29 628 Politie

Nr. 410 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 5 augustus 2013

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 26 juni 2013 overleg gevoerd met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 5 februari 2013 inzake het onderzoeksrapport Blauwdruk Mentale Zorglijn (Kamerstuk 29 628, nr. 366);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 6 maart 2013 over het bericht van de Nationale Ombudsman «Vorig jaar 500 klachten over opnemen aangiften door politie» (Kamerstuk 29 628, nr. 369);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 13 maart 2013 over de reisdeclaraties politietop (Kamerstuk 29 628, nr. 372);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 20 maart 2013 over klachtbehandeling bij de nationale politie (Kamerstuk 29 628, nr. 374);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 4 april 2013 inzake de halfjaarlijkse voortgangsrapportage Bijgesteld Aanvalsprogramma IV Politie (Kamerstuk 29 628, nr. 376);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 8 mei 2013 inzake de voortgangsrapportage actieprogramma «Minder regels, meer op straat» (Kamerstuk 29 628, nr. 391);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 15 mei 2013 inzake het jaarverslag Nederlandse politie 2012 en over de inzetbaarheid inclusief ziekteverzuim (Kamerstuk 29 628, nr. 395);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 12 juni 2013 inzake het inspectierapport over risicovolle aanhoudingen door de politie (Kamerstuk 29 628, nr. 399);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 18 juni 2013 met de stand van zaken van de toezeggingen en moties ten behoeve van het AO Politieonderwerpen d.d. 26 juni 2013 (Kamerstuk 29 628, nr. 400);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 19 juni 2013 inzake de stand van zaken vorming nationale politie (Kamerstuk 29 628, nr. 401);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 25 juni 2013 met een reactie op de brief van het Platform Bezorgde Dienders over het loopbaan/ouderenbeleid bij de politie;

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 26 juni 2013 met een reactie op het verzoek van het lid Bontes naar aanleiding van een klacht van ondernemers over opvolging aangifte door politie (Kamerstuk 29 684, nr. 384);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 25 juni 2013 inzake de instroom recherchekundigen (Kamerstuk 29 628, nr. 406);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 24 juni 2013 inzake het invoeren van mobiel werken bij de politie (Kamerstuk 29 628, nr. 402).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Nava

Voorzitter: Dijkhoff

Griffier: Tielens-Tripels

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Berndsen-Jansen, Bontes, Dijkhoff, Kooiman, Marcouch,

en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 13.33 uur

De voorzitter: Welkom bij het algemeen overleg over politieonderwerpen van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie. Welkom aan iedereen op de tribune en aan degenen die dit debat op een andere manier volgen. Het is een lang AO, met 14 agendapunten. Ik stel een spreektijd van acht minuten voor in de eerste termijn, met twee interrupties per fractie, op de bekende wijze: vraag, verhaal, vraag en vervolgvraag.

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. De laatste debatten, AO's, heb ik gewijd aan de reorganisatie bij de politie. Ik heb daar mijn zorg over uitgesproken en die is ook nog niet weggenomen met alles wat ik heb gehoord. De minister lag niet wakker van het aantal bedenkingen en bezwaren dat onder dienders leefde. Volgens hem viel het allemaal wel mee. Ik heb echter gehoord dat een kwart van de mensen die bij de politie werken, bedenkingen en bezwaren heeft. Dat gaat om 16.000 tot 17.000 mensen oftewel drie grote korpsen, bijvoorbeeld Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Dat is nogal wat. Kloppen die cijfers? Heeft een kwart van de mensen bezwaren of bedenkingen? Wat is daar de impact van? Betekent dit opschorting? Betekent dit dat het hele reorganisatietraject verplaatst wordt in de tijd, uitgesteld wordt?

Ik maak me ernstig zorgen over de positie van de leidinggevenden in de hele reorganisatie. Daar vallen de klappen. Zij zijn onzeker over hun toekomst en vragen zich af wat er gaat gebeuren met hun functie. Bij het woord «leidinggevenden» moeten we niet het beeld hebben van supermanagers met een supersalaris. Het gaat om mannen en vrouwen die zich vanaf de straat hebben opgewerkt naar schaal 9 of schaal 10. Het gaat om mensen die operationeel leiding geven, hulpofficier van justitie zijn, en nachtdiensten doen. Zij draaien dus met de ploegen mee. Zij zitten rechtstreeks en boven op de ploegen. Als zij afhaken, is dat echt zorgelijk. Ik wil graag dat de minister daarop reageert. Klopt het dat het om die groep leidinggevenden gaat, de operationeel leidinggevenden? Ik wil het in deze context niet hebben over de strategische posities, het gaat echt om de operationeel leidinggevenden. Klopt het dat daar heel veel bezwaren zijn?

Wat betekent de opschorting voor de reorganisatie?

In de brief bij het jaarverslag lees ik dat alles verder in orde is. Ik hoor echter dat er mensen in Den Haag werken op het niveau van de Nationale Politie, maar dat er ook nog steeds mensen werken op de regiokantoren. Denk aan ondersteuning. Dat is dubbelop. Ik hoor dat er mensen ingehuurd worden. Wat betekent dit voor de financiën? Komen we zo verder in de problemen met de financiering van de Nationale Politie? Hoe zit het allemaal nu echt? Wat leeft er nu?

Met het project Minder regels, meer op straat zouden 600 fte's vrijgespeeld zijn, door minder bureaucratie. Het loopt achter, want de afspraak was 5.000 fte's in 2014. Waar zijn die 600 gebleven? Kan de minister concreet per regio aangeven om hoeveel meer auto's op straat het gaat? Zo heb ik een duidelijk beeld van waar die 600 gebleven zijn. Die mogen niet zomaar verdampen, maar moeten een bijdrage leveren.

Hoe zit het met dat hele systeem van minder regels, meer op straat en minder bureaucratie? Ik vernam vanmorgen uit de media dat het hele project Geïntegreerd Processysteem Strafrecht (GPS) stil is komen te liggen. Dat ligt voornamelijk bij het OM en de rechterlijke macht, maar wat zijn de consequenties voor de politie? Betekent dit dat we nog verder achter de feiten aan zullen lopen? Volgens mij zit de politie ook midden in dit project. Het gaat om grote projecten. Dit is weer een blunder die 80 miljoen gaat kosten. Het ligt gewoon praktisch stil. Hoe is het mogelijk dat de overheid, vooral de politie, zo slecht omgaat met haar ICT-projecten? Waar ligt dat aan? Kan de minister mij dat duidelijk maken?

De politieauto van de toekomst is ook zo'n groot project dat debureaucratisering teweeg moet brengen, maar ook dit ligt stil. Kan de minister daar wat over zeggen? Dit is ook zo'n groot project dat samenhangt met de reorganisatie, maar het ligt stil.

Het Openbaar Ministerie volgt de eigen richtlijnen voor strafeisen bij geweld tegen de politie niet op. Gaat de minister nu eens een keer doorpakken zodat het OM wel zijn eigen richtlijn zal opvolgen? Als je een politieman mishandelt, kan het niet zo zijn dat je een veel lagere straf krijgt dan de richtlijn voorschrijft, of dat je helemaal niet gestraft wordt. Dat werkt demotiverend. De volgende keer doen politiemensen geen aangifte en zullen ze het niet melden. De richtlijn moet dus echt opgevolgd worden. Daar moet geen enkele ruimte tussen zitten.

Dan kom ik bij de taser en het rapport van de Ombudsman. Wat de PVV betreft, mag de taser er komen. Het is een middel tussen het vuurwapen en de pepperspray in. Dat is goed. De kogel die door de politie wordt gebruikt, is geen stopkogel, maar gaat dwars door mensen heen. Er zijn slachtoffers gevallen achter de daders. Collega's zijn gewond geraakt, omdat ze iemand niet direct buiten gevecht konden stellen met een schot uit het dienstpistool. Wat dat betreft is het goed zo'n taser te hebben. Ik pleit wel voor een pilot bij de regionale ondersteuningsgroepen, bij de aanhoudingseenheden, bij de hondenbrigade en vanzelfsprekend ook bij het arrestatieteam dat al in die pilot zit.

Ik wijs de minister op een artikel in het vakbondsblad van de NPB. Een specialist schrijft hierin dat er van de 32 uur training eigenlijk maar 6 uur overblijven, omdat de rest opgaat aan het maken en het uitvoeren van toetsen. Het gaat om de vaardigheidstoetsen en de schiettoetsen. Er blijft maar 6 uur over om te trainen. Ik doe weer een beroep op de minister om te regelen dat de diender zich fysiek kan trainen. Eigenlijk zegt de Ombudsman dit ook. Hij zegt dat het zelfvertrouwen moet toenemen. Daarvoor is fysieke en mentale weerbaarheid nodig. Ik vraag de minister om onze politiemensen in de gelegenheid te stellen om zich fysiek vaardiger te maken.

De middenstanders moeten meer vertrouwen krijgen in de politie. Dat is nu eenmaal zo. Dat blijkt ook uit de cijfers. De tevredenheid is wat toegenomen, maar uit de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven blijkt dat 41% tevreden is en 49% minder of niet tevreden. Dat is echt nog veel te veel. Daar moeten nog stappen in gezet worden.

De middenstand heeft heel veel last van Roemenen en Bulgaren, bendes die rondtrekken en op geavanceerde manier winkeldiefstallen plegen. Ik heb al eerder tegen de minister gezegd dat hij per 1 januari de grens moet sluiten voor arbeidsmigranten uit Roemenië en Bulgarije. Ik doe een dringend beroep op de minister om dit aan te kaarten bij zijn collega's, om zo te proberen dit stop te zetten. Zorg voor een stop per 1 januari voor arbeidsmigranten uit Roemenië en Bulgarije. Zij zijn nu al verantwoordelijk voor 15% van dit soort criminaliteit en het wordt veel meer, garandeer ik de minister. Het is dus dweilen met de kraan open.

De voorzitter: Dank u wel, mijnheer Bontes, voor uw perfect getimede betoog.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Er is altijd ontzettend veel te bespreken met deze minister als het gaat over de politie.

Laat ik beginnen met een onderwerp waar de minister en de SP zich duidelijk tegen uitspreken, namelijk het geweld tegen politieagenten en hulpverleners. Zojuist heeft mijn collega Bontes dit ook gedaan. De veelgelezen klacht in mails – de minister zal deze mails ook hebben gekregen – is dat er niets wordt gedaan. Men schrijft bijvoorbeeld dat men aangifte heeft gedaan, maar dat de dader niet goed gestraft wordt. Ik heb nagedacht over de vraag hoe dit komt. We hebben er namelijk een hogere strafeis op gelegd. In de politiek zijn we het erover eens dat geweld tegen hulpverleners zwaar bestraft mag worden. De minister heeft de rechters en het Openbaar Ministerie erop aangesproken en gezegd dat het uitgevoerd moet worden. Ik heb hierop doorgevraagd en ik ben achter het volgende probleem gekomen. De agent doet wel aangifte en het aantal aangiften gaat ook steeds omhoog, maar het Openbaar Ministerie pakt die aangifte niet altijd op. Dat mag natuurlijk niet gebeuren. Is de minister bereid om te onderzoeken wat er met die aangiften van geweld tegen hulpverleners gebeurt? Het is namelijk niet de bedoeling dat de daders hiermee wegkomen.

Als het nodig is, moet er goede hulp zijn. Ik schrok ervan dat een kwart tot een derde van de politiemedewerkers kampt met psychische klachten. Naar schatting krijgt ongeveer 8% zorg. Er is inmiddels een 24 uursloket van de politie, waar agenten en familieleden in psychische nood terechtkunnen. Het is mij niet duidelijk hoe vaak hier gebruik van wordt gemaakt en met welk resultaat. Kan de minister dit toelichten?

Klopt het dat de verjaring van PTSS, het posttraumatisch stresssyndroom, zeven jaar zal blijven? Waarom, zoals de Partij van de Arbeid en D66 al eerder hebben gevraagd, sluiten we niet aan bij Defensie? Daar is geen sprake van verjaring. Graag een toelichting van deze minister.

Is de commissie die PTSS moet erkennen als beroepsziekte inmiddels actief? Ik begreep dat zij actief moet zijn, maar is dat ook het geval? Graag een toelichting.

De heer Bontes sprak er al over. Er is ontzettend veel onrust ontstaan over de inrichting van een landelijk functiegebouw. Door de komst van de Nationale Politie moest er landelijk eenheid komen in de functies en in de betaling. In de praktijk blijken er echter enorm veel verschillen te zijn en dat leidt tot onrust. Kan de minister vandaag aangeven dat in ieder geval niemand er qua salaris en arbeidsrechten op achteruitgaat? Kan de minister aangeven dat agenten straks hetzelfde werk blijven doen? Kan de minister een update geven over het overleg met de bonden? Er was overleg, maar hoe staat het er nu mee?

De minister zegt altijd dat hij graag transparant en open wil zijn, ook als het gaat om de reisdeclaraties van de politietop. Ik vond echter dat de minister erg vaag bleef. De minister zegt dat hij goede afspraken wil maken over de declaraties en reisdeclaraties van de politietop en dat hij dit wil doen met gedragscodes. Dat snap ik niet zo. Waarom doen we het niet net zo als bij Tweede Kamerleden en bewindspersonen, namelijk openbaar? Dat geeft een mooie prikkel voor de top om sommige zaken misschien niet te declareren. Ik weet het niet, want nu blijft het best wel vaag. Wellicht zorgt het ook voor een kleine besparing, doordat de media niet continu hoeven te wobben. Twee vliegen in één klap. Daar kan de minister toch niet tegen zijn.

Dan de bureaucratie. Ik sluit me graag aan bij de heer Bontes. Hij zegt dat we achterlopen met de ICT-aanpak. Hoe komt dat? We lopen een beetje achter op het gebied van bureaucratie en ICT-verbetering. De minister zegt dat van alles zal worden gedaan om de bureaucratie aan te pakken. Er komen bijvoorbeeld mooie smartphones bij de politie, zodat agenten op straat hun e-mail kunnen afhandelen. Maar als agenten op straat zijn, moeten ze natuurlijk niet hun e-mail gaan bijwerken. Ze moeten gewoon in de wijk zijn en kijken wat er aan de hand is. In hoeverre is dit dus een aanpak om de bureaucratie te verbeteren?

Ik wil wel met de minister meedenken. Ik denk dat er een hoop te behalen is met de Wet BOB (bijzondere opsporingsbevoegdheden). We hebben dit destijds politiek geregeld omdat we meer transparantie wilden. We willen met name weten wat de recherche doet. Bij een huiszoeking of een telefoontap moet de politie telkens een verzoek doen. Ik heb begrepen dat de recherche bij elk apart verzoek een BOB-verzoek moet doen. Waarom kan dit niet in één verzoek? Heel veel mensen bij de recherche vragen zich dit ook af. Waarom kun je niet met één formulier een verzoek doen voor een huiszoeking en een telefoontap? Is de minister bereid om dit eens een keer goed tegen het licht te houden? De transparantie moet overeind blijven, maar daarnaast moet bekeken worden of het wat efficiënter en minder bureaucratisch kan. De recherche produceert nu ordners en kasten vol, en dat is toch zonde. Ik doe deze suggestie, deze handreiking aan de minister en ik hoop dat hij haar wil oppakken.

Ik wil specifiek aandacht vragen voor de oudere dienders. Het Platform Bezorgde Dienders heeft de commissie een brief gestuurd. Daar heeft de minister ook op gereageerd. De brief gaat vooral over de vraag wat er moet gebeuren met de vele dienders die straks tegen het einde van hun dienstverband lopen. Zij hebben mogelijk moeite om de wat jongere dienders bij te houden. De minister zegt dat ze desnoods allemaal goed worden omgeschoold en dat er binnen de organisatie een goed plekje voor hen wordt gezocht. Dit is echter een behoorlijke taak en ik maak me daar weleens zorgen over. Krijgen straks alle oudere dienders een goede plek binnen onze politieorganisatie? Kan de minister hier wat meer op ingaan?

