Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2015, 424 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2015, 424 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 1 juli 2015, nr. WJZ/784305 (6659), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Economische Zaken;
Gelet op de artikelen 29, vijfde lid, en 60, zesde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, alsmede artikel 7.4.3a, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 augustus 2015, nr. W05.15.0213/l);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 11 november 2015, nr. 803541(6659), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Eindexamenbesluit VO wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt na de begripsbepaling van «rekentoets» de volgende begripsbepaling ingevoegd:
rekentoets als bedoeld in artikel 46a, eerste lid;
B
Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «, vmbo of het examen van een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs,» vervangen door: of vmbo,.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3. Onverminderd vrijstellingen en ontheffingen als bedoeld in de artikelen 11, 12, 13 en 22 tot en met 25 is een kandidaat vrijgesteld van de rekentoets indien:
a. hij het examen in het onderdeel rekenen, bedoeld in artikel 1 van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB heeft afgelegd, ten minste gelijk aan het niveau van examineren zoals deze op grond van artikel 2, tweede lid, onder c, en lid 2a, van de Wet College voor toetsen en examens is vastgesteld voor een school of leerweg waarin hij eindexamen doet;
b. hij voor dit onderdeel rekenen ten minste een cijfer 6 heeft behaald; en
c. er na het studiejaar waarin hij dit onderdeel rekenen heeft afgelegd nog geen twee schooljaren zijn verstreken.
C
Artikel 22, tiende lid, komt te luiden:
10. In afwijking van het eerste lid is een kandidaat die in het bezit is van het diploma van een leerweg in het vmbo en die de rekentoets heeft afgelegd zoals deze op grond van artikel 2, tweede lid, onderdeel c, en lid 2a, van de Wet College voor toetsen en examens is vastgesteld voor het eindexamen theoretische leerweg, havo of vwo, vrijgesteld van de rekentoets.
D
Artikel 24, zesde lid, komt te luiden:
6. In afwijking van het eerste lid is een kandidaat die in het bezit is van het diploma van een leerweg in het vmbo en die de rekentoets heeft afgelegd zoals deze op grond van artikel 2, tweede lid, onderdeel c, en lid 2a, van de Wet College voor toetsen en examens is vastgesteld voor het eindexamen kaderberoepsgerichte of theoretische leerweg, havo of vwo, vrijgesteld van de rekentoets.
E
Artikel 25, zesde lid, komt te luiden:
6. In afwijking van het eerste lid is een kandidaat die in het bezit is van het diploma van een leerweg in het vmbo en die de rekentoets heeft afgelegd zoals deze op grond van artikel 2, tweede lid, onderdeel c, en lid 2a, van de Wet College voor toetsen en examens is vastgesteld voor het eindexamen theoretische leerweg, havo of vwo, vrijgesteld van de rekentoets.
F
Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «in het laatste leerjaar» vervangen door: in het voorlaatste en laatste leerjaar.
2. Het vijfde lid vervalt.
3. Het zesde tot en met achtste lid wordt vernummerd tot vijfde tot en met zevende lid.
G
In hoofdstuk IV wordt na artikel 46 een artikel ingevoegd, luidende:
1. Er is een rekentoets ER waarbij de opgaven zijn aangepast voor kandidaten met ernstige rekenproblemen.
2. Het bevoegd gezag informeert een kandidaat tijdig voor de eerste gelegenheid over de mogelijkheid van het afleggen van de rekentoets ER, alsmede over de mogelijke gevolgen voor doorstroom naar het vervolgonderwijs of voor de arbeidsmarkt.
3. Op verzoek van een kandidaat verleent de directeur toestemming voor het afleggen van de rekentoets ER, indien de kandidaat aantoonbaar ernstige problemen heeft met de beheersing van de vereiste rekenvaardigheden.
4. Er is in ieder geval sprake van aantoonbare ernstige rekenproblemen indien de kandidaat:
a. zich heeft ingespannen de vereiste rekenvaardigheden te leren;
b. daarbij gebruik heeft gemaakt van de door de school geboden extra ondersteuning; en
c. hij desondanks aanhoudend onvoldoende resultaten laat zien.
H
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Van de cijfers die zijn behaald bij de gelegenheden om de rekentoets af te leggen, bedoeld in artikel 51a, geldt het hoogst behaalde cijfer als eindcijfer voor de rekentoets.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het vierde lid bepaalt de directeur in overleg met de kandidaat die gebruik heeft gemaakt van de rekentoets ER of van meerdere gelegenheden om de rekentoets af te leggen en gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid, bedoeld in artikel 51a, vierde of vijfde lid, welk van de voor de rekentoets behaalde cijfers geldt als eindcijfer.
I
In artikel 48, vierde lid, onderdeel b, wordt na «als bedoeld in artikel 52, eerste lid, of 53, eerste lid» ingevoegd: , van dit besluit of op grond van een resultatenlijst als bedoeld in artikel 7.4.6, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
J
Artikel 51a komt te luiden:
1. De kandidaat wordt binnen de periode waarin de rekentoets wordt afgenomen, bedoeld in artikel 46, vierde lid, viermaal in de gelegenheid gesteld de rekentoets af te leggen, met dien verstande dat de eerste mogelijkheid in het voorlaatste leerjaar wordt geboden.
2. Indien de kandidaat in één leerjaar examen doet, wordt in afwijking van het eerste lid een kandidaat driemaal in de gelegenheid gesteld de rekentoets af te leggen.
3. De kandidaat stelt het bevoegd gezag voor een door het bevoegd gezag te bepalen dag en tijdstip er schriftelijk van in kennis dat hij gebruik maakt van de tweede, derde dan wel vierde gelegenheid, bedoeld in het eerste en tweede lid.
4. Het bevoegd gezag kan bij de tweede, derde of vierde gelegenheid een kandidaat alsnog in de gelegenheid stellen, gebruik te maken van de rekentoets ER of van de mogelijkheid tot het afleggen van de rekentoets op een hoger niveau, bedoeld in artikelen 13, tweede lid, 22, tweede lid, 23, zevende lid, 24, vijfde lid, of 25, vijfde lid.
5. Indien een kandidaat gebruik heeft gemaakt van de rekentoets ER of van de mogelijkheid tot het afleggen van de rekentoets op een hoger niveau, bedoeld in de artikelen 13, tweede lid, 22, tweede lid, 23, zevende lid, 24, vijfde lid, of 25, vijfde lid, stelt de directeur de kandidaat in de gelegenheid bij de tweede, derde of vierde gelegenheid, de rekentoets af te leggen zoals deze op grond van artikel 2, tweede lid, onder c, en lid 2a, van de Wet College voor toetsen en examens is vastgesteld voor de schoolsoort of leerweg waarin hij eindexamen doet.
K
Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zesde tot en met negende lid wordt vernummerd tot zevende tot en met tiende lid.
2. Na het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
6. Indien de rekentoets waarvoor het eindcijfer is vastgesteld een rekentoets ER betreft, wordt op de cijferlijst bij vermelding van de rekentoets de toevoeging «ER» geplaatst.
3. In het zevende lid (nieuw) wordt «de artikelen 9 tot en met 13 of 22 van dit besluit of artikel 10 van het Staatsexamenbesluit VO» vervangen door: de artikelen 9 tot en met 13, 22, 24 of 25.
L
In artikel 52c, tweede lid, wordt «of gebruik is gemaakt van de herkansingsmogelijkheid» vervangen door: of het eindcijfer voor de rekentoets gebaseerd is op een rekentoets ER en of gebruik is gemaakt van de herkansingsmogelijkheid als bedoeld in artikel 51.
M
In artikel 53 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Indien de rekentoets waarvoor het eindcijfer is vastgesteld een rekentoets ER betreft, wordt op de cijferlijst of het certificaat bij vermelding van de rekentoets de toevoeging «ER» geplaatst.
N
Artikel 56, eerste lid, onder e, komt te luiden:
e. de rekentoets waarvoor het eindcijfer is vastgesteld met het bijbehorende niveau, alsmede of gebruik is gemaakt van de rekentoets ER;
O
Na het opschrift «Hoofdstuk VII. Slot- en overgangsbepalingen» worden de volgende artikelen ingevoegd:
1. De kandidaat die in het vmbo het eindexamen heeft afgelegd in de:
a. basisberoepsgerichte leerweg,
b. kaderberoepsgerichte leerweg,
c. gemengde leerweg, of
d. theoretische leerweg,
dient in afwijking van artikel 49, eerste lid, onderdeel b, voor het vak Nederlandse taal als eindcijfer 5 of meer te hebben behaald en de rekentoets te hebben afgelegd.
2. De kandidaat die het eindexamen vmbo basisberoepsgerichte leerweg heeft afgelegd ter afsluiting van een leerwerktraject als bedoeld in artikel 10b1 van de wet, dient in afwijking van artikel 49, derde lid, voor zowel het beroepsgerichte programma als voor het vak Nederlandse taal ten minste het eindcijfer 6 te hebben behaald en de rekentoets te hebben afgelegd.
In afwijking van de artikelen 52, eerste lid, onderdeel h, en zesde lid, 52c, tweede lid, 53, eerste lid, onderdeel d, van het Eindexamenbesluit VO wordt het eindcijfer voor de rekentoets in de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo geplaatst op een bijlage bij de cijferlijst.
In afwijking van artikel 50, eerste lid, onderdeel b, dient de kandidaat die het eindexamen havo heeft afgelegd:
a. voor één van de vakken Nederlandse taal en literatuur, Engelse taal en literatuur en voor zover van toepassing wiskunde A of wiskunde B ten minste het eindcijfer 5 te hebben behaald en voor het andere vak dan wel vakken, genoemd in dit onderdeel ten minste het eindcijfer 6 of meer te hebben behaald; en
b. de rekentoets te hebben afgelegd.
In afwijking van artikel 52a, tweede en derde lid, wordt voor het judicium cum laude geen rekening gehouden met het behaalde eindcijfer voor de rekentoets, zolang de artikelen 61 of 63 van toepassing zijn op het eindexamen in de betreffende leerweg van het vmbo onderscheidenlijk in het havo.
In afwijking van artikel 50, eerste lid, onderdeel b, dient de kandidaat die in het schooljaar 2015–2016 het eindexamen vwo heeft afgelegd:
a. voor één van de vakken Nederlandse taal en literatuur, Engelse taal en literatuur en voor zover van toepassing wiskunde A, wiskunde B of wiskunde C, ten minste het eindcijfer 5 te hebben behaald en voor het andere vak dan wel vakken, genoemd in dit onderdeel ten minste het eindcijfer 6 of meer te hebben behaald; en
b. voor de rekentoets ten minste het eindcijfer 5 te hebben behaald.
1. Indien de resultaten van de rekentoets dan wel onvoorziene omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan bij koninklijk besluit worden bepaald dat de overgangsperiode, bedoeld in artikel 65, met een schooljaar wordt verlengd, met dien verstande dat dan in het schooljaar 2015–2016 voor de rekentoets in plaats van het eindcijfer 5 ten minste het eindcijfer 4 is vereist en in het schooljaar 2016–2017 ten minste het eindcijfer 5.
2. Bij de toepassing van het eerste lid kan onderscheid worden gemaakt naar de omstandigheid dat de rekentoets ER onderdeel uitmaakt van de uitslagregeling.
3. Er is in elk geval sprake van een situatie als bedoeld in het eerste lid indien een voldoende representatief beeld bestaat van de landelijk behaalde eindcijfers voor de rekentoets in het eindexamen van het vwo en daaruit naar voren komt dat meer dan 5 procent van de kandidaten in het eindexamen van het vwo geen diploma zou behalen alleen als gevolg van deze rekentoets.
Het Staatsexamenbesluit VO wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt na de begripsbepaling van «rekentoets» de volgende begripsbepaling ingevoegd:
rekentoets als bedoeld in artikel 23b, eerste lid;
B
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel b1 vervalt.
b. In onderdeel c wordt na «vrijgesteld van» ingevoegd «de rekentoets of van» en wordt voor «het overeenkomstige vak» ingevoegd: de rekentoets of.
c. In onderdeel d wordt na «vrijgesteld van» ingevoegd «de rekentoets of van» en wordt voor «het overeenkomstige vak» ingevoegd: de overeenkomstige rekentoets of.
2. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende lid, wordt na het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:
5. Een kandidaat is vrijgesteld van de rekentoets indien:
a. hij het examen in het onderdeel rekenen, bedoeld in artikel 1 van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB heeft afgelegd, ten minste gelijk aan het referentieniveau van de rekentoets van de school of leerweg waarin hij staatsexamen doet;
b. hij voor dit onderdeel rekenen ten minste een cijfer 6 heeft behaald; en
c. er na het studiejaar waarin hij dit onderdeel rekenen heeft afgelegd nog geen twee schooljaren zijn verstreken.
C
In artikel 13, eerste lid, vervalt: , de rekentoets.
D
In hoofdstuk III wordt na artikel 23a een artikel ingevoegd, luidende:
1. Er is een rekentoets ER waarbij de opgaven zijn aangepast voor kandidaten met ernstige rekenproblemen.
2. Het College voor toetsen en examens informeert de kandidaat tijdig voor de eerste gelegenheid om de rekentoets af te leggen over de mogelijkheid van het afleggen van de rekentoets ER alsmede over de mogelijke gevolgen voor doorstroom naar het vervolgonderwijs of voor de arbeidsmarkt.
3. Op verzoek van een kandidaat verleent het College voor toetsen en examens toestemming voor het afleggen van de rekentoets ER, indien de kandidaat aantoonbaar ernstige problemen heeft met de beheersing van de vereiste rekenvaardigheden.
4. Er is in ieder geval sprake van aantoonbare ernstige rekenproblemen indien de kandidaat:
a. zich heeft ingespannen de vereiste rekenvaardigheden te leren, en
b. hij desondanks aanhoudend onvoldoende resultaten laat zien.
E
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Indien voor een vak alleen een centraal examen wordt afgenomen, vormt het cijfer voor het centraal examen, afgerond overeenkomstig het tweede lid, het eindcijfer.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. Van de cijfers die zijn behaald bij de gelegenheden om de rekentoets af te leggen, bedoeld in artikel 27a, geldt het hoogst behaalde cijfer, afgerond overeenkomstig het tweede lid, als eindcijfer voor de rekentoets.
6. In afwijking van het vijfde lid, bepaalt het College voor toetsen en examens in overleg met de kandidaat die gebruik heeft gemaakt van meerdere gelegenheden om de rekentoets af te leggen en gebruik heeft gemaakt van de rekentoets ER of van de mogelijkheid, bedoeld in artikel 27a, vijfde of zesde lid, welk cijfer voor de rekentoets, afgerond overeenkomstig het tweede lid, geldt als eindcijfer.
F
In artikel 25, derde lid, onderdeel d, wordt voor «een of meer cijferlijsten» ingevoegd: een resultatenlijst of.
G
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Aan het slot van onderdeel a wordt de komma vervangen door: , en.
b. Onderdeel b vervalt.
c. Onderdeel c wordt verletterd tot onderdeel b.
2. Het vierde lid vervalt.
H
Na artikel 27 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De kandidaat wordt binnen een kalenderjaar waarin hij deelstaatsexamen in de rekentoets doet eenmaal in de gelegenheid gesteld de rekentoets af te leggen.
2. In afwijking van het eerste lid wordt een kandidaat die opgaat voor het volledig staatsexamen van een school of leerweg binnen een kalenderjaar driemaal in de gelegenheid gesteld de rekentoets af te leggen.
3. Indien de kandidaat die opgaat voor het volledig staatsexamen in twee opeenvolgende kalenderjaren staatsexamen in de rekentoets doet, kan hij binnen deze periode viermaal gebruik maken van een gelegenheid om de rekentoets af te leggen.
4. De kandidaat stelt het College voor toetsen en examens voor een door het college te bepalen dag en tijdstip er schriftelijk van in kennis dat hij gebruik wil maken van een gelegenheid, bedoeld in het eerste lid.
5. Het College voor toetsen en examens kan ook bij de tweede of derde gelegenheid een kandidaat in de gelegenheid stellen gebruik te maken van de rekentoets ER of van de mogelijkheid tot het afleggen van de toets op een hoger niveau, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Staatsexamenbesluit VO en de artikelen 13, tweede lid, 22, tweede lid, 23, zevende lid, 24, vijfde lid, of 25, vijfde lid, van het Eindexamenbesluit VO.
6. Indien een kandidaat gebruik heeft gemaakt van de rekentoets ER of van de mogelijkheid tot het afleggen van de toets op een hoger niveau, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Staatsexamenbesluit VO en de artikelen 13, tweede lid, 22, tweede lid, 23, zevende lid, 24, vijfde lid, of 25, vijfde lid, van het Eindexamenbesluit VO stelt het College voor toetsen en examens de kandidaat in de gelegenheid bij de tweede of derde gelegenheid de rekentoets af te leggen zoals deze op grond van artikel 2, vierde lid, onder b, en lid 2a, van de Wet College voor toetsen en examens is vastgesteld voor de schoolsoort of leerweg waarin hij staatsexamen doet.
I
Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zevende lid wordt vernummerd tot het achtste lid.
2. Na het zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
7. Indien de rekentoets waarvoor het eindcijfer is vastgesteld een rekentoets ER betreft, wordt op de cijferlijst bij vermelding van de rekentoets de toevoeging «ER» geplaatst.
J
In artikel 31 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Indien de rekentoets waarvoor het eindcijfer is vastgesteld een rekentoets ER betreft, wordt op het certificaat bij vermelding van de rekentoets de toevoeging «ER» geplaatst.
K
Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a, vervalt «de rekentoets en»;
b. Onder verlettering van onderdelen b tot en met g tot c tot en met h, wordt na onderdeel a een onderdeel ingevoegd:
b. de rekentoets en het niveau waarop de rekentoets is afgelegd;
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In het tweede lid, onder b, vervalt «de rekentoets en»;
b. Onder verlettering van onderdelen c tot en met i tot d tot en met j, wordt na onderdeel b een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. de rekentoets en het niveau waarop de rekentoets is afgelegd, en of gebruik is gemaakt van de rekentoets ER bij de rekentoets waarvoor een eindcijfer is vastgesteld;
3. Het derde lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. de rekentoets en het niveau waarop de rekentoets is afgelegd, en of gebruik gemaakt is van de rekentoets ER bij de rekentoets waarvoor een eindcijfer is vastgesteld;
L
Hoofdstuk VI komt te luiden:
De kandidaat die staatsexamen vmbo heeft afgelegd in de:
a. basisberoepsgerichte leerweg,
b. kaderberoepsgerichte leerweg,
c. gemengde leerweg, of
d. theoretische leerweg,
dient in afwijking van artikel 26, eerste lid, onderdeel b, voor het vak Nederlandse taal als eindcijfer 5 of meer te hebben behaald en de rekentoets te hebben afgelegd.
In afwijking van de artikelen 30, eerste lid, onderdelen b en d, tweede lid, onderdelen b, d en e, en zesde lid, en 31, eerste lid, onderdelen b en d, van het Staatsexamenbesluit VO wordt het eindcijfer voor de rekentoets in de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo geplaatst op een bijlage bij de cijferlijst.
In afwijking van artikel 26a, eerste lid, onderdeel b, dient de kandidaat die het staatsexamen havo heeft afgelegd:
a. voor één van de vakken Nederlandse taal en literatuur, Engelse taal en literatuur, en voor zover van toepassing wiskunde A of wiskunde B, ten minste het eindcijfer 5 te hebben behaald en voor het andere vak dan wel de andere vakken, genoemd in dit onderdeel, ten minste het eindcijfer 6 of meer te hebben behaald; en
b. de rekentoets te hebben afgelegd.
In afwijking van artikel 30a, tweede of derde lid, wordt voor het judicium cum laude geen rekening gehouden met het behaalde eindcijfer voor de rekentoets, zolang de artikelen 43a of 43c van toepassing zijn op het staatsexamen in de betreffende leerweg van het vmbo onderscheidenlijk in het havo.
In afwijking van artikel 26a, eerste lid, onderdeel b, dient de kandidaat die in het schooljaar 2015–2016 het staatsexamen vwo heeft afgelegd:
a. voor één van de vakken Nederlandse taal en literatuur, Engelse taal en literatuur en voor zover van toepassing wiskunde A, wiskunde B of wiskunde C ten minste het eindcijfer 5 te hebben behaald en voor het andere vak dan wel de andere vakken, genoemd in dit onderdeel, ten minste het eindcijfer 6 of meer te hebben behaald; en
b. voor de rekentoets ten minste het eindcijfer 5 te hebben behaald.
1. Indien de resultaten van de rekentoets dan wel onvoorziene omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan bij koninklijk besluit worden bepaald dat de overgangsperiode, bedoeld in artikel 43c, met een schooljaar wordt verlengd, met dien verstande dat in dat geval in het schooljaar 2015–2016 voor de rekentoets in plaats van het eindcijfer 5, ten minste het eindcijfer 4 moet zijn behaald en in het schooljaar 2016–2017 ten minste het eindcijfer 5.
2. Bij de toepassing van het eerste lid kan onderscheid worden gemaakt naar de omstandigheid dat de rekentoets ER onderdeel uitmaakt van de uitslagregeling.
3. Er is in elk geval sprake van een situatie als bedoeld in het eerste lid indien een voldoende representatief beeld bestaat van de landelijk behaalde eindcijfers voor de rekentoets in het vwo en daaruit naar voren komt dat als gevolg van deze rekentoets meer dan 5 procent van de kandidaten van het vwo geen diploma zou behalen.
Het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepaling «college» komt te luiden: college: College voor toetsen en examens als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet College voor toetsen en examens;.
2. De volgende begripsbepaling wordt op alfabetische volgorde ingevoegd:
centraal examen voor het onderdeel rekenen waarbij de opgaven zijn aangepast ten behoeve van deelnemers met ernstige rekenproblemen;
B
In artikel 6, eerste lid, wordt na onderdeel j, onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel j, een onderdeel toegevoegd, luidende:
k. het tot stand brengen van een centraal examen ER voor het onderdeel rekenen. Het college neemt daarbij in aanmerking het referentieniveau rekenen dat voor de desbetreffende soort beroepsopleiding is vastgesteld ingevolge artikel 3, onderdelen h tot en met l, van het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen, maar past de opgaven zodanig aan dat de opgaven beter geschikt zijn voor deelnemers met ernstige rekenproblemen.
C
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt aan het slot toegevoegd: of indien hij ingevolge artikel 3a, eerste lid, zijn examen op een hoger niveau heeft afgelegd, heeft hij recht op herkansing op het niveau van de desbetreffende beroepsopleiding.
2. In het tweede lid wordt na de punt een zin toegevoegd, luidende: De deelnemer kan daarbij op zijn verzoek het desbetreffende examenonderdeel op een hoger niveau afleggen dan vastgesteld voor zijn beroepsopleiding.
3. Onder vernummering van het derde, vierde en vijfde lid tot vierde, vijfde en zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien een centraal examen ER voor het onderdeel rekenen is afgelegd en de deelnemer daarvoor een eindwaardering van tenminste het cijfer 6 heeft behaald, kan hij de mogelijkheid tot herkansing, bedoeld in het tweede lid, ook gebruiken om het centraal examen voor het onderdeel rekenen af te leggen.
4. Onder vernummering van het zesde lid (nieuw) tot zevende lid, wordt het volgende lid ingevoegd:
6. Indien zowel het centraal examen als het centraal examen ER voor het onderdeel rekenen is afgelegd of het examenonderdeel Nederlandse taal of rekenen mede op een hoger niveau is afgelegd, en voor elk examenonderdeel ten minste het cijfer 6 is behaald, bepaalt de examencommissie in afwijking van het vijfde lid in overleg met de deelnemer welk cijfer wordt gebruikt voor het bepalen van de eindwaardering, bedoeld in artikel 15. Artikel 3a, tweede lid, is niet van toepassing.
