegte (VVD): Ik heb ook gevraagd naar de planning voor hoofdstuk 6 van het BW. De minister zegt met de minister van Justitie samen te werken. Kan hij een concrete planning geven wanneer de risico's van CCS daarin worden opgenomen?

Minister Verhagen: Ik kan de heer Leegte zeggen dat mijn collega van Justitie bezig is met dit punt. Ik zal navragen hoe het ermee staat.

De heer Jansen stelde dat de opbrengsten van schaliegas naar duurzaamheid moeten. Ik wil eerst weten wat de economische vooruitzichten zijn van schaliegas. Over de aanwending van eventuele baten wil ik het nu niet hebben. Dat is een discussie over hoe wij alle aardgasbaten aanwenden. De Kamer weet dat sinds de vorige verkiezingscampagne alle partijen van mening zijn dat de opbrengsten gebruikt moeten worden voor de aflossing van de staatsschuld. Dat was een breuk met het verleden, waarin het besteed werd aan duurzaamheid. De Kamer kent de afspraken. Uiteraard is het altijd mogelijk om op basis van verkiezingsprogramma's te discussiëren over hoe baten in zijn algemeenheid aan te wenden. Ook hier geldt dat wij iedere euro maar één keer kunnen uitgeven.

Mevrouw Van Tongeren vroeg hoe het zit met de pijpleidingen die gaan komen. Blijven die voor alle eeuwigheid in de ondergrond? Dat is op zichzelf een privaatrechtelijke aangelegenheid tussen de grondeigenaar en de mijnbouwondernemer. Als de grondeigenaar ermee instemt, mogen de pijpleidingen blijven liggen. Als die dat niet doet, moeten die op een verantwoorde wijze verwijderd worden. In de eerder door de Kamer vastgestelde Mijnbouwwet is daarover niks geregeld.

Mevrouw Van der Werf heeft gevraagd hoe de brede belangen van de betrokken partijen in te passen in de Mijnbouwwet. Ik heb geschreven dat het gaat over een aantal specifieke casussen waarin de balansafweging van het kabinet ter discussie wordt gesteld. Ik heb ook geschreven dat de Mijnbouwwet als zodanig in principe een goed kader vormt voor de te nemen besluiten. Om te voorkomen dat wij dit soort discussies nu en in de toekomst iedere keer opnieuw voeren aan de hand van een casus, ben ik met mijn collega van Infrastructuur en Milieu bezig met het ontwikkelen van een structuurvisie voor de ondergrond. Die visie biedt de mogelijkheid om vooraf keuzes te maken in het gebruik van de ondergrond, zodat zowel voor bedrijven als burgers vooraf en op basis van heldere criteria duidelijk is of de ondergrond in de buurt mogelijk gebruik gaat worden voor winning of opslag. De structuurvisie moet op basis van heldere criteria transparant vastleggen voor welk gebruik iets mogelijk is. Waar willen wij welk gebruik? De stakeholders worden bij de totstandkoming van deze structuurvisie actief betrokken. Ook de belangen van de ondiepe ondergrond, zoals grondwater, en de bovengrond worden expliciet in de structuurvisie meegenomen. In dat kader zal ik ook bezien of verbeteringen nodig zijn in het wettelijk kader van de Mijnbouwwet. Als in de structuurvisie staat dat ergens iets niet mag, moet de overheid niet via de Mijnbouwwet gedwongen worden om alsnog een vergunning te verlenen. Daar zit het punt. Mogelijke aanpassingen van de Mijnbouwwet maken onderdeel uit van het proces en de uitkomsten van de structuurvisie. De planning voor de structuurvisie ondergrond is eind 2012. Ik zal mij ervoor inspannen om het naar voren te halen. Ik vind het zelf ook alleen maar prettig als ik weet waaraan ik toe ben. Dan is duidelijk hoe wij de Mijnbouwwet moeten aanpassen als wij in sommige delen van het land bepaalde ontwikkelingen niet willen. Dat brengt niet alleen helderheid voor mijzelf en de Kamer, en een sterke juridische basis, maar dan weten ook de burgers en de bedrijven waar zij aan toe zijn. Dat zal een deel van de onrust wegnemen.

