Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35570-IV nr. 32 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35570-IV nr. 32 |
Vastgesteld 17 februari 2021
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 27 november 2020 over het ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland (Kamerstuk 35 570 IV, nr. 19)
De vragen en opmerkingen zijn op 20 januari 2021 aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 17 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Paternotte
Adjunct-griffier van de commissie, De Vos
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
De VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderzoek naar de loonruimte minimumloon en de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland 2020. Zij hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
Vraag 1
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Nederlandse investeringen op de BES-eilanden duidelijk hebben geleid tot zichtbaar positieve resultaten in de gezondheidszorg, het onderwijs en de bestaanszekerheid, zeker gelet op de kleine schaal en de eilandelijke situatie. Zo is voor veel kinderen en mensen met een zeer laag inkomen het verschil gemaakt. Het is goed dat het kabinet een volgende stap zet met het ijkpunt sociaal minimum.
De leden van de VVD-fractie benadrukken het belang om kritisch te blijven kijken naar de kosten en verantwoordelijkheden van de eilanden. Tegelijkertijd moet Nederland bereid zijn om bepaalde investeringen te doen. Zo zijn investeringen in infrastructuur, ICT, inter-eilandelijk openbaar vervoer en bestuur kosten die een klein eiland vaak niet zelf kan dragen. Dergelijke investeringen zijn van belang, omdat daarmee kosten van het levensonderhoud worden verlaagd en de zelfredzaamheid van de eilanden wordt vergroot. Echter, lezen de leden van de VVD-fractie in de beantwoording van vragen over het IJkpunt Bestaanszekerheid dat «het kabinet [niet] heeft gekozen voor financiële ondersteuning van investeringen in duurzame elektriciteitsproductie» omdat de brandstofkosten sterk gedaald zijn. Maar zou een investering in een duurzame elektriciteitsproductie op de lange termijn niet kunnen zorgen voor structureel lagere kosten van het levensonderhoud en een grotere zelfredzaamheid? En zo nee, waarom niet? Ziet het kabinet verder nog kansen om in samenspraak met de bestuurders op de BES te investeren in een structurele verlaging van de kosten voor nutvoorzieningen in Caribisch Nederland?
Antwoord 1
Er zijn mogelijkheden voor verduurzaming van de elektriciteitsproductie in Caribisch Nederland die bij kunnen dragen aan het verlagen van de kosten van elektriciteit. De beslissing om te investeren in verdere verduurzaming en/of een structurele verlaging van de kosten voor nutsvoorzieningen in Caribisch Nederland, is aan het nieuwe kabinet. Om het doel van betaalbaarheid te dienen, verstrekt het kabinet al een structurele subsidie waardoor de vaste kosten voor elektriciteit in Caribisch Nederland op Europees Nederlands niveau komen. Vanwege de coronacrisis worden de vaste kosten voor elektriciteit voor 2021 met subsidie tijdelijk teruggebracht naar nul. In het voorjaar van 2021 wordt bezien of de situatie op dat moment vraagt om verdere verlenging voor 2022.
Vraag 2
Als het gaat om inter-eilandelijk openbaar vervoer willen de leden van de VVD-fractie graag een update over de huidige stand van zaken van de ferryverbinding tussen de bovenwindse eilanden. Volgens de beantwoording van vragen in oktober jl. hadden Saba en Sint-Eustatius concrete plannen aangedragen voor de verbetering van de ferryverbinding. Heeft dat inmiddels ook geleid tot concrete stappen door Saba en Sint-Eustatius, opdat wanneer de covid-19 situatie het toelaat de verbetering van de ferryverbinding daadwerkelijk kan worden uitgevoerd?
Antwoord 2
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft eind vorig jaar op basis van de concrete plannen van Saba en Sint-Eustatius een financiële bijdrage ter beschikking gesteld aan de eilanden om de pilot van de ferryverbinding te kunnen opstarten. Nu Saba en Sint Eustatius over de financiële middelen beschikken, wordt door hen de komende weken onder andere het vaarschema en de aanbestedingsdocumenten gefinaliseerd. Aangezien de COVID-19-situatie nog steeds onzeker is, is een concrete startdatum van de ferryverbinding nog niet bepaald. Het is niet opportuun om al van start te gaan met de ferryverbinding als de reisbewegingen vanwege de COVID-19-situatie worden beperkt. Met het oog op de komst van vaccinaties is het streven om medio 2021 van start te gaan met de ferryverbinding, mits dit te zijner tijd in lijn is met de openingsstrategieën van de eilanden in het kader van de COVID-19-situatie.
Vraag 3
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris in de Kamerbrief uit november jl. schrijft dat hij in gesprek gaat met de bestuurscolleges van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en met de Centraal Dialogen van Bonaire en Sint Eustatius om een vervolg te kunnen geven aan de uitkomsten van het onderzoek. Heeft de Staatssecretaris dat reeds gedaan en wat zijn de uitkomsten van die gesprekken?
Antwoord 3
De gesprekken tussen de toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de bestuurscolleges en de Centraal Dialogen hebben eind november 2020 via een onlineverbinding plaatsgehad. De gesprekken hebben geresulteerd in een aantal (praktische) vervolgafspraken. Met de Central Dialogue Statia is afgesproken dat er nog een technische briefing zal plaatsvinden over het rapport. De Centraal Dialoog Bonaire heeft, daartoe uitgenodigd in het overleg, aangegeven nog met nadere voorstellen inzake het structureel gewenste niveau van het wettelijk minimumloon te willen komen. De beslissing over het verder verhogen van het minimumloon is aan een volgend kabinet.
De CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland 2020 (Kamerstuk 35 300 IV, nr. 68). Deze leden onderschrijven de inzet van het kabinet om bestaanszekerheid van inwoners in Caribisch Nederland over de volle breedte te verbeteren. Zij vinden het noodzakelijk dat de kosten worden teruggebracht tot een redelijk niveau zodat een situatie ontstaat waarin alle inwoners van Caribisch Nederland in de minimale kosten van levensonderhoud kunnen voorzien.
Vraag 4
Het kabinet merkt op dat het terugbrengen van de kosten tot een redelijk niveau gepaard gaat met structurele wijzigingen, zoals bijvoorbeeld het inrichten van een nieuw stelsel, wetswijzigingen of nieuwbouw. De leden van de CDA-fractie onderkennen dat dit tijd kost en dat dit betekent dat de kostenverlagingen niet van vandaag op morgen gerealiseerd zullen zijn. Wel vragen deze leden het kabinet inzichtelijk te maken hoeveel tijd de verschillende maatregelen naar verwachting zullen vergen, zodat er voor de inwoners van Caribisch Nederland een reëel perspectief ontstaat en de Kamer de kabinetsvoornemens kan toetsen.
Antwoord 4
In het ijkpunt voor het sociaal minimum is voor iedere uitgavenpost een bedrag opgenomen. Voor een aantal kostenposten wijkt dit bedrag af van de werkelijke kosten omdat van ingezet beleid een kostenverlaging wordt verwacht en ook noodzakelijk is. Dit geldt voor kinderopvang en voor wonen. In de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland van 8 juli 20201 is voor deze kostenposten een tijdpad opgenomen voor de vermoedelijke ontwikkeling van de kostenverlagingen in de komende jaren.
Het Rijk en de openbare lichamen hebben in het programma BES(t) 4 kids in 2020 een belangrijke stap gezet in de richting van de bedragen die voor kinderopvang zijn opgenomen in het ijkpunt voor het sociaal minimum. Vooruitlopend op de wettelijke verankering van het stelsel voor kinderopvang in Caribisch Nederland is voor de periode 2020 – 2021 de tijdelijke subsidieregeling kinderopvang Caribisch Nederland vastgesteld.2 Met de tijdelijke subsidieregeling kunnen kinderopvangorganisaties en buitenschoolse voorzieningen op Bonaire en Sint Eustatius vanaf 1 juli 2020 in aanmerking komen voor een kostprijsverlagende subsidie. De tijdelijke subsidieregeling is een belangrijke volgende stap van het programma BES(t) 4 kids om de kinderopvang voor ouders meer toegankelijk te maken. Het streven is om de financiering in 2022 structureel in wetgeving te verankeren en daarmee ook de in het ijkpunt voor het sociaal minimum beoogde kostenverlaging te realiseren.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zet in op het verlagen van de kosten van wonen door een beleid te voeren van vergroten van het aanbod van sociale huurwoningen, het inwerking laten treden van een wettelijk kader (bestaande uit landelijke wetgeving en eilandelijke verordeningen) om huurprijzen te reguleren, het overnemen van de bedragen voor de verhuurdersubsidie van de Openbare Lichamen, en het uitvoeren van een pilot met een vorm van huurcompensatie waarvan huishoudens, die nu via een particuliere verhuurder een woning huren, gebruik kunnen maken.
Deze onderdelen van het beleid om huurlasten te verlagen kennen elk een eigen dynamiek en planning.
Naar verwachting zullen de in het convenant volkshuisvesting Bonaire afgesproken 500 nieuwe sociale huurwoningen in verschillende tranches eind 2026/begin 2027 allemaal zijn opgeleverd. Op Sint-Eustatius zijn twee pilots voor renovatie en nieuwbouw uitgevoerd. Na evaluatie van die pilots zullen meer sociale huurwoningen worden gerenoveerd en zullen nieuwbouwwoningen worden gerealiseerd. Momenteel is overleg gaande tussen het Ministerie van BZK, het openbaar lichaam Sint-Eustatius en Bazalt Wonen over vorm, inhoud en planning van deze vervolgactiviteiten. Op Saba wordt gewerkt aan 18 nieuwe sociale huurwoningen.
Het wettelijk kader om huurprijzen te kunnen reguleren wordt gevormd door de in 2017 in het Staatsblad gepubliceerde Wet Maatregelen Huurwoningmarkt CN. Nadere uitwerking van bepaalde onderdelen van deze wet dient plaats te vinden in eilandsverordeningen. Op Bonaire zijn twee verordeningen aangenomen, te weten de Verhuursubsidieverordening en de Huurcommissie- en huurprijzenverordening. Voor Sint-Eustatius zijn de contouren voor een woningwaarderingstelsel verkend. Zodra besloten is welke variant van een woningwaarderingstelsel het meest geschikt is voor de situatie op Sint-Eustatius, zal dat stelsel worden omgezet in eilandsverordeningen. Saba heeft verkend wat er nodig is om de vigerende eilandsverordeningen aan te vullen en te actualiseren. Het verschil in voortgang heeft geleid tot het voorstel om de genoemde wet per eiland afzonderlijk in werking te kunnen laten treden. De daartoe benodigde wetswijziging is op 3 december jongstleden behandeld in de Tweede Kamer tijdens het WGO Maatregelen Huurmarkt (Kamerstuk 35 518, nr. 23). Na akkoord van de Eerste Kamer kan de wet voor Bonaire in werking treden.
De start van de pilot met een vorm van huurcompensatie voor de particuliere huursector is vertraagd door beperkte uitvoeringscapaciteit als gevolg van extra uit te voeren COVID-19-maatregelen door de RCN-unit SZW (de uitvoerder van de pilot). Inmiddels heeft de RCN-unit SZW een eerste uitvoeringstoets gedaan, waaruit blijkt dat het uitvoeren van een inkomenstoets (de basis voor het verstrekken van huurcompensatie) in Caribisch Nederland niet uitvoerbaar is door het ontbreken van inkomensgegevens van de beoogde doelgroep bij de Belastingdienst CN. Deze doelgroep heeft namelijk een inkomen dat lager is dan de belastingvrije som. Op dit moment wordt, in overleg met de RCN-unit SZW, gewerkt aan een alternatief voorstel voor een pilot. De start van de pilot is vooralsnog voorzien in september aanstaande. Net als bij BES(t) 4 Kids wordt nu verkend of er een tussenstap mogelijk is. Op basis van de resultaten van de pilot kan vervolgens besluitvorming plaatsvinden over het structureel uitbreiden van huurcompensatie naar de particuliere huursectoren van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.