D
In paragraaf 2 worden na artikel 12a de volgende artikelen toegevoegd:
1. De examencommissie informeert een deelnemer tijdig voor de eerste gelegenheid over de mogelijkheid van het afleggen van het centraal examen ER voor het onderdeel rekenen, alsmede over de mogelijke gevolgen van het afleggen van een rekenexamen voor doorstroom naar het vervolgonderwijs of voor de arbeidsmarkt.
2. Indien de examencommissie daarin toestemt, kan de deelnemer in plaats van het centraal examen voor het onderdeel rekenen van de beroepsopleiding waarin hij examen doet, het centraal examen ER voor het onderdeel rekenen van die beroepsopleiding afleggen.
1. Op verzoek van een deelnemer verleent de examencommissie toestemming voor het afleggen van het centraal examen ER voor het onderdeel rekenen indien de deelnemer aantoonbaar ernstige problemen heeft met de beheersing van de vereiste rekenvaardigheden.
2. Er is in ieder geval sprake van aantoonbare ernstige rekenproblemen indien de deelnemer:
a. zich heeft ingespannen de vereiste rekenvaardigheden te leren;
b. daarbij gebruik heeft gemaakt van de door de instelling geboden extra ondersteuning, en
c. hij desondanks aanhoudend onvoldoende resultaten laat zien.
E
Het opschrift van artikel 18a komt te luiden:
F
Na artikel 18b worden de volgende bepalingen ingevoegd:
1. In afwijking van artikel 17, tweede lid, onderdeel a, dient voor het examenonderdeel Nederlandse taal een eindwaardering van ten minste het cijfer 5 te zijn behaald, en het examenonderdeel rekenen te zijn afgelegd in:
a. de basisberoepsopleiding,
b. de vakopleiding.
2. In afwijking van artikel 17, derde lid, onderdeel a, dient in de middenkaderopleiding en in de specialistenopleiding voor één van de onderdelen Engels en Nederlandse taal een eindwaardering van ten minste het cijfer 5 en voor het andere genoemde onderdeel ten minste het cijfer 6 te zijn behaald, en het examenonderdeel rekenen te zijn afgelegd.
3. Dit artikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
G
Artikel 19, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. voor zover het pilotexamen het onderdeel Nederlandse taal of Engels betreft, voor dit pilotexamen ten minste het cijfer 6 is behaald.
Het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 16 wordt een bepaling ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van artikel 7, derde lid, onderdeel b, kan de kandidaat binnen de vakmanschaproute als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, sub 1, zolang artikel 61 van het Eindexamenbesluit VO van toepassing is op zijn beroepsgerichte leerweg van het vmbo, zijn basisberoepsopleiding met goed gevolg afronden indien hij van het eindexamen vmbo:
a. voor de vakken Nederlandse taal en Engelse taal ten minste een eindcijfer 5 en een eindcijfer 6 heeft behaald, en
b. de rekentoets heeft afgelegd.
2. Dit artikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 27 van het Staatsexamenbesluit VO wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onder b, vervalt «tweemaal».
2. In het vierde lid wordt «twee herkansingen» vervangen door «één herkansing» en vervalt de slotzin.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 11 november 2015
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
Uitgegeven de vierentwintigste november 2015
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Deze toelichting wordt gegeven in overeenstemming met de staatssecretaris van Economische Zaken. De regels in dit besluit gelden ook voor het onderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel. Er is echter niet meer voorzien in mede-ondertekening van het besluit door de staatssecretaris van Economische Zaken, nu dit ontwerpbesluit algemene regels bevat en niet specifiek het groene onderwijs betreft. In dit verband wordt tevens verwezen naar de recente brief aan de Tweede Kamer over het groene onderwijs (Kamerstukken II 2015–2016, 34 284, nr. 1).
In 2010 is de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen in werking getreden. Met deze wetgeving is het fundament gelegd om het niveau van beheersing van de basisvaardigheden Nederlandse taal en rekenen door leerlingen in het primair onderwijs (po), het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so), het voortgezet onderwijs (vo) en het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) te verbeteren.1 Met de referentieniveaus is voor elke onderwijssector uniform en duidelijk beschreven wat leerlingen op verschillende momenten in hun leerloopbaan moeten kennen en kunnen op het gebied van Nederlandse taal en rekenen. Scholen en instellingen kunnen hierdoor doelgerichter onderwijsprogramma’s realiseren, leerlingprestaties meten en deze doorgeven aan het vervolgonderwijs.
In brieven aan de Tweede Kamer van 26 september 2013, 17 december 2014 en 6 oktober 2015 zijn enkele wijzigingen in regelgeving al aangekondigd.2 Daarnaast heeft de in de Tweede Kamer aangenomen motie Jadnanansing c.s. gevolgen voor de overgangsperiode, zoals uiteengezet in de brief van 22 oktober 2015.3 Hieruit voortvloeiend wordt met dit wijzigingsbesluit thans het volgende geregeld:
– Structurele invoering van een rekentoets ER voor het vo en het mbo (paragrafen 1.1 en 1.2).
– Nieuw overgangsrecht voor zowel vo als mbo (paragrafen 1.3 en 1.4), zodat in het vwo de rekentoets in het schooljaar 2015–2016 tijdelijk niet in de kernvakkenregeling zit. In het vmbo, het havo en het mbo wordt de rekentoets wel afgenomen, maar is het resultaat niet van invloed op het behalen van het diploma.
– Het aantal mogelijkheden om de rekentoets af te leggen in het vo wordt uitgebreid naar vier kansen (paragraaf 1.5).
– In het vo wordt voor enkele minder vaak voorkomende situaties met betrekking tot een eerder afgelegde rekentoets voorzien in een vrijstellingsmogelijkheid (paragraaf 1.6). In het mbo was dit al geregeld.
In opdracht van het College voor toetsen en examens (CvTE) heeft de Hogeschool Utrecht in 2013 een onderzoek verricht naar leerlingen die ernstige problemen hebben met rekenen. Uit het onderzoek komt naar voren dat voor deze leerlingen een aantal aanpassingen in de rekentoets gewenst is.
In de literatuur wordt ervan uitgegaan dat circa tien procent van de leerlingen ernstige reken-wiskundeproblemen of dyscalculie heeft. Deze leerlingen zijn – ondanks hulpmiddelen, remediëring en extra inspanningen door de school en de leerling – met de reguliere rekentoets niet in staat om tot een cijfer te komen waarmee zij hun diploma kunnen halen. Met de reguliere rekentoets kunnen deze leerlingen niet laten zien over welke rekenvaardigheden zij – ondanks de ernstige rekenproblemen – wél beschikken. Het is daarom noodzakelijk dat deze leerlingen een aangepaste rekentoets kunnen afleggen waardoor die rekenvaardigheden beter inzichtelijk worden gemaakt en waarmee zij in staat worden gesteld een diploma te halen.
In de Voortgangsrapportage invoering referentieniveaus taal en rekenen 2013 is aangekondigd dat er een aangepaste rekentoets komt voor deze leerlingen: de rekentoets ER (in de rapportage nog alleen aangeduid als dyscalculie), en dat op de cijferlijst en resultatenlijst zal worden aangetekend dat een rekentoets ER is afgelegd.4 Deze toets stelt andere eisen aan de rekenvaardigheid. Hij bestaat uit een andere selectie van vragen en bij de toets zijn extra hulpmiddelen toegestaan zoals een rekenkaart en een rekenmachine bij alle opgaven.
Het CvTE heeft «de rekentoets ER» voor beide voor het vo en het mbo relevante referentieniveaus (2F en 3F) ontwikkeld. Zo kan iedere leerling met ernstige rekenproblemen een aangepaste toets afleggen. Dat betekent dat in het hele vmbo alsmede in het mbo-2 en -3 in plaats van de rekentoets 2F de rekentoets 2ER kan worden afgelegd. De leerling in mbo-4 of een havo- of vwo-leerling met deze rekenproblemen kan in plaats van de rekentoets 3F de rekentoets 3ER afleggen.
In de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen zijn de referentieniveaus beschreven waarmee de beheersing van het rekenen door leerlingen aan het einde van een onderwijssoort kan worden aangetoond en vergeleken. Dit verandert niet door de onderhavige wijzigingen. Wat met deze wijziging wordt geregeld, is dat leerlingen met ernstige rekenproblemen de rekentoets ER kunnen afleggen. Deze aangepaste toets kan hun beheersing van het rekenen het beste in beeld brengen.
In het schooljaar 2013–2014 heeft het CvTE aan alle vo-scholen en aan een deel van de mbo-instellingen voor het eerst een pilot-rekentoets ER beschikbaar gesteld voor deze leerlingen. Hieraan heeft circa één procent van de leerlingen meegedaan. De pilot in het schooljaar 2014–2015 is gebruikt om de toets verder te ontwikkelen. In het voortgezet onderwijs (vo) en het beroepsonderwijs (mbo) geldt voor rekenen het referentieniveau 2F of 3F, afhankelijk van de soort opleiding. De doorontwikkelde rekentoetsen 2ER en 3ER, bestemd voor afname vanaf het schooljaar 2015–2016, voldoen inmiddels aan de wettelijke referentieniveaus 2F respectievelijk 3F. Hierdoor is geen nieuwe wettelijke grondslag nodig voor deze aangepaste rekentoets ten behoeve van leerlingen met ernstige rekenproblemen waaronder dyscalculie.
Met de rekentoets ER wordt het mogelijk om binnen het eind- en staatsexamenonderdeel rekentoets in het vo en binnen het generieke examenonderdeel rekenen in het mbo in plaats van een reguliere rekentoets een rekentoets ER af te leggen. De rekentoets ER biedt leerlingen met ernstige rekenproblemen de gelegenheid om in positieve zin te laten zien over welke rekenvaardigheden zij beschikken. Deze aangepaste toets is uitsluitend bedoeld voor een leerling met ernstige rekenproblemen. De rekenproblemen mogen daarbij niet te wijten zijn aan het gedrag of de houding van de leerling zelf of aan het ontbreken van door de opleiding geboden rekenonderwijs. De school mag slechts overgaan tot het verlenen van toestemming voor de rekentoets ER indien daadwerkelijk is gebleken dat betrokkene ernstige rekenproblemen heeft in voormelde zin. Dat kan bijvoorbeeld blijken uit de resultaten van eerdere afgelegde rekentoetsen (zoals een diagnostische toets) of uit de behaalde resultaten voor andere vakken of onderdelen waar rekenen deel van uitmaakt.
Nu het mogen afleggen van de rekentoets ER een publiekrechtelijke grondslag kent, kunnen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur richtinggevend zijn voor de besluitvorming hieromtrent. Dat betekent onder andere dat het al dan niet verlenen van toestemming een zorgvuldige voorbereiding en belangenafweging vergt. In dat kader ligt het in de rede dat voorafgaand aan de beslissing ook de meest betrokken leraar of docent wordt geraadpleegd omtrent de vraag of de leerling in aanmerking komt voor de rekentoets ER. Onder meest betrokken docent wordt verstaan de docent die het meest te maken heeft met de voorbereiding van de leerling op de rekentoets. In sommige scholen is er daartoe een rekencoördinator aangewezen. De school dient de voorwaarden voor en de mogelijke consequenties van het afleggen van de rekentoets ER zoals vastgelegd in artikel 46a Eindexamenbesluit VO dan wel artikel 12b en 12c Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB bekend te maken aan de leerlingen. Tegen een weigering de rekentoets ER af te mogen leggen, is in het mbo ingevolge artikelen 7.5.1 en 7.5.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs administratief beroep mogelijk. Een school voor vo dient in zijn schoolgids en leerlingenstatuut vast te leggen in welke gevallen een rekentoets ER mag worden afgelegd en hoe tegen de weigering om die af te mogen leggen, kan worden opgekomen.
Een dyscalculieverklaring is vooralsnog overigens geen voorwaarde voor deelname aan de ER-toets. Deze verklaring staat los van de aanpassingen in de opgaven van de rekentoets ER. Voor leerlingen met alleen een dyscalculieverklaring die niet voldoen aan de voorwaarden voor het afleggen van de rekentoets ER zijn er hulpmiddelen beschikbaar, maar zijn de opgaven ongewijzigd.