De voorzitter: Dank u wel, mevrouw Kooiman. Dank dat u het mij tot nu toe zo gemakkelijk maakt door binnen de tijd te blijven. Ik hoop dat we die traditie voortzetten met mevrouw Berndsen van D66.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Dat is een mooie manier om de druk een beetje op te voeren. Vandaag zijn er veel belangrijke punten aan de orde. Ik zal proberen om er zo veel mogelijk te behandelen in de korte tijd die we hebben.

Laat ik beginnen met een van de zorgpunten van D66, namelijk de betaalbaarheid van de Nationale Politie. Het bedrijf – zo noem ik het maar even – loopt sinds januari van dit jaar en nog steeds hebben we van de minister geen duidelijkheid gekregen over de bezittingen en de schulden. Er is nog onduidelijkheid over de vermogenspositie in de openingsbalans. De minister heeft ons toegezegd dat hij hier voor het zomerreces mee zou komen. Nu geeft hij aan dat hij er pas eind juli op terugkomt. Het aantal agenten zit echter al behoorlijk boven de betaalbare capaciteit. Niet dat ik bezwaar heb tegen meer agenten – laat dat duidelijk zijn – maar ik heb er wel een probleem mee als dit begrotingstechnisch niet op orde is. De minister zegt dat dit binnen de eigen begroting opgelost kan worden, maar dit blijkt allemaal niet zo soepel te lopen. Ik kom hier vanavond op terug bij de behandeling van de Slotwet en het jaarverslag. Hoe kan de minister dit zo zeker weten terwijl de Algemene Rekenkamer heel kritisch is over de onduidelijkheid over de cijfers bij het ministerie? Waarom brengt de minister de betaalbaarheid van de sterkte daardoor in het geding? Wie wordt straks waarvoor verantwoordelijk bij het beheer? Dat is ook een kritische opmerking van de Algemene Rekenkamer. Ligt de totale verantwoordelijkheid nu bij de korpschef of bij de minister? De Algemene Rekenkamer zal zich er nog verder over buigen, maar misschien kan de minister al een tipje van de sluier oplichten.

Dan de bureaucratie. Het lijkt erop dat de minister te maken heeft met veel tegenvallers. Hij heeft zijn doelstelling van 1.000 fte's productiviteitswinst met het programma Minder regels, meer op straat, niet bereikt. Hij haalde 600. In 2014 wil hij 5.000 fte's productiewinst hebben. Toen ik dit las, dacht ik: is dit niet een nulletje te veel? Hoe in de wereld denkt de minister dit te bereiken?

De tegenvaller betekent feitelijk dat politiemensen zich nog steeds met bureaucratie moeten bezighouden en minder op straat zijn. Als je dan ook nog bedenkt dat de politie vergrijst, veel agenten niet meer in staat zijn om bepaalde taken uit te oefenen en veel van de meegetelde fte's gewoon studenten zijn die niet volledig inzetbaar zijn, kun je snel de conclusie trekken dat de belofte van het regeerakkoord van «meer blauw op straat» geen realiteit wordt.

ICT lijkt een soort continuing story in dit huis. Ook vandaag lezen we weer, nu in Het Financieele Dagblad, een bericht over de ICT-problemen bij het Openbaar Ministerie. De heer Bontes en mevrouw Kooiman hadden het er ook al over. De problemen met ICT zijn bekend, net als de zwakke punten bij de strafrechtketen. De minister wil de prestaties bij de strafrechtketen versterken, maar hij krijgt het niet voor elkaar om een digitaal procesdossier tot stand te brengen. Hoe gaat hij er dan voor zorgen dat GPS, of een ander systeem, wel bruikbaar is voor de hele strafrechtketen?

Zelfs de mooie plannen voor de afhandeling van aangiften lijden onder de ICT-problemen. In de brief van de minister kunnen we lezen dat de realisatie van een voorziening voor het informeren van burgers over de afhandeling van hun aangifte is uitgesteld. Hoe kan dat? Dat was toch het paradepaardje van deze minister? Betekent dit dan dat de pilot met de terugkoppeling binnen twee weken bij aangifte van woninginbraken niet goed gaat?

De beperkingen in capaciteit, de bureaucratie en de problemen met ICT verhinderen het dagelijkse werk van de politie. De aanpak van criminaliteit wordt minder effectief en ook de dienstverlening aan de burgers lijdt eronder. Hoe gaat de minister deze problemen oplossen?

In 2012 ontving de Nationale ombudsman 1.350 klachten van burgers over de politie, een stijging ten opzichte van het jaar daarvoor. D66 heeft er mede voor gezorgd dat er een onafhankelijke klachtencommissie bij de Nationale Politie komt. Ik waardeer het zeer dat de minister dit punt serieus neemt. Daarom hoop ik ook dat hij bereid is om bij het jaarverslag van de politie te rapporteren over het aantal klachten en de vraag of ze gegrond of ongegrond waren. Graag ook de cijfers: in hoeveel gevallen heeft de politiechef het advies van de onafhankelijke klachtencommissie overgenomen?

Politiegeweld heeft grote impact op de burgers. De Nationale ombudsman is kritisch over het gebruik van geweld door de politie. Voordat ik een interruptie krijg: ik kom straks te spreken over het geweld tegen de politie. Het verbaast me dat de minister vast blijft houden aan de taser. Waarom volgt hij niet de aanbeveling van de VN-commissie tegen marteling om af te zien van de pilot met de taser bij de basispolitiezorg? Ik heb geen bezwaar tegen het gebruik van de taser bij speciale eenheden. Zij worden speciaal getraind en zijn beter in staat om zo'n taser toe te passen. In het buitenland hebben we gezien hoeveel ongelukken ermee kunnen gebeuren. Je kunt namelijk niet aan iemands buitenkant zien of hij hartfalen heeft. Vaak weten mensen het zelf niet eens. Dit leidt dus tot extra risico's. Ik stel voor om de agenten beter te trainen in het gebruik van de huidige middelen. Laat de minister daar ook voldoende tijd voor vrijmaken.

De heer Marcouch (PvdA): Ik heb een vraag over de taser. Als je die redenering volgt, zegt mevrouw Berndsen dan ook dat de politie geen pistool, wapenstok of pepperspray zou moeten dragen of gebruiken? Dat zijn ook wapens die je gebruikt op het moment dat het noodzakelijk is. Ook dan weet je niet van tevoren wat de gezondheidstoestand is van degene tegen wie je het gebruikt. Begrijp ik mevrouw Berndsen goed of vindt zij de taser gevaarlijker dan die andere wapens die de politie al heeft?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik vind dat de taser niet te vergelijken is met een vuurwapen. Natuurlijk, een vuurwapen is dodelijk, dat weten we. Politiemensen worden getraind om hun wapen op een dusdanige manier te gebruiken dat niet in eerste instantie een dodelijk schot wordt toegepast. Een taser gebruik je bij mensen van wie je niet weet of ze hartfalen hebben. Pepperspray is niet dodelijk, althans, ik ken de gevallen niet. In het buitenland heeft gebruik van de taser echter geleid tot de dood van onschuldige burgers. Daarvoor waarschuwt de VN-commissie ook. We hebben al pepperspray. We hebben de wapenstok. We hebben het pistool. De vraag is wat je nog meer moet hebben. Ik geloof er meer in dat politiemensen goed getraind zijn zodat ze het vuurwapen op een adequate manier kunnen gebruiken. We kunnen de hele broekriem vol hangen met geweldsmiddelen, maar de vraag is of dat werkelijk effectief is.

De heer Marcouch (PvdA): Ik constateer dat mevrouw Berndsen zegt dat ze eigenlijk geen problemen heeft met de taser, als de agenten maar goed getraind worden en er duidelijke regels en protocollen worden opgesteld voor de vraag hoe, wanneer en tegen wie je die taser gebruikt. Het lijkt mij dat het risico om een onschuldige burger te raken met een kogel, een pistool, groter is dan met een taser.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik heb helemaal niet gezegd dat de taser wel gebruikt kan worden. Ik heb gezegd dat die door speciale eenheden kan worden gebruikt. Die speciale eenheden worden ook speciaal getraind. Dat is wat anders.

Het gaat hier om het gebruik van de taser in de basispolitiezorg. Daar heb ik bezwaar tegen. Een kogel kan inderdaad dodelijk zijn, maar het vuurwapen wordt ook alleen maar in extreme gevallen gebruikt. Als je de taser vergelijkbaar maakt met pepperspray, kan die dus veelvuldig gebruikt worden. Ik waarschuw voor de gevolgen hiervan voor onschuldige burgers.

De heer Bontes (PVV): Ik heb een soortgelijke vraag als de heer Marcouch. Mevrouw Berndsen zegt dat zij het wel goed vindt bij de speciale eenheden, maar die zien toch ook aan de buitenkant niet of iemand een zwak hart heeft?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Hoe kan de heer Bontes nou zo'n vraag stellen? Hij weet toch dat die speciale eenheden alleen maar in speciale situaties worden ingezet? Bijvoorbeeld wanneer er sprake is van vuurwapengevaarlijke mensen. Die kunnen het ook aan hun hart hebben, maar zij weten ook dat zij met dingen bezig zijn waardoor ze extra risico lopen. Dat is van een volstrekt andere orde.

De heer Bontes (PVV): Ik hoor geen logische argumentatie. Aanhoudingseenheden zijn ook speciale eenheden en die houden bijvoorbeeld voetbalsupporters aan. Het gaat dus niet alleen maar om extreem gevaarlijke, vuurwapengevaarlijke, personen. Een regionale ondersteuningsgroep zou je ook als een speciale eenheid kunnen betitelen. Die kunnen het wel. De risico's, die ik overigens niet zie, zijn toch ook dezelfde? Je kunt toch aan de buitenkant niet zien of iemand hartfalen kan krijgen?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik zie de risico's wel. In Engeland hebben ze die overigens ook gezien. Daar schijnen ze de taser namelijk al weer af te schaffen, omdat er onschuldige mensen door om het leven zijn gekomen. Speciale eenheden worden ook speciaal getraind, dat heb ik in eerste instantie ook al gezegd.

De voorzitter: Mevrouw Berndsen, u vervolgt uw betoog. U hebt nog iets minder dan twee minuten spreektijd.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Dat ga ik redden.

Dan PTSS. Nog zorgelijker dan het politiegeweld tegen burgers is het geweld van burgers tegen politieagenten. De fysieke en mentale weerbaarheid van agenten is voor mijn fractie van belang. De minister weet dat. Ik ben ook heel blij dat dit programma nu volop loopt. Na de vragen van mevrouw Kooiman – daar sluit ik me bij aan – wil ik nog één vraag stellen. De minister zou voor de zomer komen met een afweging over het zorgsysteem. Wat is de stand van zaken hiervan?

In mei was ik bij een bijeenkomst van lotgenoten met PTSS. Daar bleek dat het toch wel heel belangrijk is dat er binnen de politieorganisatie sprake is van herkenning en erkenning. Er moet minder vanuit een juridische context of vanuit een precedentwerking met PTSS omgegaan worden en meer vanuit de humane kant. Ik denk dat het ontzettend belangrijk is dat leidinggevenden meer aandacht kunnen besteden aan medewerkers bij wie mogelijk sprake is van PTSS. Daarnaast vraag ik om een eenduidige benadering vanuit de politie, met aandacht voor de wijze waarop leidinggevenden hiermee om moeten gaan. Er moet ook aandacht zijn voor de wijze waarop er vervolgens met de constateringen moet worden omgegaan. We hebben hier al vaker over gesproken. Er wordt op verschillende manieren mee omgegaan. Dat zou wat eenduidiger moeten zijn.

Ten slotte. Ik wacht nog op de toegezegde visie van de minister over de inrichting van het veiligheidsdomein. Welke rol ziet hij daarin voor de politie? Hoe worden de boa's en de beveiligers ingezet onder de regie van de politie? Gaat het nog lukken om deze visie voor het zomerreces te sturen? Zal hij daarin ingaan op de stand van zaken van het toekennen van geweldsmiddelen? Hoe zal hij voorkomen dat er via de achterdeur gemeentepolitie zal ontstaan? Die bewegingen gaan namelijk gewoon door.

Ten slotte ...

De voorzitter: Mevrouw Berndsen, u had al een «ten slotte». U bent inmiddels over uw tijd heen. Eén heel korte zin.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Laatste zin. Kan de minister meer vertellen over de vergoedingsregeling voor gemeenten met betrekking tot de bestuurlijke strafbeschikking? Wat is de stand van zaken van het overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten?

Dank voorzitter voor uw coulance.

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Ik heb een aantal punten langs twee lijnen. De ene lijn betreft de politieorganisatie zelf en de politiemensen die in het veld de veiligheid verdedigen. De andere lijn betreft het politiewerk.

Een aantal collega's hebben vragen gesteld over het verloop van de reorganisatie, de bedrijfsvoering en de ICT. Ik zal ze niet herhalen, maar ik sluit me wel aan bij de gestelde vragen. Ik begrijp dat de minister binnen een halfjaar met een concretere stand van zaken van het verloop van de inrichting en de reorganisatie van de politie naar de Kamer toekomt. De politiereorganisatie – dat hebben we al eerder onderkend – is een van de grootste reorganisaties in de geschiedenis. Tegelijkertijd willen wij dat de politie operationeel levert en actief is, getuige de vele reacties en klachten, bijvoorbeeld over de aangifte en de behandeling daarvan.

Ik constateer overigens – dat is een compliment aan de politie en de minister – dat de dienstverlening in het algemeen als heel goed wordt beoordeeld. Denk aan de manier waarop agenten de aangifte opnemen en het reageren op oproepen. De grote onvrede zit eigenlijk meer op het terrein dat we vanochtend met elkaar hebben besproken, namelijk het rechercheren op de aangifte. Dat is dezelfde onvrede die de ondernemers de afgelopen week geuit hebben. Het gaat om de terugkoppeling en het opsporen van daders, om de inzet en de inspanning die gepleegd worden om zo'n dader te vinden of om het terugbrengen van de buit. Dat is de andere kant. Zowel burgers als ondernemers zijn op dit gebied in het algemeen toch ontevreden. Ik wil het niet meteen heel groot maken, maar het is wel de essentie van datgene wat het gezag van de politie waarborgt. Kan zij uiteindelijk de boef vangen die mijn huis heeft bestolen of niet?

In dat kader hebben we de vorige keer bij de inbraken gesproken over het doen van forensisch onderzoek, sporenonderzoek. Een van de agendapunten is een rapport over forensisch assistenten. Die moeten op de wat lichtere plaatsen delict vaak de sporen waarborgen, vastleggen of eventueel beschermen totdat de technische dienst erbij komt. Ik lees in dit rapport dat de toekomst van de forensisch assistenten onzeker is. Kan de minister daar duidelijkheid over geven? Als je de pakkans wilt vergroten, moet je er juist voor zorgen dat de vingerafdrukken en de sporen die bij een inbraak aanwezig zijn, benut worden. Daar begint een goed opsporingsonderzoek mee.

Een ander punt waarvoor ik aandacht wil vragen en waar ik een reactie van de minister op wil hebben, is de constatering in het onderzoek van de Politieacademie over de wijze waarop de politie en gemeenten omgaan met criminele gezinnen met een Roma-achtergrond. We zien dat dit probleem steeds groter wordt in Nederland. De politie en de gemeenten werken in de informatie-uitwisseling langs elkaar heen. De effectiviteit van de aanpak is niet toereikend. Het gaat om specifieke kennis en expertise om dit probleem aan te pakken. Hoe is dat georganiseerd? Hoe gaan we ervoor zorgen dat de pakkans bij deze criminelen groter wordt?