De ambitie voor het verlagen van de kosten van levensonderhoud op het terrein van wonen, blijft in lijn met het tijdpad zoals weergegeven in de voortgangsrapportage van 8 juli jongstleden. Dat betekent dat er vanaf 2022 een effect te zien zal zijn door oplevering van gerenoveerde of nieuwe sociale huurwoningen, versterkt door inwerkingtreding van de Wet Maatregelen Huurwoningmarkt CN (Kamerstuk 34 523) en de bijbehorende eilandsverordeningen, en het uitbreiden van huurcompensatie naar de particuliere huursector. Dat effect zal in de jaren daarna toenemen door het verder opleveren van gerenoveerde of nieuwe sociale huurwoningen en door aanpassing van de woningmarkten aan het nieuwe wettelijke kader.
Vraag 5
De leden van de CDA-fractie constateren dat het kabinet en de openbare lichamen de afgelopen tijd prioriteit hebben gegeven aan het verzachten van de effecten van de coronacrisis. Deze leden vragen of de bedoelde maatregelen de ingezette aanpak van de armoedeproblematiek in Caribisch Nederland doorkruisen of juist versterken.
Antwoord 5
Het kabinet heeft voor Caribisch Nederland voor een vergelijkbaar omvangrijk en breed steunpakket gekozen als in Europees Nederland. Het doel van dit pakket is banen te behouden en de economische gevolgen van het coronavirus te beperken, zodat mensen hun inkomen behouden en in deze moeilijke periode worden ondersteund. Het pakket maatregelen is daarmee ondersteunend aan de aanpak in het kader van het ijkpunt sociaal minimum.
De grote sociaaleconomische effecten in verband met COVID-19 hebben het verlagen van de kosten van levensonderhoud urgenter gemaakt. Daarom heeft het kabinet een aantal tijdelijke maatregelen genomen in de vorm van subsidies om de kosten van energie, telecom en drinkwater te verlagen.3 Deze tijdelijke maatregelen sluiten aan bij de ambitie van het kabinet om de noodzakelijke kosten van levensonderhoud te verlagen. Ook door uw Kamer is hier veelvuldig aandacht voor gevraagd.
Voor het terugbrengen van de kosten van levensonderhoud tot een redelijk niveau, zijn echter niet alleen tijdelijke maar ook structurele wijzigingen noodzakelijk. Dat kost tijd. Daar komt bij dat de prioriteit van het kabinet en van de openbare lichamen de afgelopen maanden gelegen heeft bij het verzachten van het effect van COVID-19. Met als doel om werkgevers overeind te houden, banen te behouden en inkomen te garanderen voor de inwoners. Daardoor heeft de voorbereiding van structurele wijzigingen deels vertraging opgelopen. De start van de pilot met een vorm van huurcompensatie voor de particuliere huursector is bijvoorbeeld vertraagd door beperkte uitvoeringscapaciteit als gevolg van extra uit te voeren COVID-19-maatregelen door de RCN-unit SZW (de uitvoerder van de pilot).
Net als de inzet op het terugbrengen van de kosten van levensonderhoud is ook de inzet op het gebied van arbeidsbemiddeling urgenter geworden als gevolg van COVID-19. De afgelopen jaren is reeds geïnvesteerd in de capaciteit van de openbare lichamen voor de uitvoering van deze taak. De coronacrisis vergt echter een tijdelijke (meerjarige) additionele inzet op arbeidsbemiddeling om te voorkomen dat als gevolg van de crisis werkloos geworden lokale arbeidskrachten onnodig (lang) aan de kant blijven staan en een (steeds) grote(re) afstand tot de arbeidsmarkt krijgen. Dit is ook van belang om ervoor te zorgen dat er voldoende gekwalificeerde arbeidskrachten beschikbaar zijn voor sectoren die nu nog vacatures uitschrijven en voor kansrijke sectoren tijdens de herstart en na de coronacrisis. Met een additionele inzet vanaf eind 2020 t/m 2022 van op jaarbasis € 700.000 wordt een impuls gegeven aan de dienstverlening aan werkzoekenden en begeleiding van werk naar werk. De precieze inzet van deze middelen wordt in overleg met de openbare lichamen bepaald, om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de arbeidsmarktperspectieven en economische situatie op de drie eilanden.
Vraag 6
De Staatssecretaris kondigt aan dat het kabinet de mogelijkheden onderzoekt om de kosten van drinkwater voor inwoners van Caribisch Nederland verder structureel te verlagen. Wat is de stand van zaken, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
Antwoord 6
Het Kabinet onderzoekt de opties om tot een financieel duurzame exploitatie van de drinkwatervoorziening te komen, waarbij zowel de kosten voor de inwoners van Caribisch Nederland als de benodigde subsidies beheersbaar zijn. Het onderzoek is inmiddels aanbesteed en gestart; naar verwachting zijn de resultaten eind tweede kwartaal beschikbaar.
Vraag 7
Het kabinet stelt terecht dat stimulering van economie en ondernemerschap en het optimaliseren van de werking van de arbeidsmarkt nodig zijn om de situatie van de inwoners van Caribisch Nederland te verbeteren. Deze leden vragen op welke wijze de maatregelen om de gevolgen van de coronacrisis aan te pakken, bijdragen aan versterking van de sociaaleconomische structuur van de eilanden.
Antwoord 7
De eilanden zijn economisch voor een belangrijk deel afhankelijk van het toerisme. Door de coronacrisis en de reisbeperkingen blijven heel veel toeristen weg. Hotels staan grotendeels leeg, restaurants hebben alleen lokale omzet en allerlei verhuur (auto’s, fietsen of botenverhuur) is weg komen te vallen. De coronamaatregelen van SZW (loonkosten/inkomen) en Economische Zaken en Klimaat (EZK) (doorlopende vaste lasten) voorzien dan ook in een grote behoefte waardoor bedrijven kunnen overleven. In die zin dragen de maatregelen bij aan ondersteuning van de bestaande sociaaleconomische structuur. Als de crisis voorbij is, is er op de eilanden ruimte om ook meer structurele veranderingen door te voeren, zoals het beperken van het aantal cruisetoeristen en meer focus op duurzaam toerisme. EZK en RVO ondersteunen de toerismebureaus bij het ontwikkelen van dergelijke nieuwe vormen van toerisme.
De middelen die in het kader van het steun- en herstelpakket beschikbaar worden gesteld om de arbeidsbemiddeling op de eilanden te versterken, bieden bovendien mogelijkheden om er nu al voor te zorgen dat er voldoende gekwalificeerde arbeidskrachten beschikbaar zijn voor sectoren die nu nog vacatures uitschrijven en voor kansrijke sectoren tijdens de herstart en na de coronacrisis.
Vraag 8
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het Onderzoek loonruimte minimumloon Caribisch Nederland (Kamerstuk 35 570 IV, nr. 19). Deze leden vragen naar de actuele betekenis van het onderzoek, omdat in de cijfers het effect van de maatregelen die het kabinet per 1 januari 2019 en 1 januari 2020 heeft genomen om de inkomenspositie van inwoners van Caribisch Nederland te verbeteren niet zijn meegenomen en ook de impact van de coronacrisis niet in de cijfers zit.
Antwoord 8
Zoals de toenmalige Staatssecretaris van SZW heeft aangegeven in zijn brief (Kamerstuk 35 570 IV, nr. 19) zijn er enige kanttekeningen te maken bij de actualiteit van het onderzoek. Een eerste kanttekening is dat de CBS-statistieken, met name de cijfers over de winstgevendheid en arbeidsproductiviteit van bedrijven, waarop het onderzoek is gebaseerd, dateren uit 2017 en 2018. Het veldwerk en de interviews zijn in februari 2020 verricht, vlak voor het coronavirus Caribisch Nederland bereikte. Uitspraken over de ruimte om het minimumloon aan te passen, kunnen daarom inmiddels reeds achterhaald zijn. Desalniettemin laten de uitkomsten van het onderzoek, los van de effecten van de coronacrisis, in ieder geval zien dat het verhogen van het minimumloon, binnen de context van economische- en arbeidsmarktfactoren, een complexe afweging is. Over het vervolg van het onderzoek zijn afspraken gemaakt met de Centraal Dialogen. Een beslissing over het verder verhogen van het minimumloon is aan een volgend kabinet.
Vraag 9
De Staatssecretaris kondigt aan dat hij in het najaar van 2020 in gesprek zou gaan met de bestuurscolleges van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba en met de Centraal Dialogen van Bonaire en Sint Eustatius, om een vervolg te kunnen geven aan de uitkomsten van het onderzoek. Hebben deze gesprekken reeds plaatsgevonden, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
Antwoord 9
Deze gesprekken hebben, zoals aangegeven in het antwoord op de bredere vraag van de leden van de VVD-fractie (vraag 3), eind november 2020 via een onlineverbinding plaatsgehad.
Vraag 10
De Staatssecretaris stelt dat de coronacrisis de noodzaak blootlegt om stappen te zetten aan de inkomenskant in de richting van het ijkpunt voor het sociaal minimum. De Staatssecretaris meldt dat consumentengoederen en diensten op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba in het derde kwartaal van 2020 goedkoper waren dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder. De recente prijsdalingen zijn voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de toeslagen die de overheid per 1 mei 2020 verstrekt op elektriciteit, water en internet. Terecht stelt de Staatssecretaris dat het niet wenselijk is dat een tijdelijke maatregel tot lagere uitkeringen zou leiden (via deflatie), waardoor het beoogde effect van armoedebestrijding van de tijdelijke maatregel (deels) teniet wordt gedaan. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet nader uiteen te zetten hoe de kosten van levensonderhoud ooit in balans kunnen worden gebracht met de inkomens als het systeem zo is ingericht dat prijsverlagingen leiden tot verlaging van uitkeringen.
Antwoord 10
De beleidsinzet is erop gericht om de kosten van levensonderhoud te verlagen en de inkomens te verhogen. In de situatie van deflatie is er op grond van de relevante wet- en regelgeving in de sociale zekerheid ruimte om wegens bijzondere omstandigheden bedragen vast te stellen, die afwijken van de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer. Er is dus geen sprake van een systematiek die neerwaartse bijstelling van de uitkeringen in geval van prijsdaling hard afdwingt. Doordat de prijzen het afgelopen jaar zijn gedaald, zouden de uitkeringen eigenlijk naar beneden bijgesteld moeten worden, maar het kabinet heeft ervoor gekozen om de uitkeringen en het minimumloon op hetzelfde niveau te handhaven. Besluitvorming over verdere verhoging van het minimumloon en de uitkeringen (met het oog op het sociaal minimum) is aan het volgende kabinet.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
Caribisch Nederland is net als Europees Nederland in een economische crisis beland. Bijna de helft van de huishouders op Saba, Sint-Eustatius en Bonaire had al een inkomen onder het sociaal minimum. Zelfs als men op het sociaal minimum zit, is dat net voldoende om de vaste lasten mee te betalen. Deze crisis zal het er niet beter op maken. Daarom vraagt de fractie van D66 aandacht voor een aantal onderwerpen.
Vraag 11
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat er ruimte is voor het nog verder verhogen van het wettelijk minimumloon en de onderstand. Toch proeven zij enige aarzeling, met het oog op de arbeidsmarkteffecten. Uitkeringen zitten nu 40% tot 50% onder het ijkpunt sociaal minimum. Met het oog op het adagium «werken moet lonen» kunnen de uitkeringen enkel worden verhoogd als het wettelijk minimumloon wordt verhoogd. De noodzaak om naar het ijkpunt toe te werken is echter onverminderd hoog. De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris daarom wat de uitkomsten zijn van de gesprekken met de bestuurscolleges. Kan de Staatssecretaris aangeven of hij bereid is om op korte termijn het wettelijk minimumloon te verhogen? Zo nee, waarom niet? Hoe staat de Staatssecretaris tegenover de suggestie van Ecorys om de belastingvrije som iets te verhogen?