Leerlingen kunnen verzoeken om de rekentoets op een hoger referentieniveau af te leggen. De school dient daarvoor toestemming te verlenen, tenzij het een herkansing betreft. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk voor leerlingen na het behalen van de 2F-toets de rekentoets op 3F-niveau af te leggen. In lijn daarmee kunnen leerlingen die in aanmerking zijn gekomen om de rekentoets ER af te leggen en daarvoor een voldoende hebben gescoord, daarna toch de reguliere rekentoets (2F/3F) afleggen. Dit volgt uit het nieuwe derde lid van artikel 8 van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB en artikel 52c, tweede lid, van het Eindexamenbesluit VO. Het omgekeerde is ook mogelijk: eerst de reguliere rekentoets afleggen en bij een volgende gelegenheid de rekentoets ER, mits uiteraard de school daarmee kan instemmen omdat bij nader inzien toch aan de voorwaarden voor de ER-toets is voldaan.
In de zomer van 2014 is de commissie Verantwoorde invoering rekentoets in vo en mbo (commissie Steur) van start gegaan, met de opdracht een advies uit te brengen over een verantwoorde invoering van de rekentoets in het vo en mbo.
In de reactie op het advies van commissie Steur is in de brief aan de Tweede Kamer van 17 december 2014 aangekondigd dat een overgangsperiode wordt ingesteld om in stappen toe te groeien naar een resultaat dat gelijk staat aan een voldoende op het referentieniveau.5 Deze overgangsperiode zou in beginsel voor iedere onderwijssoort vier jaren duren.
De meest recente resultaten voor de rekentoets laten zien dat er sprake is van een stijgende lijn in de beheersing van de rekenvaardigheden door leerlingen in het vo. Dat is het meest pregnant zichtbaar bij het vwo. Het is daarom verantwoord om met ingang van het schooljaar 2015–2016 de rekentoets mee te laten tellen voor het behalen van het vwo-diploma, met een overgangsperiode van één jaar, zo nodig te verdubbelen tot een overgangsperiode van twee jaren, indien een extra vangnet nodig is om toe te kunnen groeien naar het vereiste niveau.
Bij de meerderheid van de Tweede Kamer is er bezorgdheid over de rekentoets als te hoge drempel voor het behalen van een vmbo- of havo-diploma. Vooral binnen de sector zorg & welzijn in het vmbo en het profiel cultuur & maatschappij in het havo kunnen de prestaties nog verder omhoog. Daarom zullen voor de leerlingen in het vmbo en het havo voorlopig geen diplomaconsequenties zijn verbonden aan het resultaat van de door hen afgelegde rekentoets. Dit besluit regelt namelijk dat voor leerlingen in het vmbo en het havo het afleggen van de rekentoets geen rechtsgevolgen heeft. Dat betekent dat het hoogst behaalde eindcijfer voor de rekentoets wordt vermeld op de cijferlijst bij het diploma en dat het eindcijfer niet van invloed is op de uitslagbeslissing.
Zoals uitgelegd in de brief van 6 oktober 2015 geven de meest recente resultaten in het mbo onvoldoende vertrouwen dat het resultaat op de rekentoets al van invloed kan zijn op een beslissing dat de beroepsopleiding met goed gevolg is afgerond. Bij nader inzien is daarom met dit besluit geregeld dat mbo-studenten tijdelijk hun diploma kunnen behalen ongeacht het behaalde resultaat voor de rekentoets. Bij een toekomstig besluit om het resultaat van de rekentoets in een beroepsopleiding mee te laten tellen voor het diploma, zal uitgangspunt zijn het tijdstip waarin in het gehele vo de rekentoets zal gaan meetellen. In beginsel kan dan vier studiejaren later het rekenresultaat ook meetellen voor diplomering in het mbo. Naar verwachting zullen de resultaten verbeteren in zowel vo als mbo de komende jaren. In dat geval kan worden besloten dat voor een bepaald soort beroepsopleiding het resultaat van de rekentoets eerder weer rechtsgevolgen zal hebben voor het verkrijgen van een diploma mbo.
Zoals gezegd is voor mbo-4 de centrale examinering voor het onderdeel rekenen (de rekentoets) ingevoerd vanaf 2015–2016. De rekentoets wordt voor heel mbo-2 (basisberoepsopleiding) en heel mbo-3 (vakopleiding) ingevoerd vanaf het schooljaar 2016–2017. Zolang de overgangsperiode duurt zal de rekentoets in het mbo wel dienen te worden afgelegd, maar zal het behaalde resultaat op de rekentoets in het mbo niet van invloed zijn voor het behalen van het diploma. Wel wordt het hoogste behaalde resultaat vermeld op de resultatenlijst. Gedurende deze extra tijd zullen leerlingen in het vo naar verwachting de rekentoets steeds beter gaan maken, zodat zij met een voldoende rekenvaardigheid doorstromen naar het mbo. De mbo-instellingen kunnen deze periode tegelijkertijd gebruiken voor het verder verbeteren van hun rekenonderwijs. Hiertoe is ook een actieplan rekenonderwijs mbo aangekondigd.
Het overgangsrecht voor het vwo bepaalt dat de rekentoets meetelt voor het behalen van het diploma, maar dat leerlingen kunnen slagen indien ten minste het eindcijfer 5 voor de rekentoets is behaald, waarbij de rekentoets in het schooljaar 2015–2016 geen onderdeel uitmaakt van de kernvakkenregeling. Dat betekent dat voor een van de overgebleven kernvakken (Nederlands, Engels en wiskunde) ook een cijfer 5 of hoger mag worden behaald, mits voor de andere kernvakken een cijfer 6 of hoger wordt behaald. In het schooljaar 2016–2017 is het overgangsrecht dan uitgewerkt en maakt de rekentoets weer onderdeel uit van de kernvakkenregeling voor het vwo uit hoofde van artikel 50, eerste lid, onderdeel b, Eindexamenbesluit VO en artikel 26a, eerste lid, onderdeel b, van het Staatsexamenbesluit VO.
De verwachting is dat dit zal leiden tot aanvaardbare slaagpercentages. Mocht dit echter onverhoopt niet zo blijken te zijn, dan biedt een vangnet uitkomst: indien blijkt dat er in het schooljaar 2015–2016 meer dan 5 procent extra gezakten zouden zijn door het meetellen van de rekentoets, mag er in het overgangsjaar in plaats van een 5 een cijfer 4 voor de rekentoets worden behaald in het vwo. De vangnetberekening geldt slechts voor één schooljaar. Indien het vangnet in werking zal zijn getreden, is de consequentie ervan dat de overgangsperiode twee schooljaren duurt, zodat vwo-leerlingen die alsdan in het schooljaar 2016–2017 eindexamen afleggen voor de rekentoets ten minste een eindcijfer 5 dienen te behalen. Het jaar daarna is het overgangsrecht uitgewerkt voor het vwo.
Of het vangnet in werking treedt, kan pas in de loop van het schooljaar worden berekend. Het CvTE zal de berekening van het vangnet coördineren. Indien het CvTE gedurende het schooljaar constateert dat naar verwachting het slagingspercentage meer dan 5 procentpunten lager zal zijn vanwege de rekentoets, wordt gebruik gemaakt van het vangnet. Daarbinnen kunnen bovendien de resultaten van de rekentoets ER apart in aanmerking worden genomen, teneinde te voorkomen dat voor de ER-doelgroep het percentage leerlingen dat zakt vanwege de rekentoets aanzienlijk hoger wordt dan 5 procent. De inwerkingtreding van het vangnet en de verdere vaststelling ervan voor het type examen zal bij koninklijk besluit worden bepaald.
Ook wordt op voorstel van de commissie Steur het aantal toetsmogelijkheden voor de rekentoets in het vo vergroot naar vier kansen in totaal. Er zijn vanaf schooljaar 2015–2016 in het vo drie afnameperiodes per schooljaar. Dat betekent dat scholen in het vo ten minste één kans in het voorlaatste jaar dienen aan te bieden. In het mbo is er al ruimte om ditzelfde aantal kansen aan te bieden en zijn er vanaf schooljaar 2015–2016 vijf afnameperiodes per jaar. Het CvTE maakt voorafgaand aan elk schooljaar de afnameperiodes bekend.
Het hoogst behaalde resultaat mag op de cijferlijst/resultatenlijst worden geplaatst. Wanneer de leerling heeft gekozen voor herkansing op een hoger niveau of voor de rekentoets ER, kiezen de directeur en leerling samen of «hoogst behaald» het resultaat is van de reguliere rekentoets, de rekentoets ER of het resultaat van de rekentoets op het hogere niveau, afhankelijk van welke toetsen zijn afgelegd.
Tot slot regelt dit besluit enkele nieuwe vrijstellingsmogelijkheden met betrekking tot de rekentoets. Een vrijstelling betekent dat men mag afzien van het opnieuw afleggen van de rekentoets en dat het eerder behaalde cijfer meetelt voor de uitslag van de examens in de nieuwe opleiding. Thans worden extra vrijstellingsmogelijkheden voor de volgende situaties ingevoerd:
• Een leerling die in het vo of in het voortgezet algemeen volwassenonderwijs (vavo) een rekentoets zou moeten afleggen, terwijl hij het examenonderdeel rekenen op hetzelfde niveau als in het vo vereist, reeds in het mbo heeft afgelegd.
• Een vmbo-leerling die staatsexamen doet en de rekentoets al heeft behaald.
• Een vmbo-tl leerling die in het bezit is van een vmbo-kb/gl diploma.
• Een vmbo-gl leerling die in het bezit is van een vmbo-kb diploma.
Het niveau van een afgelegd examenonderdeel kan normaal gesproken worden afgeleid aan de bovenaan de cijferlijst vermelde schoolsoort. Bij de exameneisen van elke schoolsoort is er echter sprake van een bandbreedte die rekening houdt met verschillen tussen leerlingen. De ondergrens is de combinatie van de laagste cijfers en vrijstellingen waarmee een leerling het diploma nog kan halen; de bovengrens wordt gevormd door een tien voor elk examenonderdeel en – op één na – al die examenonderdelen op een hoger niveau. Een diploma van een leerling staat dan ook vrijwel nooit gelijk aan exact dezelfde prestatie van een klasgenoot. Door pakketkeuze, verschillende soorten wiskunde, verschillende cijfers, vrijstellingen en de mogelijkheid een examen op een hoger niveau te behalen, verschilt het diploma van de ene leerling van dat van een andere leerling.
Met de invoering van de rekentoets in het vo in schooljaar 2013–2014 is die bandbreedte op één specifiek onderdeel kleiner geworden. Doordat rekenen een verplicht onderdeel is van het eind- en staatsexamen – opgenomen in de kernvakkenregel waarbij het cijfer vanaf schooljaar 2015–2016 gaat meetellen voor het diploma – en er twee referentieniveaus voor het hele vo zijn aangewezen, is de ruimte (de bandbreedte) kleiner dan bijvoorbeeld bij natuurkunde of economie. Dat knelt, omdat juist rekenen/wiskunde een onderdeel is waarbij de vaardigheid van leerlingen zeer ver uiteen kan lopen en de eisen van vervolgopleidingen ook sterk kunnen verschillen. Bij wiskunde is dat onderkend door de keuzemogelijkheid van drie verschillende wiskundevakken op het vwo. Op het havo bestaat een keuzemogelijkheid voor twee wiskundevakken of het afzien van wiskunde.
In die lijn past, rekening houdend met de verschillen tussen leerlingen en de verschillen in vereisten voor vervolgopleidingen, dat voor leerlingen met ernstige rekenproblemen, die anderszins de opleiding succesvol kunnen voltooien, ruimte wordt geboden om te laten zien dat zij, hoewel met enige beperking, over voldoende rekenvaardigheden beschikken voor bepaalde vervolgopleidingen. De reguliere rekentoets is voor deze leerlingen immers een struikelblok om het diploma te behalen. Met de introductie van de rekentoets ER wordt de bandbreedte voor dit examenonderdeel verruimd.