De heer Bontes (PVV): In het vorige debat verweet de heer Marcouch mij dat ik de grenzen wilde dichtgooien voor Roemenen en Bulgaren. Roma, het woord zegt het al, zijn afkomstig uit Roemenië. Ik hoor nu echter een andere toon bij de heer Marcouch en daar ben ik blij om. Steunt hij mij in mijn actie om de minister aan te sporen om de grens dicht te houden voor arbeidsmigranten uit Roemenië, onder wie de Roma, per 1 januari 2014? Krijg ik steun van de heer Marcouch?

De heer Marcouch (PvdA): Het fundamentele verschil tussen mij en de heer Bontes, of tussen de Partij van de Arbeid en de PVV, is dat de Partij van de Arbeid geen problemen heeft met Roma, Bulgaren of Roemenen die arbeidsmigrant zijn en keihard aan het werk zijn in Nederland. Wij hebben problemen met criminaliteit en fout gedrag. Dat wil ik aanpakken. Ik wil niet hele bevolkingsgroepen wegzetten als criminelen, alleen omdat ze bijvoorbeeld Roma zijn. Dat is verre van wat ik betoog. Ik betoog dat we in Nederland gezinnen met een Roma-achtergrond hebben die criminaliteit plegen in gezinsverband. Dat brengt specifieke problemen met zich mee die specifieke oplossingen vergen. De Politieacademie heeft wetenschappelijk vastgesteld dat de instrumenten ontoereikend zijn en dat er onvoldoende wordt samengewerkt om een vuist te maken tegen deze criminaliteit. Dat is een wezenlijk verschil.

De heer Bontes (PVV): Ik vind het toch weer naïef van de Partij van de Arbeid. De heer Marcouch suggereert dat deze mensen hier per 1 januari komen om te werken en dat er verder geen probleem is. Denkt hij dat werkelijk of ziet hij, met mij, dat dit een veiligheidsprobleem kan worden?

De heer Marcouch (PvdA): Ik zie zeker veiligheidsproblemen als het gaat om de rondtrekkende bendes. Dit hebben wij met zijn allen, volgens mij commissiebreed, vaak aan de orde gesteld. Ik weiger echter om mensen weg te zetten als crimineel, alleen maar omdat ze tot een bepaalde bevolkingsgroep behoren. We moeten mensen er niet op aankijken dat anderen criminaliteit plegen. We moeten de criminelen opsporen en in de gaten houden. Onze recherche moet de capaciteit en de expertise hebben om dit effectief aan te pakken. Dat is wezenlijk iets anders.

We zijn bezig met de reorganisatie bij de politie. Er gebeurt heel veel. Het idee om binnen de politieorganisatie goed te luisteren naar het veld, spreekt me aan. Een goed voorbeeld daarvan is het betrekken van politiemensen van de werkvloer bij het selecteren en kiezen van hun uniform. Toch zijn er ME-uniformen besteld die niet werkbaar zijn. De agenten zeggen dat ze er niet in kunnen functioneren. Mijn vraag is heel simpel: hoe kan dat? Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Is het probleem inmiddels opgelost? Dat hoop ik wel.

Mijn fractie is geen tegenstander van de taser. Ik zie dat deze een goede aanvulling kan zijn tussen de wapenstok en het pistool, mits men gebonden is aan regels, maar daar ga ik van uit. We juichen een proef toe. Heeft de minister er al zicht op welke regio's deze proef willen doen? Hoe ziet deze proef eruit? Hoeveel tijd wordt er bijvoorbeeld uitgetrokken om de taser uit te proberen, voordat we zullen spreken over toevoeging van de taser aan de politie-uitrusting?

PTSS is genoemd. Ik zie dat we vorderingen maken. Het taboe wordt doorbroken. Het spreekt me zeer aan dat de minister heel gepassioneerd en betrokken is bij dat probleem. Dat zie je niet in alle brieven. Dat geeft mij vertrouwen dat we op de ingeslagen weg doorgaan. De minister geeft zelf aan dat we nog niet klaar zijn. Ik vraag de minister wel om niet alleen aandacht te hebben voor de schokkende incidenten en voorvallen, maar ook voor de werkcontext. Ik ken heel veel politiemensen en het maakt natuurlijk wel uit of je als politieagent in Wassenaar werkt of in de Schilderswijk. Ik weet dat ik dit al vaker heb gezegd, maar de druk op agenten is daar veel groter. Ik heb het idee dat niet genoeg in beeld is wat dit doet met agenten. Het kan zeker PTSS veroorzaken. Ik vraag de minister om in de vervolgonderzoeken ook naar dat punt te kijken.

Mevrouw Kooiman (SP): In de vorige kabinetsperiode trokken D66 en de Partij van de Arbeid – ere wie ere toekomt – samen op om te kijken naar de verjaringstermijn van posttraumatische stressstoornis. Die is nu gezet op zeven jaar. D66 en de Partij van de Arbeid hebben gevraagd om naar een verruiming te kijken. De SP vond dat een heel goed idee. Ik ben heel benieuwd hoe de Partij van de Arbeid daar nu tegenover staat. Is zij nog steeds voornemens om in plaats van zeven jaar geen verjaringstermijn meer in te stellen? Dat is ook het geval bij Defensie.

De heer Marcouch (PvdA): Wat mij betreft moeten we de dienders die onze samenleving dienen en risico's hebben genomen voor hun eigen gezondheid, zo veel mogelijk tegemoetkomen. Als de beperking een probleem is, ben ik bereid om daarnaar te kijken. Ik wil wel de reactie van de minister hierop afwachten. Als we het doen, moeten we het heel goed doen. In beginsel is mijn antwoord dus ja.

Mevrouw Kooiman (SP): Dit vind ik een beetje gek. Naar mijn weten is dit geen onderdeel van het regeerakkoord. De Partij van de Arbeid kan hier dus vrijuit een mening over hebben. Ik snap niet waarom de heer Marcouch vasthoudt aan de minister en de mening van de minister nodig heeft om te weten wat de mening is van de Partij van de Arbeid. De Partij van de Arbeid kan toch prima zeggen dat zij vasthoudt aan haar eigen idee om verder te kijken dan die zevenjaarstermijn?

De heer Marcouch (PvdA): Volgens mij heb ik ja gezegd, maar ik wil ook kijken naar de uitwerking en ik wil weten wat dit betekent. Lossen we hiermee een probleem op of niet? In die zin is het antwoord ja. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister op het punt dat u net in uw eigen termijn noemde.

Ik geloof helemaal niet dat oudere dienders niet snel zouden zijn. In die zin spreek ik mijn collega Kooiman tegen. Zij zijn op een andere manier snel. Het zijn vaak heel goede rechercheurs, snelle denkers. Ik zie er in het publiek eentje zitten. Ik begrijp de hartenkreet van het Platform Bezorgde Dienders echter heel goed. De minister zegt dat hij deze heeft gehoord en gezien en dat hij het aan de lokale teams wil overlaten hoe ze daarmee omgaan. Wat betekent dit? Ik ben het met de minister eens dat je geen generieke regel moet stellen, bijvoorbeeld dat je niet meer volop meedoet als je 50-plus bent. Ik kom zelf uit die sector. 50-plussers en 60-plussers kunnen nog ontzettend veel en kunnen snel zijn. Jonge dienders kunnen op de werkvloer ontzettend veel van hen leren. Ik wil die mensen dus niet afschrijven.

Het geweld tegen de politie is veel besproken. Laat helder zijn dat wij ook vinden dat je dit stevig moet afstraffen. De minister onderkent dat dit niet altijd gebeurt en hij is ermee bezig. Ik lees heel vaak dat automobilisten, bestuurders, inrijden op agenten die kwetsbaar staan opgesteld. Zo'n dader wordt gelukkig heel vaak gepakt. Ik wil heel graag dat de voertuigen van die daders in beslag worden genomen en verbeurd worden verklaard, maar ik lees bijna nooit dat dit gebeurt. Ik heb ook het vermoeden dat dit nooit gebeurt, maar ik zou het wel heel graag willen. Als je je voertuig, scooter, motor of auto, als wapen gebruikt tegen agenten, moet je die kwijtraken. Die moet ook, wat ons betreft, worden vernietigd.

De voorzitter: Dank u wel voor uw betoog. Ik vraag mevrouw Berndsen om het voorzitterschap over te nemen, zodat ik acht minuten niet neutraal hoef te zijn en mijn partij kan vertegenwoordigen.

Voorzitter: Berndsen-Jansen

De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Er zijn al veel onderwerpen langsgekomen, maar ik zal proberen om hierop nog wat aan te vullen. Ik ben natuurlijk ook benieuwd naar de antwoorden op de vragen die mijn collega's hebben gesteld.

Ik begin met burgerparticipatie, omdat daarover deze week goed nieuws te melden was. Burgerparticipatie heeft geholpen om de pakkans van bijvoorbeeld straatrovers flink te doen stijgen. De VVD is een groot voorstander van burgerparticipatie. Ik dank de minister dan ook voor zijn bevestigende en ondersteunende antwoorden op vragen over het gebruik van tracking software. Hiermee kun je zelf zien waar de crimineel uithangt, of in ieder geval waar je gestolen spullen uithangen. Dat is een goed begin. De minister geeft aan dat dit niet betekent dat de politie overal meteen achteraan kan rennen en binnen kan vallen. Er zijn waarborgen nodig. Dat snap ik. Hoelang heeft de rechter-commissaris in zo'n zaak nodig voor bijvoorbeeld een huiszoekingsbevel? Kan er snel en adequaat op gereageerd worden? Het is wel de bedoeling dat de politie er snel op kan inspringen als duidelijk is dat de spullen in een bepaald gebied of flatgebouw zijn. De politie kent haar pappenheimers en weet waarschijnlijk wel bij wie die spullen dan zullen zijn.

Een ander punt op het gebied van burgerparticipatie is de inzet van camerabeelden, bijvoorbeeld bij geweldpleging. Gisteren is men er met behulp van camerabeelden in geslaagd om de daders van een geweldsincident in Oosterhout op te sporen. De rechter heeft echter gezegd dat de politie er iets anders mee om had moeten gaan en heeft een tik op de vingers uitgedeeld. Als dat moet, kan dat. De VVD vindt het echter niet zo nodig dat de geweldpleger daar zelf voordeel van heeft. Ik geef toe dat het een klein voordeeltje was, namelijk minder uren werkstraf, maar we zitten niet te wachten op dat hele idee van strafvermindering. Je kunt heel simpel voorkomen dat dit soort beelden online komt, namelijk door het gewoon niet te doen. Als je het gedaan hebt, kun je jezelf aangeven en dan komt het ook niet online. Iemand uit die club zat met zijn advocaat bij Pauw & Witteman en mocht doodleuk vertellen dat het aan de hele wereld lag, behalve aan hemzelf. Ik vind het heel moeilijk te verteren dat dit leidt tot strafvermindering in een zaak.

Ik vind dat die beelden eerder meer dan minder gebruikt moeten worden. Ik heb de minister ruim een halfjaar geleden gevraagd om Meld Misdaad Anoniem uit te breiden met de mogelijkheid om filmmateriaal te uploaden, desnoods via een app, en om dit anoniem te kunnen doen. Ik meen dat we toen al een toezegging hadden dat er een onderzoek zou komen en ik hoopte dat we nu de uitkomst van dat onderzoek zouden hebben. De minister kondigt echter nu in zijn brief aan dat er naar aanleiding van eerder gedane toezeggingen een onderzoek komt. Dat vind ik een beetje jammer. Wat mij betreft, is de rek er in de tijdfasering nu uit. Wat is er in de tussentijd wel gebeurd? Waarom heeft het zo lang geduurd voordat het onderzoek opgestart kon worden? Voorziet de minister een concrete datum waarop we dat onderzoek zullen hebben? Dan weten we wat er nodig is, en vooral, dan kunnen we het invoeren.

Een ander punt dat hier een beetje mee samenhangt, is de waardering van ondernemers voor de wijze waarop de politie omgaat met aangeleverde zaken. Ik lees te vaak in de krant dat een ondernemer beweert dat de politie niets kan doen met een panklare zaak inclusief bewijsmateriaal. Ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat dit veel gebeurt. Ik kan me ook niet voorstellen dat een politieagent bij zo'n zaak denkt: leuk dat ik iemand kan oppakken, maar ik heb er geen zin in. Hoe zit dit? Zijn deze verhalen over panklare consumptie aangedikt? Zijn ze overdreven of gebeurt dit inderdaad? Als de politie met zo'n verhaal geconfronteerd wordt, gaat ze dan alsnog kijken of er panklaar bewijsmateriaal ligt en of ze er iets mee kan doen? Ik wil wel een kanttekening maken. Het onderzoek werd gepresenteerd alsof er veel negativisme was. Ik zal dat niet ontkennen. Toen ik het onderzoek onder ondernemers echter verder las, vond ik het wel bemoedigend dat de ondernemers over de hele linie een stuk positiever oordelen over het optreden van de politie dan bij het vorige onderzoek een aantal jaren geleden.

In de afgelopen weken is nog een onderzoek met behoorlijk wat bombarie gepresenteerd, namelijk dat van de Nationale ombudsman over verantwoord politiegeweld. Daarin doet de Ombudsman de nuttige suggestie om trainingen te intensiveren. Daar kan de VVD mee leven. Volgens mij gebruikt geen enkele diender voor zijn lol geweld. Je moet dus goed opgeleid zijn en vertrouwen hebben dat je het kunt doen op het moment dat het nodig is. Dit was ook een van de hoofdconclusies van de Nationale ombudsman, maar ik vond dat moeilijk te rijmen met de toon waarop hij een en ander naar buiten bracht. Aangezien ik geen debat heb met de Ombudsman, breng ik het maar hier naar buiten om het beeld misschien wat te corrigeren.

Het aantal gevallen waarin de politie geweld gebruikt, is laag. Het aantal gevallen waarin erover geklaagd wordt, is nog lager. Het aantal gevallen waarin een en ander leidt tot disciplinaire maatregelen omdat er daadwerkelijk een fout is gemaakt, is nog veel lager. In 0,7% van de gevallen waarbij de politie geweld gebruikt, is er sprake van een klacht. Dat staat nog los van de vraag of die gegrond is. De Ombudsman zegt dat een agent het vertrouwen moet hebben om in een geval waarin het echt moet, geweld te gebruiken, maar volgens mij moet de Ombudsman vooral deze zaken belichten. De Ombudsman moet een diender die geweld moet gebruiken niet het gevoel geven dat hij hierover bij het minste of geringste van leer zal trekken. Dat helpt niet ook niet voor het vertrouwen dat je in zo'n situatie nodig hebt. Ik maak me eerlijk gezegd meer zorgen over het geweld tegen agenten dan het geweld door agenten.

Dit zie je terug in de Blauwdruk Mentale Zorglijn Politie. Het kan veel impact hebben. Ik meen dat de minister met het beleid op PTSS een goede weg inslaat. Het is een goede start. Het is nu vooral een zaak van cultuur. We lezen in de blauwdruk dat te veel dienders bang zijn om als watje gezien te worden als ze klagen over de mentale effecten van hun werk. Volgens mij moet het duidelijk zijn dat hulp zoeken een verstandige optie is die lef vereist. Het moet in je carrièreperspectieven juist een pre zijn als je het lef hebt om te tonen dat je ook maar een mens bent. Dat is beter dan zaken onder het tapijt te vegen of op een andere manier op te kroppen. Hoe zorgt de minister ervoor dat de sfeer goed is en men er goed op reageert binnen het politieapparaat?

