Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 31293 nr. 380 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 31293 nr. 380 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 november 2017
Het schooljaar 2016–2017 is het derde jaar waarin de Wet eindtoetsing po van kracht is. Een nadere analyse van de resultaten dit jaar leidt tot een overwegend positief beeld: er is geen sprake van structurele over- of onderadvisering en het aandeel brede adviezen en bijgestelde adviezen zijn opnieuw toegenomen. Scholen raken steeds meer vertrouwd met de wet- en regelgeving en handelen ook steeds meer conform de bedoeling van de wet. Als het gaat om kansengelijkheid zet de negatieve trend voor het eerst sinds 2014–2015 zich niet verder door.
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de schooladviezen en de resultaten op de eindtoets in het schooljaar 2016–2017. Allereerst wordt ingegaan op de regelgeving ten aanzien van de eindtoets en de functie die de eindtoets vervult in de schooladvisering. In paragraaf 2 komen de resultaten aan bod, allereerst de schooladviezen, gevolgd door de resultaten op de eindtoets. Paragraaf 3 gaat uitgebreider in op kansengelijkheid. Ingegaan wordt op twee aangrijpingspunten, die ook in eerdere debatten met uw Kamer aandacht hebben gekregen: ten eerste het stimuleren tot brede schooladviezen en ten tweede de oproep aan scholen om het advies aan leerlingen die hoger scoren op de eindtoets serieus te heroverwegen en zo nodig bij te stellen. De paragraaf beschrijft wat het beeld is in 2017 ten aanzien van beide thema’s en welke vervolgstappen worden gezet. Paragraaf 4 gaat in op de afname van de eindtoets en de vergelijkbaarheid van de toetsen. Paragraaf 5 blikt vooruit naar schooljaar 2018–2019.
In het schooljaar 2014–2015 is de Wet eindtoetsing po van kracht geworden. De eindtoets werd verplicht, maar scholen kregen wel de ruimte om een eindtoets te kiezen. Naast de Centrale Eindtoets worden ook eindtoetsen van marktpartijen toegelaten.1 Een belangrijk doel van de wet is het verbeteren van de schooladvisering. Met het oog hierop is in de wet bepaald dat het advies van de basisschool leidend is. Om dit te onderstrepen is ook de afname van de toets verschoven naar april/mei, nadat de basisschool het advies heeft gegeven. Wel dient de basisschool de eindtoets te gebruiken als tweede objectief gegeven in de schooladvisering. Dit houdt in dat de school bij een hogere eindtoetsuitslag het gegeven schooladvies moet heroverwegen, wat kan leiden tot een bijstelling van het advies.
De wet meldt tevens dat uw Kamer vijf jaar na inwerkingtreding een verslag zal ontvangen over de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk. Eind 2018 zal de evaluatie van deze wet worden afgerond. In het kader daarvan ga ik komend schooljaar in gesprek met het onderwijsveld over hoe de wet heeft gefunctioneerd en welke wijzigingen gewenst zijn. Conform het Regeerakkoord is mijn inzet daarbij om de eindtoets te vervroegen en/of het eindadvies later uit te brengen, zodat de basisschool op basis van alle beschikbare informatie, waaronder het eindtoetsresultaat, tot een eindadvies kan komen.
Voor het wegen van de werking en effecten van de wet moet ook meegenomen worden hoe het leerlingen vergaat in de onderbouw van het vo: op welk niveau stromen leerlingen in, blijven zij op dat niveau en waar zitten ze in het derde leerjaar van het vo? Op basis van deze gegevens kan de vraag worden beantwoord in hoeverre de eindtoets heeft bijgedragen aan het verbeteren van de schoolloopbaan van leerlingen. Eind 2018 zijn deze gegevens beschikbaar van het eerste cohort leerlingen bij wie de overgang naar het vo volgens de nieuwe wet is verlopen. Omdat deze gegevens van belang zijn voor een finale afweging, zal ik de eindevaluatie afwachten alvorens met een definitief voorstel te komen voor wijziging van de wet.