Mevrouw Van der Werf (CDA): Ik moet naar een rondetafelgesprek dat om 13.00 uur begint. Over het onderzoek dat net genoemd is, wil ik in aansluiting op mevrouw Van Tongeren zeggen dat ook het opruimen en het achterlaten een belangrijk onderdeel is. De rest van de beantwoording zie ik wel in het verslag.

Minister Verhagen: Helder, dat zeg ik mevrouw Van der Werf toe. De consequenties van het eventueel niet-opruimen en dat soort zaken moet uiteraard inzichtelijk zijn.

Mevrouw Van Veldhoven vroeg of ik op aanpassing van de Europese regels voor chemicaliën zou willen wachten. Mij is niet bekend dat die regels op korte termijn aangepast worden. Ik weet wel dat er een evaluatie van REACH op komst is. De relevante uitkomsten daarvan nemen wij natuurlijk mee. Dat zeg ik toe.

Ik kom bij de zoutwinning in Friesland door Frisia.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik heb aan de minister ook nog gevraagd om expliciet te maken of hij decentrale energieopwekking ziet als onderdeel van het pakket van de energiemix. Kan hij het uitgangspunt bevestigen dat schaliegaswinning niet moet leiden tot vertraging in de vergroening van de totale energiemix?

Minister Verhagen: Ik ben het absoluut met u eens op dat punt. Decentrale opwekking is ook een onderdeel van de Green Deal. Dat geeft aan dat ik vind dat decentrale opwekking belangrijk is voor de toekomstige energiemix. Ik ben voor een brede energiemix. Daar past decentrale energieopwekking ook heel goed in. Ook hierbij geldt dat alle kleine beetjes helpen. Dit is echt van belang. Dat wij het een doen, wil niet zeggen dat wij niet moeten blijven werken aan het ander. Het is geen excuus om «af te zien van». Dat is ook min of meer geborgd door de doelstelling van 14%, al vinden sommige die te laag.

Ik heb de vorige keer gezegd met Frisia gesproken te hebben om een uiterste poging te doen om tegemoet te komen aan de wensen van de regio en om de bestaansmogelijkheden voor Frisia zeker te stellen. Het gevolg daarvan was uiteindelijk dat de regio op basis van de toezeggingen die ik van Frisia had gekregen, eigenlijk in handen had of er wel of geen zoutwinning onder Oost zou plaatsvinden en of er wel of geen gebiedsproject zou komen. Ik ben buitengewoon blij dat het in bestuurlijk overleg over gas- en zoutwinning in Noordwest-Friesland van afgelopen donderdag, 3 november, op basis van de toezeggingen van Frisia overeenstemming is bereikt over het vervolg. Ik ben blij met het concrete resultaat. Ik ben ook blij dat ik het gesprek heb gevoerd om de zaak los te trekken. Er komt definitief geen zoutwinning in Oost/Slappeterp. Frisia trekt de vergunningaanvraag in en heeft mij gezegd: er komt geen nieuwe vergunningaanvraag, ook niet in de toekomst. Dat is pure winst.

Een ander resultaat is dat de zoutwinning in Barradeel II gaat tot maximaal 30 cm bodemdaling met als uiterste einddatum 31 december 2021. Die datum is gekozen omdat zo de kans het grootst is dat door het bedrijf op economisch verantwoorde wijze zoutwinning onder het Wad kan plaatsvinden. Die twee toezeggingen van Frisia worden uitgevoerd. Frisia zet zich er met mij maximaal voor in om zo mogelijk eerder dan 2021 de transitie naar het Wad af te ronden. Men draagt 2 mln. extra bij voor aanvullingen op het gebiedsproject. Daarmee zal de provincie het gebiedstraject voor Barradeel II uitvoeren. Het resultaat is bekrachtigd in een brief die door Frisia, provincie, waterschap en de vier betrokken gemeenten zal worden ondertekend. Ik spreek mijn dank uit aan alle betrokkenen in het proces voor hun constructieve houding, de bereidheid om over de eigen schaduw heen te stappen en een oplossing te zoeken die recht doet aan alle partijen. Zo zou het vaker moeten gaan, zeg ik in alle eerlijkheid.