De heer Marcouch sprak al over de forensisch assistenten. Ik ben erg benieuwd naar de antwoorden op zijn vragen. Ik heb er zelf nog een punt bij. Ik deel de gedachte van de heer Marcouch dat forensisch werk bijdraagt aan het opsporen van criminelen. In het rapport lees ik dat op bijna alle terreinen de doelen van de pilot zijn gehaald, behalve het doel om meer mensen op te pakken. Moeten we concluderen dat de inzet van forensisch assistenten ontzettend nuttig is, dat deze mensen heel goed werk verrichten, dat we daardoor veel beter weten hoe een criminele activiteit heeft plaatsgevonden en hoe het allemaal gegaan is, maar dat dit werk er nog niet bij helpt om te achterhalen wie het gedaan heeft en om deze persoon te pakken? Is dit iets wat we nog niet kunnen meten? Of draagt dit van alles bij aan kennis, maar niet zozeer aan het oppakken en het resultaat?

De heer Marcouch (PvdA): Ik neem aan dat de heer Dijkhoff het met mij eens is dat het veiligstellen van sporen kan leiden tot het opsporen van daders. Ik lees inderdaad in het rapport dat het niet altijd hiertoe leidt, maar ik lees ook dat die assistenten op heel verschillende manieren worden ingezet, soms smal, soms breed. Als ze heel breed worden ingezet, is er veel vaker sprake van succes dan wanneer ze beperkt worden ingezet.

De heer Dijkhoff (VVD): Mijn instinct, mijn boerenverstand, zegt inderdaad ook dat je, als je meer sporen veiligstelt, grotere kans hebt om te achterhalen wie de dader is en die ook te pakken. Daarom was ik ook enigszins verbaasd dat dit nu net niet lijkt te lukken. Ik vraag aan de minister of het aan iets anders ligt, bijvoorbeeld aan de manier van inzetten, zoals de heer Marcouch net noemde. Of is dit gewoon geen doorslaggevende factor bij het pakken van daders? Dan moeten we namelijk concluderen dat het boerenverstand van de heer Marcouch en van mijzelf niet overeenkomt met de realiteit en kunnen we de middelen misschien beter op een andere manier inzetten.

De heer Marcouch (PvdA): Dan klopt de realiteit niet.

De heer Dijkhoff (VVD): Zo zelfverzekerd als de heer Marcouch is over zijn eigen waarheid, ben ik niet.

Er was iets in het nieuws over de outlawbikers. De heer Marcouch en ik hebben daar samen een motie over ingediend. Wij vinden dat die mensen niet in het veiligheidsdomein werkzaam mogen zijn. Ik heb begrepen dat nu voor het eerst mensen de wacht zijn aangezegd en dat deze meteen in bezwaar en beroep gaan. Klopt dit? Hoeveel personen zijn nu al de wacht aangezegd? Hoeveel van deze personen zijn naar de rechter gestapt om in beroep te gaan? Wij zullen deze zaak volgen om te bekijken of er, zoals de minister zei, inderdaad geen juridische belemmeringen zijn om ervoor te zorgen dat mensen die bij zo'n motorbende zitten niet bij de politie werken.

Voorzitter: Dijkhoff

De vergadering wordt geschorst van 14.28 uur tot 14.40 uur.

De voorzitter: Kamerleden, u hebt allen een schone lei, met twee interrupties, in tweeën. Wees er zuinig op.

Minister Opstelten: Voorzitter. Dank voor alle reacties en interventies van de geachte afgevaardigden in de eerste termijn. Het gaat om een heleboel onderwerpen. Het is ook een belangrijke tijd voor de politie. Ik vind het plezierig om hier op de valreep, voor het zomerreces, met elkaar over te spreken. Ik ben de commissie daarvoor erkentelijk. We hebben een aantal brieven gestuurd over de stand van zaken van een aantal toezeggingen en moties en daar verwijs ik naar.

Vorige week heb ik nog een brief gestuurd over de voortgang van de realisatie van de Nationale Politie waarin ik ben ingegaan op de grote inspanningen die nu worden geleverd. Ik hecht eraan om dit te zeggen. We hebben het natuurlijk over een enorme bestelwijziging die zijn weerga niet kent. In Nederland is het de grootste reorganisatie bij de overheid. Het gaat om ruim 65.000 medewerkers. We bouwen van de grond af een nieuwe politie op en dat kost tijd. Dat heb ik ook altijd gezegd. Belangrijk hierbij is het managen van de verwachtingen. Daarnaast zijn continuïteit, consistentie en rust van belang. Ik probeer dit uit te stralen en de korpschef die hier naast mij aan tafel zit, doet dit ook.

Reorganisatie kost een paar jaar. Ik stuur daarbij op drie zaken. Het is mijn taak om dit aan te geven bij de Kamer. Ten eerste blijft de reorganisatie binnen de budgettaire kaders. Ten tweede staat de operationele sterkte van 49.500. Ten derde levert de politie de prestaties die zijn afgesproken in de landelijke prioriteiten. Dit zijn vanaf het begin de drie randvoorwaarden.

Sinds januari zie ik een aanmerkelijke verbetering op het gebied van de dienstverlening aan de burger. In de maand maart zijn nagenoeg alle locaties van woninginbraken bezocht door rechercheurs. 95% van de slachtoffers is tevreden. Dat is ongekend hoog. Ik heb de Kamer gemeld dat de politie binnen twee weken na een woninginbraak terugkoppelt en dat gebeurt dan ook. Per 1 januari 2014 komt hier de terugkoppeling binnen twee weken van alle andere high-impact crimes nog bij.

Een van de belangrijkste aspecten binnen deze bestelwijziging is de personele reorganisatie. Dit is een zeer complexe operatie die alle 65.000 politiemedewerkers raakt. Een belangrijke randvoorwaarde om te kunnen starten met de reorganisatie is de overeenstemming met de politiebonden over het invoeren van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) en over onderdelen van het landelijk sociaal statuut. Deze overeenstemming is inmiddels bereikt, waardoor het korps kan werken aan het personele reorganisatieplan. Dit is helaas later dan bij het opstellen van het realisatieplan was voorzien. Het is dan ook zeer belangrijk dat dit proces uiterst zorgvuldig verloopt. Er zijn 14.000 zienswijzen ingediend. Het gaat om 23% van de medewerkers. Dit is geen verrassend aantal, omdat alle medewerkers expliciet zijn uitgenodigd om hun zienswijze te delen voordat het definitieve besluit wordt genomen. Zienswijzen bevatten overigens niet per definitie klachten. Er kunnen bijvoorbeeld ook vragen van medewerkers in staan. De korpschef en zijn team gaan hier buitengewoon zorgvuldig mee om. Ze zullen de komende periode gebruiken om eventuele fouten te corrigeren. Ik kan u garanderen dat wij zowel de zorgvuldigheid als het tijdpad scherp in het vizier houden.

Daarnaast is de bestuurlijke inbedding een buitengewoon belangrijk onderdeel. Het politiewerk gebeurt tenslotte lokaal. Het moet kunnen inspelen op de lokale, actuele situatie. Per 1 januari zijn de tien regioburgemeesters benoemd. Ik spreek periodiek met hen in het artikel 19-overleg. Er nemen ook twee andere burgemeesters deel aan het overleg, de burgemeesters van Kampen en Midden-Drenthe.

Alle politiechefs zijn benoemd en eind vorig jaar, begin dit jaar zijn in alle regionale eenheden de beleidsplannen van de eenheden vastgesteld. Kortom, er worden volgens mij flinke stappen gezet in de realisatie van de Nationale Politie. Hierdoor worden de eerste verbeteringen zichtbaar, zowel intern bij de politie als extern voor de burgers en bedrijven. We zijn er echter nog lang niet en we werken natuurlijk hard door. Ik informeer de Kamer uiteraard graag over de voortgang. In september zal ik de officiële voortgangsrapportage aan de Kamer sturen. Dat was ook een vraag.

Daarnaast heeft Kamer gevraagd om de openingsbalans. Deze komt volgende maand naar de Kamer toe. Er komen natuurlijk een paar moeilijke jaren aan in de reorganisatie. Dat geldt ook voor de financiën. De politie blijft echter gewoon betaalbaar. Aan de operationele sterkte van 49.500 wordt niet getornd.

In het inrichtingsplan is aangegeven dat binnen het korps bijna 8.500 fte's werkzaam zullen zijn in de niet-operationele sterkte. Ten tijde van het opstellen van het inrichtingsplan waren bijna 11.000 fte's werkzaam in de niet-operationele sterkte. Door de vacaturestop, volgend op het vrijwillige vertrek en de natuurlijke uitstroom van medewerkers, is de hoeveelheid medewerkers in de niet-operationele sterkte momenteel gedaald naar circa 10.500 fte's.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik hoor de minister zeggen dat er budgettaire kaders zijn gesteld en dat het getal van 49.500 executief – zo noem ik het maar even voor het gemak – staat. Ik vroeg echter hoe er nu binnen de financiële kaders sprake kan zijn van 51.500. Dit jaar heeft de politie ook nog een taakstelling van 30 miljoen in verband met de vorming van het PDC (Psychotrauma Diagnose Centrum). Als je dit erbij optelt, vraag ik me af hoe het budgettaire kader in elkaar zit. Dat kan toch niet binnen de bestaande begroting?

Minister Opstelten: Ja, dat kan wel. U hebt vorig jaar ook de begroting gezien en dit jaar kan het weer. We zullen aansturen op die sterkte, ook binnen de financiële kaders. Dat is een meerjarig proces. Ik begrijp dat mevrouw Berndsen het graag nu wil weten, maar dit brengt de zorgvuldigheid met zich mee. Er moeten ook accountants en anderen naar kijken. We waren ook afhankelijk van de rekeningen en de accountantsverklaringen van de regio's. We zijn afhankelijk van de posities van het vorige jaar. Die trekken we door. Het komt er dus aan. Ik weet natuurlijk in grote lijnen wat de kaders zijn en dat die realistisch zijn. Daarbinnen werken we. Ik vraag mevrouw Berndsen te wachten tot een en ander er aankomt en ook de voortgangsrapportage in september te bekijken. Deze ziet er gedegen en getrouw uit.

De voorzitter: Ik heb de indruk dat mevrouw Berndsen daar niet helemaal op wil wachten en nu een vervolgvraag heeft.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik vind het zo merkwaardig dat een begroting wordt vastgesteld op basis van het aantal fte's. Vorig jaar heb ik de minister daar ook vragen over gesteld, want toen zaten we er ook al boven. Toen zei de minister dat hij dat wel binnen zijn eigen begroting kon opvangen. Er staat echter ook nog een taakstelling om 30 miljoen te bezuinigen. 2.000 agenten meer staat voor 200 miljoen. Het is toch gerechtvaardigd als ik aan de minister vraag hoe hij dit denkt op te vangen binnen de huidige begroting? Er is namelijk sprake van ongelofelijk veel bezuinigingen.

Minister Opstelten: We hebben natuurlijk het hele verhaal meegemaakt toen ik aantrad, namelijk de 300 miljoen die ik meebracht. Hierdoor kon de sterkte 3.000 meer zijn dan als ik er niet was geweest. U herinnert zich dat. We hebben die sterkte toen op orde gebracht en we hebben die discussie ook gehad. Ik heb telkens gezegd dat ik het raamwerk vasthoud en dat het kan en verantwoord is. Dat herhaal ik hier. Ik geef in het land natuurlijk het framework aan. Ik kom op tijd met de openingsbalans, namelijk volgende maand. Deze zal mede de basis zijn voor het overleg over de begrotingen. Met Prinsjesdag wordt voor iedereen van u duidelijk hoe de begroting in elkaar zit. Laten we dat zo met elkaar afspreken. Het is zeer verantwoord dat we dat zo doen. De politie heeft natuurlijk ook een taakstelling van 230 miljoen. In mijn betoog was ik net bij dit punt. Voor de niet-operationele sterkte is dit interessant en ook een gevoelig punt. Die gaat langzamerhand naar beneden. Op die manier kunnen we op het juiste moment, meerjarig, de taakstelling halen van 230 miljoen.

De komende jaren is sprake van een verdere daling van het aantal arbeidsplaatsen. Deze zal worden opgevangen door een natuurlijk verloop. We zijn daar druk mee bezig. Met het oog op de werkzekerheidsgarantie kan ik de Kamer verzekeren dat er voor deze daling geen gedwongen ontslagen zullen vallen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik gebruik dan maar mijn tweede interruptie. Het zij dan maar zo. Ik krijg namelijk geen antwoord van de minister. Mijn vraag is heel simpel. De minister zegt dat hij een budgettair kader heeft van 49.500. Er zijn nu echter – dat was eind 2012 ook al het geval – ruim 51.500 executieve politiemensen. Dan praten we over grosso modo 200 miljoen die de minister meer uit moet geven aan salarissen bij de politie. Mijn simpele vraag: waar betaalt de minister dit uit? Die 30 miljoen bezuiniging snap ik. Die komt op conto van het niet-executieve deel. De diensten worden samengevoegd en ingekrompen. Ik heb echter nergens kunnen lezen waar die 200 miljoen uit gedekt wordt. Dat is mijn simpele vraag.

Minister Opstelten: Ik wil mevrouw Berndsen best helpen, want het is niet zo heel moeilijk. Die 230 is structureel. Dat gaat echt ergens over. Het bedrag waar mevrouw Berndsen het over heeft, is niet structureel maar incidenteel. Daar kun je dus meerjarig een oplossing voor vinden. Het is soms wel lastig, maar het kan. Ik vraag mevrouw Berndsen dus om gewoon de begroting af te wachten en het debat met mij te voeren op het moment dat er alle aanleiding voor is, namelijk bij de behandeling van de begroting. Het kan ook eerder, als zij dat wil. Dat is niet aan mij. Daar gaat het volgens mij om. De openingsbalans komt eraan. De financiële kaders zijn er. Het is natuurlijk altijd lastig. Dat is al eeuwen zo. We zullen binnen de financiële ruimte, binnen het framework dat ik heb aangegeven, doen wat noodzakelijk is. Het kan echter en ik heb er een heel gerust gevoel bij.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Dan constateer ik dat de minister kennelijk vorig jaar 200 miljoen incidenteel binnen zijn begroting heeft gevonden. We moeten nog maar zien of hij dat bedrag dit jaar weer vindt. Ik vind het veel geld. Met het oog op de bezuinigingen die overal plaatsvinden, bijvoorbeeld bij het gevangeniswezen en het Openbaar Ministerie, vind ik het heel merkwaardig dat dit geld er kennelijk gewoon is. Ik zal er vanavond ook nog een paar woorden aan wijden bij de behandeling van de Slotwet en het jaarverslag.

De voorzitter: Er is geen vraag gesteld, minister. Bovendien gaat u er vanavond nog een keer over spreken, dus stel ik voor dat u uw betoog vervolgt.

Minister Opstelten: Anders zou ik er inderdaad nu nog iets over zeggen, maar laten we dit tot vanavond bewaren. De politie krijgt ook zijn deel. Dat wil ik toch even gezegd hebben. Het is inderdaad krap, maar realistisch. Wat dat betreft is het terecht dat het op die manier gebeurt. Het gaat erom dat het framework er komt. Ik zeg toch nog tegen mevrouw Berndsen dat de ene taakstelling structureel is. Die bouw je op. Dat is het grote verschil met de andere, die incidenteel is en een kwestie is van een momentum. Misschien kan mevrouw Berndsen dan zien waar de ruimte ontstaat. In een groot bedrag moet er altijd een oplossing voor te vinden zijn. Of die terecht is gevonden, kan zij na de derde dinsdag in september allemaal beoordelen.

Ook bij het vorige AO Politieonderwerpen eind januari hebben we gesproken over de beschikbare capaciteit ten opzichte van de grote opgave van de politie. In het jaarverslag van de Nederlandse politie wordt ingegaan op de inzetbaarheid en de beschikbare capaciteit. De Nationale Politie biedt mij de mogelijkheid om over de hele linie heldere prioriteiten te stellen, onder andere het verminderen van de administratieve lasten en het verhogen van het presterend vermogen van de politie. Dat gebeurt door slimmer te werken en door het versterken van het vakmanschap. Het doel is natuurlijk dat politieagenten meer op straat inzetbaar zijn, slagvaardiger en productiever zijn, nog meer plezier hebben in hun werk en ruimte krijgen voor hun professionaliteit. Vorig jaar is al een productiviteitswinst behaald van 600 fte's. In het jaar daarvoor ging het om 1.000. We gaan daarmee door. Ik kom daar straks nog op terug in mijn betoog.