In het Regeerakkoord is tevens afgesproken dat binnen het leerlingvolgsysteem er gedurende de kleuterperiode geen toetsen zullen worden afgenomen. Begin 2018 zal ik uw Kamer nader informeren over de wijze waarop dit wordt uitgevoerd.
In figuur 1 zijn de ontwikkelingen in het aandeel schooladviezen per schoolsoort sinds 2013 te zien. De hoogte van de schooladviezen in 2017 komt landelijk gezien weer behoorlijk overeen met het beeld in 2013, voor de wetswijziging. Een uitzondering daarop vormt het aandeel adviezen «vmbo-gt». Dat is na een lichte groei sinds 2013 gedaald sinds 2016. Ook het aandeel vwo adviezen is sinds 2013 gestegen.
In figuur 2 wordt voor de jaren 2015 t/m 2017 het toetsadvies vergeleken met het oorspronkelijke schooladvies, dat wil zeggen voorafgaand aan eventuele bijstellingen. De resultaten in 2017 geven een evenwichtig beeld. Afgaand op de toetsadviezen is er geen sprake van structurele over- of onderadvisering.
In totaal hebben circa 180.000 leerlingen in 2017 in het basisonderwijs een eindtoets gemaakt.2 Basisscholen konden voor de afname kiezen voor de Centrale Eindtoets die door de overheid ter beschikking wordt gesteld, of uit vijf andere toegelaten eindtoetsen: de IEP Eindtoets van Bureau ICE, ROUTE 8 van A-VISION, de Dia-eindtoets van Dia-toetsen, de CESAN Eindtoets van SM&C Internet Services en de AMN Eindtoets van AMN. De laatste drie toetsen zijn dit schooljaar voor het eerst toegelaten.
Scholen maken volop gebruik van de geboden keuzemogelijkheden. Steeds meer scholen kiezen voor een andere eindtoets dan de Centrale Eindtoets. In 2015 maakte vier procent van de leerlingen een andere eindtoets. In 2016 gold dit voor bijna een kwart van de leerlingen en in 2017 heeft ruim een derde van de leerlingen een andere eindtoets dan de Centrale Eindtoets gemaakt. De drie eindtoetsen die dit jaar voor het eerst konden worden afgenomen, zijn door een relatief beperkte groep leerlingen gemaakt (totaal 0,6%).
In tabel 1 is per jaar weergegeven hoeveel leerlingen de verschillende eindtoetsen hebben gemaakt. 3 Ook wordt de gemiddelde score per eindtoets weergegeven, indien van toepassing over drie jaar.4 Vooral de stijging van de gemiddelde score op de Centrale Eindtoets valt op. De Centrale Eindtoets wordt namelijk door een relatief grote groep leerlingen gemaakt, waardoor wijzigingen in de gemiddelden zich minder snel voordoen. Paragraaf 4.1 gaat hier uitgebreider op in.
Tabel 1: Eindtoetsen in de schooljaren 2015–2017 in het basisonderwijs
In totaal hebben 7151 leerlingen in het speciaal basisonderwijs (sbo) in 2017 een eindtoets gemaakt.5 Naar verwachting ligt het daadwerkelijke aantal sbo-leerlingen dat een eindtoets heeft gemaakt aanmerkelijk hoger. Sbo-scholen registreren namelijk lang niet altijd de eindtoetsscores in BRON.6 Via de gebruikelijke communicatiekanalen zullen sbo-scholen worden gewezen op het belang om de resultaten op hun eindtoetsen te registreren. Wanneer een school een eindtoets afneemt, geldt tevens de verplichting om het resultaat te registreren.
In tabel 2 wordt van de drie grootste eindtoetsen weergegeven hoe de leerlingen hebben gepresteerd gelet op hun beheersing van de referentieniveaus voor rekenen, lezen en taalverzorging.