Mijnheer Jansen, ik verleen dus geen vergunning voor zoutwinning in het Oosten. De enige zoutwinning op land in Friesland zal plaatsvinden in Barradeel II tot uiterlijk eind 2021. Daarna is zoutwinning geheel verplaatst naar de Waddenzee. Ik ben blij met dit resultaat.

De heer Samsom heeft gevraagd of de invulboring bij Barradeel II doorgaat. Op dit moment beschikt Frisia nog over twee productieboringen in dit gebied. Een van die boringen functioneert niet meer goed. Daarvoor zijn een zijboring en een herstelboring uitgevoerd. Die moesten worden uitgevoerd. Dat heeft de facto geen gevolgen voor de bodemdaling omdat het maximum op 30 cm blijft staan. Op het moment dat men op 30 cm bodemdaling zit, stopt de vergunning. De eerste grens is die van december 2021. De tweede grens is die van 30 cm bodemdaling. Als men die bodemdaling, op basis waarvan de eerdere vergunning was verleend, sneller bereikt, moet men stoppen. Dat weet Frisia ook.

De voorzitter: Ik heb zes toezeggingen gehoord. Mevrouw Van Tongeren heeft een VAO aangevraagd.

De onderzoeksopdracht met betrekking tot het onafhankelijk onderzoek naar veiligheid- en milieugevolgen, inclusief milieu, mens en landschap, van boring naar schaliegas en steenkoolgas wordt naar de Kamer gezonden, inclusief de naam van het externe bureau dat het onderzoek zal uitvoeren. Dit onderzoek zal medio 2012 gereed zijn en aan de Kamer worden toegezonden. De Kamer ontvangt op korte termijn een lijst van chemicaliën die zijn toegestaan bij fracken, het boren naar schaliegas. De Kamer wordt geïnformeerd over de vertaling van het onderzoeksrapport over Lancashire naar de Nederlandse situatie. De Kamer wordt door de minister van Justitie nader geïnformeerd over de relatie tussen CCS en het Burgerwijk Wetboek, hoofdstuk 6. De structuurvisie ondergrond, inclusief de eventuele aanpassingen aan de Mijnbouwwet, wordt uiterlijk 2012 aan de Kamer toegezonden.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verburg (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), voorzitter, Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Paulus Jansen (SP), ondervoorzitter, Jacobi (PvdA), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Thieme (PvdD), Gesthuizen (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Van Tongeren (GroenLinks), Ziengs (VVD), Braakhuis (GroenLinks), Gerbrands (PVV), Lodders (VVD), Van Vliet (PVV), Dijkgraaf (SGP), Schaart (VVD) en Verhoeven (D66).

Plv. leden: Jadnanansing (PvdA), Elias (VVD), Ormel (CDA), Blanksma-van den Heuvel (PvdA), Koolmees (D66), Dikkers (PvdA), Dekken (PvdA), Irrgang (SP), Groot (PvdA), Van der Werf (CDA), Tony van Dijck (PVV), Ouwehand (PvdD), Van Gerven (SP), Schouten (ChristenUnie), Van Gent (GroenLinks), Leegte (VVD), Grashoff (GroenLinks), De Mos (PVV), Taverne (VVD), Van Bemmel (PVV), Van der Staaij (SGP), Houwers (VVD) en Van Veldhoven (D66).

X Noot
2

Dit overleg is een vervolg op het Algemeen Overleg van 27 oktober 2011 (zie kamerstuk 32 849, nr. 7).

Naar boven