Hetzelfde geldt voor het mbo waarin voor zowel mbo-2 als mbo-3 als wettelijk referentieniveau 2F is vereist voor het onderdeel rekenen. De vaardigheden van de leerlingen op en binnen de verschillende niveaus lopen ver uiteen, maar met de introductie van de rekentoets ER wordt leerlingen meer ruimte geboden om te laten zien welke rekenvaardigheden ze wel beheersen om toch het diploma te behalen.
Overigens is ook een wetsvoorstel in voorbereiding waarbij het onder bepaalde voorwaarden mogelijk zal worden gemaakt voor rekenzwakke leerlingen in het vmbo die de basisberoepsgerichte leerweg (vmbo-bb) volgen en voor degenen in het mbo die de entreeopleiding of mbo-2 volgen om een zogenoemde rekentoets 2A (dat wil zeggen een toets onder het wettelijke referentieniveau 2F) te mogen afleggen. Zij krijgen daarmee een voor hen meer haalbare uitdaging in het vooruitzicht gesteld.
Het kunnen aantonen van de ernstige rekenproblemen, alsmede de extra inspanningen van de leerling, daarbij gebruikmakend van de extra ondersteuning door de school, zijn voorwaarden voor deelname aan de rekentoets ER. De regels voor scholen ten aanzien van de rekentoets ER sluiten in hoofdlijnen aan bij de voorwaarden voor deelname aan de pilot rekentoetsen ER in de schooljaren 2013–2014 en 2014–2015. Er is wel sprake van enige verduidelijkingen om te verzekeren dat er sprake zal zijn van zorgvuldige besluitvorming, ook met het oog op het mogelijk maken van toezicht door de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie).
De school dient voor deelname van een leerling met ernstige rekenproblemen aan de rekentoets ER de onderbouwing van haar beslissing te documenteren met het oog op het mogelijk maken van toezicht door de inspectie. De examencommissie in het mbo dan wel directeur in het vo dient daar geordende gegevens over te bewaren. Met concrete informatie dient aantoonbaar te worden gemaakt dat een leerling ernstige rekenproblemen heeft. Die concrete informatie kan bijvoorbeeld bestaan uit rapportages uit het voorafgaand onderwijs en voor het mbo ook uit de toelating tot de ER-toets in het vo, of de in het huidig onderwijs gemeten (gebrek aan) vorderingen. Het oordeel van de docent kan daarbij van groot belang zijn. Het CvTE zal door middel van een handleiding ondersteuning bieden bij het vastleggen van deze informatie. Op basis van de door de school vastgelegde informatie kan de inspectie dan zo nodig beoordelen of de examencommissie dan wel directeur de voorwaarden juist heeft toegepast. De inspectie ziet in beginsel niet toe op individuele gevallen, maar zij kan zulke beslissingen wel betrekken in haar oordeel omtrent de grote lijnen of een school op de juiste manier tot haar beslissingen is gekomen.
De school vraagt de rekentoets ER aan bij DUO. Daarbij dient te worden aangegeven om hoeveel leerlingen het gaat.
De rekentoets ER zorgt ervoor dat leerlingen met ernstige rekenproblemen beter kunnen aantonen over welke rekenvaardigheden zij beschikken dan met de reguliere toets. Daarbij hebben zij een grotere kans voor die toets een voldoende resultaat te behalen. Leerlingen in het vo en mbo die hun diploma hebben behaald op basis van een rekentoets ER hebben moeite met bepaalde onderdelen van het rekenen die wel zijn vereist voor het behalen van de reguliere rekentoets. Het gaat dan met name over het uitvoeren van geautomatiseerde rekenhandelingen zoals uit het hoofd vermenigvuldigen, optellen en aftrekken. Na overleg met de sectorraden heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kenbaar gemaakt te willen gaan regelen dat aspirant-studenten die in het vo of mbo de rekentoets ER hebben afgelegd geen toegang tot de pabo (lerarenopleiding basisonderwijs) dienen te krijgen.6 Een wetsvoorstel om dat mogelijk te maken is in voorbereiding en zal naar verwachting in de eerste helft van 2016 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Het oogmerk van dat wetsvoorstel is om een grondslag te maken in artikel 7.25 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, zodat de rekentoets ER als negatieve nadere vooropleidingseis voor de pabo kan worden gesteld. De rekentoets ER zal niet leiden tot wettelijke beperkingen op het recht op toegang tot het mbo.
Wanneer het wetsvoorstel kracht van wet zal hebben gekregen, ligt het overigens niet voor de hand om direct invulling te gaan geven aan de wettelijke mogelijkheid doorstroomeisen te stellen voor toegang tot de pabo, zolang de rekentoets niet meetelt voor het behalen van het diploma in het mbo of in het havo. In dat geval zou immers een leerling die een 2 haalt voor de reguliere rekentoets zich wél kunnen inschrijven bij de pabo, terwijl een leerling die een 8 of zelfs hoger haalt op de rekentoets ER dit niet kan. Voor aspirant-studenten afkomstig van het vwo, waar de rekentoets wél meetelt voor het diploma, zal nog worden bezien of het wenselijk is zo’n doorstroombeperking met betrekking tot de rekentoets ER te stellen.
In het vmbo, havo en het mbo zal het behaalde eindcijfer voor de rekentoets geen gevolgen hebben voor het behalen van het diploma. Wel kunnen uiteraard geïnteresseerde werkgevers vragen om een afschrift van het diploma met cijferlijst waarop het eindcijfer voor de rekentoets is vermeld. Voor een inschrijving bij een hogeschool of universiteit is het verplicht om het diploma te laten zien dan wel zal het diplomaregister worden geraadpleegd, waarbij het behaalde eindcijfer voor de rekentoets door de universiteit of hogeschool betrokken kan worden bij de studiekeuzecheck en door de opleiding meegewogen kan worden bij het uiteindelijke studiekeuzeadvies. Het kan zijn dat dit leidt tot een negatief studiekeuze advies, maar voor studenten die zich voor 1 mei hebben aangemeld is dit advies niet bindend.
Stichting Cito en het CvTE zullen de rekentoets ER, als onderdeel van het gehele pakket aan rekentoetsen, jaarlijks ontwikkelen respectievelijk coördineren.
Voor DUO betekenen de aanpassingen die op grond van dit wijzigingsbesluit op een later moment zullen worden doorgevoerd in een ministeriële regeling, namelijk de model-cijferlijst en de resultatenlijst en de aanpassing van de uitwisseling van gegevens met scholen, een wijziging in het registratiesysteem. Deze zullen ook moeten worden doorgevoerd door de leveranciers van administratiesoftware waar scholen gebruik van maken.
Het CvTE zal gedurende de overgangsperiode van in beginsel een jaar zo vroeg mogelijk in dat jaar proberen vast te stellen of er naar verwachting meer dan 5 procentpunten extra gezakten zullen zijn vanwege de rekentoets. De uitkomst daarvan is beslissend voor het te behalen cijfer in het eerste jaar en daarmee de komst van een extra, tweede overgangsjaar.
Het CvTE zal daarbij zo zorgvuldig mogelijk te werk gaan. Daartoe dient in de eerste plaats bepaald te worden wanneer de resultaten op een bepaald moment in het overgangsjaar voldoende betrouwbaar zijn om een uitspraak te kunnen doen over het gehele jaar. Daarbij wordt ook rekening gehouden met het aantal resterende kansen in het overgangsjaar. Het vangnet treedt immers in werking wanneer verwacht wordt dat na gebruik van alle toegestane kansen meer dan 5 procent van de leerlingen niet hoger dan een 4,4 als hoogste resultaat zou kunnen behalen.
De wijzigingen zullen op een later moment worden doorgevoerd in het Eindexamenbesluit VO BES en het Staatsexamenbesluit VO BES. Daarvoor is eerst nodig dat het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen BES in werking zal zijn getreden. Er wordt daarom vooralsnog afgezien van het doorvoeren van met Europees Nederland vergelijkbare wijzigingen in beide besluiten voor Caribisch Nederland. Dat geldt nog sterker voor het mbo voor Caribisch Nederland, nu de Wet educatie en beroepsonderwijs BES geen vergelijkbare bepaling kent als artikel 7.2.4, vierde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor Europees Nederland omtrent referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.
De rekentoets ER komt – voor de leerlingen die het aangaat – in de plaats van de reguliere rekentoets. Voor de school gaat de meeste tijd zitten in het bieden van het maatwerk-rekenonderwijs voor de betreffende leerlingen. Dit is echter onderdeel van het primaire proces en is ook zonder de rekentoets ER nodig.
Scholen zullen enige administratieve inspanningen moeten verrichten voordat leerlingen aan de rekentoets ER kunnen deelnemen. Scholen vragen de rekentoets ER gelijktijdig met de andere rekentoets aan, waardoor er aan het aanvragen als zodanig geen administratieve lasten zijn verbonden.
Wel moeten scholen bepaalde informatie vastleggen. In het gehele vo (vmbo, havo en vwo) doen jaarlijks circa 190.000 leerlingen eindexamen. De veronderstelling is dat circa 10 procent daarvan, dus 19.000 leerlingen, te maken heeft met ernstige rekenproblemen en dus in aanmerking komt voor de rekentoets ER. De registratie van de ernstige rekenproblemen zal gemiddeld een uur per leerling met ernstige rekenproblemen kosten. Voor het dossier van de leerling zal een school informatie moeten verzamelen, ordenen, vastleggen en zo nodig toegankelijk maken voor de Inspectie van het Onderwijs.
Uitgaande van genoemde 10 procent van de leerlingen die deelnemen aan de rekentoets ER (19.000 leerlingen) en een uurtarief van € 45,– zullen de administratieve lasten voor alle vo-scholen samen circa 19.000 uur oftewel € 855.000,– bedragen. Per vo-school gaat het om gemiddeld circa 30 uur, oftewel circa € 1.300,–.
Voor het mbo geldt dat het in totaal gaat om circa 16.500 leerlingen (dat wil zeggen 10 procent van alle jaarlijkse examendeelnemers in mbo-2, mbo-3 en mbo-4) en daarmee om een verhoging van de administratieve last met circa € 740.000,–. Ook hierbij is uitgegaan van een uurtarief van € 45,– per uur en de veronderstelling dat circa 10 procent van de leerlingen in het mbo in aanmerking komt voor een rekentoets ER.
De genoemde lasten zijn noodzakelijk, waarbij wij hebben getracht deze zo laag mogelijk te houden. Naast een lastenverzwaring vindt in het vo een lastenverlichting plaats doordat scholen het door de leerling behaalde resultaat op de rekentoets niet meer na elke afname hoeven door te geven aan DUO maar alleen het cijfer dat op de cijferlijst zal worden vermeld. Dit wordt separaat geregeld. In het mbo is de werkwijze al zo dat resultaten pas bij diplomering hoeven te worden doorgegeven aan DUO en niet tussentijds.
Aan de overige wijzigingen zijn geen administratieve lasten of nalevingskosten verbonden.
De jaarlijkse uitgaven in verband met de rekentoets ER bedragen € 1.000.000,–. Het betreft structurele kosten bij Cito en CvTE. Er moeten namelijk elk jaar opgaven worden ontwikkeld en vastgesteld in verband met de betrouwbaarheid en validiteit van de toets. De organisatie van de toets vindt eveneens elk jaar plaats. Het CvTE en de Stichting Cito brengen deze kosten in rekening aan het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Een deel van de kosten (die als gevolg van de invoering van de ER-toets vanaf nu structureel worden) werden sinds 2013 ook reeds gemaakt door CvTE en Stichting Cito in verband met de pilotafnames van de rekentoets ER. Voor scholen zijn de te verwachten kosten beperkt.
Van 19 januari tot en met 16 februari 2015 is een concept van dit besluit in consultatie geweest. In de internetconsultatie zijn 119 reacties ontvangen (waarvan 70 openbaar). Een aantal reacties heeft geleid tot een aanpassing in de toelichting bij het besluit. Vanwege de hoeveelheid reacties in de internetconsultatie is het niet mogelijk op al deze reacties afzonderlijk in te gaan. Hieronder wordt een nadere toelichting gegeven op de hoofdpunten die in een groot deel van de reacties naar voren kwamen.
De via internetconsultatie verkregen reacties zijn voornamelijk kritisch ten opzichte van de gewijzigde uitslagregels. In sommige gevallen is een wijziging of aanvulling van het voorstel in overweging gegeven.