Rekenen % |
Lezen % |
Taalverzorging % |
||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1F |
1S |
1F |
2F |
1F |
2F |
|||||||
2016 |
2017 |
2016 |
2017 |
2016 |
2017 |
2016 |
2017 |
2016 |
2017 |
2016 |
2017 |
|
Centrale Eindtoets |
87 |
93 |
44 |
48 |
99 |
98 |
76 |
66 |
95 |
96 |
56 |
58 |
IEP Eindtoets |
90 |
93 |
44 |
47 |
98 |
99 |
75 |
77 |
95 |
99 |
65 |
58 |
ROUTE 8 |
67 |
93 |
14 |
52 |
81 |
89 |
39 |
52 |
87 |
94 |
38 |
50 |
Als het gaat om de beheersing van de referentieniveaus rekenen zien we bij alle drie de eindtoetsen een stijging van de resultaten.7 Dat is opmerkelijk, aangezien dit voorjaar uit TIMSS bleek dat de rekenvaardigheden van de Nederlandse leerlingen juist waren gedaald.8 Dit vormde onder andere aanleiding om de onderzoekers van TIMSS te verzoeken nader onderzoek uit te voeren op de beschikbare data en SLO te vragen om een leerplankundige analyse uit te voeren.9 Binnenkort zal uw Kamer uitgebreider worden geïnformeerd over de uitkomsten hiervan en het vervolg.
De cijfers over de beheersing van de referentieniveaus lezen verschillen tussen de eindtoetsen, waardoor dit beeld minder eenduidig is. Dit onderstreept het belang om alle eindtoetsen op een goede en gelijke manier te ijken aan de referentieniveaus (zie ook 4.1).
Vooral de verschillen tussen de Centrale Eindtoets en de IEP Eindtoets zijn opvallend, omdat beide toetsen zijn gemaakt door een landelijk representatieve groep leerlingen. Bij de Centrale Eindtoets is op 2F niveau een daling zichtbaar van tien procent, terwijl de IEP Eindtoets hier juist een lichte stijging laat zien (2%).10 Voor taalverzorging geven beide toetsen wel hetzelfde beeld: de scores hierop zijn iets gestegen. Begin december zullen de resultaten van PIRLS bekend worden, een internationaal vergelijkend onderzoek naar begrijpend lezen in groep 6 van het basisonderwijs.
Bij kansengelijkheid in de schooladvisering gaat het om de vraag of leerlingen, ongeacht hun achtergrond, bij gelijke prestaties ook gelijke schooladviezen krijgen. In 2014–2015, het eerste jaar dat het basisschooladvies leidend was in de schooladvisering, bleek deze kansengelijkheid te zijn afgenomen: leerlingen van ouders met een laag opleidingsniveau kregen bij een vergelijkbare toetsscore een lager schooladvies dan hun klasgenoten met hoog opgeleide ouders. Ook bleken leerlingen van hoogopgeleide ouders een grotere kans te hebben op een bijstelling van hun advies. In 2017 zien we dat de samenhang tussen het opleidingsniveau van de ouders en de hoogte van het advies ongeveer gelijk blijft aan die in 2016.11 De kansenongelijkheid in de schooladvisering neemt dus niet verder toe. Volgend jaar zal duidelijk worden of een kentering is ingezet.
In deze paragraaf wordt ingegaan op twee aangrijpingspunten om kansengelijkheid in de schooladvisering te vergroten. Beide hebben in eerdere debatten met uw Kamer aandacht gekregen. Dat is ten eerste het stimuleren tot brede schooladviezen en ten tweede de oproep aan scholen om het advies aan leerlingen die hoger scoren op de eindtoets serieus te heroverwegen en zo nodig bij te stellen. Wat is het beeld op beide thema’s in 2017?
Tussen 2012 en 2016 nam het aandeel brede adviezen jaarlijks steeds af. Deze dalende trend was reden tot zorg, ook bij uw Kamer. Laatbloeiers en leerlingen over wie twijfel bestaat, hebben immers baat bij een breed advies.