De heer Bontes (PVV): De minister spreekt over «slagvaardiger», «efficiënter» en «meer plezier in het werk». Dat is allemaal mooi. Het zou ook goed zijn, maar het moet wel geobjectiveerd worden. Wat is «slagvaardiger»? Daar moet ik wel een beeld bij krijgen. Worden er meer boeven gevangen? Krijgen we een hoger oplossingspercentage? Is er in de verantwoording van de minister aan de Kamer ook rekening mee gehouden dat dit gerapporteerd wordt? Bij de oprichting van de Nationale Politie werden dit soort teksten ook gebruikt, maar we kunnen niets met woorden als «slagvaardiger». Dus graag concreet: wat gaat de burger merken van een slagvaardiger politie?

Minister Opstelten: Dat vind ik een heel terechte vraag. Ik stel deze zelf voortdurend intern. We hebben landelijke prioriteiten. Per prioriteit geef ik aan wat er in welk jaar moet worden bereikt. Denk aan de high-impact crimes en de woninginbraken. Daar hebben we laatst nog over gesproken. Er was wat scepsis over de vraag of we die taakstelling konden halen. Over die punten rapporteren we en leggen we verantwoording af. Dat doen we steeds beter. We zullen dit doen met gevalideerde cijfers. Het resultaat telt, dat ben ik met de heer Bontes eens. Dat laten we zien.

De heer Bontes (PVV): Wellicht is het een idee, naar aanleiding van dit betoog van de minister, dat de Kamerleden met gerichtere behoeften aan informatie komen. Dit gaat namelijk alle kanten op en we kunnen niet concreet bekijken, via een soort scorekaart, hoe het programma loopt. Volgens mij praten we af en toe langs elkaar heen. Ik stel voor dat wij met een concretere informatiebehoefte komen.

Minister Opstelten: Die informatie krijgt de heer Bontes en iedereen in het jaarverslag van de politie en het jaarverslag van het OM. Het kan zijn dat de Kamer het nog zichtbaarder wil hebben of het bij herhaling wil zien. De herhaling is natuurlijk het gemakkelijkste. Ik vind de validatie belangrijker. De prioriteiten zijn helder. Bij de behandeling van de begroting zullen de resultaten die we hebben aangegeven, weer komen. Een voorbeeld daarvan is de vraag wat ik wil bereiken met de high-impact crimes, bijvoorbeeld overvallen, straatroven, geweld en inbraken. We hebben vanochtend ook gesproken over jeugdgroepen. We rapporteren periodiek over de resultaten hiervan. Dat is het en het resultaat telt. Dat is niet vaag maar heel concreet en nauwkeurig tot de cijfers achter de komma.

Ik blik nog even terug op het vorige AO. Hierin is terecht veel aandacht geweest voor het geweld tegen onze mensen en de gevolgen die dit voor sommigen met zich meebrengt. Uit onderzoek van het programma Veilige Publieke Taak (VPT) van mijn collega Plasterk blijkt dat het aantal slachtoffers van agressie en geweld bij de politie de afgelopen jaren redelijk stabiel is gebleven. Dit laat echter onverlet dat elk incident met agressie en geweld tegen de politie er absoluut een te veel is. Om dit geweld terug te dringen voer ik dan ook, zoals bekend, een zerotolerancebeleid. Naast strafrechtelijke maatregelen is er zorg voor het welzijn en de gezondheid, zowel de fysieke als de geestelijke, van politiemensen. Dit is voor mij een belangrijk aandachtspunt. Het programma voor de versterking van de professionele weerbaarheid en de Circulaire PTSS Politie zijn hier enkele resultaten van.

Er komt een bewustwordingscampagne voor de politie om psychische problematiek bespreekbaar te maken. Daarnaast komt er een onafhankelijke beoordelingscommissie, die nog op 1 juli van start zal gaan. Ik meen dat mevrouw Kooiman hiernaar vroeg.

Ik wil graag deze gelegenheid aangrijpen om te reageren op een aantal actualiteiten en berichten in de media, te beginnen met het bericht van de Nationale ombudsman. Een aantal van u heeft er over gesproken. Hij heeft vorig jaar 500 klachten ontvangen over het opnemen van aangiften door de politie. Op 6 maart heb ik hierop gereageerd richting de Kamer. Knelpunten in het aangifteproces moeten snel en adequaat worden aangepakt. Ik heb er net iets over gezegd. Ik noem nogmaals enkele resultaten tot nu toe. De burger kan voor een afspraak op het politiebureau altijd binnen 2 x 24 uur terecht. Dit kan in elke gemeente in Nederland. De zogeheten multichannelaanpak garandeert de 24 uurs telefonische bereikbaarheid van de politie.

Mij is gevraagd om een brief in reactie op berichten in de media dat ondernemers vinden dat de politie te weinig doet met de aangiften van inbraken, diefstallen en overvallen. Ik heb die brief gestuurd. In de aanpak van criminaliteit tegen het bedrijfsleven is het uitgangspunt dat overheid en ondernemingsorganisaties samenwerken vanuit hun eigen verantwoordelijkheid en elkaar daarbij zo veel mogelijk aanvullen. Preventieve maatregelen en repressie versterken elkaar.

Een van de speerpunten is het verbeteren van de intake en de afhandeling van aangiften. Hierdoor worden meer zaken afgehandeld. Ook hierbij is de multichannelaanpak een goede werkwijze. Daarnaast is onlangs de site www.politie.nl gelanceerd. Deze maakt het voor het bedrijfsleven mogelijk om digitaal aangifte te doen van winkeldiefstal, bedrijfsinbraak of vernieling.

De Kamer heeft een brief gekregen over het onderzoek van VNO-NCW. Uit dit onderzoek blijkt dat 37% van de ondernemers in Nederland niet tevreden is over het optreden van politie en justitie en de aandacht die zij besteden aan criminaliteit in het bedrijfsleven.

Tien jaar geleden was dit 47%. Deze afname is, wat mij betreft, positief nieuws. Hij geeft aan dat de inspanningen die de politie, het Openbaar Ministerie en de ondernemers hebben gepleegd, hun vruchten hebben afgeworpen. Natuurlijk kan en moet dit nog verder verbeteren. Daar blijf ik mijn best voor doen.

Ik heb u allen tot nu toe meegenomen in slechts enkele onderwerpen die betrekking hebben op de politie, een wereld die sinds 1 januari van dit jaar wezenlijk veranderd is. Onze posities zijn allemaal veranderd, ook van de Kamer ten opzichte van het vorige bestel. Ook mijn positie als minister is in het huidige bestel veranderd. Ik ben als enige politiek verantwoordelijk voor het beheer van de politie, zeg ik tegen mevrouw Berndsen. Voor korpsbeheerders en burgemeesters is het natuurlijk veranderd. Ook de positie van de bonden is anders geworden. Dat geldt ook voor de medezeggenschap. Het is een ingewikkeld, maar buitengewoon uitdagend proces. Aan de ene kant dien ik te zorgen voor een buitengewone zorgvuldigheid. Ik moet rust creëren voor de 65.000 mensen. Aan de andere kant moet de verkoop tijdens de verbouwing wel doorgaan. Er moeten resultaten worden geleverd. De verandering biedt ons de mogelijkheid om beter en efficiënter te werken aan het uiteindelijke doel dat nog steeds hetzelfde is: een veiliger Nederland.

De heer Bontes vraagt wat het betekent voor de financiën dat de politie nog zo veel externe inhuur nodig heeft. Uitgaven aan externe inhuur worden scherp in de gaten gehouden. Dat kan ik u verzekeren. In deze opbouwfase met tijdelijke structuur is op een beperkt aantal gebieden externe inhuur nodig. Dit kan uit de beschikbare budgetten en gaat niet ten koste van de operationele sterkte.

Mevrouw Kooiman vraagt hoe het zit met het overleg met de bonden. Ik voer regelmatig overleg met de bonden. Medio juli, zeg ik nu even uit mijn hoofd, heb ik weer persoonlijk overleg. De bonden volgen de implementatie kritisch. Dat is goed voor mij en natuurlijk ook voor de korpschef. Oplossingen voor de problematiek met het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie worden in nauw overleg met de bonden gezocht. Ik ben positief over hun opstelling daarbij.

Mevrouw Kooiman vraagt of niemand er qua salaris op achteruitgaat. Het LFNP is salarisneutraal, dus gaat niemand er in salaris op achteruit. Bij reorganisaties streeft de korpsleiding naar zo veel mogelijk functievolgers. Dat betekent behoud van continuïteit.

De heer Bontes vraagt of de getallen kloppen. Ik heb ze genoemd: 14.000 gevallen en 23% bedenkingen. Wat betekent dit voor de reorganisatie? Ik ben daar niet verontrust over. Er is nadrukkelijk om gevraagd. Men moet hierbij bedenken dat we in deze operatie 16.000 functies teruggebracht hebben naar 92 functies. Het is niet gek dat er dan vragen zijn over de generieke beschrijving, namelijk of deze klopt met wat de agent als zijn zaak ziet. Men is zich natuurlijk bewust van de nadere reorganisatie. De leiding gaat heel zorgvuldig en pragmatisch met deze bedenkingen om. Je moet ook voorkomen dat je later onnodige juridische procedures moet aangaan.

Is er sprake van vertraging? We zijn later begonnen. Dat leidt dus tot een latere start van de personele reorganisatie. Deze is een onderdeel van het totale proces. Over de gevolgen van de totale reorganisatie bericht ik de Kamer in september. Er wordt nu professioneel naar gekeken. Zorgvuldigheid staat, wat mij betreft, voorop.

De heer Bontes heeft zijn zorg geuit over de leidinggevenden. Die zorg kan ik mij voorstellen. In een reorganisatie is dat altijd een punt van onzekerheid. Het is altijd een risico. Het aantal leidinggevenden wordt minder. We gaan tenslotte van 26 organisaties naar één organisatie. De selectie vindt plaats op basis van kwaliteit.

De heer Bontes vraagt hoe het echt zit en hoe ik daarover rapporteer. Dat is altijd de slotvraag. Ik bericht de Kamer twee maal per jaar over de voortgang. De volgende rapportage komt in september. Ook de Realisatiemonitor zal hierin worden gepresenteerd.

Dan kom ik op een volgend themaatje, namelijk hrm, PTSS, weerbaarheid en kleding. Mevrouw Kooiman, mevrouw Berndsen en de heer Marcouch hebben vragen gesteld over de financiële aanspraken en de erkenning van PTSS als beroepsziekte. De aanvraag tot erkenning van PTSS als beroepsziekte verjaart niet. De financiële aanspraken verjaren in beginsel na vijf jaar. Dit kan een dilemma opleveren. Het is een misverstand dat de toekenning van de aanvraag tot beroepsziekte automatisch betekent dat de medewerker recht heeft op een schadevergoeding op grond van artikel 54a van het Besluit algemene rechtspositie politie. Ik onderstreep dat het van belang is om in gezamenlijkheid te onderkennen dat werken aan een herstel van PTSS te allen tijde voorop moet staan in plaats van te procederen. Het is van belang om de medische behandeling volledig af te kunnen ronden om zo de medische eindsituatie te kunnen vaststellen. Dit is een beginpunt van een eventueel juridisch vervolgtraject. De verwachtingen van de politiemedewerkers moeten met een duidelijke communicatie gemanaged worden. Alle acties moeten gericht zijn op de terugkeerbaarheid van de medewerker. Vroegtijdige juridisering van het medische traject zal een snelle terugkeer van de medewerker in de weg kunnen staan.

Ik laat verkennen hoe financiële aanspraken naar de huidige stand van de jurisprudentie kunnen worden veiliggesteld. Dat vind ik een belangrijk rustpunt in dit traject. Na de zomer zal ik hierop terugkomen en de Kamer berichten hoe dit is afgehandeld voor de betrokken medewerkers. Ik hoop dat we hiermee op dezelfde lijn zitten als mevrouw Berndsen en mevrouw Kooiman. Ik hoop dat zij overtuigd zijn van mijn inzet om dit zo zorgvuldig mogelijk te bekijken.

Wat is de stand van zaken bij de uitvoering van de Circulaire PTTS Politie? De circulaire bevat een aantal richtlijnen over omgang met PTSS bij de politie. Deze heb ik samen met de politiebonden en de Nationale Politie opgesteld. De circulaire is op 1 januari 2013 van kracht geworden en de politie is met de uitvoering van start gegaan. Inmiddels is zowel binnen als buiten de politie bekend waar men zich kan melden met zijn of haar dossier. De procedure wordt zorgvuldig ingericht. Hieronder valt ook de samenstelling van een onafhankelijke beoordelingscommissie. Het doet mij plezier de Kamer te berichten dat de commissie er daadwerkelijk per 1 juli 2013 zal zijn. De bonden hebben vorige week hun kandidaten voorgedragen.

Zijn alle eenheden nu aangesloten bij het 24/7-zorgloket? De pilot is gedraaid bij drie noordelijke korpsen – tegenwoordig Eenheid Noord-Nederland – en de Politieacademie. Het nummer van het loket was en is in heel Nederland bekend en kan ook door iedere diender en iedere eenheid benaderd worden. Er is alleen nog geen agressieve campagne voor gevoerd. Dat zullen we doen.

Mevrouw Kooiman vraagt hoe het zit met de 25% psychische klachten waarvan slechts 8% behandeld wordt. Deze cijfers ken ik niet. Uit het PTSS-onderzoek blijkt dat van de 1.000 medewerkers 566 politiemensen daadwerkelijk PTSS hadden. Na behandeling is bij 96% van deze groep niet meer de diagnose PTSS vastgesteld. Wel heeft een gedeelte van deze groep last van restklachten als concentratieproblemen. Met een percentage van 96% kan echter gezegd worden dat de behandeling van PTSS uitermate zinvol is. Een aantal aanbevelingen in het onderzoek zijn niet nieuw. Deze werden ook al genoemd door professor Gersons in zijn rapport Blauwdruk Mentale Zorglijn Politie. In die zin zijn er geen verrassingen.

Ik heb de Kamer beloofd dat er voor de zomer een afweging wordt gemaakt in de inschatting van de zorglijn en dat ik met politie en vakbonden in gesprek zal gaan. Hoe worden de aanbevelingen van de blauwdruk in de inrichting betrokken? De keuze van de politie past binnen de inrichting van Veilig en gezond werken. Het maakt niet uit of de problematiek werkgebonden is of niet. Er komt altijd hulp, zeg ik nadrukkelijk. De nadruk ligt op het voorkomen. Als het niet lukt, wordt zo spoedig mogelijk de best mogelijke zorg geboden. De politie biedt niet alle zorg zelf. Ook professionals worden ingeschakeld als dat nodig is. Hierover voer ik nu overleg met de vakorganisaties.

De heer Dijkhoff vraagt hoe ik ervoor ga zorgen dat agenten zich kunnen uiten binnen de cultuur van de politie. Dat is de spijker op zijn kop. Agenten moeten zich kunnen uiten. Ik zie dit als een teken van sterkte en persoonlijk leiderschap. De cultuur moet hierin nog veranderen. De politie zet hierop in in het cultuurtraject.

