31 332 Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen

Nr. 52 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS EN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 oktober 2015

Op 25 juni 2015 hebben wij u de Voortgangsrapportage invoering referentieniveaus 2015 gestuurd.1 Die brief richtte zich met name op rekenen in het voortgezet onderwijs (vo) en bevatte onder andere een analyse van de voorlopige resultaten op de rekentoets. In de voortgangsrapportage hebben we ook aangegeven dat we u voor het herfstreces opnieuw een brief zouden sturen, met daarin in ieder geval ook een analyse van de resultaten op het rekenexamen in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en de definitieve resultaten van de rekentoets in het vo.2 Die brief ontvangt u hierbij.

U heeft ons op 2 juli 2015 verzocht om de brief zo snel mogelijk aan u te doen toekomen. De afgelopen periode hebben we, met name vanuit het vo en het mbo, ook veel vragen ontvangen over de rekentoets. Wij vinden het belangrijk dat er zo snel mogelijk duidelijkheid is voor iedereen, zeker voor de leerlingen en scholen, en hebben alles in het werk gesteld om deze zo snel mogelijk te bieden. De definitieve resultaten in het mbo kwamen op 22 september beschikbaar en wij hechtten er belang aan dat de analyse van deze resultaten zorgvuldig gedaan kon worden. Daarom was het niet mogelijk om eerder duidelijkheid te bieden. Met deze brief informeren wij u over de resultaten en beschrijven wij de vervolgacties die volgens ons nodig zijn om te komen tot een verantwoorde invoering van de rekentoets.

Naar een hoger rekenniveau

In 2007 luidden het onderwijsveld en het bedrijfsleven de noodklok over de taal- en rekenvaardigheden van leerlingen in het Nederlands onderwijs. Aanleiding voor onder andere de toenmalige HBO-raad (nu Vereniging Hogescholen) om een dringend beroep te doen op uw Kamer dit probleem snel aan te pakken, wat vervolgens ook met grote urgentie is gedaan. We waren het er met z’n allen over eens: taal- en rekenvaardigheden zijn basisvaardigheden voor alle leerlingen. Deze vaardigheden zijn nodig om lessen op school goed te kunnen volgen en onmisbaar voor een succesvolle doorstroom naar een vervolgopleiding en voor het functioneren in het beroep en de maatschappij.

In 2007 is de commissie Meijerink ingesteld met als doel om te komen tot een doorlopende leerlijn taal en rekenen. Deze commissie heeft de referentieniveaus voor taal en rekenen opgesteld. Sinds 1 augustus 2010 hebben deze een wettelijke status en werken de scholen aan de implementatie van de rekentoets. Met de referentieniveaus is voor elke onderwijssector duidelijk en uniform beschreven wat leerlingen op verschillende momenten in hun leerloopbaan moeten kennen en kunnen op het gebied van de Nederlandse taal en rekenen. De doorlopende leerlijnen voor taal en rekenen zorgen ervoor dat goed wordt aangesloten bij de route die de leerling aflegt door de verschillende onderwijssectoren.

De afgelopen jaren zijn de scholen aan de slag gegaan met het verbeteren van hun taal- en rekenonderwijs, op basis van de referentieniveaus. De realisatie van de doorlopende leerlijnen is echter, zoals al vaker gemeld, een zaak van lange adem, vooral voor wat betreft het rekenonderwijs. Wij hebben de scholen daarin ondersteund, met onder andere extra financiële middelen en de Steunpunten taal en rekenen vo en mbo.

Zoals ook in de brief over taal en rekenen staat die eind 2014 aan uw Kamer is gestuurd, blijft het doel met het rekenonderwijs dat in 2020 de beheersing van rekenen van alle leerlingen op orde is.3 Het perspectief voor 2020 is in die brief als volgt in kaart gebracht:

Ook hebben wij in de brief van december 2014 aangegeven wat de (extra) acties zijn die we daarvoor in gang hebben gezet. In de voortgangsrapportage van 25 juni 2015 hebben wij u geïnformeerd over de stand van zaken op deze acties en de tussenresultaten.

Bij onze acties voor de verbetering van het rekenonderwijs en afwegingen over een verantwoorde invoering hebben wij de afgelopen jaren twee uitgangspunten centraal gesteld:

  • 1. Leerlingen mogen niet de dupe worden van onvolkomenheden in de rekentoets.