De wijze waarop de inspectie het onderbouwrendement van vo-scholen berekende, bleek een belangrijke veroorzaker van de dalende trend in de brede adviezen. De inspectie heeft daarom de berekening van het onderbouwrendement aangepast. Wanneer een leerling met een breed advies in het derde leerjaar op het laagste niveau van het advies terechtkomt, telt dit niet langer als afstroom. Wanneer de leerling in het derde leraar op het hoogste niveau van het advies blijkt te zitten, ontvangt de school daarvoor juist extra punten.
De dalende trend in het aandeel brede adviezen werd daarnaast veroorzaakt doordat in zogenaamde «plaatsingswijzers» van samenwerkende po- en vo-scholen de afspraak was opgenomen dat basisscholen alleen enkelvoudige adviezen dienden te geven.12 Deze afspraken waren destijds aanleiding om nader in gesprek te gaan met enkele regio’s die zulke plaatsingswijzers gebruiken. Daarnaast zijn scholen per brief gewezen op het belang van brede adviezen. Tot slot was dit aanleiding om aan te kondigen de wet op dit punt aan te scherpen, zodat regionale afspraken om alleen enkelvoudige schooladviezen te geven, bij wet verboden zouden worden.13
De genomen maatregelen hebben effect gesorteerd. Sinds 2016 is het aandeel brede adviezen voor het eerst weer toegenomen. Deze trend wordt in 2017 doorgezet (zie figuur 3). In 2017 ontving bijna 25 procent van de leerlingen een breed advies. Nadere analyse van de cijfers laat zien dat deze stijging niet wordt veroorzaakt door enkele besturen die alle leerlingen een breed advies hebben gegeven, maar door een evenwichtige toename binnen alle besturen. Dit wijst erop dat goed per leerling wordt gekeken welk advies het beste past.
Figuur 3: Ontwikkeling van het aantal brede adviezen door de jaren heen
Binnenkort rondt de inspectie een thema-onderzoek af naar de overgang po-vo. In dit onderzoek is in beeld gebracht wat bevorderende en belemmerende factoren zijn als het gaat om kansengelijkheid. Als vervolg hierop zal de inspectie in 2018 in het po schoolbezoeken afleggen, om met scholen nader in gesprek te gaan over de uitkomsten van dit onderzoek. In het vo zal de inspectie in 2018 onderzoek doen naar het toelatings- en plaatsingsbeleid van vo-scholen in 15 regio’s. Op basis van de resultaten van beide onderzoeken zal ik bepalen of de eerder aangekondigde aanscherping van de wet nog nodig is.
Naast zorg over het aandeel brede adviezen was uw Kamer kritisch over het aandeel leerlingen dat vanwege een hogere score op de eindtoets daadwerkelijk een hoger schooladvies kreeg. Zowel in 2015 als in 2016 was het beeld dat een te beperkte groep leerlingen een bijgesteld advies kreeg. Dit riep de vraag op of basisscholen de eindtoetsuitslag wel voldoende serieus nemen.
Het aandeel adviezen dat wordt bijgesteld, neemt jaarlijks steeds iets toe. Van de leerlingen die voor een heroverweging in aanmerking kwamen, is dit jaar bij bijna een kwart (24%) van de leerlingen het advies ook daadwerkelijk bijgesteld.14 In 2017 heeft dus bijna één op de vier leerlingen een bijgesteld advies gekregen. In 2015 gold dit voor minder dan één op de zes leerlingen en in 2016 voor ruim één op de vijf leerlingen.
