Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 januari 2017, nr. PO/1121802, tot wijziging van de Regeling leerresultaten PO 2014 in verband met onder meer de toevoeging van twee normtabellen

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 34.4 en 34.6 van het Besluit bekostiging WPO;

Gelet op het voorstel als bedoeld in artikel 34.5, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO van de Inspecteur-generaal van het onderwijs van 3 december 2014;

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING REGELING LEERRESULTATEN PO 2014

De Regeling leerresultaten PO 2014 wordt als volgt gewijzigd:

a. In artikel 2 wordt ‘kenmerken van leerling’ vervangen door: leerlingkenmerken.

b. Bijlagen A, B, C, D en E bij de Regeling leerresultaten PO 2014 worden vervangen door de bijlagen bij deze regeling.

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

BIJLAGE A. BIJ DE REGELING LEERRESULTATEN PO 2014

Betrouwbare en valide toetsen

Vanaf schooljaar 2014–2015 is het verplicht voor alle leerlingen van leerjaar 8 in het regulier basisonderwijs om een eindtoets af te nemen (artikel 9b van de Wet op het primair onderwijs). De overheid stelt hiervoor aan scholen de centrale eindtoets beschikbaar. Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) is verantwoordelijk voor deze toets, die in samenwerking met Cito wordt gemaakt. De Eindtoets Basisonderwijs van Cito komt daarmee met ingang van 2014–2015 te vervallen.

Nieuw met ingang van het schooljaar 2014–2015 is dat alle leerlingen van eenzelfde school allemaal dezelfde eindtoets moeten maken. De enige uitzondering hierop is dat leerlingen met een beperking of een speciale ondersteuningsbehoefte eventueel terug kunnen vallen op het gebruik van de centrale eindtoets terwijl de andere leerlingen van dezelfde school een andere eindtoets maken.

Het bevoegd gezag kan gemotiveerd bepalen dat geen eindtoets wordt afgelegd door:

  • a. zeer moeilijk lerende leerlingen,

  • b. meervoudig gehandicapte leerlingen voor wie het zeer moeilijk lerend zijn een van de handicaps is, en

  • c. leerlingen die vier jaar of korter in Nederland zijn en om die reden de Nederlandse taal onvoldoende beheersen.

Voor de leerlingen bedoeld onder a en b zijn de ontheffingsgronden uitgewerkt in de Beleidsregel ontheffingsgronden eindtoetsing po (Stcrt. 2014, nr. 26027). Daarnaast moet elke toets een tweede afnamemoment bieden voor het geval een leerling verhinderd is bij de eerste afname. Het is niet toegestaan de toets te herkansen.

Scholen kunnen er ook voor kiezen een andere eindtoets dan de centrale eindtoets te gebruiken. Deze toets moet dan wel voldoen aan een aantal kwaliteitseisen. Een onafhankelijke commissie kijkt of dit het geval is en adviseert de Minister van OCW daarover. Wanneer de andere eindtoets door de minister wordt toegelaten, kunnen scholen ervoor kiezen deze te gebruiken. Voor het schooljaar 2014–2015 geldt een overgangsregeling. In dit schooljaar mogen scholen er ook voor kiezen om zich over hun leerresultaten te verantwoorden met de toetsen die in het schooljaar 2013–2014 daarvoor toegestaan waren.

De basisschool verantwoordt zich over de leerresultaten met door haar gebruikte betrouwbare en valide toetsen. De volgende toetsen worden gebruikt voor de jaarlijkse beoordeling van de leerresultaten van de school zoals vastgelegd in artikel 10a, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs:

  • Eindtoetsen die vanaf het schooljaar 2014–2015 worden gebruikt

    • Centrale eindtoets (Basis of Niveau) van het College voor toetsen en examens (zie verder bijlage B, onder 1);

    • IEP Eindtoets (ICE Eindevaluatie Primair onderwijs) van bureau ICE (zie verder bijlage B, onder 2);

    • ROUTE 8 van A-VISION b.v. (zie verder bijlage B, onder 3).

  • Eindtoetsen die vanaf het schooljaar 2016–2017 worden gebruikt

    • AMN eindtoets van AMN b.v. (zie verder bijlage B, onder 4);

    • CESAN eindtoets van SM&C b.v. (zie verder bijlage B, onder 5);

    • Dia-eindtoets van Diataal b.v. (zie verder bijlage B, onder 6).

  • Toetsen die tot en met het schooljaar 2014–2015 worden gebruikt

    • Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering (zie verder bijlage B, onder 7);

    • Landelijk genormeerde methodeonafhankelijke toetsen voor leerjaar 8, te weten:

    • Toetsen Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen uit het leerling- en onderwijsvolgsysteem (LOVS) van het Cito (zie verder bijlage B, onder 8.1);

    • Begrijpend lezen toets van 678 Onderwijs Advisering (zie verder bijlage B, onder 8.2).

  • Toetsen die tot en met het schooljaar 2013–2014 werden gebruikt

    • Eindtoets Basisonderwijs (Basis of Niveau) van Cito (zie verder bijlage B, onder 9);

    • Schooleindonderzoek van de vier Landelijke Protestants Christelijke Schoolbegeleidingsdiensten 1 (zie verder bijlage B, onder 10).