Antwoord 11
De toenmalige staatsecretaris van SZW heeft in zijn gesprekken met de Bestuurscolleges en de Centraal Dialogen van gedachten gewisseld over mogelijkheden om minimumloon en uitkeringen op termijn te verhogen. De Centraal Dialoog Bonaire heeft onlangs besloten een werkgroep in te richten, die als opdracht heeft om tot zo concreet mogelijke voorstellen te komen inzake het structureel gewenste niveau van het wettelijk minimumloon, de uitkeringen en de verhouding daartussen. Aan de regeringscommissaris van Sint-Eustatius heeft de Staatssecretaris als suggestie meegegeven om – in het verband van de Central Dialogue Statia – een overeenkomstig initiatief te overwegen. Per 1 januari 2021 zijn het minimumloon en de uitkeringen ondanks deflatie niet verlaagd, maar heeft het kabinet besloten om deze op hetzelfde niveau te handhaven. Dit betekent in feite een reële koopkrachtverbetering. Dit is een stapje in de goede richting, maar we zijn er nog lang niet. Besluitvorming over verdere verhoging van het minimumloon en de uitkeringen is aan het volgende kabinet.
Het verhogen van de belastingvrije som valt onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Financiën. Uit navraag die bij het Ministerie van Financiën is gedaan, kan ik uw Kamer het volgende melden. In 2021 bedraagt de belastingvrije som op Caribisch Nederland 12.575 USD per persoon, exclusief een verhoging van 1.421 USD per persoon voor degenen die in aanmerking komen voor een uitkering op grond van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES. Verhoging van de belastingvrije som is in het kader van het ijkpunt bestaanszekerheid geen doeltreffend en geen doelmatig instrument. Het instrument is niet doeltreffend omdat inwoners van Caribisch Nederland die een inkomen hebben dat lager ligt dan de belastingvrije som geen enkel voordeel zullen ondervinden van verdere verhoging daarvan. Dit geldt voor veel van de inwoners met een uitkering of – voor Bonaire – een inkomen op het niveau van het wettelijk minimumloon. Daarnaast is het instrument niet doelmatig omdat een verhoging van de belastingvrije som voordeel oplevert voor iedereen die een inkomen heeft boven de belastingvrije som, dus ook voor degenen die thans een inkomen hebben dat zich (ver) boven het ijkpunt bestaanszekerheid bevindt. De inzet van het kabinet is daarom om gerichte maatregelen te nemen die kosten verlagen en inkomens verhogen.
Vraag 12
Deze leden constateren dat een groter deel van de bevolking afhankelijk is van de onderstand en daardoor leeft op 50% van het sociaal minimum. Dat is bij lange na niet genoeg om in de vaste lasten te voorzien. De groep die leeft in armoede en schulden opbouwt wordt hierdoor groter. In het najaar van 2020 zou de samenwerking op het armoede- en schuldenbeleid tussen Europees Nederland en Saba en Sint-Eustatius verder beslag zal krijgen. De leden van de D66-fractie vragen wat de voortgang is op deze samenwerking. Hoeveel mensen zijn op de eilanden afhankelijk van acute hulpverlening om te voorzien in hun dagelijkse behoeften?
Antwoord 12
Eind 2020 heeft het NIBUD een training-op-afstand verzorgd voor medewerkers van de openbare lichamen op het gebied van de aanpak van schulden. Naar aanleiding van de feedback van de deelnemers en de behoefte aan een structureler trainingsaanbod, is het Ministerie van SZW in gesprek met het NIBUD over een vervolg. Ook heeft het ministerie, tezamen met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), op verzoek van Sint-Eustatius een beleidsmedewerker ter beschikking gesteld aan dat openbaar lichaam, die onder meer in 2021 een impuls zal geven aan het eilandelijke armoede- en schuldenbeleid. Gesprekken met Saba over het uitbreiden van de capaciteit voor het eilandelijke armoedebeleid, onder meer vanwege het feit dat het openbaar lichaam Saba per 1 juli 2021 de bijzondere onderstand zal uitvoeren, zijn daarnaast in een vergevorderd stadium. Over andere wensen, zoals met betrekking tot publieksvoorlichting, is het Ministerie van SZW nog in gesprek met de eilanden.
De openbare lichamen zijn verantwoordelijk voor de acute hulpverlening aan de inwoners van Bonaire, Saba en Sint-Eustatius en geven daar elk een eigen invulling aan. Het kabinet ziet ook dat de behoefte aan schuldhulpverlening door de coronacrisis kan toenemen. Daarom zijn er met de noodpakketten extra middelen aan de openbare lichamen beschikbaar gesteld om aanvullend vanuit het eilandelijk beleid een bijdrage te kunnen leveren aan onder meer het tegengaan van armoede en schulden.
Naar aanleiding van de vraag van uw fractie over het aantal mensen dat op de eilanden afhankelijk is van acute hulpverlening hebben de openbare lichamen de volgende informatie verstrekt:
– Op Bonaire is het aantal inwoners dat een beroep doet op reguliere financiële steun fors toegenomen in vergelijking met 2019. De meeste verzoeken betreffen een tegemoetkoming in de woonlasten (huur en elektriciteit) en de betaling van de kindplaatssubsidie. Ter illustratie: in 2020 zijn er 73 aanvragen toegekend voor het overnemen van de betaling van de huur. Dit betreft een verdriedubbeling in vergelijking met voorgaande jaren. Daarnaast hebben 227 huishoudens een tegemoetkoming in de woonlasten ontvangen, die met de middelen uit het noodpakket voor eilandelijk beleid is gefinancierd in de periode mei tot augustus. Bonaire kent twee voedselbanken, te weten, ADRA en de Stichting voedselbank. Beide verstrekken gemiddeld 300 voedselpakketten per maand. Er kan hierbij evenwel sprake zijn van overlap tussen de doelgroepen van Stichting Voedselbank en ADRA. Ook zijn er particuliere initiatieven op het eiland, waarbij wekelijks rond de 150 warme maaltijden worden verstrekt aan huishoudens op Bonaire.
– Het openbaar lichaam Saba ondersteunt maandelijks circa 30 mensen met voedselpakketten of andere noodhulp (bijvoorbeeld gericht op de vaste lasten, zoals huur en elektriciteit). Maandelijks verstrekt de Lions Club, met subsidie van het openbaar lichaam, daarnaast aan circa 40–45 mensen eveneens voedselpakketten.
– Op Sint-Eustatius maken 29 mensen structureel gebruik van voedselbonnen die door het openbaar lichaam worden verstrekt. In het kader van de middelen uit het noodpakket voor eilandelijk beleid zijn er in 2020 aanvullend 3200 voedselbonnen (à 40 USD) verstrekt, die onder meer aan de reguliere deelnemers van het voedselbonprogramma ten goede zijn gekomen. Het openbaar lichaam heeft in 2020 slechts één gezin hoeven helpen met een huurachterstand en achterstallige betalingen voor elektra en water.
Ook de RCN-unit SZW kan met de bijzondere onderstand verstrekkingen doen voor onverwachte noodzakelijke grote uitgaven, die inwoners van Caribisch Nederland niet kunnen betalen. Er is geen sprake van een significante toename van het beroep op deze voorziening in 2020.
Vraag 13
De leden van de D66-fractie constateren dat de Consumenten Prijs Index (CPI) is gedaald vanwege de tegemoetkoming in de vaste lasten. Dat is mooi, maar het zegt niet zoveel over de kosten die mensen nog steeds moeten maken in het dagelijks leven. Vanwege de sluiting van winkels en voorzieningen zijn veel prijzen aangehouden, waardoor er slecht zicht is op de echte prijsontwikkeling, zo meldt het CBS. De CPI wordt dus eigenlijk kunstmatig laag gehouden zolang de tarieven van energie, water en telecom laag zijn. Als deze maatregel ophoudt, vooralsnog in 2022, dan stijgt de CPI in één klap flink. Ondertussen blijven de reguliere producten nog steeds duur of zelfs duurder. Deze leden vragen in hoeverre deze CPI een realistisch beeld geeft van de daadwerkelijke kosten die mensen maken voor hun dagelijkse levensbehoeften. Gezien het aantal mensen dat nog ver onder het sociaal minimum leeft, zou deze periode niet aangegrepen moeten worden om een versnelling te maken in het komen tot het ijkpunt?
Antwoord 13
De consumentenprijsindex (CPI) is actueel en geeft een realistisch beeld van de prijsontwikkeling van het afgelopen jaar. Het is correct dat de overheidssubsidies op energie, water en telecom een prijsdrukkend effect hebben op de prijsontwikkeling. De prijzen zijn namelijk voor de consument gedaald. Het CPI geeft een beeld van de prijsontwikkeling van het gemiddelde «mandje» aan dagelijkse levensbehoeften. Doordat de prijzen het afgelopen jaar zijn gedaald, zouden de uitkeringen eigenlijk naar beneden bijgesteld moeten worden, maar het kabinet heeft ervoor gekozen om de uitkeringen en het minimumloon op hetzelfde niveau te handhaven. Besluitvorming over verdere verhoging van het minimumloon en de uitkeringen (met het oog op het sociaal minimum) is aan het volgende kabinet.
Vraag 14
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de beste route uit armoede is via werk. Afgelopen najaar zou het jobcentrum op Bonaire operationeel worden. Deze leden vragen zich af wat de Staatssecretaris hier al over kan vertellen. Is het jobcentrum inmiddels operationeel?
Antwoord 14
Het jobcentrum, of Plenchi di Trabou, heeft op 18 januari de deuren voor publiek geopend. Het gereedmaken van de beoogde huisvesting voor het jobcentrum heeft vertraging opgelopen, grotendeels als gevolg van de coronacrisis.
Het jobcentrum, een samenwerking tussen het openbaar lichaam Bonaire en de RCN-unit SZW, fungeert nu daadwerkelijk als één loket voor verschillende diensten. Zo kunnen werkzoekenden bij het jobcentrum terecht voor ondersteuning bij het zoeken naar een nieuwe baan of eventueel bij het aanvragen van een onderstandsuitkering. Werkgevers kunnen er terecht als zij personeel zoeken of een tewerkstellingsvergunning willen aanvragen. In de afgelopen maanden werd al in een hybride team afwisselend vanuit het openbaar lichaam Bonaire en de RCN-unit SZW gewerkt aan het ondersteunen van werkgevers en werknemers.
De inzet van de additionele middelen die in het kader van het steun- en herstelpakket beschikbaar worden gesteld voor arbeidsbemiddeling zullen op Bonaire via het jobcentrum worden ingezet.
Vraag 15
De leden van de D66-fractie hebben al vaker het belang genoemd van de mogelijkheid om in Caribisch Nederland te kunnen leren en bij te scholen. Bijvoorbeeld waar het gaat om de BIG-registratie of personeel voor de kinderdagverblijven. Hiertoe moeten goede faciliteiten beschikbaar zijn. Zo hebben deze leden de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gevraagd om met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het opzetten van een bibliotheek als persoonlijk leer- en ontwikkelcentrum te bespreken. Bij de begrotingsbehandeling heeft hij toegezegd dit te doen. Deze leden vragen zich af wat de uitkomsten van dit gesprek zijn. Zou Invest-NL of het Groeifonds hier wellicht een rol kunnen spelen in het vrijmaken van de benodigde investeringen?