  • 2. Leerlingen mogen niet de dupe worden van slecht taal- en rekenonderwijs. De kwaliteit moet omhoog, daar hebben leerlingen recht op.

Om aan deze uitgangspunten tegemoet te komen, zijn de afgelopen jaren diverse aanpassingen gedaan. Op basis van een advies van een commissie, onder leiding van prof. dr. Bosker, over de uitwerking van de referentieniveaus, is de rekentoets aangepast. Aanbevelingen van de commissie waren onder andere om de kwaliteit van de toetsen en opgaven te verbeteren en om de transparantie en openbaarheid van de toetsen te vergroten. Wij hebben prof. dr. Bosker en de secretaris van de commissie afgelopen zomer gevraagd om te evalueren of de aanbevelingen van zijn commissie zijn opgevolgd. Hun bevindingen zijn te vinden in een brief die is toegevoegd als bijlage 3 bij deze brief4. Conclusie is dat de «geformuleerde aanbevelingen zijn opgevolgd, dan wel men is thans doende om de aanbevelingen vorm te geven». Dit betekent dat de implementatie van enkele aanbevelingen nog loopt, maar dat de rekentoets op orde is.

Ook is naar aanleiding van het advies van de commissie «Verantwoorde invoering rekentoets in vo en mbo», onder leiding van drs. Steur, een zogeheten vangnetregeling geïntroduceerd voor het eerste jaar waarin de rekentoets meetelt voor het behalen van het diploma. Deze regeling komt er op neer dat wanneer in een bepaalde leerweg of schoolsoort 5 procentpunt of meer van de leerlingen extra zou zakken vanwege de rekentoets, de leerlingen in die leerweg of schoolsoort geen 5 maar een 4 hoeven te behalen voor de rekentoets om toch het diploma te kunnen halen.

Tegen deze achtergrond beoordelen wij de meest recente cijfers over het schooljaar 2014–2015.

Invoering rekentoets vo is verantwoord

In de voortgangsrapportage van 25 juni 2015 zijn voorlopige resultaten van de eindexamenkandidaten 2015 op de rekentoets in het vo opgenomen. Zoals toen gemeld lagen deze voorlopige cijfers al hoger dan die van 2014. Inmiddels zijn ook de resultaten van de tweede afnameperiode van de rekentoets van schooljaar 2014–2015 bekend en is daarmee ook duidelijk wat het hoogst behaalde cijfer is voor alle leerlingen. U vindt deze in de tabel hieronder.5 Daarbij is niet alleen het percentage voldoende maar ook het percentage 5 of hoger opgenomen, omdat dit het cijfer is dat in schooljaar 2015–2016 nodig is voor het behalen van het diploma.

Tabel 1: Verdeling resultaten per niveau in schooljaar 2014-2015 (bron: DUO)
 

% 5 of hoger

% 6 of hoger

gemiddeld cijfer

 

2014

2015

2014

2015

2014

2015

vmbo-bb1

77%

77%

42%

51%

5,3

5,6

vmbo-kb

83%

85%

44%

59%

5,5

5,9

vmbo-gt

82%

88%

60%

69%

5,9

6,3

havo

87%

89%

47%

54%

5,6

5,8

vwo

99%

100%

90%

92%

7,1

7,3

X Noot
1

Voor vmbo-bb gaat de rekentoets pas vanaf schooljaar 2016–2017 meetellen voor het behalen van het diploma. Verder wordt voor leerlingen op vmbo-bb voor wie de rekentoets 2F te hoog gegrepen is, de gemakkelijker rekentoets 2A ontwikkeld.

Voor het voldoendepercentage (zes of hoger) levert dit de volgende grafiek op.

Figuur 1: Voldoendepercentages rekenen per schooljaar, per leerweg/schoolsoort (Bron: DUO)

Figuur 1: Voldoendepercentages rekenen per schooljaar, per leerweg/schoolsoort (Bron: DUO)

Nog duidelijker dan bij de voorlopige resultaten in de voortgangsrapportage, blijkt uit deze definitieve resultaten op de rekentoets dat er sprake is van een stijgende lijn in de beheersing van de rekenvaardigheden door leerlingen in het vo.