BIJLAGE B. BIJ DE REGELING LEERRESULTATEN PO 2014

Ondergrenzen voor de beoordeling van de leerresultaten

Voor elke toets waarmee een basisschool zich verantwoordt over de leerresultaten, bestaan eigen ondergrenzen. Deze ondergrenzen houden rekening met de leerlingpopulatie op de basisschool (percentage gewogen leerlingen). Als de gemiddelde schoolscore op of boven de ondergrens ligt zijn de resultaten in dat schooljaar voldoende.

Schoolgroepen (% gewogen leerlingen)

Bij de beoordeling van een aantal toetsen onderscheidt de inspectie schoolgroepen (het percentage gewogen leerlingen op de gehele school). Als de schoolgroep niet op de te analyseren formulieren vermeld wordt, bepaalt de inspectie deze aan de hand van het percentage gewogen leerlingen op de hele school op de meest recente teldatum 1 oktober behorend bij het schooljaar dat beoordeeld wordt. De inspectie raadpleegt eventueel de DUO-gegevens om de schoolgroep te bepalen. Het percentage gewogen leerlingen wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal. Afronding naar beneden vindt plaats indien de eerste decimaal kleiner is dan 5, en naar boven indien deze decimaal ten minste 5 bedraagt: 14,5% wordt dan schoolgroep 15 en 14,4% wordt dan schoolgroep 14.

1. Centrale eindtoets (Basis of Niveau) van het College voor toetsen en examens

De Centrale eindtoets (CET) van het College voor toetsen en examens wordt sinds het schooljaar 2014–2015 door de overheid beschikbaar gesteld. De inspectie maakt voor alle scholen gebruik van de ongecorrigeerde schoolscore. De ondergrens is afhankelijk van het percentage gewogen leerlingen op de hele school.

Tabel 1. Ondergrenzen Centrale eindtoets van het CvTE

% gewogen leerlingen

Ondergrens

% gewogen leerlingen

Ondergrens

% gewogen leerlingen

Ondergrens

% gewogen leerlingen

Ondergrens

0

535,2

16

532,8

32

530,3

48

528,2

1

535,1

17

532,6

33

530,1

49

528,1

2

534,9

18

532,4

34

530

50

528

3

534,8

19

532,3

35

529,9

51

527,9

4

534,6

20

532,1

36

529,7

52

527,8

5

534,5

21

532

37

529,6

53

527,7

6

534,3

22

531,8

38

529,4

54

527,6

7

534,2

23

531,6

39

529,3

55

527,5

8

534

24

531,5

40

529,2

56–57

527,4

9

533,9

25

531,3

41

529

58

527,3

10

533,7

26

531,2

42

528,9

59–60

527,2

11

533,5

27

531

43

528,8

61

527,1

12

533,4

28

530,9

44

528,7

62–63

527

13

533,2

29

530,7

45

528,5

64–65

526,9

14

533,1

30

530,6

46

528,4

66–9

526,8

15

532,9

31

530,4

47

528,3

70–100

526,7

2. IEP Eindtoets (ICE Eindevaluatie Primair onderwijs) van bureau ICE

De IEP Eindtoets (ICE Eindevaluatie Primair onderwijs) van bureau ICE is met ingang van het schooljaar 2014–2015 door de minister toegelaten als eindtoets. De ondergrens is afhankelijk van het percentage gewogen leerlingen op de hele school.

Tabel 2. Ondergrenzen IEP Eindtoets van Bureau ICE

% gewogen leerlingen

Ondergrens

% gewogen leerlingen

Ondergrens

% gewogen leerlingen

Ondergrens

% gewogen leerlingen

Ondergrens

0

80

16

77,6

32

75,1

48

73

1

79,9

17

77,4

33

74,9

49

72,9

2

79,7

18

77,2

34

74,8

50

72,8

3

79,6

19

77,1

35

74,7

51

72,7

4

79,4

20

76,9

36

74,5

52

72,6

5

79,3

21

76,8

37

74,4

53

72,5

6

79,1

22

76,6

38

74,2

54

72,4

7

79

23

76,4

39

74,1

55

72,3

8

78,8

24

76,3

40

74

56–57

72,2

9

78,7

25

76,1

41

73,8

58

72,1

10

78,5

26

76

42

73,7

59–60

72

11

78,3

27

75,8

43

73,6

61

71,9

12

78,2

28

75,7

44

73,5

62–63

71,8

13

78

29

75,5

45

73,3

64–65

71,7

14

77,9

30

75,4

46

73,2

66–69

71,6

15

77,7

31

75,2

47

73,1

70–100

71,5

Overgangsregeling 2014–2015:

De inspectie volgt bij de beoordeling van de eindresultaten van het schooljaar 2014–2015 de volgende werkwijze: het oordeel op de resultaten van de IEP eindtoets wordt bepaald op basis van de ondergrenzen in de tabel 2. Indien dit oordeel onvoldoende is dan kijkt de inspectie naar de resultaten op de leerlingvolgsysteemtoetsen of het Drempelonderzoek 678 (de toetsen die in 2014–2015 ook nog als eindtoets mogen worden afgenomen) van deze groep 8. Alleen als het oordeel op basis hiervan ook onvoldoende is, dan beoordeelt de inspectie de resultaten van dat jaar als onvoldoende.