De heer Bontes en anderen hebben gezegd dat de strafeisen voor raddraaiers die geweld hebben gebruikt tegen de politie, vaak lager zijn dan is afgesproken. Zij vragen zich af hoe dit zit en wat ik eraan ga doen. Volgens mij hebben we hier al een aantal keer zaken over afgesproken. Het gaat om de 200%-strafeis, drie maal zo hoog als de normale lijn. Naar aanleiding van het bericht dat het OM zijn eigen richtlijnen niet volgt, heeft het College van procureurs-generaal een onderzoek ingesteld. Er komt dus niet een onderzoek, het onderzoek loopt al. Ik meen dat dit in het najaar gereed zal zijn. Dan zal ik de Kamer daarover informeren. Ik vind in ieder geval dat duidelijk moet zijn – dat vindt het College van pg's ook – dat deze richtlijnen worden uitgevoerd.

De heer Bontes (PVV): Ik hoor nu van de minister dat het klopt dat die richtlijn van 200% niet wordt gevolgd. Dat staat los van het onderzoek. Het lijkt er dus op dat de berichten hierover waar zijn. Dat is toch schandalig! Hoe haalt het OM het in zijn hoofd om toch op lagere straffen te gaan zitten? De hele maatschappij schreeuwt om vervolging als je je hand opheft tegen een diender of een andere hulpverlener! Hoe kan het OM dat dan niet doen? Het verdient echt een paar draaien om de oren en dat moet de minister doen. Niks onderzoek en nog een vervolgonderzoek, daar zit niemand op te wachten. Het OM moet nu keihard aangepakt worden. Dit kan het niet maken.

Minister Opstelten: Volgens mij hebben we hierover een en andermaal gesproken. Het is niet iets nieuws. Het College van pg's is het er natuurlijk volstrekt mee eens dat de eigen richtlijnen moeten worden uitgevoerd. Het onderzoekt nu of dit niet gebeurt en het zal mij rapporteren over de conclusies en de maatregelen die het zal nemen als dit inderdaad niet gebeurt. Volgens mij zijn nu drie AO's achter elkaar dezelfde vragen gesteld. Ik heb dezelfde antwoorden gegeven. Laten we even kijken naar de berichten die in oktober komen. We zijn het in ieder geval met elkaar eens dat het OM zijn eigen richtlijnen moet uitvoeren.

De heer Bontes (PVV): Wat is de indruk van de minister? Doet het OM het of niet? De minister moet toch signalen hebben dat het OM het niet doet? Hij volgt toch ook de mediaberichten, net als wij? Wat vindt de minister daarvan?

Minister Opstelten: Ik herhaal: de richtlijn moet worden uitgevoerd. Punt. Het College van pg's is bezig met een onderzoek om feitelijk vast te kunnen stellen of de richtlijn wordt uitgevoerd. Indien dit niet gebeurt, zal het College van pg's ervoor zorgen dat hij wel wordt uitgevoerd. De heer Bontes, ikzelf en het College van pg's zitten wat dat betreft op precies dezelfde lijn.

Mevrouw Kooiman heeft een vraag gesteld over het Platform Bezorgde Dienders. Het platform heeft inderdaad een brief gestuurd; ik heb daar een afschrift van gekregen. Hierin spreekt het zijn zorgen uit over het gevoerde ouderenbeleid bij de politie. Vooral het optrekken van de pensioenleeftijd baart het platform zorgen. Ik heb daar ook een antwoord op gestuurd. Ik denk niet dat ik dat nog hoef te herhalen. Het is belangrijk dat we allemaal dezelfde pensioenleeftijd van 67 hebben. Met alleen een evenwichtige leeftijdsopbouw zijn we er niet. Zoals ik in mijn brief bij het jaarverslag al schreef, zijn er negen factoren die de inzetbaarheid beïnvloeden. Voor mij is de oplossing investeren in duurzame inzetbaarheid. Daar gaat het om. De kern is dat de focus ligt op de kwaliteiten en competenties die iemand nodig heeft om zijn vakmanschap in zijn gegeven teamfunctie of -rol maximaal tot bloei te laten komen. Leeftijd zou daarbij op zichzelf geen rol moeten spelen. Dat is het accent en we zullen daar goed aandacht aan blijven schenken.

De heer Marcouch vraagt hoe het kan dat het verkeerde ME-pak is besteld en wat er nu gaat gebeuren. Het ME-tenue is van tevoren in draagsessies getest. Toen is het probleem niet naar voren gekomen. Nu hebben enkelen last van warmte en schurende knieën. De korpschef heeft inmiddels besloten tot extra testen om zeker te stellen dat het allemaal goed zit. Direct na de berichten heeft de korpschef daar dus zeer adequaat op gereageerd. Die testen zullen dus nu plaatsvinden. Elke klacht wordt serieus genomen.

De heer Bontes en mevrouw Berndsen vragen of ik voornemens ben om alle politieambtenaren met een stroomstootwapen uit te rusten. Op dit moment bestaat er geen voornemen om dit wapen op te nemen in de basisuitrusting van iedere politieambtenaar. Wel wordt er gewerkt aan de voorbereiding van een pilot met een stroomstootwapen in de basispolitiezorg, om te bezien of dit middel, net als bij de arrestatieteams van de politie en de Koninklijke Marechaussee, ervoor kan zorgen dat er minder gebruik hoeft te worden gemaakt van zwaardere geweldsmiddelen, zoals de politiehond of het vuurwapen. Vanwege de noodzaak van een zorgvuldige voorbereiding, de beperkingen op het gebied van financiële middelen en de scholingscapaciteit zal een dergelijke pilot niet eerder dan in 2014 van start gaan. Aan de hand van de uitkomsten van deze pilot zal worden bezien of en op welke wijze een dergelijk geweldsmiddel landelijk beschikbaar dient te komen in de basispolitiezorg. Daarbij houd ik ook rekening met de bevindingen in het buitenland, maar ik vind het alleszins verantwoord om dit te doen.

Mevrouw Berndsen vraagt of het verantwoord is om de politie in Nederland uit te rusten met een stroomstootwapen. Dat vind ik wel. Met het gebruik van de taser is veel ervaring opgedaan bij de arrestatieteams. Er is wereldwijd uitgebreid onderzoek gedaan naar de veiligheidsrisico's van dit type stroomstootwapen. Uit de grote hoeveelheid beschikbare onderzoeks- en evaluatierapporten van verschillende wetenschappelijke onderzoeksinstituten, waaronder de uitvoerige rapporten van de Home Office Scientific Development Branch uit het Verenigd Koninkrijk en het National Institute of Justice uit de Verenigde Staten, blijkt dat een stroomstootwapen zoals de taser een veilig geweldsmiddel is, mits het op de juiste wijze wordt gebruikt en niet wordt misbruikt. Daarom dient men er zorgvuldig mee om te gaan.

Voor de situaties waarin de taser mag worden gebruikt en de verantwoording over het gebruik gelden strikte regels die misbruik moeten voorkomen. Alvorens een politieagent zal worden uitgerust met een stroomstootwapen, zal hij de benodigde extra training krijgen om ervoor te zorgen dat hij goed opgeleid de straat op gaat. Dit alles laat onverlet dat er aan elke vorm van geweldsmisbruik risico's zitten. Uit een oogpunt van proportioneel geweldsgebruik kan een stroomstootwapen een belangrijke aanvulling zijn voor de bewapening van de politie. Het kan bijdragen aan het reduceren van onnodig letsel, zowel bij de verdachte als bij de politie.

De heer Dijkhoff heeft een vraag gesteld over de outlawbikers of de 1%-motorclubs. Heb ik zicht op politieambtenaren die lid zijn van zo'n 1%-motorclub? Ik heb de korpschef gevraagd om hier intern aandacht aan te schenken. Hij heeft de medewerkers gewezen op de nieuwe norm. Het beeld tot nu toe is dat de problematiek onder medewerkers niet groot is. Er zijn zo'n twintigtal connecties geconstateerd. Dan heb ik het niet over politieambtenaren die zelf lid zijn, maar over familieleden en/of kennissen met een lidmaatschap. Er zijn geen bezwaren bekend bij de politie. Ik zal de vraag over de publieke sector als geheel naar mijn collega Plasterk sturen. Hij ligt er inmiddels al.

Dan kom ik bij het punt van de administratieve lasten, de ICT en de voertuigen. De heer Bontes en mevrouw Kooiman hebben een vraag gesteld over het verminderen van de administratieve lasten bij bijzondere opsporingsmiddelen. De BOB-kamers zorgen er juist voor dat procedures voor bijvoorbeeld taps efficiënter kunnen plaatsvinden. Rond 1 juli zijn de meeste BOB-kamers een feit. De aanvragen zullen dan integraler plaatsvinden.

Waarom gaat de politie zo slecht om met ICT-projecten? Problemen met ICT-projecten bij de politie ontstonden in het verleden vaak door enkele oorzaken. Er waren geen gestandaardiseerde processen. Dat heeft natuurlijk absoluut met het bestel te maken. Er was dus geen uniforme wens voor de ICT-systemen. De verantwoordelijkheden voor de ontwikkeling en de implementatie van ICT-systemen waren gescheiden en er was een gebrekkig technisch fundament. Na de bijstelling van het aanvalsprogramma en de start van de Nationale Politie zijn deze zaken afgenomen. We zijn er nog niet. Projecten worden nu integraal en uniform aangepakt. De Review Board kijkt zeer kritisch mee. De Kamer krijgt zijn rapporten. In het verleden waren er ook niet de sturingsmogelijkheden die we nu wel hebben bij de Nationale Politie.

Er is ook gevraagd naar het bericht in Het Financieele Dagblad over GPS. Voor het einde van de middag zal ik hierover een brief naar de Kamer sturen, in verband met het wetgevingsoverleg van vanavond. Daar verwijs ik naar. GPS heeft niet geleverd wat ervan verwacht werd. Het OM en de zittende magistratuur gebruiken het echter wel degelijk voor delen van hun werk. In het kader van VPS (Versterking prestaties in de strafrechtketen) en een project in KEI (Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak) van de zittende magistratuur, wordt ingezet op digitalisering van de ketens. Het is een zaak van lange adem. Het is van belang om koersvast te blijven.

De heer Bontes vraagt waar de 607 fte's zijn gebleven die we vorig jaar hebben vrijgemaakt. De efficiencywinst waar ik in mijn brief over schrijf, bestaat uit gevalideerde cijfers die voortvloeien uit de netto tijdwinst die ontstaat door slimmer politiewerk en in het bijzonder door betere IT-oplossingen. Waar is die winst gebleven? Die komt natuurlijk ten goede aan het werk. Ik geef een voorbeeld. BVI-IB, mobiele integrale bevraging met zestien systemen tegelijkertijd, heeft geleid tot een enorme toename van de bevraging. Deze vindt nu 1,9 miljoen keer per maand plaats. Dit komt ten goede aan de prestaties. De professionele ruimte van de individuele diender neemt toe.

De heer Bontes vraagt waar het aan ligt dat ICT-projecten stilliggen of mislukken. Ik heb er net iets over gezegd. Het gaat om complexe processen. Met het aanvangsprogramma is er meer focus. Er zijn heel veel audits en deskundigenteams. Er is een CIO (chief information officer) die dit aanstuurt binnen de korpsleiding van de Nationale Politie.

Bij het versterken van de prestaties in de strafrechtketen werken we aan een digitaal procesdossier. Naar aanleiding van het artikel van vanochtend over GPS zal ik vandaag de Kamer nog nader berichten.

Ligt het project voor de politieauto van de toekomst stil? Het project Connectief mobiel is nu even on hold vanwege beperkte ICT-capaciteit, maar zal later weer worden opgepakt. Er zijn voldoende auto's kwalitatief goed. De politiemensen kunnen hun werk daardoor goed uitvoeren. Bij de uitvoering van ICT-projecten is het telkens de kunst om de rust te bewaren. Ik ben er zelf ook ongeduldig in. Af en toe moet je even wachten voordat je iets gaat doen. We hebben geleerd van het verleden toen er de neiging was om veel heel snel te doen.

Mevrouw Kooiman (SP): Volgens mij was de minister klaar met het kopje «bureaucratie». Ik heb de minister gevraagd of hij de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden kan evalueren. Ik hoor namelijk van mensen bij de recherche dat ze aanlopen tegen een enorme stapel formulieren. Ze moeten elk verzoek apart registreren. De minister zegt dat veel al is ondervangen met de BOB-kamers. Kan de minister dit toelichten? Is hij bereid om de BOB tegen het licht te houden? Zo kunnen we wellicht de bureaucratie verminderen.

Minister Opstelten: Ik sta op het punt te bevallen – een en ander moet nog door het kabinet – van een grote brief over de strafrechtketen en VPS. Daar gaat dit om. Daar wordt dit aangepakt. In de brief staat ook dat VPS een totale hervorming is van het Wetboek van Strafvordering. Het wordt dus al aangepakt. Ik leg veel werkbezoeken af waarbij ik dit natuurlijk ook merk. Ik meen dat mevrouw Kooiman in die zin bediend zal worden. Die brief komt deze of volgende week. Hij gaat eerst naar het kabinet maar hij komt eraan. Het is een serieus punt. We denken daar hetzelfde over.

De voorzitter: Mevrouw Kooiman heeft nog een vervolgvraag over deze zwangerschap.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben heel blij om dit te horen. Ik was namelijk echt geschrokken van de stapel ordners die agenten en vooral de recherche nu moeten produceren. Het is echt niet normaal. Ik ben blij dat de minister hier serieus naar wil kijken en dit wil evalueren. Ik ben heel benieuwd wanneer de brief komt. Op 1 juli of na 1 juli? Kan de minister dit aangeven?

Minister Opstelten: In de eerste helft van juli. Ik moet mijn collega's in de ministerraad nooit belasten met een belofte wanneer een stuk precies wordt behandeld.

Ik meen dat we de financiën al hebben besproken, behalve één punt. Mevrouw Kooiman vraag waarom de declaraties van de politietop niet openbaar zijn. Ik vraag haar erop te vertrouwen dat de korpsleiding en ik hier voldoende sturing op hebben. Ik denk niet dat we voor politiedeclaraties anders zullen opereren dan voor de declaraties van de ambtelijke top of die van het leger of Defensie. De korpsleiding en ik denken hier uiteraard hetzelfde over en we zullen er goed op sturen.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik weet dat deze minister ontzettend veel waarde hecht aan transparantie. Nu vraag ik een keer om transparantie en dan krijg ik die niet. Dat vind ik toch jammer. We hebben afgesproken dat de declaraties van bewindspersonen wel openbaar zijn. De minister is nu de baas van de Nationale Politie. Waarom regelen we dit vandaag dan niet ook voor de Nationale Politie?

Minister Opstelten: Als ik over transparantie spreek, spreek ik natuurlijk direct over mezelf. Dat is allemaal beschikbaar. Wat wilt u weten? Als minister denk ik dat ik in een bepaald systeem werk. Dat is ook terecht. Zo gaan we niet met onze mensen om. Dat doen we nu eenmaal niet. Dat hebben we niet zo afgesproken. Heb er vertrouwen in dat de korpsleiding en ik gewoon op dezelfde noemer zitten en daar goed op sturen. Volgens mij moeten we er niet een te zwaar verhaal van maken. We kunnen nu gemakkelijker sturen, want we gaan er zelf over. Vroeger was dat niet zo.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik vraag dit natuurlijk omdat we eerder erg zijn geschrokken door het bericht in De Telegraaf over enorme declaraties bij de politietop. Toen hebben we al gevraagd om openheid van zaken te geven. Het zou zo ontzettend veel schelen. De media hoeven geen WOB-verzoekjes meer te doen. Dat bespaart mogelijk ook weer geld. Bovendien is er dan transparantie en die geeft ook nog een positieve prikkel. Ik kan me niet voorstellen dat de minister daartegen is.