Uit tabel 1 blijkt bijvoorbeeld dat in de kaderberoepsgerichte leerweg van het vmbo het percentage leerlingen met een zes of hoger is gestegen van 44% naar 59% en het percentage leerlingen met een vijf of hoger van 83% naar 85%. Bij de gemengde en theoretische leerweg scoort zelfs 69% van de leerlingen al een zes of hoger en 88% een vijf of hoger. Bij het havo zien we ook progressie: hoewel het percentage leerlingen met een zes of hoger nog relatief laag is (54%), haalt 89% van de leerlingen een vijf of hoger. De cijfers in het vwo zijn uitstekend en behoeven geen verdere toelichting. Uit figuur 1 valt op te maken dat de voldoende-percentages per leerweg/schoolsoort over de hele linie significant zijn gestegen.

Ook hebben we doorgerekend wat de zakpercentages zouden zijn geweest wanneer het cijfer voor de rekentoets afgelopen schooljaar al had meegeteld voor het behalen van het diploma. Dit leidt tot tabel 2, waarbij vmbo-bb buiten beschouwing is gelaten, omdat de rekentoets daar pas vanaf schooljaar 2016–2017 gaat meetellen voor het behalen van het diploma.

Tabel 2: Zakpercentages wanneer rekentoets had meegeteld in schooljaar 2014-2015, per leerweg/schoolsoort (Bron: DUO)
 

zakpercentage

2014–2015 (gegevens tot en met tweede tijdvak)

zakpercentage indien rekentoets zou meetellen (met vangnet voor vmbo-kb en havo)

extra gezakt door rekentoets

vmbo-kb

4,8%

8,6%

3,8%

vmbo-gt

5,7%

8,0%

2,3%

havo

12,4%

13,8%

1,4%

vwo

7,6%

8,1%

0,5%

totaal

8,0%

9,9%

1,9%

Hieruit blijkt dat in totaal 1,9 procent van de leerlingen zou zijn gezakt door de rekentoets, wanneer deze afgelopen jaar had meegeteld voor het behalen van het diploma. Het laat zien dat de afgesproken vangnetregeling in het vo voorkomt dat de invoering van de rekentoets tot grote aantallen extra gezakten leidt. Met de verhoging van de exameneisen zal wellicht sprake zijn van een lichte stijging van het zakpercentage, maar deze zal al met al zeer beperkt zijn.

De conclusie die wij trekken is dat we voor het vo op de goede weg zijn. Wij verwachten dat de stijgende lijn dit schooljaar verder wordt voortgezet. Scholen hebben dan immers nog een jaar extra de tijd gehad om het rekenonderwijs te verbeteren. Ook zullen leerlingen meer gemotiveerd zijn om de rekentoets te maken als zij weten dat deze meetelt voor het behalen van het diploma. Daarnaast krijgen leerlingen in het vo, zoals eerder gemeld, extra mogelijkheden voor herkansing. Op basis van deze verwachtingen vertrouwen wij erop dat het aantal leerlingen dat niet aan de vereisten voldoet volgend jaar nog lager ligt. Voor vwo-leerlingen die meer aankunnen, komt er een vrijwillige 3S-toets die geen consequenties zal hebben voor de doorstroom naar het ho.

Sommige scholen zullen dit jaar nog wel een extra inspanning moeten leveren. Vooral binnen de sector zorg & welzijn in het vmbo-kb en het profiel cultuur & maatschappij op het havo zullen de prestaties nog verder omhoog moeten. Het Steunpunt taal en rekenen vo zal dit schooljaar extra aandacht schenken aan deze sector en dit profiel. Daarbij gaat het onder andere om het etaleren van goede voorbeelden, van scholen die met deze leerlingen wel goede resultaten behalen.

Ook de bestaande ondersteuning gaat door. Het Steunpunt bezoekt ook dit schooljaar de scholen waar nog verbetering nodig is, organiseert bijeenkomsten, geeft voorlichting en beantwoordt vragen van scholen. Verder zullen we ook dit schooljaar transparantie geven over de resultaten van scholen, zodat voor ouders en leerlingen helder is hoe er op hun school gepresteerd wordt.

Indien scholen er onverhoopt niet in slagen de benodigde stappen te zetten, kan het vangnet uitkomst bieden voor de leerlingen. Voor leerlingen met ernstige rekenproblemen zoals dyscalculie is er de rekentoets ER.