3. ROUTE 8 van A-VISION b.v

De eindtoets ROUTE 8 van A-Vision b.v. is met ingang van het schooljaar 2014–2015 door de minister toegelaten als eindtoets. De ondergrens is afhankelijk van het percentage gewogen leerlingen op de hele school.

Tabel 3. Ondergrenzen ROUTE 8 van A-Vision

% gewogen leerlingen

Ondergrens

% gewogen leerlingen

Ondergrens

% gewogen leerlingen

Ondergrens

% gewogen leerlingen

Ondergrens

0

203

16

193,4

32

183,4

48

175

1

202,6

17

192,6

33

182,6

49

174,6

2

201,8

18

191,8

34

182,2

50

174,2

3

201,4

19

191,4

35

181,8

51

173,8

4

200,6

20

190,6

36

181

52

173,4

5

200,2

21

190,2

37

180,6

53

173

6

199,4

22

189,4

38

179,8

54

172,6

7

199

23

188,6

39

179,4

55

172,2

8

198,2

24

188,2

40

179

56–57

171,8

9

197,8

25

187,4

41

178,2

58

171,4

10

197

26

187

42

177,8

59–60

171

11

196,2

27

186,2

43

177,4

61

170,6

12

195,8

28

185,8

44

177

62–63

170,2

13

195

29

185

45

176,2

64–65

169,8

14

194,6

30

184,6

46

175,8

66–69

169,4

15

193,8

31

183,8

47

175,4

70–100

169

Overgangsregeling 2014–2015:

De inspectie volgt bij de beoordeling van de eindresultaten van het schooljaar 2014–2015 de volgende werkwijze: het oordeel op de resultaten van ROUTE8 wordt bepaald op basis van de ondergrenzen in de tabel 3. Indien dit oordeel onvoldoende is dan kijkt de inspectie naar de resultaten op de leerlingvolgsysteemtoetsen of het Drempelonderzoek 678 (de toetsen die in 2014–2015 ook nog als eindtoets mogen worden afgenomen) van deze groep 8. Alleen als het oordeel op basis hiervan ook onvoldoende is, dan beoordeelt de inspectie de resultaten van dat jaar als onvoldoende.

4. AMN eindtoets van AMN b.v.

De AMN Eindtoets van AMN b.v. is met ingang van het schooljaar 2016–2017 door de minister toegelaten als eindtoets. De ondergrens is afhankelijk van het percentage gewogen leerlingen op de hele school.

Tabel 4. Ondergrenzen AMN eindtoets van AMN b.v. vanaf 2016–2017

% gewogen leerlingen

Ondergrens

% gewogen leerlingen

Ondergrens

% gewogen leerlingen

Ondergrens

% gewogen leerlingen

Ondergrens

0

470,0

16

412,4

32

352,4

48

302,0

1

467,6

17

407,6

33

347,6

49

299,6

2

462,8

18

402,8

34

345,2

50

297,2

3

460,4

19

400,4

35

342,8

51

294,8

4

455,6

20

395,6

36

338,0

52

292,4

5

453,2

21

393,2

37

335,6

53

290,0

6

448,4

22

388,4

38

330,8

54

287,6

7

446,0

23

383,6

39

328,4

55

285,2

8

441,2

24

381,2

40

326,0

56–57

282,8

9

438,8

25

376,4

41

321,2

58

280,4

10

434,0

26

374,0

42

318,8

59–60

278,0

11

429,2

27

369,2

43

316,4

61

275,6

12

426,8

28

366,8

44

314,0

62–63

273,2

13

422,0

29

362,0

45

309,2

64–65

270,8

14

419,6

30

359,6

46

306,8

66–69

268,4

15

414,8

31

354,8

47

304,4

70–100

266,0

5. CESAN eindtoets van SM&C b.v.

De CESAN Eindtoets van SM&C b.v. is met ingang van het schooljaar 2016–2017 door de minister toegelaten als eindtoets. De ondergrens is afhankelijk van het percentage gewogen leerlingen op de hele school.

Tabel 5. Ondergrenzen CESAN eindtoets van SM&C b.v. vanaf 2016–2017

% gewogen leerlingen

Ondergrens

% gewogen leerlingen

Ondergrens

% gewogen leerlingen

Ondergrens

% gewogen leerlingen

Ondergrens

0

159,9

16

154,9

32

149,8

48

145,5

1

159,7

17

154,5

33

149,4

49

145,3

2

159,3

18

154,1

34

149,2

50

145,1

3

159,1

19

153,9

35

149,0

51

144,9

4

158,6

20

153,5

36

148,6

52

144,6

5

158,4

21

153,3

37

148,4

53

144,4

6

158,0

22

152,9

38

147,9

54

144,2

7

157,8

23

152,5

39

147,7

55

144,0

8

157,4

24

152,3

40

147,5

56–57

143,8

9

157,2

25

151,9

41

147,1

58

143,6

10

156,8

26

151,6

42

146,9

59–60

143,4

11

156,4

27

151,2

43

146,7

61

143,2

12

156,2

28

151,0

44

146,5

62–63

143,0

13

155,8

29

150,6

45

146,1

64–65

142,8

14

155,6

30

150,4

46

145,9

66–69

142,6

15

155,1

31

150,0

47

145,7

70–100

142,4

6. Dia-eindtoets van Diataal b.v.

De Dia-eindtoets van Diataal b.v. is met ingang van het schooljaar 2016–2017 door de minister toegelaten als eindtoets. De ondergrens is afhankelijk van het percentage gewogen leerlingen op de hele school.