In 2016 werd duidelijk dat een aantal grotere besturen geen enkel schooladvies bijstelt, ondanks het feit dat een fors aantal leerlingen hoger scoorde op de eindtoets. De inspectie is naar aanleiding daarvan in gesprek gegaan met deze besturen. Ook kondigde ik een aanscherping van de wet op dit punt aan. Dit jaar zien we dat het aantal besturen dat geen enkel advies bijstelt, is afgenomen.15
Figuur 4: Percentage heroverwegingen en bijstellingen (2015 – 2017)
Besturen waarbij op dit punt geen verbetering is opgetreden, zal de inspectie aanspreken en verhelderen wat de wet op dit punt vraagt. Tevens wordt in de genoemde onderzoeken van de inspectie nader ingegaan op de verplichte heroverweging en het eventueel bijstellen van de schooladviezen. Als deze onderzoeken een positief beeld geven, acht ik het niet noodzakelijk – zoals eerder is voorgesteld – om de wet op dit punt te verhelderen.
De afname van de eindtoetsen is dit schooljaar goed verlopen, inclusief de afname van de drie eindtoetsen die dit jaar voor het eerst zijn afgenomen. Bij de IEP Eindtoets deed zich echter een administratieve fout voor. Door deze fout kregen 202 leerlingen (0,4% van de totale IEP populatie) het enkelvoudige toetsadvies «vmbo-kb», terwijl dit het brede toetsadvies «vmbo-kb/gt» had moeten zijn. De toetsadviezen zijn gecorrigeerd en gecommuniceerd met de desbetreffende scholen en besturen. Bij vier leerlingen heeft het gecorrigeerde toetsadvies alsnog tot een bijstelling van het schooladvies geleid.
Ik heb uw Kamer deze zomer vertrouwelijk over dit incident geïnformeerd. U ontvangt hierbij tevens deze brief. Deze brief is in de zomer vertrouwelijk gestuurd, om te voorkomen dat dit incident bij een grote groep ouders en leerlingen zou leiden tot onzekerheid en onrust over de juistheid van het schooladvies.
Conform de afspraken heeft Bureau ICE in de jaarlijkse verantwoording aan de Expertgroep Toetsen PO gerapporteerd over deze administratieve fout en de voorgenomen verbetermaatregelen. Bureau ICE heeft inmiddels ook de interne controle op de verwerking van toetsresultaten aangescherpt. De Expertgroep heeft de fout en de getroffen en voorgenomen maatregelen van Bureau ICE betrokken in de jaarlijkse beoordeling van de IEP Eindtoets. De Expertgroep is van mening dat Bureau ICE hiermee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een dergelijke fout in de toekomst niet meer zal voorkomen (zie ook paragraaf 5).
Dit jaar was een stijging te zien in de gemiddelde score op de Centrale Eindtoets.16 Deze stijging was voor het College voor Toetsen en Examens (CvTE) aanleiding om Cito, de maker van de Centrale Eindtoets, een nadere analyse te laten doen naar mogelijke oorzaken. De stijging blijkt vooral te worden veroorzaakt doordat vooral scholen die in 2016 relatief laag scoorden op de Centrale Eindtoets, in 2017 vaak hebben gekozen voor een andere eindtoets. Ik vind deze ontwikkeling zorgelijk. Het is niet uitgesloten dat scholen op strategische gronden hun keuze maken voor een eindtoets. Dit onderstreept het belang om ervoor te zorgen dat alle eindtoetsen van een gelijk niveau zijn (zie ook 4.3).
De eindtoets levert naast informatie voor de leerling en de school, ook informatie op die de inspectie gebruikt bij het toezicht. Aan de hand van het schoolgemiddelde op de eindtoets beoordeelt de inspectie of een school voldoende leerresultaten realiseert.17 Dit jaar bleek echter dat de schoolgemiddelden op de IEP Eindtoets niet goed aansloten op deze manier van beoordelen van de inspectie, waardoor de schoolgemiddelden een vertekend beeld gaven. In overleg met de inspectie, de Expertgroep en OCW is daarom een correctiefactor ontwikkeld. Deze correctiefactor is vervolgens toegepast op de schoolgemiddelden op de IEP Eindtoets. De opbrengsten van scholen die de IEP Eindtoets hebben afgenomen, kunnen hiermee op een eerlijke en een, met andere eindtoetsen, vergelijkbare manier worden beoordeeld.