Antwoord 15
Op ambtelijk niveau is er contact tussen het Ministerie van BZK en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) over de bibliotheken in Caribisch Nederland. In het algemeen kan worden gesteld dat het bibliotheekwerk op de eilanden fundamenteel verschilt van dat in Europees Nederland. De openbare bibliotheken zijn vooral gericht op de klassieke uitleenfunctie van de bibliotheek. De inrichting van de bibliotheken is sterk verouderd (vooral op Bonaire en Sint-Eustatius) en op Bonaire bevindt de bibliotheek zich niet op een centrale locatie. De bibliotheken op Sint-Eustatius en Bonaire zijn momenteel dus onvoldoende toegerust om als leer- en ontwikkelcentrum te functioneren. De bibliotheek op Saba heeft, met steun van het openbaar lichaam Saba, al wel een moderniseringsslag gemaakt en biedt meer mogelijkheden, maar ook hier is nog geen ruimte om alle wettelijke functies van de bibliotheek uit te oefenen en om dus nu al als volwaardig leer- en ontwikkelcentrum te functioneren. De evaluatie van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen heeft laten zien dat versterking van het bibliotheekstelsel in Europees en Caribisch Nederland nodig is. Op dit moment zijn daar nog geen middelen voor beschikbaar gesteld, maar dit wordt als punt van aandacht meegegeven aan het volgend kabinet.
Vraag 16
De leden van de D66-fractie constateren dat er is voortgang op het gebied van de sociale woningbouw. Deze leden lezen echter ook dat de bouw is vertraagd. Zij vragen zich af hoeveel mensen er momenteel op de wachtlijst staan voor een sociale huurwoning. Kan de Staatssecretaris een tijdspad schetsen waarbinnen alle geplande woningen in het convenant volkshuisvesting opgeleverd zullen worden?
Antwoord 16
De wachtlijst voor een sociale huurwoning op Bonaire bestaat uit 833 personen. Op Sint-Eustatius en Saba gaat het om respectievelijk 111 en 60 personen (december 2020).
De planning van de bouw van de 500 sociale huurwoningen uit het convenant volkshuisvesting Bonaire ziet er als volgt uit:
Planning |
Oplevering |
---|---|
Oplevering eind 2019 |
76 woningen Nieuw Amsterdam II |
Start bouw Q3 2019; oplevering eind Q2 2021 |
50 woningen Nieuw Amsterdam III |
Start bouw Q3 2020; oplevering eind Q2 2022 |
68 woningen Hato I |
Start bouw Q4 2021; oplevering eind Q2 2023 |
68 woningen Hato II |
Start bouw Q4 2022; oplevering eind Q2 2024 |
68 woningen Hato III |
Start bouw Q3 2023; oplevering eind Q2 2025 |
74 woningen Nikiboko I |
Start bouw Q4 2024; oplevering eind Q2 2026 |
74 woningen Nikiboko II |
Start bouw Q4 2025; oplevering eind Q4 2026 |
8 woningen Noord Saliña |
Start bouw Q1 2026; oplevering eind 2026/begin 2027 |
14 woningen Rincon Zuid |
Vraag 17
De leden van de D66-fractie constateren dat werknemers die hun baan kwijtraken zijn aangewezen op het cessantia-systeem uit de tijd van de voormalige Nederlandse Antillen. De hoogte hiervan blijft flink achter op de WW die we kennen in Europees Nederland. Het verlies van een baan kan dus direct leiden tot een armoedeval. Is het kabinet bereid om de haalbaarheid van het introduceren van de WW op Sint Eustatius, Bonaire en Saba te onderzoeken?
Antwoord 17
Het invoeren van een vorm van werkloosheidsvoorziening in Caribisch Nederland is onderwerp van gesprek tussen het kabinet en de openbare lichamen, met name met het Openbaar Lichaam Bonaire. Toenmalige Staatssecretaris van SZW heeft in een briefwisseling met het openbaar lichaam Bonaire eind 2019 de suggestie gedaan om de materie nader te doordenken in het verband van de Centraal Dialoog, waar de lokale overheid samen met vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers om de tafel zit. Blijkens door de Centraal Dialoog Bonaire gedane aankondiging zal de Centraal Dialoog zich nader op deze materie bezinnen.4 De discussie hierover in de Centraal Dialoog Bonaire is momenteel nog gaande. Het kabinet wacht het advies van de Centraal Dialoog af.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de verdere ontwikkelingen rond het ijkpunt bestaanszekerheid. Deze leden stellen het bijzonder op prijs dat de bewindspersonen zich zichtbaar betrokken voelen bij de aanpak van sociaaleconomische achterstanden in Caribisch Nederland. Daarnaast spreken deze leden hun grote waardering uit voor het alsnog toekennen van de zorgbonus voor medisch personeel in Caribisch Nederland als erkenning voor hun onvermoeibare inzet.
Vraag 18
Daarnaast zijn de leden van de GroenLinks-fractie blij dat de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in gesprek gaat met Caribische jongeren over hun toekomstperspectieven na de covid-19-crisis. Deze Staatssecretaris laat zien dat het Caribische belang hem aan het hart gaat en dat hij samen met zijn collega’s betekenisvolle stappen zet. Deze leden vragen de Staatssecretaris of de leefomstandigheden en bestaanszekerheid in het bijzonder onderdeel van deze gesprekken zal vormen.
Antwoord 18
In het online participatietraject #MijnNieuweWereld is aan jongeren gevraagd hun mening te geven over de gevolgen van de coronacrisis en hoe zij de toekomst zien. Vervolgens heeft een deel van deze jongeren meegedaan aan debattrainingen en hebben ze hun uitkomsten in november 2020 gepresenteerd aan de lokale bestuurders en aan de Staatssecretaris van BZK en Kamerlid Van der Graaf. De onderwerpen van de gesprekken zijn door de jongeren zelf aangedragen:
Saba:
1. Laat jongeren kiezen tussen onderwijs online of in de klas;
2. Financier en professionaliseer jeugdsport beginnend met toegewijde en betaalde coaches;
3. Houd hygiëne en volksgezondheid als topprioriteiten.
Sint-Eustatius:
1. Zorg ervoor dat onderwijs aangepast door kan gaan voor ieder kind in tijden van nood;
2. Zorg voor een upgrade van het medisch centrum;
3. Zorg voor betere reisverbindingen tussen Statia en andere eilanden.
Bonaire:
1. Betrek Jongeren bij thema’s die ons helpen optimaal op te groeien;
2. Maak het verkeer veiliger voor (jonge) fietsers; bouw meer sportvelden en recreatieplekken zodat kinderen meer gaan bewegen;
3. Zorg voor meer aandacht op school voor mentale problemen.
De uitwerking van deze punten zal door de verantwoordelijke departementen worden opgepakt. Zie ook wat betreft de uitwerking van punt 1 van Bonaire de beantwoording van de vragen van de leden van de Christen Unie-fractie (vraag 38).
Het is van groot belang dat jongeren mee kunnen denken en praten over hun toekomst. Bezien wordt daarom hoe we deze kinderen bij verdere beleidsvorming kunnen betrekken. Een uitvloeisel daarvan is dat we deze kinderen ook gaan betrekken bij de besteding van het budget dat beschikbaar is voor Caribisch Nederland vanuit het Jeugdpakket. Ook zijn we voornemens te kijken of zij een rol kunnen spelen bij de samenwerking «13+». Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 31.
Vraag 19
Door de tijdelijke subsidiemaatregelen daalden de consumentenprijzen op Caribisch Nederland, zo constateren de leden van de fractie van GroenLinks. Daarmee zullen ongetwijfeld de negatieve effecten getemperd worden. Voor deze leden is het nog wel de vraag of dit effect geldt voor alle bevolkingsgroepen, en dan natuurlijk met name voor de minder draagkrachtigen. Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie om een preciezer inzicht in de verkrijgbaarheid en het prijsniveau van eerste levensbehoeften in de (soft) lockdown. Het CBS heeft, zo begrijpen deze leden, sommige prijseffecten niet kunnen vaststellen omdat sommige producten door de overheidsmaatregelen beperkt of niet beschikbaar waren.5 Kan de Staatssecretaris het bericht van het CBS duiden? Betrof het hier ook eerste levensbehoeften? Is het mogelijk om een wat preciezer inzicht in de concrete koopkrachteffecten te krijgen?
Antwoord 19
CBS-cijfers over de effecten van de tijdelijke subsidiemaatregelen voor specifieke bevolkingsgroepen zijn helaas niet beschikbaar. Het is alleen mogelijk om generiek te concluderen dat de prijzen zijn gedaald. In het algemeen kan verder gesteld worden dat er altijd kleine verschillen in prijsontwikkelingen van categorieën levensmiddelen (en eerste levensbehoeften) zijn tussen de eilanden. Bovendien zijn er verschillen in consumptiepatronen tussen de eilanden.
Het klopt dat er door de (soft) lockdown in 2020 gedurende twee maanden (april en september) problemen waren met de prijswaarneming. Ook klopt het dat gedurende de lockdown bepaalde producten en diensten niet beschikbaar waren, maar dat waren geen eerste levensbehoeften. Het betrof met name diensten in de categorie vervoer (vliegverkeer beperkt) en in de categorie recreatie en cultuur (bijvoorbeeld fitness- en sportscholen).
Voor wat betreft de prijswaarneming door CBS is op Saba enkel in april geen waarneming gedaan en de rest van 2020 wel. Het CBS heeft toen de prijzen van de vorige maand aangehouden. Een vergelijking van de uitkomsten van de prijswaarneming in de winkels tussen maart en mei 2020 op Saba bevestigt dat dit een juiste beslissing was. Voor Bonaire is dezelfde methodiek voor de prijswaarneming in september toegepast. Het is dus onjuist te stellen dat door het tijdelijk wegvallen van de prijswaarneming in de winkels op Saba en Bonaire geen goed beeld kon worden gegeven van de prijsontwikkeling.
Vraag 20
Over de beantwoording van de commissievragen en het vervolgonderzoek naar loonruimte voor het minimumloon in Caribisch Nederland vragen de leden van de GroenLinks-fractie naar de ontwikkelingen in de autonome verhouding tussen de inkomens en de kosten van levensonderhoud in Caribisch Nederland, gecorrigeerd op de effecten van de coronasteunmaatregelen. Zoals hiervoor gezegd door deze leden: de incidentele toeslagen op elektriciteit, water en internet zijn zéér welkom, maar vertekenen nu waarschijnlijk het beeld van de maatregelen die vóór de covid-19-crisis zijn ingezet met het oog op het bereiken van een sociaal minimum in Caribisch Nederland. Deelt de Staatssecretaris deze opvatting? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan dit beeld worden gecorrigeerd?
Antwoord 20
Om te beoordelen of het verschil tussen de inkomens en de kosten van levensonderhoud daadwerkelijk kleiner wordt, is inzicht in de onderlinge verhouding tussen de inkomens en de kosten van levensonderhoud van belang. Met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zijn gesprekken gevoerd over de wijze waarop dit het beste kan worden vormgegeven op basis van beschikbare data. Dit heeft geleid tot een nieuwe statistiek die voor 2018 voor het eerst in beeld is gebracht. Hierover is uw Kamer op 27 november 2020 geïnformeerd.6
De genoemde statistieken gaan over 2018 omdat in 2020 inkomensgegevens voor 2018 pas definitief vastgesteld worden door het CBS.7 De coronamaatregelen hebben geen impact gehad op deze cijfers, want die is vanaf half maart 2020 gaan spelen. Ik deel daarom niet de zorg dat het beeld in deze statistieken wordt vertekend. Als in 2022 de inkomensgegevens van 2020 vastgesteld worden, kan inzicht geboden worden in de verhouding tussen het besteedbaar inkomen per huishouden en het vastgestelde ijkpunt voor het sociaal minimum per huishouden in 2020 en daarmee het effect van de coronamaatregelen op de ontwikkeling van deze onderlinge verhouding.