Tabel 6. Ondergrenzen Dia-eindtoets van Diataal b.v. vanaf 2016–2017

% gewogen leerlingen

Ondergrens

% gewogen leerlingen

Ondergrens

% gewogen leerlingen

Ondergrens

% gewogen leerlingen

Ondergrens

0

359,1

16

356,9

32

354,5

48

352,5

1

359,0

17

356,7

33

354,3

49

352,4

2

358,8

18

356,5

34

354,2

50

352,3

3

358,7

19

356,4

35

354,1

51

352,2

4

358,6

20

356,2

36

353,9

52

352,2

5

358,5

21

356,1

37

353,8

53

352,1

6

358,3

22

355,9

38

353,7

54

352,0

7

358,2

23

355,7

39

353,6

55

351,9

8

358,0

24

355,6

40

353,5

56–57

351,8

9

357,9

25

355,4

41

353,3

58

351,7

10

357,7

26

355,4

42

353,2

59–60

351,6

11

357,5

27

355,2

43

353,1

61

351,5

12

357,4

28

355,1

44

353,0

62–63

351,4

13

357,2

29

354,9

45

352,8

64–65

351,3

14

357,1

30

354,8

46

352,7

66–69

351,2

15

357,0

31

354,6

47

352,6

70–100

351,1

7. Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering2 tot en met schooljaar 2014–2015

Uit het Toetsbesluit PO volgt dat met ingang van het schooljaar 2014–2015 dat alle leerlingen van eenzelfde school dezelfde eindtoets maken. Tot en met het schooljaar 2013–2014 mochten scholen het Drempelonderzoek 678 op drie manieren inzetten:

  • 1. Alle leerlingen doen mee aan het Drempelonderzoek 678. In dit geval wordt de onderstaande procedure Drempelonderzoek 678 bij alle leerlingen (zie ad 1) gevolgd.

  • 2. De school neemt de Eindtoets Basisonderwijs van Cito af bij een deel van de leerlingen en bij een ander deel van de leerlingen het Drempelonderzoek 678. Of de school neemt eerst bij alle leerlingen het Drempelonderzoek 678 af en daarna neemt de school alleen bij de betere leerlingen de Eindtoets Basisonderwijs van Cito af. In deze gevallen worden de scores van het Drempelonderzoek 678 omgezet naar Cito-scores en wordt de hieronder beschreven procedure Eindtoets Basisonderwijs en Drempelonderzoek 678 (zie ad 2) gevolgd.

  • 3. De school neemt geen Eindtoets Basisonderwijs af en enkele leerlingen doen het Drempelonderzoek 678. In dit geval is het niet mogelijk gebruik te maken van de gegevens uit het Drempelonderzoek 678 bij de beoordeling van de leerresultaten.

Ad 1. Procedure Drempelonderzoek 678 bij alle leerlingen

Vanaf schooljaar 2009–2010 vermeldt het formulier ’totaaloverzicht’ van het Drempelonderzoek 678 de gemiddelde Cito-score van alle deelnemende leerlingen. Deze score wordt gehanteerd bij het bepalen van het oordeel over de leerresultaten. De inspectie gebruikt Tabel 1 bij de beoordeling van de resultaten.

Ad 2. Procedure Eindtoets Basisonderwijs én Drempelonderzoek 678

Deze procedure wordt toegepast als een deel van de leerlingen de Eindtoets Basisonderwijs van Cito heeft gemaakt en een deel van de leerlingen het Drempelonderzoek 678. Het komt voor dat sommige leerlingen beide toetsen maken. In dat geval baseert de inspectie haar oordeel op de scores op de Eindtoets Basisonderwijs.

Met ingang van schooljaar 2009–2010 wordt de Cito-score per leerling zoals vermeld op het ’totaaloverzicht’ van het Drempelonderzoek 678 gebruikt. De inspectie berekent de gemiddelde Cito standaardscore van het hele schooljaar door het gewogen gemiddelde van de scores uit beide bronnen te nemen. Bij de beoordeling wordt Tabel 1 gebruikt.

8. Toetsen uit het leerlingvolgsysteem

Tot en met schooljaar 2014–2015 is het mogelijk de leerresultaten te beoordelen aan de hand van de leerlingvolgsysteemtoetsen Begrijpend lezen en Rekenen en wiskunde van leerjaar 8.

Voor een positief oordeel geldt dat de leerresultaten voor Rekenen en wiskunde én Begrijpend lezen ten minste één van de drie jaren op of boven de ondergrens liggen.

Uitzondering met ingang van het schooljaar 2015–2016:

Bij de beoordeling van kleine scholen worden in bepaalde gevallen ook na schooljaar 2014–2015 de leerresultaten van leerjaar 7 betrokken. Als de leerresultaten slechts één keer voldoende zijn en het aantal in de beoordeling betrokken leerlingen is minder dan 10, dan betrekt de inspectie de leerresultaten van leerjaar 7 bij de beoordeling (zie verder bijlage E). De ondergrenzen voor groep 7 in Tabel 7 of 8 zijn in dat geval van toepassing.