De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) zal voor het vo de resultaten op de rekentoets gaan betrekken in het reguliere toezicht. Daarnaast zal de inspectie komend jaar een themaonderzoek uitvoeren naar de besteding van de aanvullende middelen die scholen in vo en mbo hebben ontvangen voor taal en rekenen.

Blijven verbeteren in het mbo

Ook voor het mbo zijn de behaalde resultaten over het studiejaar 2014–2015 nu beschikbaar. De scholen geven deze resultaten nog niet door aan DUO, dus baseren we ons voor de gegevens hieronder op gegevens van de rapportage van het CvTE. In de tabel hierna staan de gegevens van de afnames uit het studiejaar 2014–2015.

Tabel 3: Resultaten rekentoets mbo in studiejaar 2014-2015, per mbo-niveau (bron: CvTE)
 

mbo-2

mbo-3

mbo-4

Percentage cijfer 1–3

30%

14%

12%

Percentage cijfer 4

19%

13%

19%

Percentage cijfer 5

21%

20%

36%

Percentage cijfer 6 en hoger

30%

53%

33%

Uit tabel 3 valt op te maken dat het afgelopen studiejaar alleen in mbo-3 meer dan de helft van de leerlingen in staat was een voldoende (zes of hoger) te halen voor de rekentoets. Bij zowel mbo-2 als mbo-4 komen de voldoendepercentages rond de 30% uit. Met name in mbo-2 zit een hoog percentage van de leerlingen nog ver af van het behalen van een voldoende, want 30% van hen haalt een drie of lager.

Naast dat de resultaten over het afgelopen schooljaar nog zorgwekkend zijn, laten de resultaten van de afgelopen jaren ook maar zeer beperkt een stijging zien van de voldoendepercentages per mbo-niveau. Dit is te zien in de figuur hieronder.6

Figuur 2: Voldoendepercentages rekenen per studiejaar, per mbo-niveau (Bron: CvTE)

Figuur 2: Voldoendepercentages rekenen per studiejaar, per mbo-niveau (Bron: CvTE)

Voor alle mbo-niveaus is het voldoendepercentage in het studiejaar 2014–2015 hoger dan dat in het studiejaar 2011–2012. Alleen bij mbo-4 (in de figuur aangegeven met Rek3F-4) is sprake van een stijging van de voldoendepercentages in opeenvolgende jaren. Bij mbo-2 en mbo-3 is er geen stijging over de afgelopen twee studiejaren. Dit in tegenstelling tot in het vo, waar er over de gehele linie wel een ontwikkeling in voldoendepercentages is te zien (zie figuur 1).

De oorzaken van de achterblijvende prestaties in het mbo zijn divers. Een belangrijke oorzaak is dat nog teveel leerlingen de afgelopen jaren met rekenachterstanden het mbo zijn ingestroomd.7 De leerlingen die de afgelopen jaren vanuit het vo naar het mbo zijn doorgestroomd, hadden immers bij diplomering in het vo en daarmee bij instroom in het mbo nog niet allemaal het gewenste eindniveau van ten minste het referentieniveau 2F. Dit betekent een extra opdracht voor het mbo, terwijl het uitgangspunt voor het mbo zou moeten zijn vooral het onderhouden van al eerder opgedane rekenvaardigheden (onderhoudsplicht). Dit sluit aan bij de uitgangspunten van de commissie Meijerink.8 Uitzondering hierop is mbo-4, waar leerlingen vanuit het vmbo vaak zullen instromen met het referentieniveau 2F, maar voor het behalen van het diploma referentieniveau 3F moeten behalen.

Ook komt als oorzaak van de achterblijvende prestaties naar voren dat instellingen moeite hebben met het vinden van goede rekendocenten.9 Ondanks de ondersteuning die we daarvoor de afgelopen jaren hebben geboden, door het beschikbaar stellen van extra middelen, maar ook via het laten ontwikkelen van het Raamwerk scholing en nascholing rekendocenten vo/mbo, lukt het sommige mbo-instellingen nog niet om voldoende geschikte rekendocenten in te zetten voor het rekenonderwijs. Dat betekent dat het rekenonderwijs nog niet overal op orde is. Een andere mogelijke oorzaak voor de achterblijvende prestaties is dat bij enquêtes van het CvTE in het afgelopen studiejaar circa een derde van de leerlingen in het mbo aangeeft geen rekenonderwijs te hebben gehad ter voorbereiding op het rekenexamen.10