Minister Opstelten: We doen het toch niet. Het is altijd een charmante gedachte om zoiets eenvoudigs als declaraties openbaar te maken. Je hoeft je niet te schamen voor de bestemming waar je naartoe gereisd bent. Daar kun je ook trots op zijn. Je hoeft je ook niet te schamen omdat je met iemand gegeten hebt of voor datgene wat je gegeten hebt. Volgens mij hebben we een systeem waarin we dit in Nederland niet doen. We moeten het over de totaliteit op dezelfde manier organiseren. Declaraties van de bewindslieden zijn openbaar. That's it. Daar wil ik het eigenlijk toe beperken op dit moment.

Dan kom ik bij de taakuitvoering en de prestaties. Ik heb er al veel over gezegd. Ik hoef het artikel in Forum niet nog een keer te noemen.

De heer Dijkhoff sprak over panklare zaken waar ondernemers mee komen en de politie die maar niets doet. Ik ga ervan uit dat de politie er alles aan doet om zaken op te pakken als er voldoende opsporingsindicatie is. Mijn maatregelen voor de aangiften en de strafketen zien hier ook op toe. We hebben heel veel verkeer met alle voorzitters van de brancheorganisaties van het bedrijfsleven. Hierin stellen we dit voortdurend aan de orde. Ik kan niet uitsluiten dat er weleens wat verkeerd gaat. Ik heb echter vertrouwen in onze politiemensen.

Mevrouw Berndsen sprak over de terugkoppeling bij de aangiften van woninginbraak. Ik heb daar al iets over gezegd. De laatste meting van de terugkoppeling binnen twee weken op aangiften van woninginbraak gaf een resultaat van 85%. Later dit jaar moet het natuurlijk 100% worden. Men is op 1 januari begonnen, dus is dit op zichzelf een goed resultaat. Aan het begin heb ik al iets gezegd over de tevredenheidsmeting. Die hoort er natuurlijk bij en die moeten we voortzetten.

De heer Dijkhoff en de heer Marcouch hebben een vraag gesteld over de effectiviteit van de forensisch assistenten. Of sporenonderzoek nodig en kansrijk is, is per situatie verschillend. In de aanloop naar de Nationale Politie werd de inrichting van de forensische opsporing nader bekeken. Er is ingezet op een verhoging van de kwaliteit en de efficiency van forensische opsporing en vooral op de kwaliteit van de medewerkers op de plaats delict. Dit houdt in dat gericht forensisch onderzoek plaats kan vinden waarbij kansrijke sporen verzameld worden die nuttig zijn voor succesvol vervolgingsonderzoek en het strafproces. Er wordt gestuurd op kwaliteit. De commissie-Winsemius doet momenteel onderzoek naar de toekomst van de inrichting van de forensische opsporing. Ik meen dat ik nog voor mijn zomerreces het rapport zal krijgen. In het najaar zal ik de Kamer hierover berichten. Ik zal ook ingaan op de forensisch assistenten. Zo'n onderzoek is natuurlijk een kwestie van een lange adem.

De heer Marcouch stelt dat een voertuig, een auto of scooter, een wapen is als daarmee op agenten wordt ingereden. Hij vraagt of deze dan in beslag kan worden genomen. Ja, dat kan en dat gebeurt ook. In de rechtspraak zijn daar ook voorbeelden van. In artikel 94, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat alle voorwerpen voor inbeslagneming vatbaar zijn welker verbeurdverklaring kan worden bevolen. Ik kan daarop doorgaan. Bij de beslissing over de verbeurdverklaring moet de rechter rekening houden met de draagkracht. De maatregel moet proportioneel zijn. Het kan dus.

De heer Marcouch (PvdA): Ik ging daar al van uit, maar mijn vraag is of het ook gebeurt. We zien ook dat het opleggen van zwaardere straffen niet altijd de praktijk is, terwijl het in de papieren werkelijkheid wel kan. Het gaat erom dat we uiteindelijk alles uit de kast halen om dit soort daders te treffen. Is het ook protocollair zo geregeld dat dit standaard gebeurt? Het is uiteraard aan de rechter.

Minister Opstelten: Er is jurisprudentie, dus kan het. Het is natuurlijk de vraag of het OM dit doet. Het OM oordeelt over het voortduren van het beslag. Het kan dus en het gebeurt. We zullen verder volgen of het nog intensiever gebeurt en of het ook normaal wordt gevonden. Dat kan ik op dit moment niet helemaal beoordelen.

De heer Dijkhoff heeft een vraag gesteld over het «track and trace»-middel, bijvoorbeeld om je iPhone te zoeken. Wanneer is huiszoeking mogelijk? Huiszoeking moet proportioneel zijn. De wet stelt eisen daaraan. Het kan niet voor elk gestolen goed of mobieltje. In die situatie is huiszoeking vaak te ingrijpend. Het is echt een proportionaliteitsafweging.

De heer Marcouch vraagt naar de Romafamilies. Het samenspel van problemen dat binnen de multiprobleemgezinnen met een Roma-achtergrond wordt aangetroffen, werkloosheid, schoolverzuim, uithuwelijking, minderjarig ouderschap en illegale inkomensverwerving, in combinatie met non-coöperatief gedrag en een non-coöperatieve attitude van de gezinsleden, maakt het de professionals niet gemakkelijk. De Kamer kent het rapport van de Politieacademie. Hierin wordt gesignaleerd dat er bij gemeenten, politie en hulpverleningsorganisaties sprake is van een zekere mate van ontwijkingsgedrag en handelingsverlegenheid. De commissie heeft op 21 maart om een reactie op dit rapport gevraagd en we zullen deze de Kamer doen toekomen, met onder andere een reactie op dit punt. Er wordt inmiddels gewerkt aan een andere opstelling.

In 2011 verzochten de gemeenten die bij het Platform Roma-gemeenten zijn aangesloten, mij om steun om de multiproblematiek rond gezinnen met een Roma-achtergrond effectiever te kunnen aanpakken. In de overleggen die volgden, is gesproken over het verminderen van het gedoogbeleid, een minder vrijblijvende aanpak, kennisopbouw, meer bestuurlijke prioriteit voor de aanpak van deze multiproblematiek, het intensiveren van de politiesamenwerking binnen Nederland en het opzetten van een landelijk overzicht van dadergroepen en delicten. Dat heeft geleid tot de start van het landelijke programma Aanpak uitbuiting (Roma)kinderen. Hierin werken gemeenten, politie, Rijk, collega Asscher en ik, en andere organisaties die van belang zijn voor een sluitende netwerkaanpak op lokaal niveau, samen. Als er sprake is van criminaliteit binnen deze groep, zal deze worden aangepakt met een integrale bestuursrechtelijke en strafrechtelijke aanpak onder gemeentelijke regie. «Handhaven», «ontmoedigen» en «barrières opwerpen» zijn daarbij kernbegrippen. Ik heb me er persoonlijk van laten overtuigen in de betrokken gemeenten dat men ermee bezig is.

Is de vraag over de vergoeding processen-verbaal gemeenten al aan de orde geweest?

De voorzitter: Die vraag is op de valreep nog gesteld.

Minister Opstelten: Ik wil hem wel beantwoorden. Ik ben hierover in overleg met de VNG en de burgemeesters van de grote steden. Een en ander komt bij de begroting van 2014, dus bij Prinsjesdag. Ik zal een tipje van de sluier oplichten: de vergoeding blijft overeind. Ik heb mijn aanvankelijke voornemen dus bijgesteld en ingetrokken. Zo transparant ben ik dan, mevrouw Kooiman. Het overleg heeft deze week plaatsgevonden, namelijk maandag om 16.00 uur. Het was agendapunt 3 van het overleg.

De heer Dijkhoff heeft gevraagd wanneer het onderzoek inzake Meld Misdaad Anoniem klaar is. Het onderzoek zal dit jaar klaar zijn. Ik was verrast door zijn vraag, alsof wij alleen maar onderzoeken doen. Wij doen natuurlijk ook concrete dingen, namelijk een concrete pilot. Deze starten we in september bij Meld Misdaad Anoniem. De politie heeft een gratis app om foto's en film te uploaden. We zitten dus niet stil. Met dit antwoord ben ik in ieder geval gerustgesteld en ik hoop de heer Dijkhoff ook.

Mevrouw Berndsen vraagt of ik in het jaarverslag rapporteer over het aantal klachten, de aard van de klachten en de antwoorden. Ik meen dat ik dat al had toegezegd, maar ik herhaal het graag. Ik ben er gaarne toe bereid.

De boa-brief komt eraan. Die brief gaat ook langs het kabinet. Dat vind ik altijd prettig. Ik kan niet zeggen wanneer dit gebeurt, maar het is wel binnenkort, in de eerste helft van juli of misschien wel 1 juli. Hij komt eraan. Daarin staan alle onderwerpen. Dat is de toezegging die ik heb gedaan.

De voorzitter: Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen in eerste termijn.

De vergadering wordt geschorst van 15.52 uur tot 16.00 uur.

De voorzitter: We beginnen met de tweede termijn van de Kamer, met drie minuten spreektijd en met één interruptie en een eventuele vervolgvraag.

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Het aangifteproces is bij mij in negatieve zin blijven hangen. De minister heeft er het een en ander over verteld. Binnen 2 x 24 uur kun je overal in Nederland aangifte doen, maar je kunt het nergens direct doen en daar gaat het om. Het moet direct kunnen. Als een burger is mishandeld of beroofd of als er bij hem is ingebroken, wil hij direct aangifte kunnen doen. Je moet naar een bureau kunnen gaan en direct worden geholpen. Dat hoor ik echter niet terug in het verhaal. Dat doet iets met het veiligheidsgevoel van de burger. Als hij een afspraak moet maken, voelt hij zich in de steek gelaten. Je moet gewoon direct naar een politiebureau kunnen gaan en aangifte kunnen doen als je dat nodig vindt. Als het je niet uitmaakt, bijvoorbeeld omdat het om je fiets gaat, en je later aangifte wil doen, is dat ook oké. Dat begrijp ik. Dat kan op andere manieren. Toch moet er de mogelijkheid zijn om direct in de buurt een politiebureau binnen te lopen en aangifte te doen. Dat zie ik echter in het verhaal niet terug. Volgens mij gaat dat zich wreken. Ik vraag de minister om hier een reactie op te geven.

De minister zegt dat de terugkoppeling bij woninginbraken goed loopt en dat de mensen tevreden zijn. Ik wil graag de inhoud weten van de berichten die teruggaan. In hoeveel gevallen is het bericht dat er schot in de zaak zit en dat deze is opgelost of zal worden opgelost? Het is namelijk niet goed als je in 90% of 95% van de gevallen terugbelt met de mededeling: sorry, we kunnen niet verder met uw zaak, maar we bellen u toch even. Wat is dus de inhoud van die berichten? In hoeveel gevallen is het bericht positief en in hoeveel gevallen is het bericht negatief als het gaat om de opsporingsindicatie?

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik begon mijn betoog met te zeggen dat we het geweld tegen politiemensen graag willen aanpakken. Ik hoor de minister duidelijk zeggen dat hij dit ook graag wil en dat hij in gesprek gaat met het Openbaar Ministerie. Ik ben nog niet helemaal zeker of hij mijn vraag daarin mee zal nemen. Politiemensen doen steeds vaker aangifte van geweld tegen de politie, maar dit wordt niet altijd opgepakt door het Openbaar Ministerie. Die klachten hoor ik. Het gaat om een aantal klachten en ik wil graag dat de minister dit onderzoekt en dit specifiek meeneemt als hij in overleg gaat met het Openbaar Ministerie. Ik heb begrepen dat hij ons in oktober hierover zal informeren. Graag een toezegging.

We hebben ook gesproken over psychische klachten bij politiemensen. In de Blauwdruk Mentale Zorglijn Politie staat dat een kwart tot een derde van de politiemedewerkers psychische klachten heeft. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat ze gelijk lijden aan een posttraumatisch stresssyndroom, maar het is natuurlijk wel een punt van zorg.

Ik heb, evenals andere collega's, specifiek gevraagd om naar de verjaringstermijn van vijf jaar te kijken. Ik zei zelf dat het om zeven jaar ging, maar het is dus vijf jaar, nog minder dan ik dacht. De minister heeft toegezegd om in ieder geval hierop terug te komen. Dan vraag ik hem om echt te kijken naar de verjaringstermijn. Dat is een groot punt van mijn fractie, maar ook van mijn collega's van D66 en de Partij van de Arbeid, heb ik begrepen.

Ik heb geprobeerd de minister te verleiden met mij mee te gaan als het gaat om de reisdeclaraties van de politietop. Ik heb hem een kans gegeven, maar hij gaat er niet in mee. Daarom vraag ik hierbij een VAO aan. Ik wil het namelijk gewoon geregeld hebben.

Ik sluit positief af. Ik ben heel tevreden dat de minister de Wet BOB tegen het licht zal houden in het kader van de bureaucratie en dat hij tevens de transparantie overeind wil houden. Als agenten niet meer stapels ordners hoeven te produceren, is dat toch enorm veel winst. Dit zal het politiewerk alleen maar effectiever en mooier maken. Ik wacht die brief dus met spanning af.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Allereerst dank aan de minister voor zijn beantwoording. Ik realiseer me dat de reorganisatie een megaklus is. Ik vind het dan ook buitengewoon verstandig dat nu even pas op de plaats wordt gemaakt. Zo kun je alle mogelijke bezwaren op een goede manier behandelen. Omdat het een heel groot project is, zullen wij, op initiatief van de heer Bontes, een soort checklist opstellen van zaken waarvan wij het belangrijk vinden dat wij daarover geïnformeerd worden. Dat lukt ons niet meer voor het zomerreces, maar dat zullen wij kort na het zomerreces doen. Ik zie dat de korpschef erop zit te wachten. Hulde aan de heer Bontes, want hij heeft dat initiatief genomen. Het is natuurlijk een ongelofelijk groot project. Het is goed om dit vanuit de Kamer te kunnen volgen.

Ik kom toch nog even terug op de 5.000 fte's. De minister heeft gezegd dat hij deze door middel van «ontbureaucratiseren» heeft vrijgespeeld. Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag of er een nulletje te veel achter staat. Als dat niet het geval is, ben ik toch wel heel benieuwd hoe de minister dit denkt te realiseren. Dan kom ik namelijk gelijk weer bij GPS terecht. Als de hele strafrechtketen qua ICT niet op orde is en politiemensen nog steeds papieren dossiers moeten aanleggen, ben ik benieuwd hoe de minister denkt die 5.000 fte's te kunnen vrijspelen.

Ten slotte kom ik terug op de trajectcontroles. Vorige week zijn hier mondelinge vragen over gesteld. De minister was toen in het buitenland en staatssecretaris Teeven heeft deze toen beantwoord. Achteraf blijkt dat het toch om heel grote getallen kan gaan. Ik ben benieuwd wat de minister eraan gaat doen, zodat burgers geen boetes hoeven te betalen die ze onterecht hebben gekregen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het niet meer binnen de foutmarges kan plaatsen. Een journalist van RTL heeft berekend dat het om zo'n 750.000 boetes gaat. Dit moet je delen door 250. Dan zou het bij elke 3.000 boetes fout gaan. Dan kom je toch op een flink aantal mensen. Hoe proactief gaat de minister burgers informeren dat zij wellicht ten onrechte een boete hebben gekregen?

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik wil nog even stilstaan bij twee punten. Ik heb gevraagd om heel goed te kijken naar de wijze waarop we onze politiemensen in het veld inzetten. In hoeverre bereiden we hen goed voor op de gebieden waar ze worden ingezet? Bij PTSS gaat het niet alleen om de incidenten die ze meemaken, maar ook om de context waarin ze heel lang moeten werken. Vaak hebben ze niet de expertise en de benodigde competenties in huis om die zware taak aan te kunnen. Ik heb het voorbeeld gegeven van Wassenaar en de Schilderswijk. Ik weet dat dit lastig is binnen politieland, maar ik vind dit echt een belangrijke ontwikkeling die doorlopen moet worden. Wij hebben vanochtend ook hierover gesproken en nu doen we het weer. Ik vertrouw erop dat de minister hier werk van gaat maken.