Vraag 21
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de bewindslieden om concrete uitspraken te doen over wat een redelijk niveau van de kosten van levensonderhoud voor de BES-eilanden is. Daarover lijken de door de Kamer ontvangen stukken geen helderheid te verschaffen.
Antwoord 21
Om tot een sociaal minimum te kunnen komen, moeten de kosten van levensonderhoud en de inkomens van inwoners in Caribisch Nederland met elkaar in balans worden gebracht. Het kabinet heeft met het vaststellen van het ijkpunt van het sociaal minimum vastgelegd wat op lange termijn een redelijk niveau van de kosten van levensonderhoud is. In de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid 20198 is het ijkpunt voor het sociaal minimum voor vier verschillende huishoudsamenstellingen opgenomen. In de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid 2020 zijn vervolgens de bedragen voor 2020 opgenomen (zie ook tabel 1 hierna).
Bonaire |
Sint Eustatius |
Saba |
|
---|---|---|---|
Alleenstaande |
951 |
1.056 |
1.072 |
Alleenstaande met kind |
1.245 |
1.365 |
1.424 |
Paar |
1.340 |
1.455 |
1.517 |
Paar met kind |
1.615 |
1.766 |
1.870 |
De bedragen voor het ijkpunt sociaal minimum Caribisch Nederland zijn tot stand gekomen op basis van de bedragen uit het rapport van Regioplan (2018). Regioplan heeft in 2018 de noodzakelijke kosten van levensonderhoud op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba in kaart gebracht. Hieruit is gebleken dat de kosten van basale uitgaven nu voor veel mensen hoog zijn. De kosten moeten worden teruggebracht tot een redelijk niveau. Voor een aantal kostenposten waar door (ingezet) beleid een verlaging van de kosten wordt verwacht, is in het ijkpunt voor het sociaal minimum daarom een bedrag opgenomen dat afwijkt van het door Regioplan waargenomen bedrag voor de betreffende kostenpost.
Vraag 22
Ook ontvangen deze leden graag preciezere informatie over de toegenomen behoefte aan schuldhulpverlening door de covid-19-crisis, en over de omvang van de groep die geen woning kan betalen. De leden van de GroenLinks-fractie hebben begrip voor de huidige omstandigheden en de daaruit voortvloeiende problemen bij het vergaren van actuele en concrete informatie, maar deze leden hebben grote behoefte aan inzicht in de gevolgen van de huidige economische crisis voor Caribisch Nederland. Dat geldt vooral voor de arbeidsmarktperspectieven.
Antwoord 22
Schuldhulpverlening is een eilandelijke taak, waaraan het Ministerie van SZW praktische ondersteuning biedt, zoals aangegeven in de beantwoording op de vraag van de leden van de D66- fractie (vraag 12). Daarin is ook informatie van de openbare lichamen weergegeven met betrekking tot het beroep op acute hulpverlening. Er zijn verder geen gegevens beschikbaar over de omvang van de groep mensen die zelfstandig geen woning kunnen betalen. Uit het onderzoek van Regioplan (2018) blijkt dat 40 procent van de huishoudens een (bij het CBS geregistreerd) inkomen heeft dat lager is dan voor de gemiddelde kosten van levensonderhoud nodig is.9 Bekend is dat woonlasten een substantieel deel van de kosten van levensonderhoud vormen.
Navraag bij de openbare lichamen met betrekking tot de schuldenproblematiek op de eilanden levert het beeld op dat op alle drie de eilanden schuldhulpverlening de nadrukkelijke aandacht heeft. Waar op Sint-Eustatius de afgelopen periode geen sprake is geweest van een toename van het beroep op het openbaar lichaam voor schuldhulpverlening, ziet het openbaar lichaam Saba dit wel toenemen. Ook op Bonaire ziet het openbaar lichaam dat inwoners steeds vaker een verzoek doen voor financiële steun, met name gericht op betaling van de woonlasten. Daarnaast maakt men veel gebruik van incidentele voorzieningen. De openbare lichamen verwachten dat de vraag naar professionele hulpverlening in 2021 zal toenemen.
Ook voor wat betreft de arbeidsmarktperspectieven op de eilanden zijn de uitdagingen niet identiek, al is de problematiek vergelijkbaar.
– Op Sint-Eustatius is de crisis praktisch alleen van invloed geweest op de arbeidsmarktperspectieven in de toeristische sector. Met een tweetal job programs draagt het openbaar lichaam bij aan nieuwe werkgelegenheid. In de bouw en wegenbouw is nog veel werk voorhanden.
– Het uitblijven van toeristen op Saba heeft een grote impact op met name de horeca, duikscholen en particulier verhuur. Ook zijn er relatief weinig bouwprojecten waardoor er slechts beperkt behoefte is aan dagloners. Vooral mensen die meerdere jobs nodig hebben om het hoofd boven water te houden, worden hierdoor geraakt.
– Het uitblijven van het toerisme is ook op Bonaire de belangrijkste uitdaging. Dit heeft niet alleen invloed op bedrijven die zich rechtstreeks op het toerisme richten, maar ook op toeleveranciers en andere sectoren (visserij, taxibedrijven, autoverhuur). Cijfers uit november 2020 laten zien dat ongeveer 30% van de gewezen werknemers die uitstromen uit de tijdelijke subsidieregeling een nieuwe baan vindt, vaak met behulp van arbeidsbemiddeling.
Het kabinet vindt het belangrijk dat er juist nu op de eilanden geïnvesteerd wordt in de dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden en het begeleiden van werk naar werk. Het kabinet heeft daarom als onderdeel van het steun- en herstelpakket vanaf eind 2020 t/m 2022 op jaarbasis € 700.000 beschikbaar gesteld voor een impuls aan de dienstverlening. De precieze inzet van deze middelen wordt in overleg met de openbare lichamen bepaald, om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de verschillende arbeidsmarktperspectieven en economische situatie op de drie eilanden.
Vraag 23
Verhoging van het minimumloon zit er, zo lezen de leden van de GroenLinks-fractie, met het oog op de huidige situatie niet in. Het roept voor deze leden de vraag op hoeveel mensen in Caribisch Nederland nog een inkomen hebben waarvan ze kunnen rondkomen? In 2018 had 29 procent van de Caribische huishoudens een besteedbaar inkomen onder het ijkpunt sociaal minimum. Valt vast te stellen hoe het er nu voor staat? Zorgen de tijdelijke subsidiemaatregelen ervoor dat méér huishoudens op het sociaal minimum zitten of juist omgekeerd? Hoe gaan we er kort en goed voor zorgen dat niemand in Caribisch Nederland als gevolg van de covid-19-crisis nog verder in armoede wegzakt?
Antwoord 23
De huidige crisis zet extra druk op de armoedeproblematiek. Het kabinet zet zich daarom middels het huidige steun- en herstelpakket volledig in om te voorkomen dat mensen in de problemen komen.
Het is echter niet mogelijk om inzicht te bieden in actuele verhouding tussen het besteedbaar inkomen per huishouden en het vastgestelde ijkpunt voor het sociaal minimum per huishouden. De reden hiervoor is dat inkomensgegevens pas na twee jaar definitief vastgesteld worden.
Het kabinet heeft voor Caribisch Nederland voor een vergelijkbaar omvangrijk en breed pakket gekozen als in Europees Nederland. Het doel van dit pakket maatregelen is banen te behouden en de economische gevolgen van het coronavirus te beperken, zodat mensen hun inkomen behouden en in deze moeilijke periode worden ondersteund. Op die manier is het streven om zo veel mogelijk te voorkomen dat mensen als gevolg van COVID-19 verder in armoede wegzakken. Het kabinet heeft extra middelen aan de openbare lichamen beschikbaar gesteld om aanvullend vanuit het eilandelijk beleid een bijdrage te kunnen leveren aan het verzachten van de gevolgen van COVID-19. Ook deze middelen dragen bij aan de ondersteuning van kwetsbare inwoners.
Vraag 24
Tot slot vragen de leden van de fractie van GroenLinks het huidige kabinet om voor het volgende kabinet het noodzakelijke vóórwerk te doen voor na de komende verkiezingen. Kan het kabinet alvast, samen met de lokale autoriteiten, enkele scenario’s en bijbehorende stappenplannen en kostenplaatjes uitwerken voor de noodzakelijke sociale, economische, bestuurlijke en duurzame ontwikkelingen in Caribisch Nederland?
Antwoord 24
Het is aan een volgend kabinet om samen met de lokale autoriteiten richting en koers te bepalen voor de komende jaren op de door u aangehaalde thema’s. Daar wil ik niet op vooruit lopen. Dit neemt echter niet weg dat dit kabinet alle beschikbare informatie zal delen om het formatieproces en de transitie richting een nieuw kabinet zo goed mogelijk te faciliteren.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stand van zaken met betrekking tot het ijkpunt bestaanszekerheid en hebben hierover nog enkele vragen.
Vraag 25
De leden van de PvdA-fractie delen de zorgen van de Staatssecretaris over de sociaaleconomische situatie op de eilanden, die mede als gevolg van de coronacrisis aanzienlijk is verslechterd. Het streven is om de kosten van levensonderhoud en de inkomens van de inwoners in Caribisch Nederland met elkaar in balans te brengen. In de brief staat dat uit cijfers naar voren komt dat 29 procent van de huishoudens in Caribisch Nederland in 2018 een besteedbaar inkomen had dat lager is dan het ijkpunt sociaal minimum voor het betreffende huishouden. In het ijkpunt voor het sociaal minimum is de beoogde verlaging van de kosten van wonen en kinderopvang verdisconteerd. Zolang deze kostenverlagingen niet zijn gerealiseerd, zijn de werkelijke kosten hoger. Betekent dit dat het percentage huishoudens dat een besteedbaar inkomen heeft dat lager is dan het ijkpunt sociaal minimum in werkelijkheid hoger ligt? En zo nee, wat betekent dit dan wel? Waarom is ervoor gekozen om nog niet gerealiseerde kostenverlagingen mee te nemen? Geeft dat geen vertekend beeld van de werkelijke cijfers?
Antwoord 25
Uit de cijfers die zijn opgenomen in de brief van 27 november 2020 komt inderdaad naar voren dat 29 procent van de huishoudens in Caribisch Nederland in 2018 een besteedbaar inkomen had dat lager is dan het ijkpunt sociaal minimum voor het betreffende huishouden. Zoals ook in de genoemde brief is aangegeven, moet daarbij worden aangemerkt dat de cijfers geen indicatie geven van het aantal huishoudens dat voldoende inkomen heeft om in de kosten van levensonderhoud te voorzien. In het ijkpunt voor het sociaal minimum is namelijk de beoogde verlaging van de kosten van wonen en kinderopvang verdisconteerd. Zo lang deze kostenverlagingen niet zijn gerealiseerd, zijn de werkelijke kosten, zoals in kaart gebracht in het onderzoek van Regioplan (2018), hoger. Dat betekent dat het percentage huishoudens met een besteedbaar inkomen dat onvoldoende is om in de kosten van levensonderhoud te voorzien hoger is dan 29 procent.
Het kabinet heeft ervoor gekozen om voor een aantal kostenposten waar van (ingezet) beleid een verlaging van de kosten wordt verwacht, in het ijkpunt voor het sociaal minimum een bedrag op te nemen dat afwijkt van werkelijke kosten. De werkelijke kosten als uitgangspunt nemen voor het ijkpunt voor het sociaal minimum zou betekenen dat het wettelijk minimumloon en de uitkeringen substantieel verhoogd moeten worden. Alvorens deze keuze te maken, die al naar gelang de hoogte van het bedrag risico’s voor de economie en arbeidsmarkt met zich meebrengt, wordt eerst ingezet op het verlagen van de kosten van levensonderhoud. Het doel is dat de kosten worden teruggebracht tot een redelijk niveau zodat alle inwoners van Caribisch Nederland in de minimale kosten van levensonderhoud kunnen voorzien.