Bureau ICE heeft alle 1640 scholen die dit jaar de IEP Eindtoets hebben afgenomen, schriftelijk geïnformeerd over de correctie van de schoolgemiddelden. De correctie heeft geen consequenties voor de toetsadviezen en scores van individuele leerlingen. In openbare databestanden, zoals op de website van DUO en bij «Scholen op de Kaart» wordt de correctiefactor eveneens toegepast. Dit zorgt ervoor dat betrouwbare en vergelijkbare informatie ook voor ouders, leerlingen, medezeggenschapsraden, media en andere belanghebbenden beschikbaar blijft.
De inspectie heeft met Bureau ICE afgestemd hoe wordt voorkomen dat bovengenoemd probleem in 2018 opnieuw optreedt. Ook zal de Expertgroep hier voor alle eindtoetsen op toezien. Vanaf 2019 zal naar verwachting een herzien model van kracht worden voor het beoordelen van leerresultaten door de inspectie. In dit herziene model zullen de resultaten op de eindtoetsen op een andere manier worden meegenomen in de beoordeling van scholen.18
In 2016 bleken de resultaten op de referentieniveaus op de drie eindtoetsen die dat jaar werden afgenomen (Centrale Eindtoets, IEP Eindtoets en ROUTE 8) onderling uiteen te lopen. Nader onderzoek wees uit dat de verschillen werden veroorzaakt door de ruimte die er was in de manier van normeren en ijken aan de referentieniveaus.19 Deze verschillen zijn ongewenst, het mag immers niet zo zijn dat het behaalde resultaat op de eindtoets afhangt van welke eindtoets is gemaakt.
Om de vergelijkbaarheid van de eindtoetsen te verbeteren zijn de afgelopen periode verschillende maatregelen genomen. Ten eerste zal vanaf 2018 in alle eindtoetsen een gemeenschappelijke set van ankeropgaven worden opgenomen, waarmee de aanbieders in staat zijn hun eindtoets op een gelijke en eenduidige manier te normeren. Ten tweede adviseert en ondersteunt de Expertgroep de eindtoetsaanbieder bij de normering en ijking van hun toetsen aan de referentieniveaus. Ten derde zijn de subsidievoorwaarden voor de eindtoetsaanbieders aangepast. Wanneer een toets bij een zeer gering aantal leerlingen wordt afgenomen, kan namelijk niet worden nagegaan of een afwijkend beeld wordt veroorzaakt door een populatieverschil of door een afwijkende normering. Om die reden geldt vanaf 2018 dat een eindtoets door tenminste 1.000 leerlingen dient te worden gemaakt om voor subsidie in aanmerking te komen.
Kijkend naar de drie grootste eindtoetsen zien we dat de eindtoetsresultaten in 2017 vooral voor wat betreft de toetsadviezen, meer op één lijn liggen dan in voorgaande jaren. De resultaten zullen naar verwachting vanaf 2018 meer op één lijn liggen, ook voor wat betreft de scores op de referentieniveaus.
Tot slot wordt de vergelijkbaarheid van de eindtoetsen vergroot door in alle eindtoetsen dezelfde adviescategorieën te hanteren. Met ingang van 2018 zullen alle eindtoetsen het toetsadvies «praktijkonderwijs/vmbo-basis» bevatten.20 Op die manier levert de eindtoets ook voor leerlingen die in het laagste bereik scoren, een zo passend mogelijk toetsadvies op. Het streven is dat alle eindtoetsen vanaf 2019 volledig gelijke adviescategorieën bevatten.