In een belangrijk deel van de reacties in de internetconsulatie worden vraagtekens geplaatst bij de gewijzigde positie van de rekentoets in de uitslagregeling. De kritiek luidt dat de rekentoets hierdoor zwaarder meetelt dan wanneer deze in de kernvakkenregeling zou zitten.
De tijdelijke gewijzigde positie in de uitslagregeling is in 2014 geadviseerd door de commissie Steur en heeft tot doel om te voorkomen dat leerlingen de dupe worden van rekenonderwijs dat nog niet bij elke school op orde is, terwijl er voldoende druk op de ketel blijft om het rekenonderwijs verder te blijven verbeteren. De commissie Steur heeft hiertussen in het advies een goede balans gevonden. In dit besluit is de overgangsperiode voor het vwo korter dan de commissie Steur heeft geadviseerd maar met behoud van het vangnet. Hierdoor wordt vermeden dat de rekentoets tijdelijk zwaarder zou gaan meetellen dan de kernvakkenregeling.
Naar aanleiding van de brief van 6 oktober 2015 en de aangenomen motie Jadnanansing c.s. is besloten om het meetellen van het resultaat op de rekentoets voor het behalen van het diploma in het vmbo, het havo en het mbo met enkele jaren uit te stellen.7 Voor het vwo telt het resultaat op de rekentoets wel mee vanaf het schooljaar 2015–2016. De overgangsperiode waarbij de rekentoets tijdelijk buiten de kernvakkenregeling is, geldt daar dan ook direct dat schooljaar.
In de reacties op de internetconsultatie wordt kritiek geuit op de in dat ontwerp nog opgenomen vaardigheidsscores. Zo wordt er op gewezen dat een gebruikelijke cijferwaardering leerlingen mogelijk extra zal stimuleren om de toets goed te maken.
De commissie Steur heeft aanbevolen om de uitslag van de rekentoets tijdelijk uit te drukken in een vaardigheidsscore. Naar aanleiding van de kritiek op het hanteren van de vaardigheidsscores, ook vanuit MBO Raad en NRTO in verband met de hoge ict-aanpassingskosten en de benodigde communicatie voor een zeer beperkte tijdsperiode, wordt het resultaat van de rekentoets, zoals gebruikelijk, uitgedrukt in een cijfer 1 tot en met 10.
Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), de Inspectie van het Onderwijs en het CvTE hebben de uitvoerbaarheid van het wijzigingsbesluit vooraf getoetst. DUO acht het besluit uitvoerbaar. Naar aanleiding van opmerkingen van de inspectie zijn de tekst en toelichting van het ontwerp en met name omtrent de voorwaarden voor het mogen afnemen van de rekentoets ER enigszins verduidelijkt. Nuttige suggesties van de drie organisaties zijn verder waar mogelijk en nodig verwerkt in het besluit en de toelichting.
Met de ingevoegde begripsbepaling «rekentoets ER» wordt aangeduid dat het hierbij gaat om een rekentoets waarbij de opgaven zijn aangepast voor kandidaten met ernstige rekenproblemen.
In het nieuwe derde lid van artikel 9 van het Eindexamenbesluit VO en het nieuwe vijfde lid van artikel 10 van het Staatsexamenbesluit VO is een vrijstelling geregeld voor degene die eerder als deelnemer in het beroepsonderwijs is geslaagd voor het generiek examenonderdeel rekenen. De voorwaarde is wel dat hij dat centraal examen voor het onderdeel rekenen heeft afgelegd op ten minste hetzelfde referentieniveau van examineren zoals dat op grond van artikel 2, tweede lid, onder c, en lid 2a, van de Wet College voor toetsen en examens is vastgesteld voor de rekentoets van het eind- of staatsexamen dat hij aflegt.
De voorwaarden komen overeen met de voorwaarden voor de vrijstelling die in het middelbaar beroepsonderwijs aan een deelnemer wordt verleend indien hij eerder de rekentoets aan het havo of het vwo heeft afgelegd (artikel 3b van het Examen en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB). Dat betekent dat deze kandidaat is vrijgesteld als hij naast het voorgeschreven niveau ook minimaal een 6 heeft gehaald en er niet meer dan twee studie- of schooljaren verstreken zijn na het studiejaar waarin hij het examen voor het onderdeel rekenen met goed gevolg heeft afgelegd.
Omdat met ingang van het schooljaar 2015–2016 de rekentoets voor de kaderberoepsgerichte, de gemengde en de theoretische leerweg op gelijk niveau geëxamineerd wordt, wordt ook een kandidaat die eerder de rekentoets op een identiek vereist referentieniveau heeft afgelegd, vrijgesteld. Degene die bijvoorbeeld eerder met goed gevolg de rekentoets in het kader van zijn examen voor de kaderberoepsgerichte leerweg heeft afgelegd, kan voortaan worden vrijgesteld van de rekentoets voor het eindexamen in de theoretische leerweg indien hij met diploma doorstroomt naar die leerweg.
Met de wijzigingen in dit onderdeel geldt niet langer het uitgangspunt dat de rekentoets in het laatste leerjaar wordt afgenomen en dat het bevoegd gezag kan beslissen over afname van de rekentoets in het voorlaatste leerjaar. De rekentoets wordt voortaan op grond van artikel 46, vierde lid, in het voorlaatste en laatste leerjaar afgenomen.
Met het invoegen van de artikelen 46a van het Eindexamenbesluit VO en 23b van het Staatsexamenbesluit VO wordt de rekentoets ER ingevoerd voor leerlingen met ernstige rekenproblemen.
Het tweede en derde lid verduidelijken dat de school een zorgplicht heeft jegens zijn leerlingen. Deze plicht omvat mede het zoveel mogelijk concretiseren van hetgeen het bevoegd gezag ten minste verstaat onder ernstige rekenproblemen, de door een leerling te leveren inspanning, de door het bevoegd gezag te verzorgen extra ondersteuning en de potentiële gevolgen van het afleggen van de rekentoets ER.
Zodoende kunnen reeds in een zo vroeg mogelijk stadium deze rekenproblemen aan het licht komen en kan de leerling worden voorbereid op zijn examen. Het bevoegd gezag heeft ingevolge het tweede lid ook een algemene informatieplicht jegens alle leerlingen omtrent de verschillende rekentoetsen en de mogelijke consequenties daarvan.
In het derde lid is bepaald onder welke voorwaarden een kandidaat de aangepaste rekentoets ER mag afleggen. De randvoorwaarde is dat aantoonbaar is gebleken dat de leerling niet in staat is belangrijke rekenvaardigheden te beheersen. Dat een deelnemer dergelijke problemen heeft, kan bijvoorbeeld blijken uit rapportages uit het voorafgaand onderwijs of de in het huidig onderwijs gemeten vorderingen. De rekentoets ER voor kandidaten met ernstige rekenproblemen is verder toegelicht in het algemene deel van deze toelichting. De directeur van de vo-school dan wel het CvTE ingeval van een staatsexamen dient toestemming te geven voor het afleggen van de rekentoets ER in plaats van de reguliere toets. Voor de besluitvorming op dit punt kunnen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur richtinggevend zijn. Een zorgvuldige afweging is vereist, omdat aantoonbaar van de ernstige rekenproblemen moet zijn gebleken. Het ligt – met uitzondering van staatsexamen – in de rede dat voorafgaand de meest betrokken leraar wordt geraadpleegd.
De voorwaarden voor die toestemming worden in het vierde lid van artikel 46a van het Eindexamenbesluit VO en het vierde lid van artikel 23b van het Staatsexamenbesluit VO gesteld. Het belangrijkste criterium is dat de directeur dient vast te stellen dat de kandidaat die de rekentoets ER wil doen, aanhoudend slecht scoort op het gebied van rekenen en dat hem dat niet is aan te rekenen. Dit zou tot gevolg hebben dat de leerling – ondanks hulpmiddelen, remediëring en extra inspanningen door de school en de leerling – met de reguliere rekentoets niet in staat is om tot een cijfer te komen waarmee hij zijn diploma kan halen. Dat een leerling aanhoudend slecht scoort kan bijvoorbeeld blijken uit rapportages uit het voorafgaand onderwijs of de in het huidig onderwijs gemeten vorderingen. Tegelijkertijd wordt van de leerling zelf ook voldoende inspanning verwacht om te kunnen slagen voor de rekentoets. Daarnaast is van belang dat de directeur vaststelt dat de potentiële deelnemer aan de rekentoets ER zich ervan bewust is dat het afleggen van de rekentoets ER gevolgen kan hebben voor toegang tot vervolgopleidingen of voor de arbeidsmarkt. Tot slot is van belang dat het bevoegd gezag de leerlingen met ernstige rekenproblemen tijdig extra ondersteuning heeft aangeboden.
Dit alles laat onverlet dat er bij de afname van de reguliere rekentoets aanpassingen op grond van artikel 55 van het Eindexamenbesluit VO of artikel 33 van het Staatsexamenbesluit VO gedaan kunnen worden.
Hoewel er vier kansen zijn om de rekentoets af te leggen, wordt er slechts van één van de afgelegde toetsen een eindcijfer voor de cijferlijst bij het diploma vastgesteld. Het eindcijfer van de rekentoets hoeft dan ook pas na afloop van de laatste toetsgelegenheid van een kandidaat te worden doorgegeven aan de Dienst Uitvoering Onderwijs. Het hoogste cijfer dat is behaald, geldt van rechtswege als eindcijfer, tenzij de kandidaat de rekentoets op verschillende niveaus heeft afgelegd. Indien de kandidaat de rekentoets op verschillende niveaus heeft afgelegd, overlegt de directeur met de kandidaat om te bepalen welk niveau rekentoets met bijbehorend cijfer meetelt als eindcijfer en als zodanig op de cijferlijst bij het diploma wordt vermeld.
Vanwege de mogelijkheid om op grond van artikel 9 van het Eindexamenbesluit VO en artikel 10 van het Staatsexamenbesluit VO vrijstelling voor de rekentoets te krijgen vanwege een eerder in het beroepsonderwijs afgelegd generiek examenonderdeel rekenen, kan ook de resultatenlijst als bewijsstuk te dienen die op grond van artikel 7.4.6, tweede lid, van de WEB wordt afgegeven.
Er zijn in het voortgezet onderwijs vier toetsmogelijkheden om de rekentoets af te leggen. Indien er sprake is van één leerjaar waarin de kandidaat eindexamen doet, zijn er echter drie toetsmogelijkheden voor de kandidaat. Deze vermindering in kansen is gerechtvaardigd omdat de kandidaat in het vavo of de kandidaat aan een reguliere dagschool die eerder gezakt is voor het eindexamen, veelal eerder aan een reguliere dagschool in de gelegenheid is gebracht de rekentoets af te leggen. Meer dan drie toetsmogelijkheden per leerjaar organiseren levert voor scholen een te zware organisatorische last op. Voor de rekentoets bij het afleggen van een volledig staatsexamen is ook geregeld dat er drie toetsmogelijkheden zijn. Indien de kandidaat over twee jaar verspreid het staatsexamen doet heeft hij vier toetsmogelijkheden, net als bij het eindexamen. In het staatsexamen is het ook mogelijk op te gaan voor de rekentoets, zonder dat de kandidaat beoogt een diploma te behalen (deelstaatsexamen). In dat geval heeft de kandidaat één toetsmogelijkheid per schooljaar. Dit sluit aan bij de situatie dat de kandidaat deelstaatsexamen in een vak doet, en daar geen herkansing in kan doen.
In de laatste twee leden van beide artikelen is bepaald hoe het bevoegd gezag om kan gaan met de mogelijkheid om de rekentoets op een hoger niveau af te leggen. Per toetsmogelijkheid kan het bevoegd gezag de kandidaat hiertoe in de gelegenheid stellen, maar is dat niet verplicht. Indien de kandidaat gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om de rekentoets op een hoger niveau af te leggen (bijvoorbeeld een kandidaat die opgaat voor het vmbo-tl-eindexamen legt de rekentoets op grond van artikel 13, tweede lid, van het Eindexamenbesluit VO op havo-niveau af), dan stelt het bevoegd gezag de kandidaat in de gelegenheid om bij een volgende gelegenheid de rekentoets af te leggen op het niveau waarop hij eind- of staatsexamen doet. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheid een rekentoets ER af te leggen.