Vraag 26
De leden van de PvdA-fractie willen graag weten of de opsomming van de kosten voor levensonderhoud waarvan de eilandbesturen hebben aangegeven dat het belangrijk is deze te verlagen, betrekking heeft op de kosten van energie, telecom en drinkwater en importtarieven. Of zijn er nog meer kostenposten aangegeven?
Antwoord 26
Nee, er zijn niet meer kostenposten aangegeven door de eilandbesturen. De genoemde kostenposten zijn aan de orde geweest in de gesprekken van de toenmalige Staatssecretaris van SZW met de eilandbesturen over de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid 2020. Dit sluit niet uit dat ook andere kostenposten van belang zijn voor de eilandbesturen.
Vraag 27
Welke mogelijkheden zijn er om importtarieven te verlagen? Is hierover gesproken of zijn hier concrete plannen voor?
Antwoord 27
Wat betreft de vraag van de leden van de fractie van de PvdA omtrent de mogelijkheden omtrent de importtarieven kan ik namens de Staatssecretaris van Financiën opmerken dat het tarief dat ter zake van de import van goederen op Caribisch Nederland is verschuldigd, vanaf de inwerkingtreding van het nieuwe fiscale stelsel voor Caribisch Nederland 0% bedraagt. In de praktijk wordt de op Caribisch Nederland verschuldigde algemene bestedingsbelasting (ABB) vaak als een importheffing aangemerkt, maar dat is formeel niet juist. De ABB is globaal vergelijkbaar met de in Nederland verschuldigde BTW en is (o.a.) verschuldigd over het gebruik of het verbruik van goederen op Caribisch Nederland. Om de uitvoering van de ABB te vergemakkelijken, vindt de heffing van de ABB over geïmporteerde goederen reeds plaats op het moment dat de goederen het grondgebied van de eilanden van Caribisch Nederland bereiken. De eventuele doorverkoop van deze goederen via groothandel, en/of tussenhandel, en/of kleinhandel aan de uiteindelijke consument wordt dan niet meer in de heffing van de ABB betrokken. Er zijn geen voornemens om deze opzet van de ABB te wijzigen. Volledigheidshalve wordt nog wel opgemerkt dat met ingang van 1 januari 2013 het ABB-tarief voor veel eerste levensbehoeften op nihil is gesteld.10 De intentie van deze tariefverlaging was om daarmee de koopkracht van met name degenen met een lager inkomen te ondersteunen. Nadien is echter gebleken dat deze tariefverlaging slechts voor een beperkt deel via de winkelprijzen aan de consument is doorgegeven. Mede tegen die achtergrond bezien zijn er op dit moment geen voornemens om meer vrijstellingen in de ABB op te nemen. Tot slot wordt nog opgemerkt dat de levering van water, elektriciteit en gas door nutsbedrijven in Caribisch Nederland eveneens is vrijgesteld van ABB.
Vraag 28
In het steunpakket zijn de internetkosten verlaagd, is dit gezien de huidige omstandigheden voldoende? En zijn hiermee de mogelijkheden voor (internet)bankieren voldoende gewaarborgd?
Antwoord 28
De tijdelijke verlaging van de kosten per aansluiting vanuit het Ministerie van EZK moet ervoor zorgen dat in deze moeilijke tijd internet goed toegankelijk blijf met het oog op thuiswerken, thuisonderwijs en internetbankieren. De maatregel staat los van beschikbare bandbreedtes (deze veranderen niet) of de diensten die erover kunnen plaatsvinden. Ik verwijs u verder naar het antwoord op de vraag van de leden van de ChristenUnie-fractie (vraag 40).
Uit de cijfers van het CBS blijken de telecomtarieven door deze maatregel gemiddeld op Bonaire met 18,7%, op Sint-Eustatius met 18,1% en op Saba met 12,2% te zijn gedaald. Dit is een aanzienlijke daling waardoor internet ook voor de lagere inkomensklasse beschikbaarder is.
Vraag 29
De Staatssecretaris geeft aan dat het doel is en blijft dat de kosten worden teruggebracht tot een redelijk niveau zodat een situatie ontstaat waarin alle inwoners van Caribisch Nederland in de minimale kosten van levensonderhoud kunnen voorzien. Onderdeel van het steun- en herstelpakket voor Caribisch Nederland om de gevolgen van de coronacrisis te verzachten is de (tijdelijke) verlaging van een aantal vaste lasten zoals de tarieven van energie en telecom. Het kabinet heeft niet gekozen voor financiële ondersteuning van investeringen in duurzame elektriciteitsproductie terwijl dit juist voor lagere inkomens een goede oplossing kan zijn. Immers, zoals de Staatssecretaris schrijft is de jaarproductie van een zonnepaneel in Caribisch Nederland twee keer zo hoog als in Europees Nederland. Op dit moment is het juist voor draagkrachtige huishoudens aantrekkelijk om zonnepanelen te plaatsen. Te aantrekkelijk, volgens de staatsecretaris want de verkopen door het gemeenschappelijke eilandelijke elektriciteitsbedrijf dreigen hierdoor te dalen waardoor de vaste kosten steeds in steeds grotere mate bij de klanten die geen eigen zonnepanelen hebben worden neergelegd. Om dit effect te voorkomen was bij alle drie de openbare lichamen een verbod op een eigen elektriciteitsopwekking (zonnepanelen) van toepassing voor klanten van het eilandelijke elektriciteitsbedrijf. In de Wet elektriciteit en drinkwater BES (Kamerstuk 34 089) zijn de mogelijkheden voor duurzame eigen energieopwekking verbeterd. Een klant van een eilandelijk elektriciteitsbedrijf mag een eigen elektriciteitsopwekking hebben, maar deze klant kan een eventueel overschot aan zelf geproduceerde elektriciteit niet met een latere afname uit de eilandelijke voorziening salderen. Hoe verhoudt deze inzet zich met het streven naar een klimaatneutrale energievoorziening? Het huidige beleid lijkt hieraan juist tegengesteld. Is berekend of en hoe een volledige omschakeling naar duurzame energie eruit zou kunnen zien? Zouden investeringen in duurzame energie om de langere termijn behalve klimaatwinst ook geen financieel voordeel opleveren voor de inwoners van Caribisch Nederland?
Antwoord 29
De kosten van het salderen van een overschot aan zonnestroom van het ene moment met onttrekking op een ander tijdstip zou door de andere klanten van het elektriciteitsbedrijf moeten worden opgebracht. Zo zouden private investeerders die kunnen salderen een financieel voordeel krijgen ten koste van (armere) huishoudens die een dergelijke investering niet kunnen of willen doen. Hoewel salderen dus niet mogelijk is, wordt er wel degelijk geïnvesteerd in decentrale zonnepanelen op daken en kleine decentrale zonneweides voor private hotels. Hierdoor is er een balans tussen betaalbaarheid en verduurzaming. Ik verwijs u verder naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie (vraag 1).
Vraag 30
De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd naar de huidige stand van zaken in de planvorming voor verbetering van de ferryverbinding tussen de bovenwindse eilanden waarvan de verwachting was dat voor het einde van het jaar concrete stappen door Saba en Sint Eustatius worden ondernomen, zodat wanneer de covid-19 situatie het toelaat de plannen voor de verbetering van de ferryverbinding daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd.
Antwoord 30
Over de status van de ferryverbinding tussen de bovenwindse eilanden verwijs ik u naar het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie (vraag 2).
Vraag 31
Deze leden merken op dat er niet alleen veel ministeries betrokken zijn bij de beleidsinzet gericht op jongeren en jongvolwassenen, te weten het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) maar ook dat er sprake is van een onderzoeksfase waarbij de aanbevelingen uit het rapport van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman zijn betrokken. Dit zal verder in de interdepartementale werkgroep jeugd worden uitwerkt. Wie is eindverantwoordelijke voor deze beleidsinzet? In welke fase bevindt dit zich nu? Op welke termijn moet dit leiden tot een concreet resultaat en wanneer mag de Kamer de uitwerking verwachten? De leden van de PvdA-fractie vinden het -evenals de Nationale ombudsman en Kinderombudsman – belangrijk dat er op korte termijn wordt gezorgd voor huisvesting in combinatie met extra ondersteuning voor kwetsbare jongeren die nog niet geheel zelfstandig kunnen wonen. Afgelopen najaar zouden de opties voor begeleid wonen uitgewerkt worden. Wat is de stand van zaken? Ook hebben de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman het belang van het bestaan van een buddy of vertrouwenspersoon die een jongere kan vertrouwen en waarbij de jongere zijn of haar verhaal kan doen benadrukt. Het Ministerie van VWS zou samen met de openbare lichamen bezien hoe hieraan voor de eilanden het beste invulling kan worden gegeven, zodat in het eerste kwartaal van 2021 zicht is op welke stappen concreet gezet kunnen worden. Wat is de stand van zaken op dit moment? Is er gedacht over een tijdelijke invulling van de leemte die er nu is bijvoorbeeld door gebruik te (laten) maken van bestaande Nederlandse instanties en/of organisaties die hierin kunnen voorzien? De leden van de PvdA-fractie vinden dat het welzijn van jongeren en jongvolwassenen gebaat is bij snelle toegang tot een buddy of vertrouwenspersoon en zij vinden dat niet alleen gekeken moeten worden naar de beste invulling maar dat hier ook prioriteit aan moet worden gegeven.
Antwoord 31
Vanwege het feit dat het beleid op het gebied van jeugd en jongvolwassenen meerdere departementen betreft werken deze departementen inderdaad nauw samen in de interdepartementale werkgroep jeugd. De leden informeren naar de fase waarin de beleidsinzet voor jongeren en jongvolwassenen zich bevindt en wie eindverantwoordelijk is. Inmiddels heeft er met elk openbaar lichaam en de interdepartementale werkgroep jeugd overleg plaatsgevonden over de doelstellingen voor ieder eiland op elk thema. De thema’s waaraan onder andere wordt samengewerkt, zijn: onderwijs en werk, vrije tijd en huisvesting. Deze thema’s zijn gekozen in overleg met de openbaar lichamen en naar aanleiding van het rapport van de Nationale ombudsman en Kinderombudsman. Elk departement en de openbare lichamen vervullen in de thema’s hun eigen bestaande verantwoordelijkheden. Doel is om de problematiek op de thema’s zoveel mogelijk integraal aan te pakken en (nieuw) beleid en wetgeving op elkaar af te stemmen waarbij het Ministerie van BZK een coördinerende rol heeft. Op dit moment wordt het kader waarbinnen deze samenwerking «13+» gaat plaatsvinden, uitgewerkt en afgestemd met de verschillende partijen.
De leden informeren tevens naar de stand van zaken rondom begeleid wonen. Namens de Staatssecretaris van VWS kan ik u laten weten dat er wordt toegewerkt naar de start van een pilot begeleid wonen per 1 maart 2021. In de eerste fase zullen maximaal negen jongeren worden geplaatst in deze voorziening met begeleiding richting zelfstandig wonen. Er worden afspraken gemaakt over de doorstroommogelijkheden naar sociale huisvesting op Bonaire.
Tenslotte informeren de leden naar de stappen die ondernomen zijn om voor jongeren en jongvolwassenen de mogelijkheid van een buddy of vertrouwenspersoon te realiseren. Het openbaar lichaam Saba heeft in september 2020 samen met de middelbare school een mentorschapprogramma gelanceerd. Op Bonaire zijn door het Ministerie van VWS, het openbaar lichaam en het Centrum voor Jeugd en Gezin de eerste stappen gezet richting een pilotproject buddynetwerk. Gezamenlijk zijn er doelstellingen geformuleerd en randvoorwaarden opgesteld als kader voor de verdere uitwerking van het pilotproject. Op Sint Eustatius zullen er in het kader van eerdergenoemde samenwerking 13+ afspraken gemaakt worden over de toegang tot een buddy of vertrouwenspersoon. Voor elk eiland geldt dat de voorkeur uitgaat naar een netwerk van buddy’s bestaande uit bij jongeren betrokken inwoners van het eiland boven een instantie die hierin vanuit Nederland zou voorzien.