In paragraaf 8.1 staat de procedure beschreven voor de beoordeling van de toetsen uit het leerlingvolgsysteem van Cito. Daarnaast zijn de ondergrenzen voor de begrijpend lezen toets van 678 Onderwijs Advisering opgenomen in paragraaf 8.2.

8.1. Cito leerlingvolgsysteem: Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen

De inspectie vergelijkt bij haar beoordeling de gemiddelde vaardigheidsscore van het leerjaar met de ondergrens voor het betreffende percentage gewogen leerlingen op de school. De gemiddelde vaardigheidsscore wordt afgerond op één decimaal. Afronding naar beneden vindt plaats indien de tweede decimaal kleiner is dan 5, en naar boven indien deze decimaal ten minste 5 bedraagt. Is de gemiddelde score lager dan de ondergrens, dan is het oordeel op de betreffende toets onvoldoende. Ligt de gemiddelde score op of boven de ondergrens, dan is het oordeel voldoende.

Tabel 7. Ondergrenzen Cito LVS-toetsen begrijpend lezen en rekenen-wiskunde
 

Leerjaar 7

Leerjaar 8

% gewogen leerlingen

Gemiddelde vaardigheidsscore

 

Ondergrens midden

Ondergrens eind

Ondergrens midden

 

Rekenen en wiskunde

Begrijpend lezen

Rekenen en wiskunde

Rekenen en wiskunde

Begrijpend lezen

<15% gewogen leerlingen

98

45

102

110

55

≥15% gewogen leerlingen

94

38

99

106

47

Het oordeel op een toets is voldoende als de gemiddelde vaardigheidsscore op of boven de gegeven ondergrens ligt.

8.2. Begrijpend lezen toets van 678 Onderwijs Advisering

Tabel 8 geeft de ondergrenzen weer voor het bepalen van het percentage zwakst presterende leerlingen bij Begrijpend lezen op de toets van 678 Onderwijs Advisering.

Tabel 8. Ondergrenzen begrijpend lezen toetsen 678 Onderwijs Advisering

Begrijpend lezen

% gewogen leerlingen

Maximaal % zwakste leerlingen

< 15% gewogen leerlingen

25

≥ 15% gewogen leerlingen

30

De leerresultaten voor een toets zijn voldoende als het percentage zwakst presterende leerlingen op of onder het maximum (voor het betreffende percentage gewogen leerlingen op de school) ligt.

Tabel 9 geeft de normen voor het bepalen van de zwakst presterende leerlingen bij begrijpend lezen. Indien een leerling een score heeft die lager is dan de in de tabel vermelde norm, behoort deze tot de groep zwakst presterende leerlingen. In de tabel zijn ook de didactische leeftijdsequivalenten (DLE’s) opgenomen. Deze worden alleen gebruikt als geen leerlingenscores beschikbaar zijn, maar wel DLE’s.

Tabel 9. Normen zwakst presterende leerlingen begrijpend lezen toetsen 678 Onderwijs Advisering
 

Begrijpend lezen 678 (versie 2006)

Begrijpend lezen 78 (versie 2006)

 

Score

DLE

Score

DLE

M7 (december-maart)

<28

<33

<23

<32

E7 (april-juli)

<29

<35

<24

<35

M8 (december-maart)

<30

<38

<25

<38

9. Eindtoets Basisonderwijs (Basis of Niveau) van Cito

De beoordeling van de eindtoetsbasisonderwijs in het schooljaar 2013–2014 is identiek aan die voor de Centrale eindtoets. De ondergrenzen in Tabel 1 zijn hierbij van toepassing.

10. Schooleindonderzoek van de vier Landelijke Protestants Christelijke Schoolbegeleidingsdiensten in het schooljaar 2013–2014

De vier Landelijke Protestants Christelijke Schoolbegeleidingsdiensten hebben besloten het Schooleindonderzoek met ingang van het schooljaar 2014–2015 niet langer aan te bieden, daarom kunnen scholen zich met ingang van het schooljaar 2014–2015 niet langer verantwoorden met de leerresultaten op deze toets.

Op het overzicht van de schoolresultaten staan de gemiddelden van twee indexen: de schoolvorderingen (SV) en de intelligentie (IQ). Wanneer de SV-index lager is dan de IQ-index is dat een indicatie voor een minder goed presterende school. Indien de SV-index hoger is dan de IQ-index is dat een indicatie voor een beter presterende school. Op het overzichtsformulier van de school staat ook een meerjarenoverzicht waar deze verschilscores zijn omgezet naar zogenaamde z-scores. In deze z-scores zijn de leerresultaten van alle deelnemende scholen betrokken. De z-score geeft het aantal standaarddeviaties aan dat de schoolscore verschilt van de gemiddelde schoolscore van de deelnemende scholen.

De z-scores staan op het formulier als ’afwijkingsscore t.o.v. gemiddelde SV-IQ’ vermeld. Op deze scores baseert de inspectie haar oordeel over de school. Voor een positief oordeel geldt dat de z-score van het Schooleindonderzoek op of boven de ondergrens van –0,5 ligt.

BIJLAGE C. BIJ DE REGELING LEERRESULTATEN PO 2014

Correctie op meting leerresultaten en bijzondere omstandigheden

In deze bijlage staat beschreven hoe en wanneer een correctie (zijnde een herberekening) van de leerresultaten plaatsvindt voor bepaalde groepskenmerken of individuele kenmerken van leerlingen en voor enkele specifieke omstandigheden.