Omdat het voor de eventuele doorstroom naar een vervolgopleiding kenbaar moet zijn dat een rekentoets ER voor kandidaten met ernstige rekenproblemen is afgelegd, wordt dat op de cijferlijst of op het certificaat aangeduid met «rekentoets ER». Dit is alleen van belang ingeval de rekentoets waarvoor een eindcijfer is vastgesteld een rekentoets ER betreft. Indien de kandidaat bij een van de toetsmogelijkheden gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid een ER-toets af te leggen, maar bij het vaststellen van het eindcijfer gebruik wordt gemaakt van een rekentoets, niet zijn de een rekentoets ER, zal «ER» niet op de cijferlijst of op het certificaat worden vermeld.
Omdat de rekentoets op verschillende wijzen kan worden afgelegd, is het van belang dat ook in het basisregister onderwijs (afgekort als bron), bedoeld in artikel 24b van de Wet op het onderwijstoezicht, bekend is welke soort rekentoets is afgelegd.
Hoofdstuk VII van het Eindexamenbesluit VO en hoofdstuk VI van het Staatsexamenbesluit VO bevatten voornamelijk overgangsbepalingen waarbij tijdelijk wordt afgeweken van hetgeen in die besluiten is geregeld met betrekking tot de rekentoets. De artikelen 61 en 63 Eindexamenbesluit VO en 43a en 43c Staatsexamenbesluit VO regelen dat een kandidaat voor het eindexamen of het staatsexamen in een leerweg van het vmbo of in het havo, naast de overige uit hoofde van artikelen 49 en 50 Eindexamenbesluit VO dan wel 26 en 26a Staatsexamenbesluit VO geldende vereisten waarvan niet wordt afgeweken, tijdelijk slechts de rekentoets moet hebben afgelegd om te kunnen slagen voor zijn eind- of staatsexamen. Het behaalde eindcijfer voor de rekentoets heeft dus geen gevolgen voor het kunnen verkrijgen van het diploma zolang het overgangsrecht van toepassing is. De rekentoets maakt daarmee in het vmbo en het havo voorlopig geen onderdeel meer uit van een kernvakkenregeling als bedoeld in de artikelen 49, eerste lid, onder b, en 50, eerste lid, onder b, van het Eindexamenbesluit VO en de artikelen 26, eerste lid, onder b, en 26a, eerste lid, onder b van het Staatsexamenbesluit VO. Daarom wordt in voornoemde overgangsbepalingen geregeld welk eindcijfer dan wel ten minste moet worden behaald voor het andere examenvak of de andere examenvakken in een kernvakkenregeling, zolang de rekentoets niet meetelt voor het kunnen verkrijgen van het diploma. Hiermee wordt in feite de situatie voortgezet zoals geregeld in het eerdere overgangsrecht voor de rekentoets (Stb. 2013, 282) in de schooljaren 2013–2014 en 2014–2015. Het verschil is wel dat thans het behaalde eindcijfer voor de rekentoets op de cijferlijst bij het diploma zal worden vermeld en niet meer op een aparte bijlage bij de cijferlijst, uitgezonderd het vmbo, basisberoepsgerichte leerweg. De artikelen 62 Eindexamenbesluit VO en 43b Staatsexamenbesluit VO regelen namelijk dat het behaalde eindcijfer voor de rekentoets in het vmbo-bb voor de duur van dit overgangsrecht op een bijlage bij de cijferlijst wordt vermeld. Dit geldt zowel voor de voorlopige als voor de definitieve cijferlijst. Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip kunnen deze bepalingen vervallen. Dan zal het behaalde eindcijfer voor de rekentoets ook in de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo weer op de cijferlijst worden geplaatst overeenkomstig de artikelen 52, 52c en 53 van het Eindexamenbesluit VO en de artikelen 30 en 31 van het Staatsexamenbesluit VO.
Dit nieuwe overgangsrecht is van toepassing vanaf 1 augustus 2015 tot een nader te bepalen tijdstip. Daarmee kan van jaar op jaar de stand van zaken met betrekking tot het rekenonderwijs en de resultaten voor de rekentoets in ogenschouw worden genomen. Op enig moment kan dan worden besloten dat het overgangsrecht niet meer nodig is en dat het eindcijfer voor de rekentoets weer gevolgen kan en moet gaan hebben voor het behalen van een diploma. Daartoe kan op basis van de artikelen 65b Eindexamenbesluit VO en 43g Staatsexamenbesluit VO bij koninklijk besluit worden bepaald voor het havo of een of meer specifieke leerwegen van het vmbo dat het overgangsrecht vanaf een bepaald in de toekomst gelegen tijdstip vervalt. Dat betekent dat degene die op dat in de toekomst gelegen tijdstip nog geen diploma heeft, vanaf dat moment aan de zwaardere eisen moet voldoen. Zonder nieuw overgangsrecht betekent dat dan dat vanaf dat tijdstip de uitslag weer geheel en al wordt bepaald overeenkomstig de artikelen 49 en 50 van het Eindexamenbesluit VO voor het vmbo respectievelijk het havo. Voor een staatsexamen zal dat dan geschieden overeenkomstig artikelen 26 en 26a van het Staatsexamenbesluit VO. Zie verder ook paragraaf 1 van het algemeen deel van deze toelichting.
De artikelen 64 Eindexamenbesluit VO en 43d Staatsexamenbesluit VO regelen dat het behaalde eindcijfer voor de rekentoets in het vmbo en havo tijdelijk buiten beschouwing wordt gelaten bij de vaststelling van het judicium cum laude. Dit geldt zolang dat eindcijfer niet meetelt voor het behalen van het diploma. Dat betekent in het vmbo en havo dat een eventuele onvoldoende voor de rekentoets is toegestaan en tijdelijk geen gevolgen heeft voor het judicium cum laude. Dit vormt hiermede een afwijking van het tweede en derde lid van artikel 52a Eindexamenbesluit VO en het tweede en derde lid van artikel 30a Staatsexamenbesluit VO. Dit overgangsrecht is niet van toepassing op het vwo, zodat daar voor de rekentoets ten minste een 7 is vereist om in aanmerking te komen voor het judicium cum laude. In Caribisch Nederland is geen verplichte rekentoets, zodat daarvoor geen specifiek overgangsrecht voor het judicium cum laude nodig is.
Voor het vwo is in artikel 65 van het Eindexamenbesluit VO en artikel 43e van het Staatsexamenbesluit VO een andere overgangsbepaling geregeld dan voor het vmbo en de havo. Beide overgangsbepalingen regelen in het schooljaar 2015–2016 dat een kandidaat die het eind- of staatsexamen vwo aflegt voor de rekentoets ten minste het eindcijfer 5 moet hebben behaald om te kunnen slagen voor dat eind- of staatsexamen. De rekentoets maakt in dat schooljaar geen onderdeel uit van de kernvakkenregeling als bedoeld in artikel 50, eerste lid, onder b, van het Eindexamenbesluit VO en 26a, eerste lid, onder b van het Staatsexamenbesluit VO. In de artikelen 65a van het Eindexamenbesluit VO en artikel 43f van het Staatsexamenbesluit VO is de vangnetbepaling bij het overgangsrecht voor de rekentoets in het vwo opgenomen die in paragraaf 1.4 van het algemene deel van de toelichting nader is toegelicht. Het tweede lid van deze bepalingen maakt het bovendien mogelijk het vangnet gedifferentieerd toe te passen op de gehele groep, de groep kandidaten die de reguliere rekentoets afleggen en de groep kandidaten die de rekentoets ER afleggen.
Sinds 1 augustus 2014 luidt de naam van het college: het College voor toetsen en examens vanwege de wijziging van de gelijkluidende wet. De begripsbepaling (vaak afgekort als CvTE) is hierop aangepast.
Met de ingevoegde begripsbepaling «centraal examen ER voor het onderdeel rekenen» wordt aangeduid dat het hierbij gaat om een rekenexamen waarbij de opgaven zijn aangepast voor kandidaten met ernstige rekenproblemen.
Het zelfstandig bestuursorgaan College voor toetsen en examens (CvTE) krijgt als nieuwe taak de ontwikkeling van een aangepast centraal examen voor het onderdeel rekenen voor die deelnemers die te kampen hebben met ernstige rekenproblemen. Daartoe wordt een nieuw onderdeel k. toegevoegd aan artikel 6, eerste lid. Er is geen goedkeuring vereist van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de vaststelling van dat examen. Het centraal examen ER is anders dan het reguliere examen maar laat nog wel zien of de deelnemer het minimaal vereiste referentieniveau beheerst, zoals vastgesteld voor zijn opleiding in het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen. Zie hierover ook paragraaf 1.1 van het algemeen deel.
In het eerste lid is een zinsnede toegevoegd, waarmee wordt verduidelijkt dat een deelnemer die met toestemming van de examencommissie in eerste instantie zijn examenonderdeel Nederlandse taal of rekenen op een hoger niveau heeft afgelegd, maar geen voldoende heeft behaald, zijn herkansingsmogelijkheid ingevolge artikel 8, eerste lid, ook mag benutten om dat examen op het bij zijn opleiding passende niveau af te leggen.
De toegevoegde zin in het tweede lid van artikel 8 geeft een deelnemer die reeds met goed gevolg een centraal examenonderdeel Nederlandse taal of rekenen heeft afgelegd, het recht op één herkansing op een hoger niveau. Dit is anders dan het huidige artikel 3a dat van toepassing is in de situatie dat een deelnemer direct zijn eerste examen op een hoger niveau wil afleggen. Daarvoor is toestemming van de examencommissie vereist. Voor een kans op een hoger niveau kan aanleiding bestaan indien de deelnemer een voldoende heeft behaald voor zijn eerste examen in het desbetreffende examenonderdeel Nederlandse taal of rekenen. Voor het examenonderdeel Engels is de zinsnede niet van toepassing.
Het nieuwe derde lid geeft aan deelnemers het recht om te herkansen voor het reguliere examenonderdeel rekenen, als er reeds een voldoende is behaald voor het centraal examen rekenen ER. Dit om hun de kans te bieden om het onderdeel op een zo hoog mogelijk niveau af te ronden en zo de kansen op doorstroming naar vervolgonderwijs te optimaliseren.
Het vernummerde, nieuwe zesde lid maakt duidelijk dat de eindwaardering en het bepalen van de uitslag in overleg met de deelnemer geschiedt in het geval een deelnemer binnen één generiek examenonderdeel meerdere soorten examens met goed gevolg heeft afgelegd. Deze afstemming met de deelnemer is daarmee van belang indien de deelnemer zowel een examen volgens het wettelijke vereiste niveau met goed gevolg heeft afgelegd en dat examenonderdeel ook op een hoger niveau heeft afgelegd. Maar ook als de deelnemer zowel het centraal examen als het centraal examen ER voor het onderdeel rekenen met goed gevolg heeft afgelegd. De keuze van de deelnemer zal worden gebruikt voor de eindwaardering en daarmee worden vermeld op het de resultatenlijst bij het diploma.
De examencommissie is ingevolge artikel 7.4.5 van de Wet educatie en beroepsonderwijs belast met de organisatie van en het afnemen van de examens voor de beroepsopleiding. De examencommissie heeft daarom ingevolge artikel 12b, eerste lid, een algemene informatieplicht jegens alle deelnemers omtrent de verschillende examens voor het onderdeel rekenen en de consequenties daarvan. Het is daarom ook de examencommissie die toestemming moet geven voor het afleggen van het centraal examen ER in plaats van het reguliere examen. Dat regelt artikel 12b. Voor de besluitvorming op dit punt kunnen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur richtinggevend zijn. Een zorgvuldige afweging is vereist, omdat aantoonbaar van de ernstige rekenproblemen moet zijn gebleken. Het ligt in de rede dat voorafgaand aan de beslissing omtrent toestemming de meest betrokken docent wordt geraadpleegd.