Vraag 32
Deze leden zouden graag willen weten of de pilot om huurcompensatie uit te breiden naar de particuliere huursector inmiddels gestart is en zo nee, wanneer zal deze dan van start gaan?
Antwoord 32
Zoals reeds aangegeven in het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie (vraag 4), is de start van de pilot vertraagd. De start van de pilot is vooralsnog voorzien in september 2021.
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben onder dankzegging kennisgenomen van de toegezonden stukken.
Vraag 33
Deze leden vinden het moeilijk te verteren dat zo veel Nederlandse burgers, woonachtig op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, ver onder het bestaansminimum leven. Er zijn de afgelopen jaren stappen gezet om de situatie te verbeteren, maar voor de leden van de ChristenUnie-fractie is het niet genoeg. Zij roepen het kabinet op om de in het kader van coronahulp getroffen kostendrukkende maatregelen structureel te maken, en het ijkpunt vast te leggen op het daadwerkelijke kostenniveau. Vanuit dit vertrekpunt kan vervolgens gewerkt worden aan verdere kostenverlaging. Deze leden vragen het kabinet of zij hiertoe bereid is.
Antwoord 33
Om tot een sociaal minimum te kunnen komen moeten de kosten van levensonderhoud en de inkomens van inwoners in Caribisch Nederland met elkaar in balans zijn. Dat is nu niet het geval. Daarom heeft het kabinet de afgelopen jaren betekenisvolle stappen gezet om de inkomenspositie van inwoners van Caribisch Nederland merkbaar te verbeteren en om de hoge kosten van levensonderhoud te verlagen. Tegelijkertijd zijn we er nog niet.
In de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid 2020 is opgenomen dat het kabinet de mogelijkheden beziet om structureel tot een verlaging van de kosten van energie, telecom en drinkwater te komen, als onderdeel van een te ontwikkelen strategie voor een duurzame economische ontwikkeling van de eilanden. En dat dit onderwerp betrokken zal worden bij de brede besluitvorming over vervolgstappen om de effecten van de crisis als gevolg van COVID-19 te verzachten. De uitkomst hiervan is, zoals aangekondigd in de brief over het steun- en herstelpakket van 28 augustus 2020, dat de tijdelijke verlaging van de tarieven van energie, telecom en drinkwater wordt verlengd met een kalenderjaar tot 1 januari 2022. In het voorjaar van 2021 wordt bezien of de situatie op dat moment vraagt om verdere verlenging voor 2022.
Uit het onderzoek van Regioplan in 2018 is gebleken dat de kosten voor levensonderhoud voor veel mensen te hoog zijn. De kosten moeten worden teruggebracht tot een redelijk niveau, zodat een situatie ontstaat waarin alle inwoners van Caribisch Nederland in de minimale kosten van levensonderhoud kunnen voorzien. Dit betekent ook dat het kabinet niet de te hoge kosten als uitgangspunt heeft genomen voor het ijkpunt voor het sociaal minimum. Het ijkpunt voor het sociaal minimum zou dan veel hoger komen te liggen, waardoor ook het wettelijk minimumloon en de uitkeringen substantieel verhoogd moeten worden. Dit brengt risico’s mee voor de economie en de arbeidsmarkt en daarmee ook voor de sociaaleconomische situatie in Caribisch Nederland. Het kabinet geeft dan ook prioriteit aan het verlagen van de kosten van levensonderhoud. Het doel is dat de kosten worden teruggebracht tot een redelijk niveau zodat alle inwoners van Caribisch Nederland in de minimale kosten van levensonderhoud kunnen voorzien.
Vraag 34
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de in mei getroffen maatregelen substantieel effect hebben gehad op de kosten van het levensonderhoud op alle drie de eilanden. Deelt het kabinet dat deze maatregelen kunnen bijdragen aan de zo gewenste terugdringing van kosten voor het levensonderhoud? Genoemde leden vragen het kabinet aan te geven wat er voor nodig is om deze maatregelen in structurele maatregelen om te zetten?
Antwoord 34
De tijdelijke maatregelen in de vorm van subsidies om de kosten van energie, telecom en drinkwater te verlagen11 sluiten aan bij de ambitie van het kabinet om de noodzakelijke kosten van levensonderhoud te verlagen. Zoals aangegeven in de bovenstaande vraag van uw fractie (vraag 33), is in de brief over het steun- en herstelpakket van 28 augustus 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 105) aangekondigd dat de tijdelijke verlaging van de tarieven van energie, telecom en drinkwater wordt verlengd met een kalenderjaar tot 1 januari 2022. In het voorjaar van 2021 wordt bezien of de situatie op dat moment vraagt om verdere verlenging in 2022. Wel dient gezegd te worden dat voor telecom zonder een structurele subsidie de tarieven niet op een substantieel lager niveau zullen komen te liggen. De vraag of het wenselijk is om deze tijdelijke coronamaatregel structureel te maken, en hier middelen voor te reserveren, is aan een volgend kabinet.
Het Kabinet onderzoekt opties om tot een financieel duurzame exploitatie van de drinkwatervoorziening te komen, waarbij zowel de kosten voor de inwoners van Caribisch Nederland als de benodigde subsidies beheersbaar zijn. Het onderzoek is inmiddels aanbesteed en gestart; naar verwachting zijn de resultaten eind tweede kwartaal beschikbaar.
Vraag 35
Het is goed dat het kabinet de deflatie niet heeft omgezet in lagere uitkeringen. De leden van de ChristenUnie-fractie zien hierin ook een mogelijkheid om, sneller dan het basispad, te werken aan het verbeteren van de inkomenspositie van mensen die onder het sociaal minimum lezen. Waarom kiest het kabinet ervoor om vast te houden aan het basispad en niet om te versnellen? In de kabinetsbrief lezen de leden van de ChristenUnie-fractie ook wel enige voorzichtigheid bij het kabinet. Zo wordt, om te voorkomen dat werken niet lonend zal zijn, nog niet direct gekozen om de onderstand te verhogen. Deze leden hebben begrip voor de complexiteit van de ontstane situatie door de coronacrisis, maar roepen het kabinet wel op niet enkel te blijven hangen in dilemma’s, of oproepen tot zorgvuldige afwegingen. Eveneens vragen de leden van de ChristenUnie-fractie het kabinet om het ijkpunt vast te leggen op het daadwerkelijke bestaansminimum. Zij vinden het onwenselijk dat het op dit moment geformuleerde sociaal minimum in de praktijk nog helemaal geen inkomen op bestaansminimum garandeert. Is het kabinet bereid een op het daadwerkelijke bestaansminimum gebaseerd ijkpunt te gaan hanteren?
Antwoord 35
Het kabinet en de openbare lichamen geven momenteel grote prioriteit aan het verzachten van de effecten van COVID-19. Dit om werkgevers overeind te houden, banen te behouden en inkomens voor inwoners garanderen. De uitzonderlijke situatie waar we ons momenteel in bevinden, onderstreept tegelijkertijd het belang van de inzet om toe te werken naar een sociaal minimum voor alle inwoners van Caribisch Nederland. De ingezette lijn zet het kabinet voort. Een versnelling is echter niet realistisch gezien de grote inspanning die door alle partijen geleverd moet worden om de gevolgen van corona op te vangen. Daar komt bij dat vanwege de gevolgen voor de economie en arbeidsmarkt behoedzaam moet worden omgegaan met verhogingen van het wettelijk minimumloon en de uitkering.
Naast de vraag over het versnellen van de aanpak, hebben de leden van de fractie van de ChristenUnie gevraagd of het kabinet bereid is om een ijkpunt te hanteren dat is gebaseerd op het daadwerkelijke bestaansminimum. Voor het antwoord op die vraag verwijs ik u naar het antwoord dat ik de leden van uw fractie heb gegeven op vraag 33. Het doel is dat de kosten worden teruggebracht tot een redelijk niveau zodat alle inwoners van Caribisch Nederland in de minimale kosten van levensonderhoud kunnen voorzien.
Om ervoor te zorgen dat ook mensen met een uitkering kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud, zou de onderstand op termijn verder naar het ijkpunt voor het sociaal minimum kunnen toegroeien, waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheid van bijverdienen tot aan het wettelijk minimumloon en de prikkel om te werken. Om de onderstand te kunnen verhogen, dient echter het minimumloon te worden verhoogd om ervoor te zorgen dat werken blijft lonen. Daarvoor zijn per 1 januari 2020 het wettelijk minimumloon op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba verhoogd met 5 procent, 2 procent en 5 procent bovenop de inflatiecorrectie. En ook per 1 januari 2019 is het WML op de eilanden met 5 procent verhoogd. Met deze verhogingen van het minimumloon zijn ook de AOV-, AWW- en onderstandsuitkeringen evenredig verhoogd. Vanwege de mogelijke negatieve gevolgen voor de economie en de arbeidsmarkt moet het tempo en de mate van verdere verhogingen van de onderstand en het wettelijk minimumloon zorgvuldig afgewogen worden in het licht van deze coronacrisis. De beslissing over het verder verhogen van het minimumloon is aan een volgend kabinet.
Vraag 36
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het van belang is om een zo helder mogelijk beeld te hebben van het sociaal welzijn op de BES-eilanden, in het bijzonder van kinderen. Het ijkpunt sociaal minimum is een belangrijk onderdeel hiervan, maar niet het hele verhaal. Om een beter beeld te krijgen van de positie van o.a. kinderen dringen deze leden al lange tijd aan op een goede data-infrastructuur en jaarlijkse structurele rapportage over de situatie van kinderen op de BES. Deelt het kabinet de constatering dat er op dit moment nog een onvoldoende volledig beeld is van de situatie van de kinderen? Is het juist dat kinderen uit grote gezinnen, of kinderen die bij een grootouder of voogd worden, nog niet zijn meegenomen in de gepubliceerde cijfers over kinderen die in armoede wonen. Kan het kabinet deze cijfers alsnog inzichtelijk maken?
Is het kabinet bereid jaarlijks te rapporteren over de situatie van kinderen op de BES-eilanden?
Antwoord 36
Voor Caribisch Nederland geldt dat we tot voor kort over onvoldoende data over het aantal kinderen dat opgroeit in armoede beschikten. Met de statistieken die inzicht bieden in hoe het besteedbaar inkomen per huishouden in 2018 zich verhoudt tot het vastgestelde ijkpunt voor het sociaal minimum per huishouden, is een eerste stap gezet om dit inzicht te verbeteren. Om te komen tot een representatieve statistiek zijn namelijk de volgende huishoudens meegenomen in de statistieken: alleenstaande met 1 kind, alleenstaande met 2 kinderen, alleenstaande met 3 kinderen, paar, paar met 1 kind, paar met 2 kinderen en paar met 3 kinderen. Hiermee is voor deze huishoudsamenstellingen inzicht verkregen in het aantal kinderen dat opgroeit in een huishouden met een besteedbaar inkomen dat lager is dan het vastgestelde ijkpunt voor het sociaal minimum voor het betreffende huishouden. Dit inzicht ontbrak vooralsnog, zoals ook is benoemd in de brief van 9 april 2020 aan de Eerste Kamer over de nadere uitwerking van de ambities op het gebied van kinderarmoede.12 Als in 2021 de inkomensgegevens van 2019 vastgesteld worden, kan inzicht geboden worden in het aantal kinderen dat in 2019 opgroeit in een huishouden met een besteedbaar inkomen dat lager is dan het vastgestelde ijkpunt voor het sociaal minimum voor het betreffende huishouden. Daarmee wordt ook de ontwikkeling tussen 2018 en 2019 zichtbaar. In de jaarlijkse voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid worden deze statistieken meegenomen.