1. Leerlingen die voldoen aan de ontheffingsgronden (vanaf schooljaar 2014–2015)

Voor de leerresultaten van scholen behaald in het schooljaar 2014-2015 en volgende geldt dat leerlingen die voldoen aan de ontheffingsgronden vastgelegd in artikel 9b, van de WPO, niet worden betrokken bij de beoordeling van de leerresultaten. Als leerlingen die voldoen aan de ontheffingsgronden wel hebben deelgenomen aan de toets, herberekent de inspectie het schoolgemiddelde, waarbij de leerresultaten van deze leerlingen buiten beschouwing worden gelaten.

Kort samengevat gaat het hier om de volgende leerlingen:

  • 1. Leerlingen die zeer moeilijk lerend zijn.

  • 2. Leerlingen die meervoudig gehandicapt zijn.

  • 3. Leerlingen die korter dan vier jaar in Nederland wonen en de Nederlandse taal nog niet voldoende beheersen.

Zie voor een nadere toelichting bij categorieën 1 en 2 de Beleidsregel ontheffingsgronden eindtoetsing po.

2. Leerlingen die uitstromen naar het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs

Leerlingen met een indicatie voor het voortgezet speciaal onderwijs (vso) of praktijkonderwijs (pro) houdt de inspectie buiten de beoordeling van de leerresultaten. Dit doet zij ook als deze leerlingen de indicatie hebben, maar hier in de praktijk niet daadwerkelijk naar uitstromen. Als leerlingen met een pro- of vso-indicatie wel hebben deelgenomen aan de toets, herberekent de inspectie het schoolgemiddelde, waarbij de leerresultaten van deze leerlingen buiten beschouwing worden gelaten.

3. Leerlingen met beperkte cognitieve capaciteiten op het gebied van taal én rekenen.

Schooljaren 2014–2015 en volgende:

Bij de beoordeling van de leerresultaten in schooljaar 2014–2015 en volgende laat de inspectie de leerresultaten van leerlingen met beperkte cognitieve capaciteiten buiten beschouwing.

De beperkte cognitieve capaciteit van de leerling kan de school op twee manieren aantonen:

  • uit de gegevens in het leerlingdossier blijkt dat de leerling maximaal het eindniveau van leerjaar 6 behaalt voor taal én rekenen.

  • de leerling heeft een IQ onder de 80. Bij een IQ-test geldt dat deze voldoet aan de criteria van de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN). Indien de IQ-test ouder is dan twee jaar bevestigen gegevens uit het leerling- en onderwijsvolgsysteem de uitkomsten van de eerdere IQ-test.

Schooljaar 2013–2014:

Bij de beoordeling van de leerresultaten in het schooljaar 2013–2014 sluit de inspectie de leerresultaten van deze leerlingen uit bij de beoordeling van de leerresultaten als:

  • de leerling een eigen leerlijn voor taal (één of meer van de vakgebieden technisch lezen, spelling, begrijpend lezen) én voor rekenen heeft, en

  • de school voor deze leerling einddoelen (een ontwikkelingsperspectief) heeft bepaald die voldoende onderbouwd en realistisch zijn, en

  • van deze einddoelen tussendoelen zijn afgeleid, en

  • de school kan aantonen op basis van ten minste twee evaluaties dat de leerling zich op beide vakgebieden naar verwachting ontwikkelt (dus volgens de gestelde doelen).

De beperkte cognitieve capaciteit van de leerling toont de school aan met een indicatie voor lgf, so of sbo. De inspectie verstaat hierbij onder:

  • sbo-indicatie: De leerling heeft een beschikking van de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) van het samenwerkingsverband voor het sbo.

  • lgf, so-indicatie: De Commissie voor de Indicatiestelling (CvI) van het Regionaal expertisecentrum heeft geoordeeld dat de leerling in aanmerking komt voor leerlinggebonden financiering.

4. Leerlingen die in leerjaar 7 of 8 zijn ingestroomd

Als de leerresultaten in een schooljaar onder de ondergrens lijken te liggen, dan laat de inspectie de leerresultaten van de leerlingen die in leerjaar 7 of 8 zijn ingestroomd buiten beschouwing. Als de inspectie dit doet, corrigeert zij voor alle leerlingen die dit betreft en niet alleen voor de zwakst scorende leerlingen.

5. Leerlingen die ten onrechte niet aan de toets hebben deelgenomen

Vanaf schooljaar 2014–2015 zijn alle leerlingen, uitgezonderd degenen die voldoen aan de ontheffingsgronden (zie Bijlage C, punt 1), verplicht om een eindtoets te maken. Incidenteel komt het voor dat een leerling niet heeft deelgenomen aan een eindtoets. Dit zijn veelal unieke situaties die een expertoordeel van de inspectie vereisen om vast te stellen op welke wijze dit van invloed is op het oordeel op schoolniveau. Het kan betekenen dat de inspectie de leerresultaten van het betreffende schooljaar niet beoordeelt.

BIJLAGE D. BIJ DE REGELING LEERRESULTATEN PO 2014

Meting onmogelijk of incomplete gegevens

In deze bijlage staat beschreven hoe de inspectie scholen beoordeelt waarbij de meting van leerresultaten onmogelijk is of waarbij de gegevens over de leerresultaten incompleet zijn.