Waar we in het vo zien dat de resultaten in de afgelopen jaren flink zijn verbeterd, is deze ontwikkeling in het mbo nog niet zichtbaar. Daarnaast zien we dat er in het mbo nog specifieke aandachtspunten zijn, zoals het vinden van voldoende en goede rekendocenten. Dat betekent dat we, ondanks alle al eerder genomen acties zoals de introductie van een vangnet, op dit moment niet het vertrouwen hebben dat het verantwoord is om met ingang van dit studiejaar in het mbo het resultaat op de rekentoets te laten meetellen voor het behalen van het diploma. Daarbij staat voor ons centraal dat leerlingen niet de dupe mogen worden van slecht rekenonderwijs. Daarom blijven we de komende jaren inzetten op verbetering van het rekenonderwijs bij scholen en de rekenvaardigheden van leerlingen om het gestelde doel voor 2020 te bereiken, maar telt voor leerlingen in het mbo komende jaren het resultaat op de rekentoets nog niet mee voor het behalen van het diploma. Hiermee geven we de scholen en leerlingen in het mbo nog enkele jaren extra de tijd om zich te verbeteren. Dit leidt voor het mbo tot het volgende.

Omdat het meetellen van de rekentoets voor het behalen van het diploma in het vo doorgaat zoals voorzien, zullen de komende jaren nagenoeg alle leerlingen uit het vo uitstromen met ten minste een vijf. Vanaf het studiejaar 2020–2021 heeft voor alle leerlingen die in dat studiejaar het mbo-diploma willen halen en die rechtstreeks vanuit het vo naar het mbo zijn doorgestroomd, het resultaat op de rekentoets al meegeteld voor het behalen van het vo-diploma. Daarmee is de instroom van leerlingen uit het vo in het gehele mbo op orde, en kan het resultaat op de rekentoets vanaf dat studiejaar ook in het mbo meetellen voor het behalen van het diploma.

Met deze lijn kan het mbo vanaf het studiejaar 2020–2021 voor het grootste deel van de leerlingen op een reële en betekenisvolle manier invulling geven aan de onderhoudsplicht en kunnen de scholen zich met name richten op het opleiden van de mbo-leerlingen tot volwaardig vakmannen en -vrouwen. Tot het studiejaar 2020–2021 moeten leerlingen de rekentoets wél afleggen maar telt het resultaat niet mee voor het behalen van het diploma. Gedurende deze periode zit er voor leerlingen in mbo-4 echter wel een gevolg aan het resultaat op de rekentoets: indien ze geen 5 behalen, kunnen ze niet meer automatisch doorstromen naar alle vervolgopleidingen in het hoger beroepsonderwijs (hbo). Wij komen hier later in deze brief op terug.

Overeind blijft dat het niveau van het rekenonderwijs in het mbo omhoog moet. Dat betekent dat we van alle scholen en leerlingen verwachten dat ze serieus omgaan met het rekenonderwijs en de rekentoets, ook in de periode dat de laatste nog niet meetelt voor het behalen van het diploma. Wij starten dan ook met een Actieplan rekenonderwijs mbo.

Actieplan rekenonderwijs mbo

Ook al telt het resultaat op de rekentoets de komende jaren niet mee voor het behalen van het mbo-diploma, leerlingen hebben recht op goed rekenonderwijs. Zij hebben rekenvaardigheden immers overal in de samenleving nodig. Wij verwachten dan ook dat scholen en leerlingen er alles aan doen om ook in het mbo de resultaten zo snel mogelijk te verbeteren.

Daarom komt er een actieplan rekenonderwijs mbo, naar voorbeeld van de vsv-aanpak.11 Wij kiezen voor een ambitieuze landelijke doelstelling voor rekenonderwijs in het mbo: minimaal 95% van de leerlingen haalt, in het studiejaar 2020–2021, het jaar dat het resultaat gaat meetellen voor het behalen van het diploma, tenminste een 5. Hier groeien we gefaseerd naar toe maar er zullen flinke stappen gezet moeten worden de komende jaren gezien het huidige percentage leerlingen dat nu tenminste een 5 haalt.