Een toegelaten eindtoets wordt jaarlijks opnieuw door de Expertgroep beoordeeld. Alle vijf eerder toegelaten eindtoetsen (de IEP Eindtoets, ROUTE 8, de Dia-eindtoets, de CESAN Eindtoets en de AMN Eindtoets) zijn dit najaar bij de Expertgroep ingediend voor een jaarlijkse beoordeling. Alle eindtoetsen voldeden aan de gestelde eisen voor de jaarlijkse herbeoordeling. Ook in 2018 zullen scholen daarmee voor een van deze eindtoetsen kunnen kiezen.
De Centrale Eindtoets van het CvTE zal in 2018 twee varianten kennen: de papieren Centrale Eindtoets op één niveau en de digitale Adaptieve Centrale Eindtoets, waarbij de moeilijkheid van de toets wordt aangepast aan het niveau van de leerling. Het onderscheid tussen de toets op N- en B-niveau zal vanaf 2018 niet meer bestaan.21 Daardoor kan iedere leerling, onafhankelijk van de inschatting van de leerkracht, zijn capaciteiten laten zien.22 Het adaptieve karakter van de digitale Centrale Eindtoets maakt deze eindtoets geschikt voor zowel de zwakkere leerlingen als de meer getalenteerde leerlingen.
Het streven is dat vanaf schooljaar 2019–2020 ook voor leerlingen in het sbo en so een verplichte eindtoets geldt. Die verplichting zal dan overigens niet voor alle leerlingen in het sbo en so gelden, maar alleen voor leerlingen met een IQ van 75 of hoger en met een uitstroomprofiel voor het regulier voortgezet onderwijs.23
Er wordt naar gestreefd om die verplichting vanaf 2019–2020 te doen ingaan, omdat vanaf dat schooljaar de Adaptieve Centrale Eindtoets voldoende geschikt is voor afname bij deze groep leerlingen in het sbo en so.24 Ik hecht er aan dat er een digitale, adaptieve eindtoets van overheidswege beschikbaar is, die kan worden ingezet wanneer bij één van de commerciële digitale eindtoetsen zich een ernstig incident voordoet. Een dergelijke functie vervult de Centrale Eindtoets eveneens voor de andere papieren eindtoetsen.
Sbo- en so-scholen kunnen overigens nu al gebruik maken van andere digitale adaptieve eindtoetsen, zoals ROUTE 8, de Dia-eindtoets en de AMN Eindtoets. Ik roep sbo- en so-scholen op om het komende schooljaar (2018–2019) te benutten om meer ervaring op te doen met een eindtoets.
Het schooljaar 2016–2017 is het derde jaar waarin de Wet eindtoetsing po van kracht is. De ervaringen en cijfers van het afgelopen jaar geven een overwegend positief beeld: scholen geven toenemend brede schooladviezen en stellen ook steeds vaker het oorspronkelijke schooladvies bij naar aanleiding van een hogere toetsuitslag. Mede daardoor zijn de cijfers over kansenongelijkheid eveneens hoopgevend. Ik heb er vertrouwen in dat scholen ook het komende schooljaar (2018–2019) zorgvuldig en in het belang van de leerling zullen blijven adviseren.
Het komende schooljaar zullen de schooladviezen en de eindtoetsresultaten opnieuw uitgebreid gemonitord worden. Bovendien ga ik in gesprek met het onderwijsveld over hoe de wet heeft gefunctioneerd en welke wijzigingen gewenst zijn. Begin 2019 ontvangt uw Kamer de eindevaluatie van de Wet eindtoetsing po. Daarin zal een breed en afgewogen beeld gegeven worden. Over dit beeld en de mogelijke vervolgstappen ga ik graag met uw Kamer nader in gesprek.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Eindtoetsen van marktpartijen dienen te worden toegelaten; ze worden vooraf beoordeeld door de Expertgroep Toetsen PO. Zie: http://expertgroeptoetsenpo.nl/expertgroep_toetsen_po
1,9% van de leerlingen heeft geen eindtoets gemaakt, op hen was één van de ontheffingsgronden van toepassing.
De resultaten die in deze brief worden beschreven zijn gebaseerd op de gegevens die de basisscholen hebben gerapporteerd in BRON. Daarbij zijn de resultaten van leerlingen in het SBO niet meegerekend.