1. Nieuw opgerichte scholen

Scholen die nieuw zijn beginnen vaak met een klein aantal leerlingen, dat veelal in de onderbouw verblijft. De eerste jaren dat de school bestaat, zullen in de midden- en bovenbouw vooral leerlingen de school bezoeken die eerst op andere scholen hebben gezeten.

De inspectie beoordeelt de leerresultaten van deze scholen in eerste instantie volgens de reguliere werkwijze. Als blijkt dat de leerresultaten onvoldoende zijn, gaat de inspectie nader analyseren waardoor dit wordt veroorzaakt en wordt dezelfde werkwijze gevolgd als voor leerlingen die recent op school zijn ingestroomd (zie Bijlage C, punt 4).

2. Beoordeling leerresultaten niet mogelijk

Scholen die zich niet over hun leerresultaten kunnen verantwoorden, omdat zij bijvoorbeeld niet beschikken over de leerresultaten van drie cohorten leerlingen of omdat de gegevens incompleet zijn, krijgen het oordeel: niet te beoordelen.

3. Beoordeling leerresultaten scholen met kopklassen

Kopklassen hebben tot doel de leerlingen (veelal leerlingen met een taalachterstand) die hieraan deelnemen een betere uitgangspositie te geven voor het vervolgonderwijs. In de meeste gevallen gaat het om landelijke projecten of door de overheid erkende experimenten.

De inspectie baseert zich bij de beoordeling van de leerresultaten van deze scholen op de meest recente leerresultaten van de totale groep leerlingen die aan de eindtoets heeft meegedaan.

NB. Het komt voor dat sommige leerlingen alleen de kopklas volgen en dus recent zijn ingestroomd. Deze leerlingen worden bij de beoordeling buiten beschouwing gelaten.

4. Afwijken van afnamevoorschriften

Toetsresultaten zijn alleen betrouwbaar en valide als de toetsen zijn afgenomen volgens de voorschriften, zoals die in het toetsreglement (met ingang van schooljaar 2014–2015) of de toetshandleiding zijn beschreven. De inspectie veronderstelt dat scholen deze voorschriften kennen en naleven. Indien scholen hiervan afwijken, kan dit betekenen dat de inspectie de leerresultaten van dat schooljaar niet bij de beoordeling kan betrekken.

BIJLAGE E. BIJ DE REGELING LEERRESULTATEN PO 2014

Beoordeling leerresultaten van de basisschool

De inspectie beoordeelt de leerresultaten op basis van de leerresultaten van de leerlingen in leerjaar 8 van de afgelopen 3 jaar (cohorten). Als de leerresultaten slechts één keer voldoende zijn, en het aantal in de beoordeling betrokken leerlingen is minder dan 10, dan betrekt de inspectie de leerresultaten van leerjaar 7 bij de beoordeling (zie Bijlage B, paragraaf 8). Als de leerresultaten van leerjaar 7 onvoldoende zijn, dan betrekt de inspectie de leerresultaten van een vierde leerjaar 8 bij de beoordeling.

Beslisregel beoordeling leerresultaten

Beslisregel leerresultaten

De leerresultaten van de leerlingen aan het eind van de basisschool liggen ten minste op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie mag worden verwacht.

 

De leerresultaten van de afgelopen drie schooljaren zijn:

voldoende

• twee of drie keer voldoende;

• één keer voldoende (aantal in de beoordeling betrokken leerlingen 10 of meer);

• één keer voldoende (aantal in de beoordeling betrokken leerlingen minder dan 10) én voldoende leerresultaten in leerjaar 7; of

• één keer voldoende (aantal in de beoordeling betrokken leerlingen minder dan 10) én onvoldoende leerresultaten in leerjaar 7 én voldoende leerresultaten in een vierde leerjaar 8.

onvoldoende (‘2’):

• drie keer onvoldoende; of

• één keer voldoende (aantal in de beoordeling betrokken leerlingen minder dan 10), onvoldoende leerresultaten in leerjaar 7 en onvoldoende leerresultaten in een vierde leerjaar 8.

niet te beoordelen

• bijzondere omstandigheden (zie bijlage D van deze regeling).

In geval van omstandigheden die niet zijn beschreven in deze regeling, kan de inspectie deze meenemen in haar oordeel over de leerresultaten en dat bij het oordeel motiveren.

Toelichting op de beslisregel

Het oordeel op jaarbasis voor de verschillende (eind)toetsen wordt bepaald conform de werkwijze zoals beschreven in de bijlagen B, C en D van deze regeling. Vervolgens gelden de volgende richtlijnen:

  • 1. Ongeacht het aantal leerlingen waaruit de cohorten bestaan, is het oordeel voldoende, als ten minste twee van de laatste drie schooljaren voldoende zijn.

  • 2. Ongeacht het aantal leerlingen waaruit de cohorten bestaan, is het oordeel onvoldoende, als de laatste drie schooljaren onvoldoende zijn.

  • 3. Als slechts één van de afgelopen drie jaren voldoende is en het aantal leerlingen waarop dat oordeel is gebaseerd, is 10 of meer, dan is het oordeel voldoende.