Deze doelstelling geldt voor iedere mbo-instelling en voor de mbo-niveaus 2 tot en met 4. De resultaten per instelling en per niveau op het gebied van rekenen maken we openbaar en indien mogelijk ook de inzichten dieper in de instelling naar leerwegen en sectoren. Hiermee wordt inzichtelijk welke verbeterprestaties waar worden geleverd en waar nog knelpunten zijn. Scholen die achterblijven in het verbeteren van het rekenonderwijs zullen wij hierop aanspreken en we zullen bezien of de verbetering van het rekenonderwijs deel kan gaan uitmaken van het resultaatafhankelijke deel van de kwaliteitsafspraken.

De accountmanagers mbo van ons ministerie faciliteren de instellingen bij het verbeteren van het rekenonderwijs in het mbo. Dit gebeurt onder meer door het actief onder de aandacht brengen van de resultaten en ontwikkeling van de instellingen en het organiseren van kennisdeling. We zullen nader bezien hoe we deze ondersteuning kunnen vormgeven, waar mogelijk ook in samenwerking met experts van MBO in Bedrijf en het Steunpunt taal en rekenen mbo.

Wij willen bij de uitvoering van het actieplan graag gezamenlijk optrekken met JOB, de vertegenwoordiger van de deelnemers in het mbo. We zullen met JOB in gesprek gaan om te onderzoeken of we (oud-)leerlingen kunnen inzetten om het belang van rekenen bij mbo-leerlingen onder de aandacht te brengen. Daarnaast zullen we bezien of we ook docenten, zoals bijvoorbeeld de docent van het jaar, hier bij kunnen betrekken.

Naast dat er flinke stappen gezet moeten worden bij de scholen in de verbetering van het rekenonderwijs, verwachten we van alle leerlingen dat ze zich de komende periode maximaal inzetten in voor rekenen en voor het behalen van een goed resultaat op de rekentoets. Het door hen behaalde resultaat op de rekentoets zal worden vermeld op de resultatenlijst bij het diploma.

Hiernaast zullen we ook de ondersteuning door het Steunpunt taal en rekenen mbo intensiveren. Er zal worden geïnventariseerd waar scholen behoefte aan hebben bij de verdere verbetering van hun rekenonderwijs en deze ondersteuning zal waar mogelijk worden gerealiseerd. Het zal daarbij vooral gaan om de benutting van goede voorbeelden/succesfactoren achter goed rekenonderwijs. Bij dit alles zal ook specifieke aandacht uitgaan naar die sector waar de cijfers in het bijzonder achterblijven, zoals zorg & welzijn.

Zoals gezegd geven veel scholen aan nog moeite te hebben met het vinden van voldoende goede rekendocenten. Scholen geven aan goede ervaringen te hebben met de inzet van docenten met een pabo-diploma voor het rekenonderwijs.12 Eén van de voorwaarden om hen (als zij-instromer) te benoemen is dat ze binnen twee jaar een pedagogisch-didactisch getuigschrift (pdg) halen. Dit kost zowel de school als de docent tijd en geld, terwijl deze docenten via hun pabo-opleiding al veel pedagogisch-didactische vaardigheden hebben opgedaan. Daarom zijn wij voornemens om het op korte termijn mogelijk te maken dat pabo-gediplomeerden eenvoudiger en sneller als rekendocent in het mbo benoemd kunnen worden.

Met de gerichte ondersteuning voor de scholen via bijvoorbeeld het Steunpunt taal en rekenen mbo en het inzichtelijk maken van de resultaten kunnen er de komende tijd flinke stappen worden gezet in de verbetering van het rekenonderwijs in het mbo. Het moet echter duidelijk zijn dat scholen nu echt aan de slag moeten, overal is verbetering mogelijk. Als scholen hierin achterblijven, dan gaan wij hierover met hen in gesprek.

Ook in het mbo zal de inspectie de resultaten op de rekentoets gaan betrekken in het reguliere toezicht, vanaf het moment dat de resultaten worden aangeleverd bij DUO. Verder zal de inspectie zoals genoemd onderzoek doen naar de besteding van aanvullende middelen voor taal en rekenen in vo en mbo.