Alle onderzoeken laten zien dat de politie goed scoort en zich ontwikkelt op het terrein van dienstverlening, maar het gaat ook om de achterkant. Het roept frustraties op bij burgers, als je niet kunt melden dat hun aangifte heeft geleid tot het aanhouden van een dader en misschien wel het terugvinden van de buit. De minister zegt dat hij het heeft gezien en dat de politie er wat aan gaat doen. Ik wil wel de drang en de urgentie voelen. We moeten bij rechercheren en opsporing ook slagen maken. Het zit hem niet alleen in de kwantiteit, het aantal rechercheurs, hoewel dat natuurlijk niet onbelangrijk is. Het gaat ook om de kwaliteit van de opsporing. Dan krijgen we uiteindelijk het gezag terug dat de politie verdient. Ik benadruk nog eens dat we dit belangrijk vinden. Ik hoop dat bij een volgend AO blijkt dat we op die terreinen vorderingen maken.

Voorzitter: Berndsen-Jansen

De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Ik heb twee punten. Ten eerste begrijp ik dat huiszoekingen proportioneel moeten zijn bij het gebruik van «track and trace»-middelen zoals Find my iPhone. Als iemand bij de politie aankomt met een schermpje met een knipperend bolletje en aangeeft dat dit bolletje zijn gestolen computer is, zal de politie er natuurlijk niet meteen heen rijden en er binnenstormen. Als er genoeg bijkomende signalen zijn, moet er echter wel snel geopereerd kunnen worden. Wat is de snelste termijn waarop het zou kunnen als de politie ervan overtuigd is dat het foute bingo is en er sprake is van gestolen waar? Wanneer kan de politie ingrijpen? Het is namelijk een beetje raar dat de politie burgers wel oproept om dat soort software te gebruiken, maar dat burgers de software alleen kunnen gebruiken om te kijken waar hun spullen zijn en vervolgens erop kunnen wachten dat een en ander wordt gewist en het bolletje uitgaat.

Mijn tweede punt kwam bij me op naar aanleiding van de beantwoording van de minister over de oudere dienders. Er wordt ook wel eens oneerbiedig gesproken over een «bult ouderen». Natuurlijk is het van groot belang dat we zo lang mogelijk mensen zinnig aan het werk houden. Het is ook van groot belang dat we erop anticiperen dat er een moment komt dat ze gezamenlijk, en masse, met verdiend pensioen gaan. De minister anticipeert hierop door jongeren te werven, maar ik mag hopen dat dit geleidelijk gebeurt. Ik wil ervoor waken dat we naast de bult ouderen ook een bult jongeren hebben, want dan hebben we een soort politiekameel waar we ook niet beter van worden.

Voorzitter: Dijkhoff

Minister Opstelten: Voorzitter. Dank aan allen voor hun inbreng in tweede termijn. De heer Bontes heeft een vraag gesteld over de aangifte. Je kunt bij ieder bureau aangifte doen. Dit is de zogeheten multichannelaanpak. Het doen van aangifte kan 24/7. Daar mag geen misverstand over bestaan. De termijn van 2 x 24 uur geldt voor aangifte doen op afspraak als men een afspraak wil. In de 85% gevallen die ik heb genoemd, is er direct een melding gedaan en is de politie er direct naartoe gegaan. Daarom is de beoordeling daarover ook positief. Laat daar geen misverstand over bestaan. Het kan nu ook al bij de politieman op straat.

Ik meen dat ik bij het AO over woninginbraken en high-impact crimes al heb toegezegd dat ik eind juli met een nadere brief kom over de verbetering in dit proces. We hebben een ongelofelijke slag gemaakt ten opzichte van wat men gewend is. Men was dit namelijk niet gewend in Nederland. Nu ziet men ineens dat de politie er staat bij een inbraak en dat zij ook nog aangeeft wat er gebeurd is. Dit is echt een prioriteit van de politie. De korpsleiding van de Nationale Politie vindt dit ook zeer essentieel als visitekaartje. We zijn hier heel scherp op. We meten voortdurend de tussenstanden. We zijn er nog niet. Eind juli krijgt de Kamer hierover een brief van mij.

De voorzitter: De heer Bontes wil hier voor eind juli, namelijk nu, iets over vragen.

De heer Bontes (PVV): De minister zegt dat er geen probleem is en dat je aangifte kunt doen wanneer je wilt. In mijn beleving moet je echter standaard een afspraak maken om aangifte te doen, voor welk feit dan ook. Dat vind ik een heel slechte zaak.

Minister Opstelten: Nee, dat is niet zo. Gelukkig niet. Multichannel betekent dat je het digitaal kunt doen, bij je thuis, telefonisch en via een afspraak op het bureau. De politie is natuurlijk niet gek. Als ik bel met de mededeling «U spreekt met Opstelten; er wordt bij mij ingebroken», komt de politie direct. Blijkbaar ben ik er onduidelijk over geweest. Ik zal het nog een keer zeggen. Het is zo belangrijk dat dit goed voor het voetlicht komt. Ik word er gewoon emotioneel van. We moeten onze politiemensen beschermen, want zij halen hierbij alles uit de kast. In de brief van juli zal ik dit nog een keer goed op een rijtje zetten. Ik zal ook aangeven wat er tot nu toe is gebeurd, wat de stand van zaken is en waar het nog beter kan. Het proces ontwikkelt zich nog en ik wil er richting de Kamer totale verantwoording over afleggen. Dat houdt mij scherp en het is ook goed. Dank voor de vragen hierover.

De voorzitter: Er komt er nog een.

De heer Bontes (PVV): Graag gedaan. Ik heb er inderdaad nog een, gratis. Het is een bloedserieus onderwerp. Het raakt aan het veiligheidsgevoel van de mensen. Daarom ga ik hier even op door. De mogelijkheid om thuis aangifte te doen of via een videocam op een bureau in een hal, is in mijn beleving niet direct aangifte doen. Direct aangifte doen betekent dat je dit bij een politieman of politievrouw doet. Dit kan ook een medewerker Intake & Service zijn. Als er in je woning is ingebroken, moet je direct naar een politiebureau kunnen lopen en daar aangifte kunnen doen bij een politieman of -vrouw. Dit moet niet gaan via een digitaal circuit, waarbij je 30 kilometer verder doorverbonden wordt en ergens via een toetsenbord in een hoekje aangifte moet doen.

Minister Opstelten: Het kan dus overal direct, ook bij de voorbeelden die de heer Bontes geeft. Het gaat om woninginbraken. In al die situaties komt de politie direct, binnen de tijd, toe naar degene die belt. Ik weet zelf uit ervaring, helaas, dat dit inderdaad gebeurt. Ik zal het nog een keer in heel grote letters opschrijven zodat er geen misverstand over kan bestaan. Anders komen er verkeerde verhalen in de wereld. Ik bedank de heer Bontes dus nogmaals voor zijn vraag.

Mevrouw Kooiman heeft nog drie punten genoemd. Ik heb al gezegd dat ik het eerste punt aan de orde zal stellen bij het OM. Het tweede punt, de verjaringstermijn van PTSS, zullen we nog nader bekijken. Dat heb ik al gezegd. Het viel me tegen wat mevrouw Kooiman zei over het derde punt, de reisdeclaraties. Ik was er namelijk op voorbereid dat mevrouw Kooiman het nog een keer zou vragen. In de kleine schorsing die de voorzitter zo vriendelijk was om in acht te nemen, heb ik nagevraagd of er een opening is om er nog eens naar te kijken. Het kan natuurlijk dat mevrouw Kooiman liever een motie wil indienen. Dan zal ik zeggen dat ik het aan de Kamer zal overlaten en dat ik het al heb toegezegd. Ik bied mevrouw Kooiman echter aan om het nader te bekijken en ik zal erop terugkomen. Dat is dus echt een opening. Dat is de vrucht van zo'n overleg. Het is jammer als de zaak in tweede termijn wordt dichtgegooid.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik vind het heel prettig dat de minister een opening biedt. Wanneer kan de minister de Kamer hierover informeren? Ik kan me voorstellen dat hij even tijd nodig heeft om dit goed en nader te bekijken en dat hij wil bekijken hoe de Kamer hierover geïnformeerd kan worden.

Minister Opstelten: We zullen proberen om dit in de eerste brief aan de Kamer na het reces op te nemen.

Mevrouw Kooiman (SP): Dan trek ik mijn verzoek tot een VAO in.

De voorzitter: Iedereen blij en de minister kan verder.

Minister Opstelten: Dat was overigens niet de bedoeling. Ik was echt van plan om dit te zeggen.

Ik ben mevrouw Berndsen erkentelijk. De checklist die zij aankondigt, vind ik prima. Het is goed dat de Tweede Kamer haar eigen verantwoordelijkheid neemt en meedenkt.

Dan kom ik bij de trajectcontrole. Het OM is conform de toezegging van de staatssecretaris – hij heeft die namens mij gedaan; ik zat toen in het vliegtuig – de omvang aan het bekijken. Het OM heeft doorgegeven dat burgers die dit wellicht is overgekomen, zich mogen melden, ook als de bezwaartermijn al is verstreken. Daar wil ik geen misverstand over laten bestaan. Klachten worden alsnog in behandeling genomen en onterechte boetes worden kwijtgescholden. Om aan elk misverstand een eind te maken, zeg ik toe dat ik het goed zal bekijken en de Kamer er een brief over zal sturen. Ik denk dat dit ook de bedoeling was van mevrouw Berndsen. Vooralsnog valt een en ander binnen de foutenmarge. Dat kan zo gebeuren. We zullen er een brief over schrijven zodat het volstrekt helder is.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Goede bedoelingen zijn prima, maar ik heb heel expliciet aan de minister gevraagd of hij bereid is om mensen er actief op te wijzen dat er mogelijk sprake kan zijn van een fout. Dat kan de minister toch gewoon toezeggen? Ik wil niet op een brief wachten. Dit betekent dat het CJIB iets moet toevoegen aan de acceptgiro's die toegestuurd worden aan mensen die zogenaamd een foute boete hebben gekregen.

Minister Opstelten: Ik zal die vraag meenemen in de brief en beantwoorden. Ik vind dit een vorm van techniek en zorgvuldigheid. De brief komt op korte termijn.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): De term «korte termijn» ken ik. Wat is dat? Ik hoor graag een datum.

Minister Opstelten: Deze brief komt niet als tweede brief na het reces. Ik zal proberen de brief volgende week bij u te laten landen. Het moet op korte termijn. We gaan proberen om het voor elkaar te krijgen. Als het niet lukt, krijgt u in ieder geval bericht dat het niet lukt.

Dan kom ik bij de taakstelling van 5.000 fte's. Dit is een normale taakstelling, die goed op gang is gekomen. 1.600 fte's zijn gerealiseerd in de eerste twee jaar. In 2013–2014 volgen er nog 3.400. Dit getal haal ik gevalideerd eind 2014. De grote elementen heb ik in mijn brieven aan de Kamer genoemd, zoals MEOS (Mobiel effectiever op Straat), BVI-IB (integrale bevraging), de BOB-kamers – mevrouw Kooiman noemde deze – en een betere BVH/BVO (Basisvoorziening Handhaving en Opsporing). In totaal zijn er 86 projecten om een en ander te verbeteren. We hebben goed gekeken naar de taakstelling. Het getal van 600 viel wat tegen, maar als zodanig moet dit kunnen in het tweede jaar. We gaan dit halen. Het hele traject komt natuurlijk met deze onderwerpen op gang.

Dat waren de vragen van mevrouw Berndsen. De heer Marcouch heeft een vraag gesteld over de contextbenadering bij PTSS.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter, heb ik nog de mogelijkheid tot een interruptie?

De voorzitter: Volgens mij hebben we in de tweede termijn één interruptie afgesproken en die hebt u al gebruikt.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Meestal hebben we in de tweede termijn toch ook twee interrupties? We hebben tijd zat.

De voorzitter: Ik vind eigenlijk dat het niet meer kan. Ik vraag de minister door te gaan met zijn beantwoording.

Minister Opstelten: De heer Marcouch heeft een opmerking gemaakt over een contextbenadering bij PTSS. Politiemensen moeten in de context geplaatst worden. Dat gebeurt natuurlijk altijd. Ik denk echter dat je daar niet te veel uitspraken over moet doen. We hebben ook te maken met rechtsposities van mensen, maar we zullen er natuurlijk altijd rekening mee houden. Het is maatwerk en zorgvuldig werk. In de hele uitvoering is het op de individuele persoon gericht. Daar wil ik het bij laten.

Voor de aangiften en de meldingen verwijs ik naar de brief die eraan komt. Hoe kun je zien wat de effecten hiervan zijn? Hoe zit het met de kwaliteit van de opsporing, de cijfers en de landelijke prioriteiten? Ik noem de cijfers, bijvoorbeeld van de overvallen. Ik kan natuurlijk ook andere cijfers noemen, bijvoorbeeld van de straatroven. We gaan het straks ook volgen bij de inbraken. Hierbij is er een taakstelling. Met deze brief moet de Kamer de kwaliteit en de resultaten kunnen beoordelen.

De heer Dijkhoff heeft gevraagd naar de termijn voor huiszoekingen. Het kan snel. Het kan zelfs heel snel, namelijk direct, bij een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het OM dient het verzoek in en de rechter-commissaris beslist. Dit kan heel snel, is mijn ervaring bij werkbezoeken. De rechters-commissarissen zijn heel snel. Dat is dus niet het probleem. Het moet natuurlijk altijd – de heer Dijkhoff zei dit terecht – proportioneel zijn. Er moet een aanleiding voor zijn. De rechtsorde moet dusdanig verstoord zijn dat ze naar binnen gaan.

De heer Dijkhoff heeft een vraag gesteld over de oudere dienders en de twee bulten, de aspiranten en de ouderen. Een geleidelijke en zorgvuldige instroom is natuurlijk belangrijk. Dat heb ik aangegeven in de brief die – zeg ik uit mijn hoofd – het jaarverslag 2012 heeft begeleid. Ik vond dat een heel goede brief waar het ook heel duidelijk in staat.

De voorzitter: Ik dank de minister voor de beantwoording in tweede termijn. Wij zijn aan het einde gekomen van een AO met veertien agendapunten en we sluiten het AO af met tien toezeggingen. De griffier zal deze opnemen in de toezeggingenlijst. Als er behoefte aan is, kan ik ze allemaal opnoemen, maar het komt sowieso goed. Ik begrijp volledig dat mevrouw Berndsen mij deze nu voor straf laat opnoemen, omdat ze haar tweede interruptie niet heeft gekregen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Nee, zo flauw ben ik niet. Als u ze had opgenoemd, had ik naar aanleiding daarvan een opmerking gemaakt. Nu heb ik een puntje van orde. De minister heeft gezegd dat hij volgende week een brief zal schrijven over de trajectcontrole, maar hij zei daar achteraan: «of niet». Dat «of niet» accepteer ik gewoon niet. Dan heb ik namelijk niet meer de mogelijkheid om een VAO aan te vragen. Ik vind het een serieuze zaak en ik wens hierin serieus behandeld te worden.

Minister Opstelten: Het spijt mij dat ik die opmerking zo heb gemaakt. Het was even ingegeven door de haastige gedachte dat dit weleens in de techniek een probleem zou kunnen zijn. Ik wil dat het helder en duidelijk wordt en ik zal zorgen dat die brief er komt.

De voorzitter: Volgende week komt die brief er. Als die brief volgende week komt en alleen maar de mededeling bevat dat er geen brief is, wijs ik mevrouw Berndsen erop dat ze dan alsnog een VAO kan aanvragen. Dat is een extra prikkel dat dit niet hoeft te gebeuren.

Hiermee zijn we echt aan het einde gekomen van dit algemeen overleg. Ik dank iedereen voor de belangstelling.

Sluiting 16.30 uur

Naar boven