  • 4. Als slechts één van de afgelopen drie jaren voldoende is en het aantal leerlingen waarop dat oordeel is gebaseerd, is minder dan 10, dan worden de leerresultaten van leerjaar 7 bij de beoordeling betrokken. Als de leerresultaten van leerjaar 7, ongeacht het leerlingenaantal, voldoende zijn, is het oordeel over de leerresultaten ‘voldoende’. Is het oordeel over de leerresultaten van leerjaar 7 onvoldoende, dan worden de leerresultaten van een vierde leerjaar 8 bij de beoordeling betrokken. Als de leerresultaten van dit vierde leerjaar 8, ongeacht het leerlingenaantal, voldoende zijn, is het oordeel over de leerresultaten ‘voldoende’. Is het oordeel over de leerresultaten van de vierde leerjaar 8 onvoldoende, dan zijn de leerresultaten ‘onvoldoende’.3

  • 5. Scholen die zich niet over hun leerresultaten kunnen verantwoorden omdat zij bijvoorbeeld niet beschikken over de leerresultaten van drie cohorten leerlingen of omdat deze gegevens incompleet zijn, krijgen het oordeel: ‘niet te beoordelen’.

TOELICHTING

De volgende aanpassingen zijn in de bijlagen aangebracht.

In Bijlage A:

  • 1. Opgenomen is een toelichting waarin aangegeven wordt welke leerlingen geen eindtoets hoeven te maken.

  • 2. Toegevoegd zijn de drie nieuw toegelaten eindtoetsen waarmee scholen zich over hun eindresultaten met ingang van 2016–2017 mogen verantwoorden.

In Bijlage B:

  • 1. Tabellen voor de drie nieuw toegelaten eindtoetsen zijn toegevoegd. Het betreft de AMN eindtoets van AMN b.v., de CESAN van SM&C b.v. en de Dia-eindtoets van Diataal b.v.

  • 2. De tabellen en teksten die betrekking hebben op schooljaren vóór 2013–2014 zijn niet langer van toepassing en daarom verwijderd. Ook zijn teksten als gevolg hiervan aangepast.

  • 3. Uit de bestaande tabellen zijn de kolommen met het landelijk gemiddelde en bovengrens verwijderd.

  • 4. De terminologie is overal meer uniform gemaakt. Zo wordt niet langer wisselend de term ‘norm’ en ‘ondergrens’ gehanteerd. Ook is er gekozen om overal te spreken over ‘gewogen leerlingen’.

  • 5. Overbodige teksten en herhalingen van teksten uit Bijlage A zijn verwijderd.

  • 6. De aparte tabellen met ‘Norm leerresultaten per schooljaar’ zijn verwijderd en vervangen door één zin aan het einde van de eerste alinea in Bijlage B, waarin wordt aangegeven wanneer de resultaten in een leerjaar voldoende zijn.

  • 7. Nummeringen van en verwijzingen naar paragrafen en tabellen zijn aangepast.

In Bijlage C:

  • 1. De wijze waarop de inspectie rekening houdt met leerlingen, die ten onrechte niet aan een eindtoets hebben deelgenomen, bij de beoordeling van de leerresultaten is gewijzigd. Verouderde tekst is geschrapt, deze ging nog uit van oude toetsen en het feit dat niet deelnemers veelal een lwoo advies hadden. Standaard werd een score van 517 toegekend aan niet-deelnemers, omdat dit de gemiddelde score was van leerlingen met een lwoo advies. Dit is komen te vervallen.

In Bijlage D:

  • 1. De tekst onder punt 2 is aangepast. De inspectie kan de resultaten van alle toegelaten eindtoetsen beoordelen. Verder is de zin geschrapt waarin staat dat de inspectie op scholen waarvan zij de resultaten niet kan beoordelen elke twee jaar een kwaliteitsonderzoek uitvoert.

In Bijlage E:

  • 2. Het oordeel ‘goed’ is verwijderd uit de beslisregel, omdat dit niet langer alleen op basis van de hoogte van de resultaten wordt gegeven. In de Regeling leerresultaten po volstaat het om het onderscheid voldoende / onvoldoende te beschrijven.

  • 3. De zin is verwijderd waarin staat dat de inspectie op scholen waarvan zij de resultaten niet kan beoordelen elke twee jaar een kwaliteitsonderzoek uitvoert.

Tot slot zijn op diverse plaatsen kleine tekstuele niet-inhoudelijke aanpassingen gedaan.

Administratieve lasten

De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de uitvoeringsorganisaties DUO en de Inspectie van het Onderwijs. Ook veranderen de administratieve lasten voor basisscholen niet.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

De vier Landelijke Protestants Christelijke Schoolbegeleidingsdiensten hebben besloten het Schooleindonderzoek met ingang van het schooljaar 2014–2015 niet langer aan te bieden, daarom kunnen scholen zich vanaf dat schooljaar niet langer verantwoorden met de leerresultaten van deze toets.

X Noot
2

Het Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering moet niet verward worden met de Drempeltest van Boom test uitgevers. De leerresultaten van de laatstgenoemde toets kan de inspectie niet beoordelen.

X Noot
3

Bij het oordeel voor leerjaar 7 gaat de inspectie uit van de laatste beschikbare gegevens van de leerlingvolgsysteemtoetsen voor Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen. Voor een voldoende oordeel moeten zowel Rekenen en wiskunde als Begrijpend lezen van leerjaar 7 voldoende zijn.

Naar boven