Huishoudens met meerdere volwassenen, huishoudens met meer dan drie kinderen en overige huishoudsamenstellingen zijn vooralsnog niet meegenomen in de statistieken, hoewel dit type huishoudens wel voorkomt in Caribisch Nederland. Het kabinet is bereid om met het CBS in gesprek te gaan of deze cijfers in de volgende statistieken meegenomen kunnen worden.
Vraag 37
Kan de regering aangeven wanneer het wetsvoorstel met aanpassing van het Burgerlijk Wetboek om geestelijk geweld, lichamelijk geweld of andere vernederende behandeling in de opvoeding op de BES te verbieden en daarmee uitvoering te geven aan de motie Van der Graaf c.s. (Kamerstuk 35 300 IV, nr. 29)?
Antwoord 37
Het wetsvoorstel is in internetconsultatie geweest van 25 september 2020 tot en met 6 november 2020. Het wetsvoorstel is op dit moment aanhangig bij de Afdeling advisering van de Raad van State.
Vraag 38
De leden van de ChristenUnie-fractie zien ook een kans om jongeren te betrekken bij beleid dat hen aangaat. Kan het kabinet aangeven hoe participatie van jongeren op de BES bij jeugdbeleid momenteel is vormgegeven? Is het kabinet bereid om over te gaan tot het instellen van een jongerenraad als gesprekspartner bij de totstandkoming van beleid dat jongeren op de BES aangaat?
Antwoord 38
Een van de onderdelen van het BES-programma van UNICEF 2019–2022 is participatie van jongeren. Zoals gezegd is in het online participatietraject #MijnNieuweWereld aan jongeren gevraagd hun mening te geven over de gevolgen van de coronacrisis en hoe zij de toekomst zien. Daarvoor verwijs ik u naar de beantwoording van de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie (vraag 18).
Het is van groot belang dat jongeren mee kunnen denken en praten over hun toekomst. Bezien wordt daarom hoe we jongeren bij verdere beleidsvorming kunnen betrekken. Een uitvloeisel daarvan is dat we jongeren ook gaan betrekken bij de besteding van het budget dat beschikbaar is voor Caribisch Nederland vanuit het Jeugdpakket.13 Ook zijn we voornemens te kijken of zij een rol kunnen spelen bij de eerdergenoemde samenwerking 13+.
Vraag 39
Ten aanzien van Saba vragen deze leden wat kan worden gedaan om de toegang tot zorg en geestelijke gezondheidszorg in het bijzonder, te blijven bieden. Welke mogelijkheid ziet het kabinet om het openbaar lichaam te ondersteunen om Saba hier meer onafhankelijk van naburige landen te maken, juist ook gezien reizen tussen landen onderling momenteel niet eenvoudig is. Als tweede vragen de leden van de ChristenUnie-fractie naar de sportvoorzieningen op Saba. Een grote uitdaging hierbij is het gebrek aan professionele begeleiding. Welke mogelijkheid ziet het kabinet om, samen met het openbaar lichaam, een stimulans te geven aan goede begeleiding van sport op Saba, om zo ook het fysiek en mentaal welzijn van jonge mensen te verbeteren?
Antwoord 39
De leden informeren naar de toegang op Saba tot zorg en geestelijke gezondheidszorg in het bijzonder nu reizen tussen landen onderling niet eenvoudig is. Namens de Staatssecretaris van VWS kan ik u laten weten dat als gevolg van de COVID-19-pandemie ook op Saba electieve zorg is afgeschaald. Door de inzet van medische charters blijft spoedzorg en essentiële zorg geboden waarmee toegang tot deze zorg ondanks de reisbeperkingen is gegarandeerd. Wat betreft de geestelijke gezondheidszorg is er structureel een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige op het eiland aanwezig. Zij houdt spreekuren, voert onderdelen van de behandelplannen uit en gaat op huisbezoek bij patiënten. De GZ-psycholoog en psychiater die vanwege de inreisbeperkingen op dit moment niet kunnen invliegen, zijn direct overgegaan op online consulten en groep sessies. Hiermee is ook de toegang tot de geestelijke gezondheidszorg gegarandeerd. De GZ-psycholoog en psychiater hervatten de face-to-face-consulten op het moment dat de inreisbeperkingen van het openbaar lichaam, zoals de quarantaineverplichting van 10 dagen, versoepeld worden.
Voorts informeren de leden naar de mogelijkheden om met het openbaar lichaam een stimulans te geven aan goede begeleiding van sport op Saba. Het Ministerie van VWS heeft in 2020 $ 400.000 aan de vrije uitkering van Saba toegevoegd voor onder andere de uitvoering van het Caribisch sport- en preventieakkoord. Dit geld wordt door Saba onder andere besteed aan een buurtsportcoach en sportactiviteiten. Daarnaast hebben het Ministerie van VWS en het openbaar lichaam in 2020 afspraken gemaakt over de financiering van de afterschool clubs op de middelbare school. Een aantal van deze clubs organiseert sportactiviteiten. Het Ministerie van VWS blijft met het openbaar lichaam in gesprek over het stimuleren van sport op het eiland.
Vraag 40
Gezien de grote afhankelijkheid van internet, juist ook ten tijde van corona, vragen de leden van de ChristenUnie-fractie in hoeverre de kwaliteit van internetverbinding eenvoudig verbeterd kan worden op Saba, Sint Eustatius en Bonaire.
Antwoord 40
De verantwoordelijkheid voor de telecomdienstverlening ligt bij de telecomaanbieders zelf. De afgelopen jaren hebben zij fors geïnvesteerd in verbeteringen in de netwerken en kwaliteit. Om te kunnen voldoen aan de sterk groeiende vraag naar datadiensten op Bonaire en om kwaliteitsverbeteringen en kostenbesparingen te kunnen realiseren, investeren de concessiehouders in verglazing van de vaste netten en de uitrol van 4G.
Ook op de bovenwindse eilanden wordt gewerkt aan het verglazen (van delen van) de netwerken om de kwaliteit van het netwerk te verbeteren en hogere internetsnelheden aan te bieden. Daarnaast heeft begin november de bovenwindse zeekabelaanbieder (Statia Saba Cable Systems BV) samen met het Ministerie van BZK, de regeringscommissaris en de lokale aanbieder van vast internet een overeenkomst gesloten die zal zorgen voor hogere snelheden tegen lagere kosten op Sint-Eustatius. Met ingang van 2021 zullen de tarieven met 10 USD per maand dalen en gaat de snelheid met minimaal 20% omhoog.
In zijn algemeenheid kan worden gezegd dat de zeekabel ervoor heeft gezorgd dat Saba en Sint-Eustatius kwalitatief hoogstaand (glasvezel in plaats van alleen straalverbindingen) en redundant verbonden zijn met meerdere internetknooppunten in de regio. Tevens is het verkeersvolume fors toegenomen ten opzichte van de situatie voor de aanleg en zijn de tarieven voor het afnemen van data van de zeekabel voor lokale operators aanzienlijk gedaald tot minder dan 5% van het oorspronkelijk bedrag van $ 450 per Mbit.
Het is van belang dat concessiehouders zelf blijven investeren in vernieuwingen, zodat netwerken meer data aanbieden voor lagere kosten. Er moet hierbij wel rekening worden gehouden met de beperkte schaalgrootte van de eilanden en daarmee de verdien- en investeringscapaciteit.
Vraag 41
Ook op Bonaire is meer aandacht nodig voor mentaal welzijn onder jongeren, zo vernemen de leden van de ChristenUnie-fractie. Is het kabinet bereid, samen met het openbaar lichaam, scholen en zorgverleners, te bezien hoe meer aandacht voor zorg en preventie op dit gebied kan komen, zowel binnen als buiten het klaslokaal?
Antwoord 41
Gezien de schaalgrootte van de eilanden in Caribisch Nederland is er geen sprake van scholen voor speciaal onderwijs. Het uitgangspunt is dat leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte zoveel mogelijk onderwijs volgen binnen het reguliere onderwijs. Het is de bedoeling dat scholen en de Expertisecentra Onderwijszorg gezamenlijk bekijken en besluiten hoe het geheel van middelen, die beschikbaar zijn gesteld door OCW, voor de onderwijszorg op hun eiland het beste kan worden aangewend.
Het Ministerie van VWS heeft in een eerdere brief al toegezegd in samenwerking met MHC het middelengebruik en de geestelijke gezondheid van de groep adolescenten in de tweede helft van 2021 verder in kaart te zullen brengen.14
Tenslotte is het beschikbare budget uit het Jeugdpakket bedoeld als (financiële) impuls gericht op het welbevinden van de jeugd in Caribisch Nederland. In overleg met jongeren zullen hier activiteiten van worden georganiseerd op het gebied van cultuur, sport en andere zinvolle vrijetijdsbesteding.
Vraag 42
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn zich ervan bewust dat er middelen beschikbaar zijn bij het openbaar lichaam voor verbeteringen aan de infrastructuur en voor sport- en groenvoorzieningen in de buitenruimte. Heeft het kabinet de indruk dat hier voldoende gebruik van wordt gemaakt? Worden jongeren ook bij de besteding hiervan betrokken? Zo nee, kan het kabinet hierover met het openbaar lichaam in gesprek gaan?
Antwoord 42
De openbare lichamen ontvangen voor hun eilandelijke taken middelen uit de vrije uitkering. Deze middelen zijn voor hen vrij besteedbaar. Voor de inzet van de middelen van het Caribisch Sport- en preventieakkoord vindt regelmatig overleg plaats tussen het Ministerie van VWS en de openbare lichamen. Het streven daarbij is om de sportinfrastructuur op een aanvaardbaar niveau te krijgen waarbij behoeften en wensen van inwoners en gebruiker zoveel mogelijk worden meegenomen.
Vraag 43
Ten aanzien van Sint Eustatius vragen deze leden of (onder andere medisch) vliegverkeer momenteel nog mogelijk is, juist ook omdat reizen vanaf Sint Eustatius altijd via Sint Maarten moeten verlopen.
Antwoord 43
Het kabinet acht het van belang dat de eilanden in tijden van crisis goed met elkaar verbonden blijven, en heeft om deze reden middelen beschikbaar gesteld waarmee tijdelijk een wekelijkse directe vlucht tussen Bonaire en Sint-Eustatius gegarandeerd is. Daarnaast zet Zorg en Jeugd Caribisch Nederland, onderdeel van het Ministerie van VWS en verantwoordelijk voor het vervoer van patiënten uit Caribisch Nederland, charters in zodat de continuïteit van het medisch verkeer zoveel als mogelijk is geborgd.
Gemeenschappelijk Beleidskader 2020–2023, p. 22, zie: https://www.centraaldialoogbonaire.com/wp-content/uploads/2020/02/GBK-2020–2023-pdf.pdf
De reden hiervoor is dat belastingen pas na twee jaar definitief vastgesteld worden en de inkomensdata in de tussenliggende periode dus nog kan wijzigen.
Hierbij moet worden aangemerkt dat informele inkomsten door het CBS niet worden meegenomen, maar in praktijk wel vaak voorkomen.
Het nihiltarief in de ABB geldt voor melk en zuivelproducten, vogeleieren, natuurhoning en overige eetbare producten van dierlijke oorsprong, groenten, planten, wortels, knollen, fruit, schillen van citrusvruchten en van meloenen, koffie, thee, maté, specerijen, granen, producten van de meelindustrie, mout, zetmeel, inuline, tarwegluten, vetten, oliën en dissociatieproducten daarvan, bewerkt spijsvet en was, suiker en suikerwerk, bereidingen van graan, van meel, van zetmeel of van melk en gebak.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35570-IV-32.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.