De voorwaarden voor die toestemming worden in het nieuwe artikel 12c, eerste lid, gesteld. Het belangrijkste criterium is dat de examencommissie heeft vastgesteld dat de deelnemer die het examenonderdeel rekenen wil afleggen, aanhoudend slecht scoort op het gebied van rekenen terwijl hij zich hiervoor wel in voldoende mate heeft ingespannen. Dit zou tot gevolg hebben dat de deelnemer – ondanks hulpmiddelen, remediëring en extra inspanningen door de instelling en de deelnemer – met het reguliere rekenexamen niet in staat is om tot een cijfer te komen waarmee hij zijn diploma kan halen. Dat een deelnemer aanhoudend slecht scoort kan bijvoorbeeld blijken uit rapportages uit het voorafgaand onderwijs of de in het huidig onderwijs gemeten vorderingen. Tegelijkertijd wordt zoals gezegd van de deelnemer zelf ook voldoende inspanning verwacht om te kunnen slagen voor het onderdeel rekenen. Daarnaast is van belang dat de potentiële deelnemer aan het aangepaste rekenexamen zich ervan bewust is dat het afleggen van het centraal examen ER gevolgen kan hebben voor toegang tot vervolgopleidingen of voor de arbeidsmarkt. Daartoe is de tijdige en duidelijke communicatie door de instelling voorafgaand aan de examens vereist. Tot slot is van belang dat het bevoegd gezag deelnemers met ernstige rekenproblemen tijdig extra ondersteuning heeft aangeboden.
Artikelen 12b en 12c verduidelijken nog eens dat de instelling een zorgplicht heeft als bedoeld in artikelen 7.2.7, eerste lid, en 7.4.8, tweede lid, dan wel artikel 7.4.9, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in geval van een exameninstelling. Deze zorgplicht geldt ook jegens deelnemers met ernstige rekenproblemen, zodat reeds in een zo vroeg mogelijk stadium deze problemen aan het licht komen en de deelnemer kan worden voorbereid op zijn examen. Deze plicht omvat mede het zoveel mogelijk concretiseren van hetgeen het bevoegd gezag ten minste verstaat onder ernstige rekenproblemen, de door een deelnemer te leveren inspanning, de door het bevoegd gezag te verzorgen extra ondersteuning en de potentiële gevolgen van het afleggen van het centraal examen ER voor het onderdeel rekenen als bedoeld in het eerste en tweede lid. Hierbij kan overigens sprake zijn van een geleidelijke concretisering aan de hand van de opgedane ervaringen bij de instelling of elders.
Het opschrift is gewijzigd om duidelijker aan te geven dat de overgangsrechtelijke uitslagregeling van artikel 18a nodig was vanwege het eerste jaar waarin centrale examinering voor het onderdeel Nederlandse taal plaatsvindt.
Ten algemene is het zo dat een beroepsopleiding eerst met een diploma kan worden afgesloten wanneer met goed gevolg examen is afgelegd in de kwalificatie èn de beroepspraktijkvorming met een positieve beoordeling is voltooid. Het examen van een beroepsopleiding strekt zich in ieder geval uit over de gehele kwalificatie als bedoeld in artikel 7.1.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Artikel 17 van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB bepaalt welke eindwaardering voor een bepaald examen daarbij is vereist om de uitslag «geslaagd» te kunnen vaststellen. Daarbij wordt in dat artikel onderscheid gemaakt naar de soort beroepsopleidingen zoals gedefinieerd in artikel 7.2.2, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
Het nieuwe overgangsrecht in artikel 18c vormt voor wat betreft het examenonderdeel rekenen een tijdelijke uitzondering op de uitslagregels van artikel 17, tweede en derde lid, onderdelen a, van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB. Deze overgangsperiode start in het eerste studiejaar van centrale examinering voor het onderdeel rekenen in verband met een soepeler invoering daarvan. Voor de middenkader- en specialistenopleiding (mbo-4) vindt de centrale examinering voor het eerst plaats in het studiejaar 2015–2016. Voor de basisberoepsopleiding en vakopleiding (mbo-2 en -3) is dat een jaar later, dus vanaf het studiejaar 2016–2017.
Artikel 18c regelt dat het centraal examen voor het onderdeel rekenen wel moet worden afgelegd vanaf het tijdstip van invoering van centrale examinering ingevolge artikel 18, eerste lid, maar dat het behaalde resultaat voorlopig niet meetelt voor de uitslag. De eindwaardering wordt ook vermeld op de resultatenlijst, maar een deelnemer kan er voorlopig niet op zakken. Omdat onderdeel a van artikel 17, tweede en derde lid, de uitslagregeling bevat voor de generieke examenonderdelen Nederlandse taal en rekenen, voorziet artikel 18c in een tijdelijke norm voor de minimaal te behalen eindwaarderingen voor de overgebleven examenonderdelen Nederlandse taal en -ingeval van mbo-4 – ook Engels. Het gevolg van artikel 18c is dat een deelnemer aan de middenkader- en specialistenopleiding in het studiejaar 2015–2016 en volgende is geslaagd voor zijn diploma met eindwaarderingen van ten minste een cijfer 5 en een cijfer 6 voor Engels en Nederlands, onverminderd de overige vereisten van artikel 17. Voor een deelnemer aan de basisberoepsopleiding (mbo-2) en aan de vakopleiding (mbo-3) betekent het dat hij in het studiejaar 2016–2017 en volgende zijn diploma kan verkrijgen indien voor het generieke examenonderdeel Nederlandse taal een eindwaardering van ten minste het cijfer 5 is behaald, mits hij daarnaast aan de overige vereisten van artikel 17 voldoet. Artikel 18c moet dus worden toegepast in combinatie met artikel 17, tweede of derde lid, uitgezonderd onderdeel a.
Dit is soepeler dan de normale uitslagregeling van artikel 17 die bepaalt dat slechts voor één van de twee of drie generieke examenonderdelen een cijfer 5 mag worden behaald om te kunnen slagen. De laatstgenoemde regel zal weer van toepassing zijn na afloop van de overgangsperiode, zodra artikel 18cniet meer van toepassing is. Jaarlijks kan worden bepaald of het wenselijk is het overgangsrecht voor een bepaald soort beroepsopleiding te laten vervallen. Bij een positief besluit kan bij koninklijk besluit het tijdstip worden bepaald waarop artikel 18c niet meer van toepassing is voor de betreffende beroepsopleiding. De verwachting is dat voor studenten die het diploma mbo willen behalen in het studiejaar 2020–2021 of daarna de reguliere uitslagbepaling van artikel 17 weer van toepassing zal zijn.
In artikel 19 is geregeld dat voorafgaand aan het jaar van centrale examinering, bedoeld in artikel 18, een pilotexamen kan worden afgenomen. Het tweede lid bepaalde dat het resultaat voor het pilotexamen vrijstelling oplevert van de verplichte centrale examinering ingevolge artikel 18, mits voor het pilotexamen ten minste een 6 is behaald, dat examen is afgelegd in de tweede helft van de opleiding en dat pilotexamen in het laatste jaar voor invoering centrale examinering is afgelegd.
De wijziging in onderdeel b bewerkstelligt dat het vrijstellingsvereiste van ten minste een eindwaardering 6 blijft gelden voor de pilotexamens Nederlandse taal en Engels, maar dat een pilotexamen voor het onderdeel rekenen, mits afgelegd in het laatste jaar voor centrale examinering en overeenkomstig artikel 7a, vrijstelling geeft ongeacht het behaalde resultaat. Dit is in lijn met artikel 18c dat bepaalt dat in het mbo het resultaat van het examenonderdeel rekenen geen gevolgen heeft voor het diploma.
Nu artikel 61 van het Eindexamenbesluit VO nieuw overgangsrecht bevat vanwege een extra overgangsperiode voor de rekentoets en de uitslagregeling daarbij, voorziet artikel 16a in lijn daarmee in een afwijkende uitslagregeling in het kader van het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022. Daarbij is aangesloten bij hetgeen in artikel 61 van het Eindexamenbesluit VO is geregeld. De essentie is dat in een van de schooljaren 2015–2016 of daarna de rekentoets wel moet worden afgelegd in de basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg van het vmbo ongeacht het behaalde resultaat. Zolang artikel 61 Eindexamenbesluit VO van toepassing is op de beroepsgerichte leerweg van het vmbo telt de toets dus nog niet mee. Dit overgangsrecht vormt een tijdelijke afwijking van artikel 7, derde lid, onderdeel b van het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022. Het laat onverlet dat moet zijn voldaan aan onderdeel a van artikel 7, derde lid, en dat dus de overige vakken uit het gemeenschappelijk deel van het eindexamen zoals het gekozen kunstvak en lichamelijke opvoeding ten minste met een voldoende moeten zijn beoordeeld.
In de toelichting bij het inwerkingtredingsbesluit van 28 februari 2015 (Stb. 2015, 112) is aangekondigd dat artikel I, onderdeel O, van het besluit van 2 december 2014 (Stb. 2014, 510) tot wijziging van artikel 51a van het Eindexamenbesluit VO niet in werking zal treden omdat deze wijziging achterhaald is. Abusievelijk is artikel II, onderdeel D, van het besluit van 2 december 2014 (Stb. 2014, 510) die hetzelfde (herkansing rekentoets) regelt in artikel 27 van het Staatsexamenbesluit VO wel in werking getreden. Deze fout is nu met terugwerkende kracht hersteld. Het gewijzigde artikel 27 kon overigens in de praktijk geen toepassing vinden, omdat het nadrukkelijk is gekoppeld aan de niet in werking getreden wijziging van artikel 51a van het Eindexamenbesluit VO. Met deze bepaling wordt deze omissie hersteld.
Dit besluit treedt in werking met ingang van het schooljaar, dat reeds is aangevangen op 1 augustus 2015. Daarbij wordt slechts ten dele voldaan aan de eisen die gelden voor vaste verandermomenten. Het besluit treedt weliswaar in werking op een vast verandermoment van 1 augustus 2015, zoals in onderwijsregelgeving gebruikelijk is. Dit besluit is echter niet ten minste twee maanden voordien gepubliceerd in het Staatsblad. Deze afwijking is gerechtvaardigd in het belang van de leerlingen die de rekentoets moeten afleggen in het schooljaar 2015–2016, aangezien dit besluit versoepelingen aanbrengt ten gunste van hen. Zonder dit besluit zou een groter deel van de examendeelnemers geen diploma behalen dan thans het geval is. Zoals toegelicht in paragraaf 3.4 van het algemeen deel wordt met dit besluit nog niet voorzien in vergelijkbare wijzigingen voor Caribisch Nederland, omdat daar nog geen rekentoets wordt afgenomen.
Nu dit besluit eerst na 1 augustus 2015 in het Staatsblad kan worden gepubliceerd, werkt het terug tot dat tijdstip. Hoewel met terugwerkende kracht terughoudend moet worden omgegaan, is het in dit bijzondere geval wel toegestaan, omdat de regels die dit besluit stelt begunstigend zijn. De rekentoets ER biedt een groep leerlingen de mogelijkheid toch hun diploma te behalen, terwijl het overgangsrecht ten algemene een tijdelijke versoepeling biedt van de slaag-zakregeling voor alle examenkandidaten.
Het is tot slot van belang dat artikel V eerder dan artikel II, onderdeel G, in werking treedt, nu artikel V een reparatie betreft en bovendien met terugwerkende kracht tot 18 maart 2015, terwijl de overige artikelen van dit besluit wijzigingen behelzen die moeten gaan gelden vanaf 1 augustus 2015.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
Omwille van de leesbaarheid wordt in het algemeen deel van deze toelichting: met leerling en school ook de deelnemer (student) en instelling in het mbo bedoeld; met schooljaar, zowel het schooljaar in het vo als het studiejaar in het mbo bedoeld; met de rekentoets, zowel de rekentoets in het vo als het centraal examen voor het onderdeel rekenen in het mbo bedoeld.
Kamerstukken II 2013–2014, 31 332, nr. 21, Kamerstukken II 2014–2015, 31 332, nr. 36 en Kamerstukken II 2015–2016, 31 332, nr. 52.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2015-424.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.