Doorstroom mbo-hbo

Zowel het havo-diploma als een mbo-4-diploma geeft toegang tot het hbo. Havisten die de rekentoets niet halen krijgen vanaf dit studiejaar geen diploma en kunnen daarom niet doorstromen naar een vervolgopleiding. Mbo’ers die een onvoldoende voor de rekentoets halen, kunnen de komende jaren wel een diploma behalen. Vanwege de vergelijkbaarheid van de diploma’s tussen het havo en het mbo-4 en om te voorkomen dat bij de doorstroom naar het hbo grote verschillen ontstaan met betrekking tot de rekenvaardigheden van de instromende leerlingen, gaan voor rekenzware hbo-sectoren instroomeisen gelden. Concreet betekent dit dat een mbo-4-leerling minimaal het cijfer 5 moeten hebben gehaald voor de rekentoets om te kunnen doorstromen naar een opleiding in een van deze sectoren, net zoals dat voor havo-leerlingen geldt voor het behalen van het diploma waarmee kan worden doorgestroomd naar het hbo.

Mocht er sprake zijn van toepassing van het vangnet in het havo, dan zullen we het daar vereiste eindcijfer voor havo ook laten gelden voor mbo’ers als minimale doorstroomeis naar de rekenzware hoger beroepsopleidingen. Zij kunnen dan, afhankelijk van het vangnet, doorstromen met een lager cijfer. Voor opleidingen in een niet-rekenzware onderwijssector geldt dat mbo’ers kunnen instromen ongeacht het cijfer dat zij hebben behaald voor de rekentoets.

De onderwijssectoren economie, onderwijs, gezondheidszorg, techniek en landbouw worden nu voorzien als rekenzwaar; in overleg met het veld zal hier op korte termijn verder invulling aan worden gegeven en dit zal worden vastgelegd per ministeriële regeling.13 Omdat onder deze hbo-sectoren uiteenlopende opleidingen vallen, krijgen hogescholen de mogelijkheid om mbo-leerlingen met een te laag cijfer voor de rekentoets toch bij bepaalde opleidingen toe te laten, mits deze gedurende het eerste jaar hun tekortkomingen aantoonbaar wegwerken.

Nederlandse taal voor vmbo-bb, entreeopleiding en mbo-2

De invoering van het referentieniveau voor Nederlandse taal verloopt voorspoedig. Wel is het behalen van het referentieniveau 2F voor een groot deel van de leerlingen in vmbo-bb te hoog gegrepen. Weliswaar was het slagingspercentage het afgelopen jaar goed, maar dit had deels te maken met de cijferdifferentiatie. De normering van de centrale examens Nederlands van het vmbo-bb is namelijk wel gebaseerd op het referentieniveau 2F, maar deze leerlingen krijgen hierbij één cijferpunt extra. Hoewel er volgens de deskundigen mogelijk nog enige «rek» zit in de prestaties van de leerlingen in vmbo-bb, is de verwachting dat het voor een deel van de leerlingen nooit mogelijk zal zijn om geheel aan het referentieniveau 2F te voldoen.14 Een 2F-normering hanteren zou daarom leiden tot een ongewenste stijging van het aantal gezakte leerlingen. Daarom blijft voor dit schooljaar de aangepaste normering, waarbij leerlingen in het vmbo-bb een cijferpunt extra krijgen, voorlopig van kracht.

Omdat leerlingen uit het vmbo-bb over het algemeen doorstromen naar de entreeopleiding (zonder diploma) of mbo-2 (met diploma), en wij het ook voor Nederlandse taal belangrijk vinden om aan te sluiten bij de onderhoudsplicht die er voor het mbo ook bij rekenen geldt, zal dezelfde maatregel ook gaan gelden voor het mbo. Dat betekent dat dit studiejaar bij de normering van het centraal examen Nederlandse taal voor de entreeopleiding en mbo-2 cijferdifferentiatie geldt.

Wij zullen ondertussen bezien hoe we, in verband met de transparantie, deze aangepaste normering zichtbaar kunnen maken op de cijferlijst en resultatenlijst.

Tot slot

Veel scholen hebben de afgelopen jaren al veel inspanning geleverd en daar plukken leerlingen steeds meer de vruchten van. We zien ook dat het taal- en rekenonderwijs op veel plekken is verbeterd. Dit is ook essentieel, want taal- en rekenvaardigheden zijn noodzakelijke maatschappelijke vaardigheden.