Omwille van de leesbaarheid en de beperkte zeggingskracht vanwege de kleine aantallen, komen de overige resultaten op de drie nieuwe eindtoetsen (Dia-eindtoets, Cesan Eindtoets en AMN Eindtoets) verder niet in deze brief aan bod.
Het is op dit moment voor so-scholen nog niet mogelijk om eindtoetsscores met BRON uit te wisselen.
We kijken vooral naar de scores die zijn behaald op de Centrale Eindtoets en de IEP Eindtoets, omdat beide eindtoetsen zijn afgenomen onder een landelijk representatieve groep leerlingen.
TIMSS is een internationaal onderzoek naar kennis en vaardigheden van 9-jarige leerlingen (groep 6) op het terrein van rekenen en natuuronderwijs.
Nader onderzoek laat zien dat de cesuur in de Centrale Eindtoets van 2017 ongelukkig bleek te vallen, waardoor de daadwerkelijke daling bij lezen minder groot is, namelijk 5 procent. Een brief over de stand van zaken rondom de invoering van referentieniveaus taal en rekenen wordt dit najaar naar de Kamer worden verzonden.
De recente cijfers hierover zijn vanaf begin december te vinden op de Monitor Kansengelijkheid, zie: https://www.onderwijsincijfers.nl.
In een plaatsingswijzer is beschreven volgens welke procedures het schooladvies tot stand komt en hoe de aanmelding, toelating en plaatsing van leerlingen in het vo plaatsvinden.
Het afgelopen schooljaar kwam 33% van de leerlingen vanwege een hogere toetsscore in aanmerking voor heroverweging van het schooladvies. Dit is ongeveer gelijk aan het schooljaar 2015–2016, toen was het 34%.
In 2016 waren er totaal 31 schoolbesturen die aan tenminste 100 leerlingen geen bijgesteld schooladvies gaven terwijl zij daar gezien de eindtoetsuitslag wel voor in aanmerking kwamen. In 2017 is dit aantal gedaald: het gaat totaal om 23 besturen.
De Centrale Eindtoets wordt door een relatief grote groep leerlingen gemaakt, waardoor wijzigingen in de gemiddelden zich minder snel voordoen.
Zie de regeling Leerresultaten PO: Staatscourant 2017, nr. 5943, zie: http://wetten.overheid.nl/BWBR0035918/2017-02-07
Emons, W.H.M., Glas, C.A.W & Berding-Oldersma, P.K. (2016). Rapportage vergelijkbaarheid eindtoetsen. Utrecht: Expertgroep PO; Glas, C.A.W., Emons, W.H.M. Emons & Berding-Oldersma, P.K. (2016). Scenario’s voor ijking van de eindtoetsen op de referentieniveaus. Utrecht: Expertgroep Toetsen PO.
Dit is in 2013 bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel eindtoetsing po afgesproken.
Tot op heden was het bij de Centrale Eindtoets zo dat dat de leerkracht vooraf bepaalt op welk niveau de leerling de eindtoets maakt.
In artikel 9b, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs is vastgelegd dat sommige leerlingen zijn uitgezonderd van de verplichting van het maken van een eindtoets omdat zij moeilijk toetsbaar zijn. Dit is nader uitgewerkt in de zogeheten «ontheffingsgronden». Een van de ontheffingsgronden was dat leerlingen met een IQ lager dan 70 geen eindtoets hoefden te maken. Met ingang van juli 2017 is de IQ grens in deze ontheffingsgrond verhoogd van 70 naar 75, zie: Staatscourant 2017, nr. 37470.
De Adaptieve Centrale Eindtoets zal nog niet geschikt zijn voor blinde en slechtziende leerlingen. Voor ontwikkeling en afstemming met het veld om de toegankelijkheid voor deze leerlingen te kunnen garanderen, is meer tijd nodig.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31293-380.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.