We gaan voor het vo door met wat in 2012 al is aangekondigd. Daar gaat het resultaat op de rekentoets vanaf dit schooljaar meetellen voor het behalen van het diploma, met inachtneming van de afgesproken vangnetregeling. Omdat de rekenresultaten in het mbo ten opzichte van het vo nog achterblijven en we altijd hebben gezegd dat leerlingen niet de dupe mogen worden van rekenonderwijs dat niet op orde is, hebben we besloten om het resultaat voor de mbo-leerlingen de komende jaren nog niet mee te laten tellen voor het behalen van het diploma. Wel wordt het resultaat op de rekentoets zichtbaar op de resultatenlijst om zo te stimuleren dat iedereen zich maximaal inzet voor een zo goed mogelijk resultaat. In het mbo is nog een forse verbetering van het rekenonderwijs nodig. Wij ondersteunen scholen hierbij en verwachten dat zij alles uit de kast halen om het rekenonderwijs te verbeteren. We gaan de voortgang nauwgezet monitoren en spreken scholen aan wanneer deze verbetering niet snel genoeg gaat. Alle leerlingen hebben namelijk recht op goed rekenonderwijs.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Bijlagen15:

  • 1. Overige stand van zaken taal en rekenen

  • 2. Rapportage taal en rekenen 2014–2015 CvTE

  • 3. Brief opvolging aanbevelingen commissie Bosker

  • 4. Eindrapportage eerste tranche intensiveringstraject rekenen vo

  • 5. Rapportage derde ronde intensiveringstraject rekenen mbo

  • 6. Rapport rekentour JOB


X Noot
1

Kamerstuk 31 332, nr. 51.

X Noot
2

Waar hier wordt gesproken over de rekentoets, wordt zowel de rekentoets in het vo als het centraal examen rekenen in het mbo bedoeld; waar hier wordt gesproken over leerlingen, wordt zowel leerlingen in het vo als studenten in het mbo bedoeld; waar hier wordt gesproken over scholen wordt zowel vo-scholen als mbo-instellingen bedoeld.

X Noot
3

Kamerstuk 31 332, nr. 36.

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Meer gedetailleerde gegevens over de behaalde resultaten op de rekentoets, met ook uitsplitsingen naar sectoren en profielen in zowel het vo als het mbo, vindt u in de rapportage van het CvTE, bijlage 2 bij deze brief. Daarin zijn ook voorbehouden opgenomen over de vergelijkbaarheid van de resultaten over de jaren heen.

X Noot
6

Daarbij dient er wel rekening mee gehouden te worden dat de populaties over de jaren verschillen. In de eerdere jaren namen in het mbo veel beperktere aantallen leerlingen deel aan de rekentoets. Het zou kunnen dat dit vooral de meer vaardige leerlingen waren en dat in latere studiejaren ook de minder vaardige leerlingen deel zijn gaan nemen.

X Noot
7

Dit komt ook naar voren in de rapportages van het Steunpunt taal en rekenen mbo over de intensiveringstrajecten: «Over rekenen gesproken» en «Over rekenen gesproken, het vervolg». Voor deze rapportages is gesproken met inhoudelijk verantwoordelijken bij alle bekostigde mbo-scholen.

X Noot
8

Zie het advies «Over de drempels met taal en rekenen – hoofdrapport» van de commissie Meijerink. De commissie gaf aan dat het in het mbo met name zou moeten gaan om het onderhouden van al eerder, in het vo, opgedane vaardigheden.

X Noot
9

Zie hiervoor de rapportages van het Steunpunt taal en rekenen mbo over de intensiveringstrajecten.

X Noot
10

Zie de Rapportage taal en rekenen 2014–2015 van het CvTE (bijlage 2), Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
11

Een aantal van deze acties wordt ook in het vo ondernomen, zoals eerder beschreven. De acties voor het vo en mbo zullen zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd.

X Noot
12

Zie bijvoorbeeld de rapportages van het Steunpunt taal en rekenen mbo over de intensiveringstrajecten, Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
13

Van de studenten met een mbo-vooropleiding die in 2014–2015 begonnen aan een hbo-opleiding, stroomde 76% in aan een opleiding in een van deze hbo-sectoren.

X Noot
14

Dit in tegenstelling tot in het vmbo-kb, waar ook wordt genwormeerd op basis het referentieniveau 2F. Er zijn echter voor alle vakken verschillen tussen het vaardigheidsniveau van leerlingen van het vmbo-bb en vmbo-kb. Het is daarom ook logisch om dit verschil ook voor Nederlandse taal te zien.

X Noot
15

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven