29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Nr. 135 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 23 juli 2012

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft op 19 juni 2012 overleg gevoerd met viceminister-president, minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over energie.

(De agenda is opgenomen aan het einde van het verslag).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Van der Ham

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Franke

Voorzitter: Van der Ham

Griffier: Franke

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van Vliet, Leegte, Jansen, Van der Werf, Dikkers, Van Tongeren, Van Veldhoven en Wiegman-van Meppelen-Scheppink,

en minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik heet de minister en zijn ambtenaren welkom. Mevrouw Ouwehand van de PvdD heeft zich afgemeld vanwege andere vergaderverplichtingen. Het is heel druk in de Kamer; er zijn verschillende debatten op hetzelfde moment, dus kleine fracties kunnen niet overal aanwezig zijn. De heer Van Vliet zal wel zijn inbreng leveren, maar er zal door zijn fractie op de publieke tribune worden geluisterd naar de antwoorden, want hij kan door allerlei andere verplichtingen de rest van het debat niet zelf meemaken.

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Ik wil beginnen met een compliment aan de dames aan mijn linkerzijde. Zij zien er namelijk alle vijf fleurig uit. Vooral de jurk van mevrouw Dikkers vind ik heel charmant.

Uit de 40 agendapunten springt een aantal punten waaraan mijn fractie aandacht wil geven. Ik begin met SDE-plus versus een leveranciersverplichting. Ik heb met interesse kennisgenomen van de brieven van de minister op dit punt. Hoewel wij hieraan al aandacht hebben besteed in eerdere debatten, is het ons nog steeds niet duidelijk wat uiteindelijk de voorkeur van de minister heeft: een SDE-plussysteem zoals wij dat nu hebben of vervanging door een leveranciersverplichting. Als er een voorkeur is voor de leveranciersverplichting, betekent dat dan ook dat de huidige SDE-plus compleet zal worden omgebouwd c.q. compleet komt te vervallen?

Voor de allerbelangrijkste vraag verwijs ik toch even naar een rapport van de VEMW van december 2011. Een halfjaar is natuurlijk antiek in de politiek, maar desondanks verwijs ik dat rapport van december 2011. Het begint met «Streep door leveranciersverplichting». Vooral opvallend was de stelling: de leveranciersverplichting is geen goede oplossing om duurzaamheid – ja, ik noem de term maar een keer – te bevorderen en kost de consument onnodig veel geld. Er wordt een aantal stellingen aangedragen. Ik roep de minister op daarvan kennis te nemen en vervolgens antwoord te geven op de vraag van de PVV of een leveranciersverplichting voor de consument inderdaad zal leiden tot meer kosten dan de huidige opzet met SDE-plus, waarbij wij een opslag zien op de energierekening. Overigens laat ik wijselijk toch nog maar even in het midden of mijn fractie uiteindelijk de voorkeur zal geven aan een leveranciersverplichting boven SDE-plus. Wij zullen zien hoe de geluiden van de diverse krachten in het veld gewaardeerd worden. Ik kan mij voorstellen dat een leveranciersverplichting best interessant kan zijn als vervangende methodiek voor SDE-plus, maar niet als die leidt tot meer kosten voor de consument.

Ik ga kort in op het tussenarrest van de Hoge Raad inzake de Wet onafhankelijk netbeheer, ook wel bekend als de splitsingswet. Wat de prejudiciële vragen betreft die zijn gesteld aan het Hof van Justitie van de EU te Luxemburg, hebben wij er kennis van genomen dat het al met al weleens anderhalf à twee jaar kan duren voordat wij ultieme duidelijkheid hebben of de splitsingswet blijft staan. Stel dat het uiteindelijk negatief uitpakt. Mijn fractie hoopt dat overigens niet, want zij is altijd voorstander geweest van de splitsingswet. Wordt er in de begroting van de minister rekening gehouden met eventuele schadeclaims van bedrijven zoals Nuon en Essent en, zo nee, waarom niet? Zou dat betekenen dat de minister vertrouwen heeft in een uiteindelijk positief oordeel van zowel het Hof van Justitie als de Hoge Raad?

Ik kom op de aanpak van administratieve netverliezen bij het transport van stroom, veelal veroorzaakt door illegale aftap en/of fraude. Mijn fractie juicht het toe dat er eindelijk actie komt en dat men samenwerkt in het Platform Energiediefstal. Echter, ook leegstand veroorzaakt uiteindelijk administratief netverlies. Dat vind ik een belangrijk punt, want zowel fysieke als administratieve netverliezen leiden uiteindelijk altijd tot belastbaarheid en tot de heffing van zowel energiebelasting als btw. Mijn fractie vindt dat een onrechtvaardige zaak. Stel dat leegstand zich vertaalt in een gekraakt pand. Betekent dat dan in deze constellatie dat uiteindelijk de eigenaar van zo’n pand ook nog moet opdraaien voor de fysieke dan wel administratieve netverliezen die zich in zo’n pand kunnen voordoen?

Over de leveringszekerheid van gas in Nederland kan ik kort zijn: niets dan lof. Ik begrijp dat wij met 162% ruim boven de norm zitten en dat het met die leveringszekerheid ook in extreem koude winters gewoon prima zit. Dat verdient een pluim en dat mag ook wel eens gezegd worden.

Ik kom bij het CO2-convenant tussen de tuinbouwsector en de overheid. Ik neem aan dat de tuinbouwsector bij het sluiten van het convenant – men was er immers zelf bij – zijn knopen heeft geteld in ruil voor de kabinetsinzet om het verlaagde tarief in stand te houden. Maar hoe moet ik dit zien in het licht van het Kunduzakkoord? Als de doelstellingen niet worden gehaald in 2020, hoe zou een eventuele boete er dan uitzien? Waaraan wordt de eventuele opbrengst van zo’n boete besteed?

De gewijzigde samenstelling van laagcalorisch gas, met name bij de import van buitenlands gas, zal op termijn leiden tot een aanpassing van de CV-toestellen. Heeft de minister er een beeld van om hoeveel toestellen het gaat, welke kosten daarmee gemoeid zullen zijn, zowel in zijn totaliteit in Nederland als voor een doorsnee huishouden en hoe men strategisch omgaat met de kosten van de vervanging van die toestellen? Hoe zal met name de onderkant van de samenleving dat uiteindelijk bekostigen? Heeft de minister een visie daarop?

Ten slotte wil ik de minister bedanken voor de samenwerking op het energiegebied in de afgelopen tijd. Ik weet niet of er een VAO komt, maar zoals ik het inschat is dit het laatste AO op energiegebied dat ik met deze minister voer.

Voorzitter. Dank dat u mij verontschuldigd hebt.

De voorzitter: Vanzelfsprekend. Daar hebben wij in deze tijden richting het reces allemaal begrip voor.

De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Per jaar betalen huishoudens in Nederland 120 mln. aan administratieve netverliezen. De belangrijkste verklaring daarachter is fraude en misbruik, wat deftige woorden zijn voor illegale wietteelt. Het gaat om bijna € 20 per huishouden. Ieder huishouden in Nederland betaalt € 20 mee aan de illegale wietteelt en dat is onbestaanbaar. Natuurlijk is het opsporen en oplossen van administratieve lasten lastig voor netbeheerders, maar het uitsmeren van die kosten over alle huishoudens is als oplossing te gemakkelijk gevonden. Bovendien worden nu principieel de eindgebruikers met consequenties geconfronteerd die niet oorzakelijk aan hen zijn toe te rekenen. Graag krijg ik dan ook een toezegging van de minister dat hij ervoor zorgt dat de totale netverliezen in Nederland binnen drie jaar zijn teruggebracht met een vol procentpunt naar maximaal 4% netverlies. Ik overweeg een motie op dit punt.

Kan de minister toezeggen dat hij binnenkort met een brief komt waarin staat welke activiteiten netbeheerders wel en welke zij niet mogen uitvoeren? Natuurlijk weten wij allemaal dat commerciële activiteiten niet mogen, maar het gebeurt wel. De huidige netbeheerder haalt ongeveer een derde van zijn omzet uit activiteiten die ook gedaan worden door echte ondernemers zoals de installatiebureaus: ondernemers die hard moeten werken, maar die niet de vaste opbrengst hebben uit de nettarieven zoals netbeheerders die hebben. Netbeheerders verhullen dan ook hun activiteiten op de vrije markt via andere bedrijven, waardoor een soort beeld ontstaat dat het separate bedrijven zijn los van de gereguleerde business, maar uiteindelijk vallen ze allemaal onder dezelfde raad van bestuur en dragen ze bij aan dezelfde winst- en verliesrekening.

Kan de minister uitleggen dat Enexis reclame maakt voor het opwekken van duurzame energie? Is het opwekken van energie een taak van netbeheerders of niet? Hoe kan het dat netbeheerders wel 25 mln. en veel managementtijd steken in de zogenaamde e-laadpalen, maar hun eigen verantwoordelijkheid laten liggen? Terwijl Stedin de maandelijkse stroomstoringen in Rotterdam moet voorkomen, geeft het geld aan Toyota om meer plug-inhybrides te laten verkopen. Ik ben zeker niet tegen elektrische auto’s, maar ik ben tegen netbeheerders die doen alsof geld gratis is en die Sinterklaas spelen met geld van hardwerkende Nederlanders.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik heb een vraag over het laten liggen van de eigen verantwoordelijkheid. Waarom heeft de VVD er de afgelopen twee jaar dat zij in het kabinet zat niks aan gedaan om die fraude op te sporen en een eind te maken aan die € 20 subsidie?

De heer Leegte (VVD): Dat heeft de VVD-fractie wel gedaan. Wij hebben keer op keer gevraagd «hoe zit het en los dat op», maar er komt geen antwoord op. Wij hebben driekwart jaar geleden de briefing gekregen en toen hebben wij dit aangekondigd. Daarvoor wisten wij dat niet. Sinds wij weten waar die administratieve lasten vandaan komen, heeft de VVD gezegd: dat moeten wij oplossen, netbeheerders moeten doen wat zij moeten doen, namelijk goedkoop stroom leveren en niet allemaal flauwekul die ook door de markt opgepakt kan worden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik vind het toch heel interessant om te zien dat de heer Leegte van de VVD, die nu nog deel uitmaakt van het kabinet, zegt: ik wil dat een volgend kabinet het nu eindelijk eens oplost. Dat is toch een brevet van onvermogen voor je eigen minister?

De heer Leegte (VVD): Dat heeft mevrouw Van Veldhoven mij ook niet horen zeggen. Wij hebben de briefing gekregen, wij hebben het rapport gezien en wij zien wat die lasten zijn. Dit is het eerste AO waarin wij daarover kunnen spreken, dus dat doen wij. Ik vraag deze minister er iets aan te doen. Eenvoudiger kunt u het niet krijgen. Ik weet dat D66 er moeite mee heeft om dingen snel aan te pakken en beslissingen te nemen. Gewoon een standpunt innemen is iets anders, maar de VVD is consequent. Wij grijpen het eerste moment aan om ervoor te zorgen dat netbeheerders doen wat zij moeten doen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Als driekwart jaar voor de VVD snel is, weten wij dat ook weer.

De heer Leegte (VVD): Ook wij hadden graag eerder AO’s gehad, dus dat deel ik met D66.

Ik kom bij de kwaliteit van het gas. De schatting is dat Nederland binnen tien jaar netto-importeur van gas wordt; vandaar de zogenaamde gasrotondestrategie. Onvermijdelijk komt er daarmee ook een andere samenstelling van het gas. Kortgeleden is er een workshop geweest over de gaskwaliteit. Daarbij was de hele sector aanwezig, zowel leveranciers en transporteurs als eindafnemers. Ik vraag de minister of hij een verslag van die workshop aan de Kamer kan sturen. Kan hij op korte termijn duidelijkheid geven over de samenstelling van het zogenaamde H-gas? Kan hij aangeven hoeveel tijd de ondernemers hebben om zich aan te passen aan de veranderingen? Bedrijven hebben tijd nodig om te leren en zich aan te passen aan de nieuwe gassamenstelling. Het moet natuurlijk allemaal kunnen en ik ben er ook niet tegen, maar het moet wel in een proces dat gefaciliteerd wordt door de overheid, waarmee wij een stabiel investeringsklimaat krijgen voor onze ondernemers.

Het aangekondigde project Stroom ligt nu voor ter consultatie. Een nieuw punt daarbij is dat toezichthouders ook het criterium «duurzaamheid» moeten meewegen, maar daarmee is natuurlijk het hek van de dam. Niemand weet wat wordt bedoeld met duurzaamheid. Gaat het dan om besparingen of om verbruikersinzichten? De scheidslijn tussen gereguleerd en commercieel domein is dan totaal vervaagd. Ik vraag de minister dan ook om een brief waarin hij ofwel het criterium duurzaamheid op een eenduidige wijze interpreteert en definieert ofwel het er gewoon uitlaat zodat wij weer kunnen focussen op de taken die een toezichthouder gewoon moet uitvoeren. Volgens de evaluatie van de NMa lag de focus van de evaluatie vooral op de additionele wensen van de minister: hoe kan de wet effectiever en efficiënter worden vormgegeven? Daarmee wordt de evaluatie scheefgetrokken en wordt ook de positie geraakt van de NMa, die onder het ministerie valt. Hoe onafhankelijk is de NMa dan nog? Wij hebben er in een eerder AO weleens over gesproken. Ik vraag de minister dan ook of hij de NMa kan vragen haar werk van de evaluatie deels over te doen en dan vooral te kijken naar haar wettelijke taken, namelijk voorzienings- en leveringszekerheid, marktwerking en marktordening en het toezicht op de handhaving. Ik overweeg ook hierover een motie.

Gezien de grote veranderingen die in de elektriciteitsmarkt op stapel staan, is het van belang dat de NMa een goede en stevige rol speelt in het behartigen van belangen van huishoudens en bedrijven. De NMa wil bevoegdheden zoals de kwaliteit van de toegang tot de markt naar het ministerie overhevelen, maar dat roept bij de VVD vragen op. De kwaliteit van de toegang tot de markt zou juist een kerntaak van de NMa moeten zijn en niet moeten vallen onder een beleidsministerie. Ik krijg graag een reactie van de minister hierop. Zou het niet handiger zijn om een keer een onafhankelijke evaluatie van de werking van de Wet op de NMa te organiseren?

Dan de rijksstructuurvisie en de coördinatieregeling bij grootschalige energieprojecten. Er is veel onnodige onrust over windmolens. Enerzijds hebben wij de rijkscoördinatieregeling, waardoor het lijkt alsof heel Nederland onder de windmolens komt. Tegelijkertijd wordt er gewerkt aan de rijksstructuurvisie. Die structuurvisie moet het resultaat zijn van onderhandelingen tussen lokaal bestuur en het Rijk, waarbij de provincies hun verantwoordelijkheid nemen voor de 6000 MW via windmolens. Windmolens zijn geen hobby van ons, maar wat moet, dat moet. Wij zijn goed voor onze handtekening. Het is in het belang van een stabiel investeringsklimaat dat wij zekerheid en duidelijkheid creëren, maar wij willen voorkomen dat er onder de RCR allerhande nieuwe projecten worden gebouwd. Ik vraag de minister dan ook om de RCR on hold te zetten voor aanvragen die buiten de provinciale zoekgebieden vallen. Voorkomen moet worden dat er een grijs gebied ontstaat met veel weerstand van omwonenden en initiatiefnemers die in hun verwachtingen gefrustreerd raken. Voor de provincie Drenthe geldt specifiek dat de RCR-procedure binnen het grote nog niet gedefinieerde zoekgebied on hold moet worden gezet vanwege precies diezelfde redenen van frustratie en weerstand, om in afwachting van de provinciale gebiedsvisie, die ongeveer klaar is in de zomer, tot de rijksstructuurvisie over te gaan. Graag hoor ik van de minister klip-en-klaar dat de RCR alleen binnen het zoekgebied van de gebiedsvisie Wind van toepassing is en dat voor het overige een pas op de plaats wordt gemaakt met de verdere inzet van de RCR. Daarbij geldt voor Drenthe bij wijze van uitzondering een stand-still van de RCR, ook binnen dat nu brede zoekgebied totdat de provinciale structuurvisie er is, naar verwachting binnen een halfjaar. Ik krijg graag een toezegging van de minister op dit punt.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik begrijp nu niet meer wat de VVD precies bedoelt. Aan de ene kant zegt de VVD: wij zijn goed voor onze handtekening. Ik probeer het gauw op te schrijven wanneer de rijkscoördinatieregeling wel of niet stilgezet kan worden, maar voor Drenthe moet er dan weer een uitzondering worden gemaakt. In Drenthe zijn afspraken gemaakt, en is overleg en afstemming gezocht. Wat betekent het «wij zijn goed voor onze handtekening» van de VVD precies, gezien deze situatie in Drenthe?

De heer Leegte (VVD): Ik raad mevrouw Wiegman aan om een keer in Drenthe te kijken. Alle provincies hebben een opgave in de 6000 MW te installeren windenergie. Voor Drenthe is dat 240 MW. Op dit moment is er voor een dikke 600 MW aangevraagd en misschien wordt dat wel meer. Daardoor raken mensen gefrustreerd, ontstaat er een hoop onzekerheid en ga je onnodige dingen doen. De VVD-fractie wil zekerheid bieden dat die 240 MW gebouwd kan worden, maar dat moet op die plaatsen gebeuren waar de lokale overheden betrokkenheid tonen en zeggen dat het goed is, samen met de omwonenden. Door de provincie wordt hard gewerkt aan een structuurvisie. Die is over een halfjaar klaar. Mijn voorstel is om dat even af te wachten en te voorkomen dat er ook via het Verdrag voor de Rechten van de Mens in Straatsburg wordt geprocedeerd tegen windmolens in Nederland. Dat moeten wij allemaal niet hebben. Wij moeten gewoon duidelijkheid geven en zeggen waar het moet. Daar moet het dan ook gebeuren.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik ben in Drenthe geweest, dus dank voor het advies, maar dat is verder niet nodig. Dan nog ben ik benieuwd wat de boodschap van de VVD-fractie is, juist in de richting van de ondernemers, die hierin heel keurig het overleg zoeken en de procedures doorlopen. Wat is dan precies de reden om het toch on hold te willen zetten?

De heer Leegte (VVD): De visie van de VVD-fractie is dat windmolens vooral duur zijn. Je moet er dus niet te veel van bouwen. Wij hebben onze handtekening gezet onder 6000 MW, dus dat gaan wij bouwen en niet meer dan dat. Het is 240 MW voor de provincie Drenthe op het gebied waar de provincie Drenthe zegt dat het kan. Eenvoudiger kan ik het niet uitleggen. Dat geeft ook alle zekerheid aan de ondernemers. Als je ergens anders iets wilt doen, loop je het risico dat het niet doorgaat. Je kunt investeren in m.e.r.-procedures en dergelijke, maar je loopt het risico dat het niet doorgaat. Het gaat wel door op die plekken waar de provincie en de gemeenten zeggen dat het kan.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik neem aan dat mijn collega van de VVD-fractie vindt dat de provincie Drenthe het bevoegd gezag is voor Drenthe. De provincie heeft zoekgebieden aangewezen en duidelijk in kaart gebracht: in deze zoekgebieden zou bij ons windenergie kunnen komen. Dan ben ik verbaasd dat de ondernemerspartij van Nederland de ondernemers de boodschap meegeeft: u hebt keurig alle verschillende stappen gezet, het bevoegd gezag heeft dit verteld. Maar vervolgens moeten de ondernemers minstens een halfjaar wachten van de VVD-fractie, die normaal als eerste roept «lastige regels moeten uit de weg worden geruimd, ondernemers moeten ruimte hebben». Blijkbaar nu even niet.

De heer Leegte (VVD): Ik raad mevrouw Van Tongeren aan contact te zoeken met het bestuur van de provincie Drenthe. Dan weet zij precies hoe het zit. Het zit namelijk anders dan de voorstelling die zij er nu van geeft.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik ben in Drenthe geweest. Ik heb contact gehad met de provincie, ik heb contact gehad met voor- en tegenstanders en ik heb gesproken met ondernemers uit Drenthe over deze windparken. Zij hebben mij de lange lijst laten zien van de procedurele stappen die zij hebben gezet. Je kunt het een gemiddelde agrarische ondernemer niet kwalijk nemen dat hij niet een politicus is die heeft doorgeleerd en die onmiddellijk aan alle kanten goed communiceert. Ik ben het wel met de VVD en andere partijen eens dat, als je dat echt van tevoren allemaal al had geweten, die ondernemers anders hadden gecommuniceerd. Dat zeggen zij nu ook. Maar zij hebben eerst samen een groep gevormd en daarin energie gestopt. Ik heb een lijst gezien van de overleggen waarbij ook EL&I betrokken is. Ik verwacht dus van de VVD twee dingen, namelijk goed zijn voor de handtekening en goed zijn voor de normale strategie: ondernemers ondersteunen en geen onnodige regelgeving in de weg van ondernemers leggen, dus niet plotseling om een voor mij onduidelijke reden een procedure zes maanden tot misschien wel een jaar opschorten. Hoe kan dat bij de VVD? Ik ben verbaasd en verrast.

De heer Leegte (VVD): Misschien is voor Randstadpartijen het Drents moeilijk te verstaan. De provincie geeft klip-en-klaar aan: er wordt te veel gebouwd en er moet 240 MW komen. Wij steunen lokale overheden en zeggen: je moet luisteren waar dingen gemaakt moeten worden. Op het moment dat er duidelijkheid is waar iets kan, hebben ondernemers ook zekerheid waar gebouwd kan worden. Zolang het allemaal een «fuzz» is, doet iedereen maar iets. Uiteindelijk maakt iedereen veel kosten, maar komt er niets tot stand. Wij zeggen dat die 240 MW er moet komen. De provincie en de gemeenten moeten zeggen waar. Als dat is gebeurd over of binnen een halfjaar, geef dan een klap erop en dan gaan wij aan de slag.

Wij wachten op de uitkomst van het onderzoek naar SDE-plus. Dat is prima. Ik vraag de minister hoe in dat onderzoek rekening kan worden gehouden met de potentiële productiecapaciteit van energiebronnen. Hoe beoordeelt hij in de SDE-plusregeling de langetermijnpotentie van een bron boven de kortetermijnproductie? Er zijn bijvoorbeeld vergistingtechnieken die meer potentie hebben dan wind, waarmee je een efficiëntere uitvoering van de SDE-plusregeling zou kunnen krijgen.

TenneT heeft problemen met de financiering van zijn activiteiten, vooral in Duitsland. Op vragen over de risico’s van de Duitse investering voor Nederland volgt steeds de bezwerende formule dat Nederland niet zal opdraaien voor eventuele verliezen, maar dat is gek. Hoe kunnen wij wel winst krijgen uit Duitsland, maar het verlies buitenboord houden? Iedereen voelt aan dat die twee dingen niet samengaan. Graag krijg ik dan ook van de minister een risicoanalyse van de gevolgen voor Nederland, als TenneT toch onverhoopt die Duitse financiering niet rond krijgt. Ik wil weten welke risico’s wij wel lopen in Duitsland, zelfs als ze niet waarschijnlijk lijken. In een land waar je op één dag kunt beslissen om kerncentrales af te schakelen, kan werkelijk van alles gebeuren in een gereguleerde business zoals de infrastructuur voor energie. Ook hierover overweeg ik een motie.

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Windenergie is in de komende decennia de belangrijkste duurzame energiebron voor Nederland, maar de ontwikkeling van wind op land wordt belemmerd door het laissez-fairebeleid op het gebied van de ruimtelijke ordening in de afgelopen vijftien jaar. Dat heeft geleid tot een aantal lokale knelpunten, verrommeling van het landschap en uiteindelijk lokaal verzet. De SP-fractie wil inzetten op versterking van het lokaal draagvlak in plaats van de topdown rijkscoördinatieregeling direct van stal te halen; zeg maar een aanpak in lijn met het advies van de commissie-Elverding, dat Kamerbreed is gesteund en waarvan de essentie is dat je in een heel vroegtijdig stadium probeert dat draagvlak te creëren, waarna je sneller door kunt.

Wat zou dat wat ons betreft in de uitwerking moeten inhouden? In de rijksstructuurvisie moet in ieder geval ruimte worden gecreëerd voor die 6000 MW inclusief een verdeling over de provincies zodat de taakstelling per regio duidelijk is. Voor zover mij bekend, is in het IPO-convenant in 2011 in totaal 5300 MW afgesproken, dus er is nog een gat. Het tweede dat wij aan de structuurvisie willen toevoegen, is het saneren van oude locaties. Ook dat zou je in één pakket direct moeten meenemen, waarbij uiteraard wat wordt weggehaald binnen de provincie moet worden gecompenseerd. Daarvoor willen wij twee jaar extra uittrekken: de 6000 MW in 2020 willen wij dan ook vervangen door 2022. Dat lijkt ons realistisch wisselgeld voor de extra eisen die wij stellen.

Provincies met een kleine taakstelling voor wind op land, zoals Limburg, zouden een compenserende eis moeten krijgen voor alternatieven, bijvoorbeeld biogas, zon, water en geothermie. Het ligt natuurlijk voor de hand om provincies die toevallig weinig wind hebben iets anders te laten doen.

Provincies horen ruimte te krijgen om in overleg met bewoners hun contingent weg te zetten, zoals op dit moment heel constructief in Drenthe gebeurt. Meer hoeft wat ons betreft niet; dat ben ik met mijn collega Leegte eens. Meer mag wel als er draagvlak voor is. Op het moment dat een provincie zegt dat er draagvlak is voor meer, mag dat uiteraard.

Ik heb nog twee vragen over wind op land. Het komt steeds vaker voor dat de initiatiefnemers van windparken op land hun projecten clusteren om tot een gezamenlijk vermogen van meer dan 100 MW te komen en op die manier onder de rijkscoördinatieregeling te vallen. De SP-fractie vindt dat oneigenlijk gebruik van de regeling. Er moet niet alleen sprake zijn van een organisatorisch-commerciële samenhang, maar ook van een ruimtelijke eenheid. Althans, dat was ons idee over de rijkscoördinatieregeling. Ik vraag of de minister dat ook vindt en of hij helderheid geeft over dat punt.

De NWEA signaleert dat er bij SDE-plus niet streng genoeg wordt geselecteerd op het realiteitsgehalte van wind-op-landprojecten, ondanks maatregelen die beschreven staan in de brief van 4 juni jl. Hoe is de ontwikkeling van het percentage gerealiseerd in 2011? Hoe staat het met de verdere gelijkschakeling van het Nederlandse en Duitse feed-in tarief voor wind op land?

Daarmee kom ik op wind op zee. De SP-fractie is voorstander van versnelling van wind op zee. Op de Noordzee zijn immers minder planologische beperkingen en het waait er ook harder dan op land. Windparken op zee zijn bovendien prima te combineren met visreservaten. De twee kabels die nu getrokken moeten worden voor de windparken van Typhoon richting de Eemshaven en Eneco richting Noordwijk laten zien hoe dringend een collectieve infrastructuur voor aansluiting van windparken op de Noordzee is. Als die infrastructuur er nu al zou liggen, zouden de initiatiefnemers goedkoper uit zijn. Feitelijk is er dus sprake van kapitaalvernietiging. Ik denk dat het Catshuis zijn tijd en geld beter kan aanwenden voor een nutsbedrijf op de Noordzee samen met de netbeheerders van de andere Noordzeelanden in plaats van zijn energie te steken in het overnemen van Duitse elektriciteitsnetten.

De potentie van wind op zee is groot, maar de kostprijs is nog een probleem. De windsector komt binnen twee jaar met een voorstel voor een proeftuin en demonstratiepark om de kostenreductie te versnellen. Kan die proeftuin nog verder versneld worden door hiervoor extra middelen uit te trekken, bijvoorbeeld vrijvallende middelen uit geannuleerde SDE-projecten of door samen te werken met een of meer buurlanden?

Bij een recent congres over windenergie vertelde een vertegenwoordiger van Typhoon, de ontwikkelaar van het windpark ten noorden van Schiermonnikoog, dat het financieel gunstiger is om buitenlandse leveranciers in te schakelen dan Nederlandse. Buitenlandse contractors kunnen hun activiteiten met dekking van een exportkredietverzekering goedkoper financieren. Onderschrijft de minister dat dit een perverse prikkel is en, zo ja, wat gaat hij doen om deze weg te nemen?

Ik heb een punt over het nuttig gebruik van restwarmte. De minister schrijft dat de Nederlandse warmtevraag 38 000 MW is, waarvan 60% laagwaardig. Volgens Rijkswaterstaat zou er op dit moment tussen de 13 500 en 15 500 MW aan warmtelozingen op de rijkswateren vergund zijn. De bandbreedte van 2000 MW in deze schatting doet ons vermoeden dat Rijkswaterstaat zelf niet precies weet hoeveel er wordt geloosd. Is de minister bereid dat beter te laten uitzoeken en de Kamer daarover bij de begroting van 2013 te rapporteren?

Daarmee kom ik op de contouren van de leveranciersverplichting en het versnellen van de uitrol van duurzame energie. Het kabinet wil de import van duurzame energie gebruiken om de 14%-doelstelling in 2020 te halen tegen de laagste kosten. Ik vrees dat het begrip «laagste kosten» daarbij met oogkleppen op is ingevuld. Verduurzaming van onze energievoorziening is een hoeksteen van ons economisch beleid, geen kostenpost die je zo klein mogelijk moet houden.

Volgens de minister van EL&I is het technisch potentieel voor hernieuwbare energie in Nederland relatief beperkt. Dat vind ik een heel defaitistische houding. Op pagina 3 van de brief van de minister staat namelijk een tabelletje. Daaruit mag dan blijken dat het totale potentieel als percentage van het nationale energiegebruik in Nederland wat lager is dan in andere EU-landen, maar in dat tabelletje valt ook op dat Nederland extreem slecht scoort in relatie tot het potentieel in 2020. Wij benutten een heel klein deel van ons potentieel. Zolang er nog een groot binnenlands potentieel is, moeten wij volgens mijn fractie niet op voorhand op importen gaan leunen. Als de verduurzamingsstrategie van ons land is geïntegreerd in een samenhangende regionale aanpak met Duitsland, Scandinavië, Groot-Brittannië en België, kan dat anders komen te liggen. Voor zo’n aanpak moet echter nog veel werk worden verzet. Hetzelfde geldt voor de leveranciersverplichting. Mijn fractie steunt het idee – waarbij ze neigt naar variant 1 – maar pleit ook voor een opzet die is afgestemd op onze buurlanden.

Ik kom op de motie-Van der Werf over kleinschalige energieproductie voor eigen gebruik. De minister is in zijn brief nog behoorlijk vaag over de criteria van de salderingspilots. Hoe wordt er straks geselecteerd? Het is de SP-fractie eigenlijk sowieso niet duidelijk welke extra kennis een pilot kan opleveren over saldering van de meter. De kosten zijn immers vooral afhankelijk van de mate waarin de criteria projecten uitsluiten. Volgens mijn fractie is er één cruciaal aspect aan salderen vóór de meter: er moet sprake zijn van een openeinderegeling. Alle projecten die aan de criteria voldoen, moeten in aanmerking komen. Ik hoor de minister graag bevestigen dat hij dit uitgangspunt onderschrijft.

Ik heb ook nog een vraag over de motie-Jansen c.s. over salderen voor verenigingen van eigenaren. In het wetgevingsoverleg van december 2011 was mijn fractie het met de minister eens toen hij zei dat bij verenigingen van eigenaren saldering met het verbruik van individuele leden mogelijk moet worden. Klopt het dat dit nog steeds niet is geregeld en, zo ja, waardoor wordt deze vertraging dan veroorzaakt?

Ik kom op de netbeheerders. Ik sluit mij aan bij de opmerkingen die de heer Leegte heeft gemaakt over de administratieve netverliezen en de wietkwekers. Ik wil hem er nog even aan herinneren dat het hierbij ging om een initiatief van de SP, maar het is goed dat de VVD nu meedoet. Ik doel dus op de briefing en wat daaraan voorafging. De SP is hiermee anderhalf jaar geleden begonnen. Dat was de heer Leegte misschien alweer vergeten. Dit begint langzamerhand vruchten af te werpen en dat is goed.

De netbeheerders ontvangen bijzonder veel geld voor meterhuur om daarmee een fonds te kunnen vormen voor de uitrol van de slimme meter. Het geld klotst bij dat fonds tegen de plinten. Mijn fractie wil daarvoor een plafond aanbrengen en wenst dat er jaarlijks verantwoording wordt afgelegd over deze pot.

Ook over de gaskwaliteit is al het nodige gezegd. De SP-fractie is voorstander van het mogelijk maken van de gasrotonde. De investeringen hiervoor moeten uiteraard op een verstandige manier plaatsvinden. Mijn fractie wil echter wel dat daarbij optimaal wordt geïnvesteerd door de Gasunie en met het oog op de afnemers. Wij hebben de indruk dat de Nederlandse Staat hierbij twee petten op heeft. Het lijkt erop dat de Staat de pet van aandeelhouder van de Gasunie net iets belangrijker vindt dan de pet van de klanten. De SP-fractie is voorstander van een onafhankelijk onderzoek waarin op basis van de totale kosten wordt vastgesteld waar het optimum ligt. Wij zijn er niet van overtuigd dat bij de aanpak tot nu toe voldoende rekening is gehouden met de afnemers. Dat geldt voor de aanpak zowel bij het H-gas als bij het G-gas. Wij zijn ook van mening dat dit verzoek in lijn ligt met de inhoud van de motie-Jansen (33 000-XIII, nr. 63).

Ik kom op het onderzoek over de gasrotonde. De Algemene Rekenkamer heeft bevestigd dat er 1,8 mln. Nederlands collectief geld in Duitsland over de balk is gegooid. Het is een beetje jammer dat dit toch is gebeurd, ondanks het feit dat de SP dit al op 25 november 2007 voorspelde. Hiermee is dus viereneenhalf jaar niets gebeurd. Dit geld is inmiddels gewoon verdampt. Het zou positief zijn als de minister hieraan nu de conclusie zou verbinden dat we dit zo niet meer moeten doen. Wij moeten dus niet meer via de Gasunie gaan bieden op Duitse onderliggende netten. In plaats daarvan moeten wij samenwerken met andere netbeheerders in Noordwest-Europa. Ik begrijp dat bijvoorbeeld samenwerking met Fluxys een optie zou kunnen zijn. Dat lijkt ons een hoopvolle ontwikkeling.

Ik kom op mijn laatste punt, namelijk de 380 kV-netwerken. De minister heeft een halfjaar geleden gezegd dat hij in financieel opzicht een regeling gaat uitwerken om mensen die wonen onder hoogspanningstracés te kunnen uitkopen. Wij zijn nu een halfjaar verder. Wij hebben begrepen dat TenneT twee maanden geleden zijn huiswerk bij de minister heeft ingeleverd. Wij zouden graag het voorstel van TenneT krijgen, het liefst begeleid door een standpunt van de minister erover. Wij vinden namelijk dat mensen in bijvoorbeeld Oostzaan niet langer in onzekerheid kunnen worden gelaten. Het zou op z’n minst een onderwerp moeten zijn voor de verkiezingscampagne. Daarin zou duidelijk moeten worden gemaakt hoe we dit probleem gaan aanpakken.

Mevrouw Van der Werf (CDA): Voorzitter, ik zou bijna beginnen met een lesje economie.

Ik hoor de VVD-fractie zeggen dat windmolens duur zijn, maar toch willen verschrikkelijk veel ondernemers ze. Ik hoor tegelijkertijd de SP-fractie over de gasrotonde zeggen dat de minister de pet opzet van de aandeelhouder en niet die van de klant. Een aandeelhouder die niet de pet van de klant opzet, is maar heel kort aandeelhouder. Als hij die pet niet opzet, houdt het namelijk al snel op. Ik meen dus dat duurzame energie helemaal niet duur is. Duurzame energie kan zelfs een weg uit de crisis vormen.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik moet mijn enige interruptiemogelijkheid nu toch maar in de strijd gooien. Kan mevrouw Van der Werf mij uitleggen welke economische ratio er zit achter het feit dat de Nederlandse Staat, die honderd procent aandeelhouder is van de Gasunie, meewerkt aan de verwerving van een onderliggend Duits gasnet voor een prijs van 2,1 mld.?

Mevrouw Van der Werf (CDA): Ik wil hierover ook een vraag stellen aan de minister. Ik kan wel het volgende uitleggen. Als je een gasrotonde wilt aanleggen, moet je ervoor zorgen dat er afnemers van het gas zijn. Als je gas wilt gaan verkopen, vervoeren en naar je toe wilt halen, als je een knooppunt wilt zijn van gasvervoer, dan moet je er ook voor zorgen dat er afnemers zijn. Als je daarbij niet de pet van de klant opzet, is het snel gebeurd met je onderneming. Je moet immers weten waar de klant zit, wat hij voor je product overheeft et cetera. Als je op grond van die overwegingen denkt dat de verwerving van een Duits gasnet belangrijk is, kun je daarvoor kiezen. Je kunt er uiteraard over steggelen of het verwerven van dit gasnet inderdaad de juiste keuze is. Als je dit echter niet doet met de pet op van de afnemer, ben je ook geen aandeelhouder. Dat was mijn punt.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik vind het opmerkelijk dat mevrouw Van der Werf zelfs in dit stadium, na het verschijnen van het rapport over de Gasunie, nog steeds haar conclusies niet heeft getrokken. Als ik op vakantie ga naar Italië of Oostenrijk, dan vind ik het makkelijk dat ik over Duitse autowegen kan rijden. Mevrouw Van der Werf zal het toch met mij eens zijn dat het daarvoor niet noodzakelijk is dat de Nederlandse Staat de Duitse autowegen gaat opkopen? Zoiets gebeurt nu eigenlijk met het Duitse gasnet.

Mevrouw Van der Werf (CDA): Daarover heb ik het nu niet. De heer Jansen zegt dat het raar is dat de Nederlandse Staat alleen de pet van de aandeelhouder op heeft en niet de pet van de klant. Dat is in economisch opzicht een ongerijmdheid. Elke aandeelhouder bekijkt waar zijn klanten zitten. Daar was het mij om te doen. Op de gasrotonde kom ik nog.

Ik had het over duurzame energie als uitweg uit de crisis. Ook het CDA ziet de problemen met windenergie op land, hoewel zij de activiteiten van ondernemers op dit punt ook zeer waardeert. Wij zien het probleem dat agrariërs clusters vormen van 100 MW en dat zij direct bij de rijkscoördinatieregeling hun verzoeken indienen. Ik denk niet dat de rijkscoördinatieregeling daarvoor oorspronkelijk was bedoeld. Die was bedoeld als een uiterste middel, niet als een middel om het lokale bevoegde gezag te omzeilen. Ik vraag de minister daarom hoe wij hiermee omgaan. De rijksstructuurvisie is hierbij van belang. Het duurt nog even voordat die er is. Er zijn ook projecten die prima lopen. Daarbij hebben het bevoegd gezag, bewoners en ondernemers elkaar gevonden. Het zou ontzettend jammer zijn als wij dat nu allemaal «on hold» zouden zetten. Ik hoor graag van de minister hoe wij hiermee omgaan en hoe wij dit op een goede manier regelen.

We hebben gekozen voor 6000 MW in 2020. We hebben ideeën over biomassabijstook. We hebben ook plannen voor wind op zee, maar dat vinden we allemaal verschrikkelijk duur. De CDA-fractie vraagt zich bij dit alles af of het wel allemaal van de grond komt zoals we het van de grond willen laten komen. Ik wil mij daarvoor van harte inzetten, maar soms bekruipt mij de twijfel of dit allemaal wel gaat lukken. Daarom wil ik in dit algemeen overleg pleiten voor een verlegging van de koers. Ik wil van de grote plannen naar meer decentrale energieopwekking. Vandaag ontvingen wij een brief waarin de minister nogmaals schrijft dat hij decentrale opwekking belangrijk vindt en dat hij het onderzoek naar de mogelijkheden aan het uitvoeren is. Ik zou zeggen: dat is hem geraden ook! Kamerbreed is namelijk de motie-Van der Werf/Wiegman aangenomen. Daarin wordt de regering verzocht, de Nederlandse wet- en regelgeving aan te passen aan de transitie van centraal fossiel naar decentraal duurzaam. Nederland staat hier om te springen. Tal van initiatieven komen van de grond, van klimaatneutrale steden, van netbeheerders, van e-Decentraal, van Energie-U, van gemeenten als Amsterdam, Lochem, Nijmegen en Leeuwarden, van boeren en tuinders, van bedrijven, wijken en burgers. Zij staan er allemaal om te springen. Zij willen baas worden over hun eigen energie. En wat doet men in de politiek? Men laat een onderzoek doen en houdt pilots. Dat overtuigt niet! Het haalt de moed eruit bij de partijen die ik zojuist noemde en die hierin een nieuw perspectief en een weg uit de crisis zien.

Het CDA komt daarom met een actieplan. Onder de titel «Iedereen Energie» willen wij ruim baan bieden aan decentrale opwekking in Nederland. Wij willen extra inzet om in 2020 10% van onze energie decentraal op te wekken.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik ben een beetje verbaasd. Ik meen toch dat het CDA het Kunduzakkoord heeft getekend? Daarin staat dat er een pilot komt rond saldering en zelflevering. Kan mevrouw Van der Werf uitleggen waarom dat niet genoeg is?

Mevrouw Van der Werf (CDA): Ik pleit ervoor om decentrale energieopwekking ruim baan te geven. Pilots kunnen daarbij nog een tijdje een rol spelen. In elk geval kan het geld worden gebruikt om dit zo goed mogelijk te doen. Tussen nu en 2020 moeten wij echter veel meer ruimte bieden aan decentrale opwekking.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik hoor voor de zoveelste keer dat een Kunduzpartner een deel van het Kunduzakkoord met alle plezier terzijde schuift. Ik vind dat op z’n minst opmerkelijk.

Mevrouw Van der Werf (CDA): Er is sprake van een motie die door het CDA en de ChristenUnie is ingediend. Die motie wordt op dit moment niet op de manier uitgevoerd die was bedoeld. Dat is jammer. In het Kunduzakkoord is ruimte gereserveerd voor decentrale opwekking. Dat lijkt mij een uitstekend begin. Daarna moeten wij ons echter richten op de doelstelling dat in 2020 10% van de totale hoeveelheid energie die wij gebruiken, decentraal wordt opgewekt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik probeer mevrouw Van der Werf te volgen. Ik ben ongelooflijk blij met de stevige ambitie van het CDA op schone energie. Nederland streeft naar 14% schone energie in 2020. De minister zegt nog steeds dat wij dat gaan halen, maar het Centraal Planbureau twijfelt daar ernstig aan. Nu hoor ik mevrouw Van der Werf zeggen dat 10% van de 14%...

Mevrouw Van der Werf (CDA): Nee, nee, ik heb het over 10% van het totale energieverbruik.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Hebt u het over 10% schone stroom of over 10% schone energie die in 2020 decentraal moet worden opgewekt?

Mevrouw Van der Werf (CDA): 10% van de energie die wij verbruiken moet in 2020 decentraal worden opgewekt. Het grootste deel van de 14% wordt dus decentraal opgewekt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Na heel lang worstelen, zitten wij nu op 4,2% schone energie. Kan mevrouw Van der Werf ons schetsen hoe er tussen 2013 en 2020 voor kan worden gezorgd dat in 2020 opeens 10% van ons energiegebruik schoon is en decentraal zal worden opgewekt, zodat wij op 14% zouden kunnen uitkomen? Ik zou het fantastisch vinden. Welk type maatregelen is er volgens mevrouw Van der Werf nodig om dit te realiseren?

Mevrouw Van der Werf (CDA): Dit zal naar voren komen in het vervolg van mijn betoog. Als je inzet op10% decentrale opwekking in 2020, is 14% veel gemakkelijker te halen dan met de huidige plannen. Wij staan in Nederland voor een ongelooflijk zware opgave. Er wordt nu gezegd: we halen het met 6000 MW. Het moet dus allemaal wel lukken. Ik begin daaraan te twijfelen, ondanks het feit dat ik dit streven zeer steun en ik een groot voorstander ben van «van nimby naar EBE». Het moet kunnen en we moeten zo snel mogelijk doorzetten. Ik probeer draagvlak te creëren. Toch moeten wij volgens mij ook realistisch zijn als wij het hebben over de grote projecten, bijvoorbeeld met biomassa. Dit is allemaal erg kritisch. Daarom pleit ik voor het verleggen van de koers. Ik pleit ervoor om vooral in te zetten op decentraal.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik vind dit interessant. Ik vat de stelling van de CDA-fractie als volgt samen. Er is nu al iets meer dan 4% schone energieopwekking gerealiseerd. Met centrale schone energieopwekking hoeven we dus niet verder te gaan, want de rest van de 14% gaan we invullen met decentrale opwekking. Vat ik het zo goed samen? De woordvoerster van het CDA gaf zojuist een lesje economie. Ik vraag haar hoe zij dit wil financieren. Is dit een kostenefficiënte manier om aan de norm van 14% te voldoen? Ik zie overigens dat de CDA-minister op dit moment erg blij is dat ik deze vraag stel, waarmee ik op mijn beurt weer erg blij ben.

Mevrouw Van der Werf (CDA): Dit is een heel bekend verschijnsel. De schatkist is de grootste vijand van de decentrale opwekking. Dat heeft met het volgende te maken. Wij vinden dat als mensen hun energie op hun eigen dak opwekken, zij daarover eigenlijk geen belasting hoeven te betalen. Het gaat erom dat de overheid zoekt naar een verdienmodel waarin zij structureel een aandeel heeft in de opwekking van duurzame energie. Dit is één van de tien punten uit «Iedereen Energie». De overheid moet een aandeel hebben in bijvoorbeeld decentrale opwekking, maar ook is een aandeel mogelijk in de elektrificatie van de samenleving. Er moet voor de overheid een nieuw verdienmodel komen. In het Kunduzakkoord wordt 12,4 mld. bespaard. De aardgasbaten bedroegen vorig jaar 5,8 mld. Dat betekent dat wij op dit moment erg gericht zijn op de centraal opgewekte energie van fossiele bronnen. Daardoor moet de overheid steeds vragen: hoe gaan we dit betalen? Zij moet steeds zeggen: dit kan eigenlijk niet en dit is een gevaar. Ik vind dus dat er een verdienmodel moet komen. Dat hoort ook bij decentrale opwekking. Mensen die zelf energie opwekken, hebben altijd een back-up nodig en zijn gekoppeld aan het net. Ik kan mij best voorstellen dat deze mensen daarvoor gedifferentieerd belasting betalen. Ik kom daarop zo terug.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): D66 is ook een voorstander van meer decentrale energieopwekking. Mijn fractie wil echter vooral een snelle vergroening met zo min mogelijk lasten voor de belastingbetaler. Mevrouw Van der Werf zegt nu in antwoord op mijn vraag hoeveel dit kost, dat er een nieuw verdienmodel moet komen. Dat is geen antwoord op mijn vraag. Ik vraag mevrouw Van der Werf wat het gaat kosten om 10% schone energie decentraal op te wekken. Is dat kosteneffectief vergeleken met de andere opties?

Mevrouw Van der Werf (CDA): Mevrouw Van Veldhoven vraagt wat de kosten exact zijn. Er is nu geld gereserveerd voor een aantal pilots. Die zullen vooral liggen op het vlak van de belastingderving. Uit die pilots zal ook naar voren komen wat het oplevert. Wat is de extra btw-opbrengst? Welke impulsen voor de bouw en de lokale economie gaan ervan uit? Het is juist de bedoeling dat wij dat achterhalen. Mevrouw Van Veldhoven stelt nu deze vraag aan mij, maar ik wil die vraag aan de minister stellen. Dit moet uit het onderzoek duidelijk worden. Ik hoor echter ongeveer een halfjaar na inlevering van de motie alleen maar van de minister dat hij ermee bezig is. Ik vind dat dit sneller moet. Op grond van dat soort zaken moeten we gaan bekijken hoe we dit gaan financieren. Ik ben zo blij met mijn eigen minister.

De voorzitter: Mevrouw van de Werf vervolgt haar betoog.

Mevrouw Van der Werf (CDA): Decentrale opwekking verdient dus in Nederland een heel serieuze kans. Er is extra inzet nodig om in 2020 10% van onze energie decentraal op te wekken. Het plan «Iedereen Energie» voorziet in fiscale voordelen voor iedereen die energie voor eigen gebruik opwekt. Het gaat om voordelen vóór en achter de meter. Het plan voorziet ook in een nieuw verdienmodel voor de overheid en in een investeringsfonds. Met het plan «Iedereen Energie» willen wij werk maken van kennisuitwisseling, de erkenning in de wet van de prosument en de lokale coöperatieve vereniging, een integrale aanpak van decentraal opgewekte energie in het topsectorenbeleid, lokale netstrategieën en de uitbreiding van regelgeving naar MIRT, Woningwet et cetera. Deze plannen zijn in «Iedereen Energie» in tien punten samengevat. Het doel is, decentrale energieopwekking in Nederland veel meer dan op het ogenblik ruim baan te bieden. Dit plan mag worden gezien als de beleidslijn van het CDA waarmee de fractie in de komende tijd zal werken.

Ik kom op de gasrotonde. De acties rond de gasrotonde zijn door de Algemene Rekenkamer afgekraakt. Hierover zijn al veel vragen gesteld. Ik geef de minister graag de gelegenheid om te reageren op de kritiek van de Algemene Rekenkamer op het verhaal over de gasrotonde. De investeringen zijn inderdaad enorm. Leveren die wel op wat wij ervan verwachten?

De minister heeft antwoord gegeven op onze vraag over de leidingen die onder de terreinen van grondeigenaren door lopen. Het gaat daarbij met name om terreinen van agrariërs. Daarvoor is eenmalig een geldbedrag beschikbaar. Hierover wordt op dit moment onderhandeld. Kan de minister toezeggen om op dit vlak de vinger aan de pols te houden? Ik ontvang ook graag een tijdpad. Het is nu namelijk onduidelijk hoe agrariërs een vergoeding ontvangen voor het feit dat er leidingen onder hun terrein door lopen.

De SDE is een prima systeem. De regeling loopt ook goed. Het is goed dat er veel belangstelling voor is. Er zijn drie knelpunten. Projecten moeten uiteraard wel daadwerkelijk worden gerealiseerd. Ons bereiken berichten dat sommige projecten blijven liggen en niet worden uitgevoerd. Dat is jammer. Is de minister daarvan ook op de hoogte? Hoe wordt gecontroleerd of projecten daadwerkelijk worden uitgevoerd? Zijn er aanvullende maatregelen nodig? Ik hoor ook dat de agrarische monovergisters gelijk worden gesteld aan de industriële vergisters. Die twee vergisters zijn niet aan elkaar gelijk, want de industriële vergisters kunnen hun warmte kwijt. Differentiatie blijft een kernwoord. Hoe gaat de minister daarmee om? Verder kan windenergie echt meer productie draaien dan nu wordt berekend in de vollasturen. Daardoor zijn de kosten voor windenergie eigenlijk nog steeds te hoog. Ook hierbij is differentiatie aan de orde. Ik vraag de minister ook op dit vlak de vinger aan de pols te houden.

Ik kom op de gaskwaliteit. Het lijkt alsof de minister zich in zijn brief over de samenstelling van het gas voornamelijk richt op huishoudelijke gastoestellen. De vrees bestaat dat regelgeving niet aansluit bij het gebruik van gas in gasmotoren en gasturbines ten behoeve van de elektriciteitsopwekking. Acht de minister het zinvol om dit nader te onderzoeken?

Er is verschil tussen enerzijds invoer op het hoofdnet en anderzijds invoer op het regionale net. Het voornaamste verschil is de druk. Een grote vergister levert meer druk dan een kleine. Het is niet erg dat de plaats van invoer dan verschilt. Het is echter wel erg als we aanvullend andere eisen stellen. Dat is onlogisch, want het gas dat is ingevoerd op het hoofdnet, komt uiteindelijk op het regionale net. Kent de minister dit verschijnsel? Kan hij ervoor zorgen dat de eisen voor invoer op het hoofdnet niet zodanig strikt zijn dat grote vergistingsinstallaties het verliezen van de kleine?

Ik sluit mij ten slotte aan bij het pleidooi van de heer Leegte op het vlak van congestiemanagement en socialisering van netverliezen. De belanghebbende en verantwoordelijke moet zo veel mogelijk opdraaien voor de kosten. De stapeling van kosten bij de consument moet worden verminderd. Decentrale energieopwekking kan daarbij mijns inziens ook een belangrijke rol spelen.

Ik bied de minister hierbij mijn tienpuntenplan aan.

Minister Verhagen: Extra uitgaven moeten door de Kamer worden gedekt.

Mevrouw Van der Werf (CDA): Als we dit op deze manier maar blijven zeggen, schieten we geen centimeter op, minister. Ik constateer dit na een jaar en ik ben echt niet de enige. Ook de Partij van de Arbeid en de SP trekken aan dit dossier. We trekken allemaal aan het dossier van de decentrale energieopwekking. In de motie wordt de regering gevraagd hoe zij de dekking van decentrale opwekking vóór en achter de meter beziet.

Je kunt dit gaan regelen door het verschil tussen windenergie en zonne-energie erbij te betrekken. Je kunt hierin differentiaties aanbrengen. Laten we dit helemaal vrij of komt er toch een belasting? Komt er een ander tarief voor zelf opgewekte energie? Hoe vaak is niet gezegd dat er wel geld is voor de kosten op een andere plek? We moeten nu niet alleen maar laten meewegen dat dit nu voor de overheid een belastingnadeel oplevert. We moeten ook buiten de energiekolom durven kijken. Wat levert dit daar op?

Ik vind dit dus een bijzonder belangrijk onderwerp, zeg ik tegen de minister. We moeten hiermee door. Als de minister blijft zeggen dat we er geen geld voor hebben, moeten we bezien hoe we dit op een andere manier kunnen regelen. De baten zijn op dit moment heel moeilijk concreet te maken. We moeten zo snel mogelijk het onderzoek en de pilots afronden. Er moeten zo snel mogelijk maatschappelijke kosten-batenanalyses komen. Op grond van de uitkomsten daarvan kunnen we precies weten hoeveel we nodig hebben om dit te realiseren. Geef dus eigen energieopwekking ruim baan!

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik stel mijn collega van de CDA-fractie voor om het tienpuntenplan in een motie te gieten. Als zij dat doet, zijn wij van harte bereid om ervoor te stemmen. Ik vind het een interessant plan. Wij doen wel allemaal heel erg kattig over het dekkingsplan, wat er zeker moet komen, maar ik vind het heel erg goed om daar veel mee bezig te zijn.

Windenergie is van groot belang voor het verduurzamen van de energievoorziening. De PvdA zou graag zien dat wij in 2050 niet meer afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen, maar dat wind, zon, water, biobrandstoffen en wat er nog in ontwikkeling is onze energievoorziening zeker zullen stellen. De signalen zijn hoopvol. Ik vind alle initiatieven die uit de samenleving tot ons komen, interessant om te zien.

Het is aan de politiek om de groei in duurzame energie te bevorderen en om belemmeringen weg te nemen. Wij snappen dan ook dat bij het ministerie de rijkscoördinatieregeling in het leven is geroepen om grote projecten op het gebied van onder andere infrastructuur mogelijk te maken. Het loopt daar echter niet helemaal goed. Provincies zijn bereid om voor de 6000 MW wind op land voldoende ruimte te reserveren. Zij zijn tevens bereid om daar harde prestatieafspraken over te maken met het Rijk, uitgesplitst in taakstelling per provincie. De PvdA vindt dat de minister dat aanbod moet aangrijpen. Rijkscoördinatieprojecten die nu willekeurig worden ingediend, hebben veel onrust veroorzaakt in met name de noordelijke provincies. Ook andere woordvoerders hebben daarover gesproken. Het draagvlak voor wind op land wordt enorm uitgehold en dat baart mij grote zorgen.

Dit kabinet streeft decentralisatie van ruimtelijke ordening na. Wij steunen dit, maar maak het dan ook waar. Wij roepen de minister op om de provincies de zoekgebieden te laten aanwijzen voor windmolenparken op land, zeker nu zij sluitende prestatieafspraken willen maken. Er is beweging. Het kan. Wij hebben een motie in voorbereiding, maar wij horen liever een toezegging van de minister. Aangezien verschillende collega’s hier al een punt van hebben gemaakt, kan ik mij voorstellen dat de minister bereid is om de Kamer hierin tegemoet te komen.

Voor het eind van het jaar zouden wij erg graag zien dat de provincies de verdeling onderling hebben vastgesteld. De door provincie aangewezen gebieden moeten binnen een jaar hard in de provinciale omgevingsvisie en omgevingsverordening zijn vastgelegd. Ik steun het voorstel van de SP-fractie om de doelstelling te halen in 2022 in plaats van in 2020 niet. Volgens mij kunnen wij best vaart maken. Provincies die hun taakstelling tijdig en volledig realiseren, moeten gevrijwaard blijven van projecten die onder de rijkscoördinatieregeling vallen buiten de door die provincie aangewezen gebieden. Is de minister bereid om dat toe te zeggen? Is de minister bereid om een tijdelijke stop op de uitgifte van vergunningen voor wind op land onder de rijkscoördinatieregeling toe te zeggen, een moratorium van een halfjaar? Er is al van alles over geschreven in de kranten. Is hij bereid om een pas op de plaats te maken, een goede structuurvisie naar de Kamer te sturen en van daaruit verder te bewegen?

De PvdA staat niet alleen. Bestuurders uit de provincies vragen hierom, net als belangengroepen en natuur- en milieuorganisaties. Het draagvlak voor windenergie neemt af en dat baart mij zorgen. Pels Rijcken heeft nu al voor de provincies de juridische implicaties in beeld gebracht van de tijdelijke stop. Voordat de minister straks zegt dat het juridisch niet kan: er is een document, inmiddels ook in zijn bezit, waaruit blijkt dat daar ruimte voor is. Wij moeten niet rücksichtslos de rijkscoördinatieregeling doordrukken, maar behoedzaam opereren om onze duurzame toekomst veilig te stellen. Ik kijk uit naar de reactie van de minister hierop.

De voorzitter: De heer Leegte heeft een vraag aan u, mevrouw Dikkers.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Oh, wat gezellig. Het is campagnetijd.

De heer Leegte (VVD): Dat moet u maar helemaal afwachten, mevrouw Dikkers. Ik ben wel benieuwd naar de visie van de PvdA. In ieder algemeen overleg komt er iets nieuws. De heer Samsom was een groot voorstander van wind. Er konden niet genoeg windmolens gebouwd worden. In het afgelopen algemeen overleg zei mevrouw Dikkers namens de PvdA dat er een moratorium moet komen, dat er niets gebouwd moet worden. Nu is het weer iets anders. Wat wil de PvdA nu zelf?

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik wist dat de vraag gezellig zou zijn. De PvdA wil erg graag dat onze energievoorziening duurzaam is. Wij zien een heel grote rol voor windenergie, ook voor wind op land. Daar zijn wij een stuk positiever over dan de VVD. Wij zien dat dit nodig is. Wij zien ook dat het draagvlak ervoor afneemt doordat via de rijkscoördinatieregeling nu allerlei projecten in aanvraag zijn die vooral in de noordelijke provincies heel veel onrust veroorzaken. Dus ja, wij willen heel graag heel veel wind op land, zoals mijn collega Samsom eerder heeft betoogd. Wij willen ook graag een moratorium op de rijkscoördinatieregeling voor een halfjaar, zoals ik in het vorige algemeen overleg ook al heb betoogd. Er zit een buitengewoon consistente lijn in ons verhaal, die de heer Leegte zal waarderen.

De heer Leegte (VVD): Het is toch een beetje wonderlijk. De PvdA zegt aan de ene kant dat er stabiliteit moet komen, dat er dingen moeten gebeuren. Vervolgens heeft zij in ieder algemeen overleg een andere mening. Hoe kunnen ondernemers dan weten waar de PvdA voor staat? Hoe krijg je dan een stabiel klimaat? Horen wij in het volgende algemeen overleg weer een nieuw inzicht, dat de PvdA dan echte stabiliteit biedt? Kan mevrouw Dikkers daar iets over vertellen?

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik kan vertellen wat ik net gezegd heb, want er is absoluut geen sprake van een nieuw inzicht sinds het vorige algemeen overleg. Het is een vrij consistente lijn. Wij zien een toekomst voor windenergie. Wij zien die ook voor wind op land, hoewel wij liever wind op zee willen. Dat zal de VVD-fractie met ons eens zijn. Wij zien ook dat het draagvlak in de noordelijke provincies onder druk staat. Daarom willen wij een moratorium van een halfjaar. De heer Leegte kan wel met zijn hoofd schudden, maar het is een vrij consistente lijn. Schiet er maar een gat in.

De voorzitter: Vervolgt u uw betoog, mevrouw Dikkers.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Het is ook aan de politiek om de groei in duurzame energie te bevorderen en de belemmeringen weg te nemen, zoals ik net zei. Wij worden na de zomer bericht over de uitwerking van de mogelijkheid tot zelflevering. De woordvoerder van de CDA-fractie sprak daar ook over. Ik wil de minister graag meegeven om daarbij ook te bezien of er meer producten kunnen worden aangeboden dan alleen een korting op de energiebelasting. Ik denk hierbij aan het differentiëren van de energierekening. Wil hij dat meenemen in de pilot of de projecten die hij tot uitvoering gaat brengen? Ik hoor mijn collega net zeggen: hij zal wel moeten.

Ik sta even stil bij de emissiehandelsystematiek. Die is ook aan de orde geweest in het schriftelijke overleg over de Energieraad vorige week. In de guidelines vanuit Brussel inzake ETS-compositie zien wij dat er toestemming wordt gegeven om een gedeelte van de kosten die de industrie maakt te compenseren. De leden van de PvdA-fractie, zo schreven wij in het schriftelijk overleg, vinden het in de eerste plaats zaak dat energie-intensieve sectoren worden gestimuleerd om hun energieverbruik terug te dringen. Daar is geen twijfel over mogelijk.

In enkele gevallen heeft efficiënter werken de grens van het haalbare bereikt, zeker in sectoren waarin elektrolyse deel uitmaakt van het bedrijfsproces. Zinksmelters en Tata Steel, waar thermolyse deel uitmaakt van het bedrijfsproces, komen in de knel. Ik zou het liefst zien dat zij zouden draaien op windenergie, thermo-energie en wat al niet meer om dat allemaal schoon te maken, maar dat kan niet. IJzererts wordt behulp van koolstof omgesmolten. Ik heb mij daar recentelijk nog in laten scholen. Ik heb er wel een beetje last van dat ik de klok heb horen luiden, maar dat ik niet precies weet hoe het natuurkundig in elkaar zit. Ik heb echter wel begrepen dat steenkool daarbij noodzakelijk is. Voor de zinksmelters zou op termijn nog wel een duurzamere energievoorziening te bedenken zijn, maar voor de staalindustrie niet. Voor de bedrijven die voor hun bedrijfsproces afhankelijk zijn van steenkool, zouden wij erg graag een level playing field in Europa zien. Duitsland overweegt zijn industrie te compenseren. De minister schreef in zijn antwoorden in het schriftelijk overleg over de Energieraad dat hij zou overleggen met zijn Duitse collega’s als uiteindelijk de Duitse compensatieregeling bekend is. Wij vinden dat een beetje laat. Je laat die ondernemers daarmee ook wel erg wachten.

De minister schreef dat de Duitse overheid te kennen heeft gegeven van deze compensatiemogelijkheid vanaf 2014 gebruik te willen maken, maar dat de mate waarin nog niet bekend is. Hij schreef dat indien er duidelijkheid is, de Kamer daarover zal worden geïnformeerd. Dat lijkt ons te laat. Het enige wat hij ons biedt is een bodemprijs voor CO2-handel. Dat is prima. Die prijs is € 15. Dat vind ik interessant. De industrieën die ik net noemde, hebben daar echter niet zo bar veel aan. Mij interesseert de winst van die bedrijven niet zo heel veel. Ik ben ook niet zo geïnteresseerd in de aandeelhouders, die van Tata Steel in India of die van Nyrstar in Budel. Het gaat mij wel om de medewerkers. In Noord-Brabant werken ruim 600 mensen bij dat bedrijf. Bij Tata Steel werken er 10 000. Wij maken ons zorgen over het voortbestaan van die industrie, van de maakindustrie, in een tijd waarin mensen ontslagen worden en waarin de economie onder druk staat. Wat voor mogelijkheden ziet de minister hier? Graag horen wij zijn reactie. Wij overwegen uiteraard op dit punt een motie.

Het is een volle agenda. Ik heb nog vragen over de gasrotonde. Wij hebben een vrij stevig rapport van de Algemene Rekenkamer ontvangen. De PvdA-fractie heeft daar wat vragen over. Wat zijn de vervolgstappen ten aanzien van gasrotonde? Wij willen geen blanco cheque afgeven. Wat is het plan? Wat zijn de vervolginvesteringen en welk doel hebben die? Wij zouden graag een wat groter overzicht ontvangen over de toekomst van de gasrotonde en de samenwerking met andere Europese landen. Is de minister bereid om ons dat te doen toekomen? Tot die tijd verwacht de PvdA-fractie dat er geen onomkeerbare besluiten worden genomen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Ik wil beginnen met een compliment aan mijn collega van de CDA-fractie. Als ik haar plan zo lees, kan ik haar van harte welkom heten bij de fractie van GroenLinks.

Op dit moment vindt zo ongeveer de afronding van de conferentie in Rio de Janeiro plaats. Ik weet dat de minister een enthousiast twitteraar is. Hij heeft vast ook de hashtag #endfossilfuelsubsidies gezien, die gisteren trending was. Ik meen dat die wereldwijd trending was, maar dat weet ik niet helemaal zeker. In Amerika en in Europa in elk geval wel. In het persbericht van Fuentes daarbij stond, vrij vertaald door mij: alle grote economieën hebben daarmee ingestemd. Mijn vraag aan de minister is of Nederland hier ook mee heeft ingestemd in Rio de Janeiro. Misschien heeft hij dat van zijn collega’s gehoord.

Ik ga nu naar de inhoud van mijn verhaal, want dit was even een voorproefje. Wij hebben een reactie ontvangen op het ING-rapport over schone energie in Nederland. ING heeft een studie laten doen naar de kansen voor schone energie, de haalbaarheid van het Europese doel van 14%. ING ziet vooral moeilijkheden om twee redenen. De ene is grillig overheidsbeleid en de andere problemen met het financieren van schone-energieprojecten. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft iets soortgelijks gezegd. Het doel is dus moeilijk haalbaar. Deze minister blijft, uiteraard tot mijn grote vreugde, herhalen dat wij het doel moeten en zullen halen. Ik heb nog niet zo heel veel gezien over hoe wij aan die 14% komen. Hoe kijkt de minister nu terug op de laatste twee jaar en op de versnelling die wij nodig hebben om die 14% te halen? Zijn er concrete vorderingen die hij nog met ons kan delen?

De fractie van GroenLinks is er blij mee dat zij in het begrotingsakkoord voor 2013 heeft kunnen regelen dat de heffingskorting voor groen beleggen behouden blijft. Dat heeft een enorme hefboomwerking op de financiering van schone energie. Het is echter slechts een eerste stap. Er moet veel meer gebeuren. De fractie van GroenLinks pleit voor een verplicht aandeel duurzame energie voor energiebedrijven. Zij wil ook een robuuste en structurele stimuleringsregeling voor decentrale opwekking – vandaar dat ik mij aansluit bij mevrouw Van der Werf – om te beginnen met het fors verruimen van de mogelijkheden voor saldering.

Ik maak even een uitstapje naar kernenergie.

Mevrouw Van der Werf (CDA): Ik had niet anders verwacht dan steun van zeker een partij als GroenLinks voor het tienpuntenplan van het CDA. Welkom bij GroenLinks, zegt mevrouw Van Tongeren. Vervolgens gaat zij echter meteen door over het opheffen van subsidies, zoals zij die noemt, waaronder de vrijstelling van energiebelasting voor grootverbruikers. Daar wil het CDA absoluut afstand van nemen. Ik wil mevrouw Van Tongeren vragen hoe zij dat kan rijmen. Ik heb gezegd dat decentrale energie een weg uit de crisis is. Het nu in Nederland opheffen van de vrijstelling van energiebelasting voor grootverbruikers, is echter een weg in de crisis. Hoe rijmt zij die twee zaken?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik zeg ten eerste: kijk naar de doorrekening die nog moet komen. De doorrekening van 2010, toen wij soortgelijke voorstellen hebben laten doorrekenen, zou een maatstaf kunnen zijn. Je ziet daarin heel duidelijk dat een verschuiving van de huidige vrijstellingen voor de grootste vervuilers meer werkgelegenheid creëert aan de onderkant van de arbeidsmarkt, het aantrekkelijker maakt voor werkgevers om mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt in dienst te nemen en ook het salaris, het echte inkomen van deze mensen, wat omhoog brengt. Dat is precies de visie van GroenLinks, namelijk meer belasting op vervuiling en minder belasting op arbeid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Zo willen wij dat voor elkaar krijgen.

Mevrouw Van der Werf (CDA): Houdt GroenLinks vol dat Nederland dat in zijn eentje kan gaan doen?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Nederland moet daar zeer zeker mee beginnen. Ik ben dolenthousiast om dat in Rio de Janeiro én in Europa met verve uit te dragen. Het is mij opgevallen dat staatssecretarissen en ook ministers van CDA-huize daar toch wat minder enthousiast over waren. Ik zal geen voorbeelden noemen. Wellicht kan mevrouw Van der Werf, als zij terugkomt in een volgende periode, er wat strenger op toezien dat dit in Europa echt met kracht wordt uitgedragen door het CDA in plaats van dat deze partij daar altijd de meest terughoudende positie in kiest. Dan komen wij er immers inderdaad niet met die groene economie.

Ik was net bij kernenergie aangeland. Minister Verhagen is ongetwijfeld gewezen op de motie van de Provinciale Staten van Limburg van 8 juni, waarin wordt gevraagd om betrokkenheid van deze minister om de oudste en onveiligste reactoren net over de grens in België te sluiten en om er, zolang die nog niet zijn gesloten, in elk geval voor te zorgen dat er van alles aan veiligheidsmaatregelen is in een zone van 80 km rond deze kerncentrales. Dat is namelijk ook de ruimte die rond de centrales in Japan nodig bleek. Er werd ook gevraagd om te zorgen voor een centrale opslagplek en een distributiesysteem voor jodiumpillen in Limburg. Ik vraag de minister of hij bereid is om echt met Limburg in gesprek te gaan hierover.

Ik ben in Zuid-Limburg geweest. Ik zeg dat er maar even bij voor ik weer als reactie krijg dat ik van de Randstad ben en dat ik daar nooit ben geweest. Het leeft behoorlijk onder de bevolking, ook in de verschillende gemeenten. Is de minister bereid om een gesprek aan te gaan met zijn Belgische collegae over de sluiting van die centrales? Is hij bereid om wat te doen om ervoor te zorgen dat de veiligheid wordt verhoogd totdat die centrales gesloten zijn?

De minister is een aanhanger van het koningshuis. Ik wil hem een citaat van de kroonprins voorleggen. «[...] uranium is also a finite resource which eventually will become scarce. So nuclear can never be seen as the sustainable solution to our hunger for energy!». Dit heeft de kroonprins gezegd in oktober 2011, op de Aruba Green Energy Conference. Ik neem aan dat de minister deze analyse van onze kroonprins deelt.

Minister Verhagen: Ja, absoluut.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dat dacht ik meteen al. Het is een heel belangrijke vraag. Kernenergie en het ervan afkomen is een belangrijk punt voor de fractie van GroenLinks

De voorzitter: De heer Leegte gaat voor zijn laatste interruptie op mevrouw Van Tongeren los.

De heer Leegte (VVD): Ik kan het nu toch echt niet meer laten. Ik wil mevrouw Van Tongeren erop wijzen dat de specialiteit van onze kroonprins watermanagement is, dat daar zijn kwaliteiten liggen. Zelfs GroenLinks kan echter de feiten niet negeren. Er is natuurlijk meer dan voldoende uranium. Als je zou willen, zou je uranium kunnen winnen uit de Oosterschelde. Dat weet zelfs Diederik Samsom. Wij hebben het daar wel eens over gehad in de goede oude tijd, toen hij nog woordvoerder energie was. Dat uranium opraakt, is de reinste flauwekul. Ik zou GroenLinks een beetje redelijkheid toewensen. Kan mevrouw Van Tongeren onderschrijven dat het uranium niet opraakt?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik constateer dat de VVD-fractie het oneens is met een uitspraak van de kroonprins waar ik een reactie van de minister op vroeg. Het standpunt van GroenLinks, dat overigens wordt gedeeld door de Europese Unie, is dat kernenergie niet kan worden geschaard onder de duurzame energiebronnen. Als dat nu nog niet bekend is bij de heer Leegte, vrees ik dat ik het niet meer uitgelegd krijg.

De heer Leegte (VVD): Dit is niet alleen een hardnekkige ontkenning van feiten, zoals wij overigens kennen van GroenLinks, maar ook selectieve verontwaardiging. Wij horen mevrouw Van Tongeren steeds over Borssele en zelfs over centrales die buiten Nederland liggen. Wij horen haar echter nooit over Petten, dat tien miljoen patiënten per jaar helpt. Dat is allemaal prima. Die opslag kunnen wij prima hebben. Wat wil GroenLinks nu? Dit is toch raar? Dat kun je toch niet uitleggen aan de mensen die hier zitten? Zij creëert angst over België. Enfin.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Moet ik nu op «enfin» reageren? In verschillende gemeenteraden in Limburg zijn dergelijke moties met een meerderheid aangenomen, soms ook met instemming van de VVD-fractie. Het is niet iets wat Van Tongeren heeft verzonnen over Zuid-Limburg. Limburgers zelf realiseren zich dat zij binnen een straal van 80 km. wonen van een verouderde kerncentrale die met enige regelmaat problemen heeft. Het verrast mij dat de VVD-fractie de terechte zorgen van burgers zo van tafel veegt.

De voorzitter: Mevrouw Van Tongeren zet haar betoog voort.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik zoek even uit waar ik ook alweer was in mijn verhaal. Ik was gebleven bij saldering en de subsidie voor zonnepanelen. Een aantal van de voorstellen van de CDA-fractie klinkt mij als muziek in de oren, dus dat deel kan ik overslaan.

Ik kom nu op de experimenten. Wanneer wil de minister de experimenten die worden genoemd in het begrotingsakkoord 2013 gaan uitvoeren? Is hij bijvoorbeeld al in gesprek met wethouders en initiatiefnemers van dit soort burgerinitiatieven? Wanneer wordt helder welke projecten onder die experimenteermaatregel vallen? Een aantal van de mensen die op dit moment aan het experimenteren zijn, heeft bijvoorbeeld last van de NMa die zegt dat zonnetuintjes onterechte concurrentie vormen van energiemaatschappijen. Hier en daar is de Belastingdienst ook wat aan het dreigen. Dat is ongetwijfeld bekend bij de minister. Het zou enorm helpen als vlot bekend wordt met welke experimenten kan worden doorgegaan. Daar hoor ik graag een reactie op van de minister.

Een volgend punt betreft de kosten van een ruimere salderingsmogelijkheid. Het is volstrekt duidelijk dat Financiën ervoor moet zorgen dat er een goede basis blijft bestaan voor de belastingheffing. Als je daar iets in verandert, wil er nog wel eens enige ongerustheid ontstaan. Ik vraag de minister of het mogelijk is om een studie te doen met een aantal scenario’s: als zoveel mensen gaan opwekken, levert dat zoveel op en kost het zoveel. Er is een studie van Ecofys – mevrouw Van der Werf haalde die ook aan – maar die is uit 2011. Wellicht is die nog niet helemaal overtuigend genoeg voor het ministerie van Financiën. Ik vraag de minister om dat eens hard in kaart te brengen, zonder de gedachte dat het wel te veel zal gaan kosten. Dat kan helpen bij het besluit welke mate van zelfopwekking mogelijk is. Mocht het nodig zijn om hierover een motie in te dienen, hoop ik dat mevrouw Van der Werf mij hierin steunt.

De voorzitter: U bent al zesenhalve minuut aan het woord, mevrouw Van Tongeren. U hebt dus nog anderhalve minuut te gaan.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De conclusies wat betreft de gasrotonde zijn helder. Wat is de reactie van de minister daarop?

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar schaliegas? Liggen nu alle projecten stil of wordt er een verschil gemaakt tussen kolengas, schaliegas en fraccen als wij in een andere aardlaag zitten dan de schalie? Klopt er iets van het gerucht dat de heer Kroonenberg als onafhankelijk adviseur aan dit onderzoek is toegevoegd? Hij heeft zich namelijk in de media volstrekt duidelijk uitgelaten over hoeveel waarde hij hecht aan klimaatverandering en CO2-uitstoot. Wellicht is het echter slechts een gerucht. De fractie van GroenLinks gaat ervan uit dat de minister geen vergunningen zal afgeven zolang het onderzoek niet is afgerond, ook nu dat ietsje later zal zijn. Wij hoorden onlangs dat er voor Noord-Brabant en Midden-Nederland vergunningen zijn aangevraagd. Dat leidt tot onrust en tot vragen. Hoe zit het met dat moratorium?

Ik sluit mij aan bij vragen die al zijn gesteld over de E-plus, net als over de leveranciersverplichting. Het is jammer dat in het CO2-convenant dat is gesloten met de glastuinbouw het verlaagde tarief van de energiebelasting behouden blijft. Er zijn al wat stappen gezet in het begrotingsakkoord. Zou in dit kader niet toch een klein stapje kunnen worden gezet in het afbouwen van staatssteun voor fossiele energie?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Omwille van de tijd, zal ik tempo maken. Wij willen ook graag tempo maken met de energietransitie. Wij staan nu maar op net iets meer dan 4% duurzaam. Te weinig van onze stroom komt van windmolens en de zon. Wij verstoken nog altijd te veel kolen en te weinig duurzame biomassa. D66 wil een ander pad inslaan. Wij willen actief energiebesparing stimuleren, want de markt regelt het zelf niet en de oude convenanten leveren te weinig op. De schoonste energie is nog altijd de energie die je niet gebruikt. De goedkoopste kilowatt is nog altijd degene die je niet hoeft op te wekken. Daarom is D66 blij met het energiebesparingsfonds in het begrotingsakkoord. Wij steunen verdergaande Europese afspraken voor een gelijk speelveld op dit punt.

Wij pleiten er ook voor om harde klimaatafspraken te maken in Brussel voor na 2020 en over verbetering van de werking van het ETS. Anders ontstaat er immers nooit een echt goed investeringsklimaat. Wij laten dus onze oren niet hangen naar de klimaatsceptici. Wij willen verantwoordelijkheid nemen. Daarom wil D66 dat de minister in Brussel stevig inzet op een «set aside» van CO2-emissierechten zodat de prijs eindelijk uit het dal kan kruipen.

Zoals men gewend is van D66, wil zij over de grenzen heen kijken. De wind van de Noordzee, de zon uit Spanje, het water uit Scandinavië en de biomassa uit Baltische staten kunnen wij alleen benutten als wij samen met onze buurlanden een vuist maken in plaats in nationale hokjes denken. Daarom wil D66 dat wij een eventueel verplicht aandeel duurzaam ook internationaal invullen.

Ik zal een aantal puntjes van deze lange agenda staccato langslopen. Het eerste is het convenant met de glastuinbouw. Wanneer wordt duidelijk of er een fiat is vanuit Brussel voor verlenging van de lage energiebelastingtarieven? Wat als dat er niet komt?

Ik kom nu op de rijkscoördinatieregeling en MIRT-E. Ik ben nogal geschrokken van de afwaardering van onze kredietwaardigheid door het Planbureau voor de Leefomgeving waar het gaat over duurzame energie. Het PBL is bang dat de Structuurvisie Windenergie op Land niet meer wordt gerealiseerd. Wat D66 betreft, moeten wij niet stilstaan. Mij moeten wel kritisch kijken waar de besluitvorming beter kan, maar niet stilstaan. Daarom roep ik de minister echt op om gedurende de zomer door te werken om de Structuurvisie Windenergie op Land te realiseren, vanuit de insteek dat genoeg projecten mogelijk worden gemaakt om die 6000 MW in 2020 te halen. Die structuurvisie geeft duidelijkheid aan de burgers en aan de ondernemers. Dat is wat wij nodig hebben. Wat D66 betreft gaan wij dan na de verkiezingen met een nieuwe Kamer daar snel mee aan de slag. De verdeling over de provincies is wat ons betreft een minimum, geen maximum. Dat betekent niet dat als de ene provincie wat meer doet, de andere provincie wat minder kan doen. Desgewenst wil ik dat natuurlijk best nog even in een motie verhelderen. Ik wacht echter eerst de antwoorden van de minister af.

Laten wij dit najaar kiezen voor een notaoverleg, naar goed voorbeeld van het MIRT, voorafgegaan door een bestuurlijk overleg met de medeoverheden en een uitgebreide informatievoorziening aan de Kamer om de voortgang van de energieprojecten onder rijksregie te bespreken. Juist de afstemming met de regionale overheden zorgt voor de borging van het draagvlak. Daar heb ik al eerder voor gepleit. Ik dank de minister voor het mooie overzicht van alle projecten. Ik zou daar graag structureel tijd aan besteden. Ik hoor hier graag een reactie van de minister op en ook van de collega’s. Hoe staat het met de concrete investeringen door Typhoon? Het is mooi dat de minister klaar is voor vergunningverlening, maar de vraag is of het geld er is.

Het congestiemanagement is een ingewikkelde puzzel gebleken. De minister stuurt nu aan op socialisatie van de kosten, maar er zijn natuurlijk ook andere opties. Hoe verhoudt de voorgelegde keuze zich tot wat andere Europese landen doen op het gebied van de implementatie? Heeft de NMa hierover nog een opinie gegeven en, zo ja, wat zegt zij dan? De keuzemogelijkheden voor het op- en afregelen van centrales zijn immers beperkt en het gaat wel over miljoenen aan maatschappelijke kosten. Ik heb nog niet zo snel uitgerekend wat het per Nederlander kost, zoals bij de wietteelt, maar het is een flink bedrag. In welke mate is er afstemming van de regimes tussen bijvoorbeeld Nederland en Duitsland?

In het Scandinavische systeem worden ook investeringen in nieuwe kabels door de verschillende landen samen aangepakt. Een flessenhals in Zweden wegwerken kan immers voorkomen dat in Denemarken grote kosten moeten worden gemaakt. Zo moeten wij over dat netwerk nadenken. Er is een Netzentwicklungsplan voor Duitsland en een Visie 2030 van TenneT voor Nederland. Is de minister het met mij eens dat wij naar één langetermijnvisie moeten voor de investeringsplannen van netwerkbeheerders op de Noordwest-Europese markt na 2020? Is hij bereid om zich in dat pentalaterale overleg daarvoor in te spannen? Is op termijn een waardering voor de flexibiliteit die gascentrales bieden in het ene land, en wellicht ook in andere landen, noodzakelijk of is de hoge prijs in de piekuren al voldoende? Ik zou graag een inschatting horen van de minister.

Wij willen graag een ambitieus aandeel duurzame energie, maar dat willen wij wel efficiënt invullen. Lagere kosten verhogen namelijk het draagvlak. Er ligt nog geen wetsvoorstel om biomassabijstook bij wet te regelen, terwijl wij allemaal weten dat wij die nodig hebben. Ik pleit ervoor om dat wetsvoorstel voor te bereiden, zodat de Kamer er na de verkiezingen snel mee aan de slag kan.

De contouren van de leveranciersverplichting lijken mij aanleiding om eens heel erg goed te gaan nadenken over die leveranciersverplichting voordat wij weer snel naar een ander systeem gaan. Wij moeten in elk geval goed nadenken over de varianten die de minister kansrijk acht. Ik vond het interessant dat uit de brief van de minister duidelijk bleek dat er toch een duidelijk duurzaam energiedoel moet zijn na 2020. Hoe verhoudt zich dat tot zijn inzet in de Europese Raad voor een enkele CO2-doelstelling? Ik neem toch aan dat hij de ambitie uit het CDA-verkiezingsprogramma onderschrijft en dat hij die doelstelling voor duurzame energie belangrijk vindt.

De voorzitter: U hebt nog twee minuten, mevrouw Van Veldhoven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Invoering op korte termijn zal hoe dan ook niet mogelijk zijn. Wij moeten dus eerst grondig kijken naar een mogelijkheid voor internationale invoering vanaf 2020 om dat potentieel dat ik eerder noemde uit te nutten. Gezien de kostenplaatjes per land lijkt dat heel logisch.

Ik dank de minister voor de interessante verkenning van mogelijkheden voor grensoverschrijdende duurzame energie. Wij zien veel kansen voor een net op de Noordzee, zoals bekend. Wij zouden daarom graag een gezamenlijke werkconferentie willen van de betrokken regeringen na aanbieding van het eindrapport van de werkgroepen. Is de minister bereid om die te organiseren?

Ik kom nu op de gasrotonde. Het was echt een pijnlijke spiegel die de Algemene Rekenkamer ons heeft voorgehouden. Overoptimistisch zijn wij begonnen aan miljardeninvesteringen. De regering heeft niet goed gekeken naar de businesscase, maar wij moeten als Kamer ook toegeven dat wij niet tijdig genoeg hebben kunnen bijsturen. Daar moeten wij heel kritische lessen uit trekken, allemaal. Wij willen dat er een stevige en onafhankelijke onderzoekscommissie wordt ingesteld die de opdracht krijgt om de onderbouwing van die miljardeninvesteringen tegen het licht te houden. Die commissie moet daarbij het recht krijgen om alle relevante stukken te zien. Zij moet ook kijken of het financiële rijksbelang als aandeelhouder en de strategische beleidsafweging van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie wel goed geborgd waren in het verleden en hoe die goed kunnen worden geborgd in de toekomst. Wat ons betreft komt er ook snel een analyse die de voorgenomen gasrotonde in Nederland plaatst in de context van de internationale ontwikkelingen. Wat wij hier ontwikkelen heeft natuurlijk een relatie met wat België, Engeland en Duitsland doen, in elk geval waar het gaat om de businesscase. Is er sprake van dubbelingen of, positiever geformuleerd, waar zijn win-winkansen? Kan de minister toezeggen dat bij nieuwe investeringen een quickscan van de internationale context sowieso deel uitmaakt van de voorbereidingen?

Ik heb nog een heel concrete vraag over het rapport van de Algemene Rekenkamer, namelijk hoe het kan dat een tariefverandering leidt tot een afboeking van 85% van de investeringswaarde. Is van tevoren geen goed gesprek geweest over de inschatting van de risico’s? Met wie is er gesproken over risico’s, wat is daar toen over gezegd en welke scenario’s zijn er doorgerekend?

Ik kan nog meer vragen stellen, maar de voorzitter is bij iedereen kritisch en dus ook bij mij.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. De huidige wetten en regels zijn gebaseerd op een centrale opwekking van grijze en fossiele energie. Ze zijn dus ouderwets. De ChristenUnie heeft gisteren het verkiezingsprogramma gepresenteerd en gaat daarmee verder op de weg van meer groene energie, meer ruimte voor particuliere en collectieve initiatieven, geleidelijke afbouw van overheidssteun voor fossiele energie en betere beprijzing van vervuiling. Dat levert een groene en sterkere economie op.

De Raden voor de leefomgeving en infrastructuur hebben prima aanbevelingen gedaan op dit punt. De minister moet niet meer slechts om de tafel gaan zitten met grote energieproducenten; meer en meer zijn het mkb en de burger aan zet in de energietransitie. De RLI refereert echter aan rigide regelgeving waarmee innovatie wordt belemmerd. Ik noem een paar voorbeelden. De vergunningtrajecten zijn lang. De NMa accepteert geen lokale energieaanbieders maar alleen landelijke energieaanbieders, dus een ondernemer in het mkb die in zijn woonplaats zonnestroom aanbiedt, moet dit van Pieterburen tot aan Maastricht ook doen. Welke reden ligt hieraan ten grondslag?

Met het Lenteakkoord of begrotingsakkoord, hoe men het ook noemen wil, wordt in financiële zin een goede richting ingeslagen. Er worden goede stappen gezet in de vorming van revolverende fondsen, pilots met zelflevering, meer ruimte voor saldering en fiscale vergroening. Over de subsidieregeling voor zonnepanelen is gelukkig duidelijkheid gekomen. Wil de minister zo snel mogelijk na 2 juli duidelijkheid verschaffen over verstrekte subsidies, zodat de markt voor zonnepanelen snel weer op gang komt?

Ik ben blij dat de minister rekening heeft gehouden met de zondag en niet zal starten op 1 juli maar op 2 juli. Wil hij ook rekening houden met lokale kerken die graag wat willen doen met deze subsidieregeling? Zouden lokale kerken ook tot de kleinverbruikers gerekend kunnen worden?

De Kamer heeft vandaag een brief ontvangen over de motie-Van der Werf/Wiegman-van Meppelen Scheppink (33 000-XIII, nr. 69). De visie die na het zomerreces naar de Kamer wordt gestuurd, zal met marktpartijen worden besproken. Wil de minister toezeggen dat ook maatschappelijke partijen worden geconsulteerd? Ik denk bijvoorbeeld aan organisaties als de Duurzame Energie Koepel, de VNG, het Klimaatverbond en e-Decentraal.

Ik ben blij met de CDA-notitie, die we vandaag ontvingen. Ik zou haast denken dat het CDA geïnspireerd is door de notitie die ik vorig jaar in november aan de minister heb overhandigd, namelijk het Actieplan Lokale Energie. Wie de motie ook opstelt, misschien is het goed om de verschillende aanbevelingen naast elkaar te leggen, want volgens mij zijn er heel grote gemeenschappelijke delers te vinden.

De bouw van nieuwe kolencentrales zorgt ervoor dat straks elektriciteit wordt geëxporteerd en dat de drukte op het net toeneemt. Op dit moment betaalt de Nederlandse burger de rekening voor netverzwaringen, terwijl de aandeelhouders van energiebedrijven profiteren van de export van stroom. De ChristenUnie diende eerder een motie in over verhoging van het Landelijk Uniform Producententarief (29 023, nr. 101). Voor de zomer wordt de uitkomst van dit onderzoek bekendgemaakt, zo meldt de minister in antwoord op mijn Kamervragen. In de antwoorden geeft hij echter aan dat de NMa niet alleen voor decentrale producenten een transporttarief overweegt maar ook voor centrale producenten. Welke overweging ligt ten grondslag aan het heffen van een transporttarief voor decentrale producenten? Welke nadelen levert dat op voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie?

Nederlandse burgers betalen bovendien mee aan de kosten van congestiemanagement. Deze worden immers gesocialiseerd. Bovendien is onderscheid tussen grijs en groen niet mogelijk vanwege Europese regelgeving. Dat betekent dat Nederlandse burgers en producenten van groene stroom meebetalen aan overbelasting van het net, die voornamelijk wordt veroorzaakt door kolencentrales op de Maasvlakte. De ChristenUnie vindt dit een onwenselijke situatie. Graag wil ik hierop een reactie.

De SDE-pot is ruim overvraagd. Onrealistische en onrendabele projecten leggen een grote claim op het budget en worden niet op haalbaarheid getoetst. Dat zou betekenen dat de aanvragen hiervoor de komende jaren beslag leggen op de SDE, maar dat we er achteraf wellicht achter komen dat projecten niet voldoen. Kijkt Agentschap NL naar economische haalbaarheid? Gaat de minister dan echte doelstellingen halen of rekent hij zich door deze praktijk ten onrechte rijk?

Eerder heb ik vragen gesteld over zonthermische technieken en de grens van 100 m2 in de SDE. Ik heb gehoord dat deze afmeting hierbij nauwelijks voorkomt. Waarom kiest de minister niet voor een lagere grens? Dat is ook veel interessanter voor initiatiefnemers zoals campings, zwembaden, et cetera.

Ik kom op de windenergie en de rijkscoördinatieregeling. Tijdens een interruptie is dit onderwerp al even aan de orde gekomen. Het is belangrijk dat de realisatie van windenergie in overleg met omwonenden, lokale overheden en bedrijven in de buurt wordt afgestemd. De ChristenUnie wil echter geen stilstand; zij wil dat ruimtelijke planvorming doorgaat. De Kamer heeft de rijkscoördinatieregeling in 2009 gesteund, omdat zij zag dat een en ander lokaal vaak niet van de grond kwam. Daarom moeten lopende projecten nu juist kunnen doorgaan. Voor De Drentse Monden en Oostermoer wordt een MER opgesteld en is het overleg tussen provincie en gemeenten gaande. De Drentse veenkoloniën zijn aangewezen als zoekgebied voor windenergie en zijn door het Rijk opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Het is wel belangrijk dat de Structuurvisie Wind op Land snel zal verschijnen.

Het valt mij op dat omwonenden zich vaak slecht betrokken voelen bij dit soort projecten in het kader van de rijkscoördinatieregeling. Misschien is het een idee als de rijksoverheid helpt en participeert in initiatieven zoals een bezoekerscentrum of een informatiecentrum, zodat de informatie dichterbij komt en mensen zich beter betrokken voelen. Voor initiatiefnemers en het bedrijfsleven zou het echter ontzettend jammer zijn als zomaar, vanuit het niets, een moratorium van kracht wordt. Dat zou de ChristenUnie niet steunen.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Begrijp ik het goed dat de ChristenUnie betoogt dat het Rijk een bezoekerscentrum moet opzetten als een stel boeren bij elkaar gaat zitten en op goede gronden een aanvraag indient, opdat de buurt begrijpt wat er gaande is? Dat lijkt mij toch niet helemaal een overheidstaak.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Nee, maar dan heeft mevrouw Dikkers mij niet goed begrepen. Als er sprake is van een rijkscoördinatieregeling, waarbij het Rijk heel duidelijk een rol speelt en voortdurend in beeld is en zou moeten zijn, ook bij het overleg, zou het heel goed zijn als het Rijk mede participeert in zoiets als een informatievoorziening. Dat helpt enorm bij het vinden van draagvlak, het geven van uitleg enzovoorts.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Dan heb ik het punt van mevrouw Wiegman wel begrepen. Zij vindt namelijk dat het Rijk een informatiepunt moet opzetten als boeren bij elkaar komen om wind op land te realiseren met een groot project van meer dan 100 megawatt. De Partij van de Arbeid maakt zich er echter zorgen over dat het draagvlak in de regio enorm aan het afkalven is. Ziet de ChristenUnie dat probleem niet?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik heb het juist gezegd omdat ik dat probleem zie. Voordat we hier een enorme chaos helpen veroorzaken, zeg ik mevrouw Dikkers het volgende. In 2009 hebben we gezegd dat het zo lastig is, dat het lokaal slecht van de grond komt en dat we het meer centraal moeten organiseren. De toenmalige minister, mevrouw Cramer, heeft daarin een heel belangrijke rol gespeeld. We hebben met elkaar gezegd: minister Cramer, ga aan de slag met landelijke windteams enzovoorts. Ik zie dat er dingen gebeuren. Er is overleg tussen provincies en initiatiefnemers. Bij de rijkscoördinatieregeling, waarbij het Rijk nadrukkelijk in beeld is, is het echter ontzettend belangrijk dat het Rijk mede kan helpen om het draagvlak verder te vergroten en de informatievoorziening te verbeteren, juist omdat het zo’n belangrijke rol speelt bij de rijkscoördinatieregeling en bij allerlei structuurvisies en ruimtelijke visies. Het is dus even wat anders dan: er zijn een paar initiatiefnemers en het Rijk regelt de informatievoorziening. Nee, het gaat om de rol die het Rijk mede kan spelen.

De voorzitter: De minister heeft er al zin in. Hij zal de vragen in hoog tempo en met behulp van een schare ambtenaren beantwoorden.

Ik heb van de minister begrepen dat er tien blokjes zijn:

  • 1. Algemeen.

  • 2. SDE-plus.

  • 3. Leveringsverplichting.

  • 4. Windparken.

  • 5. Decentrale opwekking.

  • 6. Netbeheerders.

  • 7. Gassamenstelling.

  • 8. Schaliegas.

  • 9. Gasrotonde.

  • 10. Uitkoop en overig.

Mijn voorstel is om na elk blokje een interruptie toe te staan, dus niet tijdens het verhaal. Ik stel voor dat er maximaal drie interrupties in tweeën per lid gepleegd worden. Ik sta geen lange inleidingen toe, want we willen op tijd klaar zijn.

Het woord is aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Minister Verhagen: Voorzitter. Zoals u weet, werk ik binnen het kader van het regeerakkoord en de afspraken die naderhand zijn gemaakt in het Lenteakkoord. Daarvoor ben ik ingehuurd. Ik begrijp dat de verkiezingsprogramma’s in het licht komen, maar ik probeer zelf enige consistentie en consequentie in mijn beleid te betrachten.

Van begin af aan zijn we bezig geweest met een energiebeleid, waarmee we op een betaalbare manier, betaalbaar voor burgers en bedrijven, de energievoorziening betrouwbaar willen houden en willen verduurzamen, nu en in de toekomst. Tegelijkertijd realiseert het kabinet zich zeer duidelijk dat de energiesector een economische sector is, waarin veel vernieuwing, innovatie en banen, dus inkomsten, tot stand komen. Daarom wees onder andere de vertegenwoordiger van de Partij van de Arbeid zeer duidelijk op een gelijk internationaal speelveld en investeringszekerheid. Die zijn daarbij namelijk van groot belang.

Dit kabinet wil economie, energie en vergroening met elkaar verbinden, omdat dit uiteindelijk in het belang is van ons allen. Dat doen we door alle opties open te houden. Sommige partijen vinden dat niet leuk, maar er zijn, wat ons betreft, dus geen blokkades tegen kernenergie, CCS of wind op land, zoals sommige fracties wel zouden willen. Zeker in de periode dat wij nog niet totaal overgaan op duurzame energie, omdat dit fysiek feitelijk onmogelijk is, moeten wij niet met blokkades werken. Daarmee zouden we namelijk de betaalbaarheid in de weg staan. Het zou ook fnuikend zijn voor de investeringszekerheid van bedrijven. Daarmee zou deze strategie ook banen kosten en dat kunnen wij ons in deze tijd niet permitteren. Het vereist echter wel heel hard werken aan de randvoorwaarden, zoals een goed werkend emissiehandelssysteem. We stimuleren het vergroenen van de energievoorziening en ondervangen de financiële nadelen ervan.

We hebben ervoor gekozen om de doelstellingen op Europees niveau voor burgers en bedrijven zo betaalbaar mogelijk in te vullen. SDE-plus, de regeling die bij de totstandkoming van dit kabinet is ontwikkeld, is daarvoor in de praktijk een uitstekend instrument gebleken. Er is tot op heden geen enkel ander instrument beschikbaar dat meer duurzame energie oplevert voor elke euro die de overheid daarvoor ter beschikking stelt. Een andere manier waarop het kabinet dit soort zaken bereikt, is het sluiten van green deals. We hebben er weer 53 gesloten. In totaal zijn er nu dus 131. SDE-plus zorgt voor een recordaantal nieuwe projecten.

De richtlijn energiebesparing hebben we in goed overleg met de Kamer geïmplementeerd. We hebben hem zodanig aangepast, ook op verzoek van de Kamer, dat economische groei en energiebesparing hand in hand gaan in plaats van dat de Brusselse regels die oorspronkelijk voorzien waren, de groei zouden belemmeren. Via het begrotingsakkoord of het Lenteakkoord, of hoe men het tegenwoordig ook noemt, zijn allerlei extra maatregelen genomen die gericht zijn op groene groei: het stimuleren van duurzaam ondernemen, decentrale opwekking en de subsidieregeling voor zonnepanelen. Het kabinet heeft zijn voorbereidende werk gedaan voor een eventuele invoering van een leveranciersverplichting of import van duurzame energie. In het kader van het topsectorenbeleid wordt in het Topgebied Energie gewerkt aan nieuwe, innovatieve technieken, waardoor de kostprijs van nieuwe vormen van duurzame energie verder wordt verlaagd. Daarmee geven we in totaal een forse stimulans aan duurzame energie en zorgen we tegelijkertijd voor een sterke energiesector en betaalbaarheid van de energierekening voor bedrijven en consumenten.

We hebben de SDE-regeling 13 maart 2012 geopend voor de tweede ronde, met een budget van 1,7 mld. Opnieuw is gebleken dat er heel veel animo is bij marktpartijen om kosteneffectief duurzame energie te produceren. Inmiddels is er voor een bedrag van ongeveer 4 mld. aan projectaanvragen ingediend. In totaal gaat het om bijna 700 projecten. Bij volledige toekenning van het beschikbare budget, dus 1,7 mld., verwacht ik dat met de projecten duurzame energie zal worden opgewerkt voor zo’n 250 000 huishoudens. Daarmee draagt de openstelling van de SDE in 2012 toch voor 0,7%, bijna driekwart procentpunt, bij aan de 14%. Door te werken aan verdere verbeteringen kan de bijdrage jaarlijks blijven toenemen. Ik heb dit jaar een extra fase toegevoegd voor nog effectievere opties. Ik heb dit jaar ook de categorie hernieuwbare warmte toegevoegd. Het overgrote deel van de nieuw ingediende projecten betreft overigens duurzame warmte. Dit heeft dus enorme potentie om bij te dragen aan het Europese doel. SDE-plus bewijst zich in de praktijk als een instrument dat op zeer efficiënte wijze bijdraagt aan het verhogen van het aandeel van duurzame energie.

Mevrouw Van Tongeren vroeg hoe ik terugkeek op de afgelopen twee jaar. Met de SDE-plus heeft dit kabinet enorme stappen gezet in de subsidiëring van duurzame energie en in beleid gericht op hernieuwbare energie in plaats van alleen op elektriciteit. Met name de introductie van groen gas en duurzame warmte is een groot succes gebleken. Verder heb ik de concurrentie tussen verschillende technologieën gestimuleerd, waardoor de belastingbetaler per euro meer duurzame energie krijgt dan twee jaar geleden. Als we nog steeds de oude SDE-regeling, die tot het aantreden van dit kabinet gold, hadden in plaats van de SDE-plus, hadden we voor dezelfde hoeveelheid duurzame energie 4 mld. meer aan subsidie moeten uitkeren om hetzelfde resultaat te behalen. Ik kan me voorstellen dat GroenLinks, die in de discussie bij het Lenteakkoord eveneens bekeken heeft hoe we een extra bijdrage kunnen leveren aan duurzame groei, een duurzame economie en duurzame energie, die 4 mld. ook graag op deze wijze had besteed in plaats van anderszins.

Een aantal partijen vroeg hoe gecontroleerd wordt of de projecten daadwerkelijk worden uitgevoerd.

Ik ben nog steeds bezig met het blokje SDE-plus. Ik zal u waarschuwen als dit blokje is afgerond. Maakt u zich dus niet ongerust.

Er zijn allemaal aanvragen ingediend. Hoe controleren we of een en ander ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd en hoe voorkomen we dat we uiteindelijk met lege handen staan omdat er allemaal fakeprojecten zijn ingediend? Dat is een terechte vraag. In het algemeen ben ik erkentelijk voor de waarderende woorden die de Kamer gesproken heeft over de SDE-plus. Vanuit Agentschap NL, dus onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, worden de projecten getoetst die zijn ingediend sinds 13 maart 2012. Het doel hiervan is het zo groot mogelijk maken van de slagingskans van projecten die straks een SDE-beschikking krijgen, dus waarbij we de toezegging doen dat men hiervoor subsidie zal krijgen. We doen dit op basis van artikel 59 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie. Er wordt zowel toegezien op de economische haalbaarheid als de tijdige realisatie van een project. Onder andere de heer Jansen stelde vragen hierover. Hij kan dus gerustgesteld zijn.

Meer specifiek worden projecten die ingediend zijn op basis van de SDE-plus getoetst op de volgende punten. De vergunning moet op orde zijn. Dat is een eerste vereiste, wil het project kans van slagen hebben. Er moet een doorwrocht financieel plan zijn. Het project moet binnen de termijn gerealiseerd kunnen worden. Bij groen gas wordt daarnaast nog een haalbaarheidsstudie voor de aansluiting op het gasnet gevraagd. De aanvragers moeten toestemming hebben van de eigenaar van de locatie. Voor projecten met een budgetbeslag van meer dan 400 mln. wordt een uitvoeringsovereenkomst of een bankgarantie geëist, zodat men niet in financiële problemen komt. Aanvragers kunnen daarnaast niet in een latere fase hetzelfde project weer indienen voor een hoger bedrag, dus ingediend is ingediend. Aanvragen die niet voldoen aan de criteria uitvoerbaarheid en economische haalbaarheid, wijzen we bij voorbaat af. Verder monitoren we de voortgang. Initiatiefnemers moeten dus binnen één jaar aantonen dat de opdracht voor de installatie is verstrekt. Het recht op subsidie op basis van SDE-plus vervalt als het project niet binnen de vereiste termijn is gerealiseerd. Voor de meeste projecten is die termijn vier jaar. Als men die projecten binnen die termijn niet gerealiseerd heeft, vervalt de subsidie en moet men vijf jaar wachten voordat opnieuw een aanvraag mag worden ingediend. Daarmee schermen we freeriders af. Met die maatregelen en met name met die toets wordt voorkomen dat er een onnodig budgetbeslag is, wat zou leiden tot het niet uitgeven van het geld dat beschikbaar is voor de stimulering van duurzame energie. Tegelijkertijd bieden we ondernemers een eerlijke kans om die projecten daadwerkelijk te realiseren.

De heer Jansen vroeg hoeveel procent van de projecten die in 2011 zijn ingediend, al is gerealiseerd. Van de projecten die in 2011 een beschikking hebben gekregen, zijn al verschillende projecten gerealiseerd. Het betreft met name zonne-installaties, die snel te realiseren zijn. Projecten hebben echter niet voor niets een looptijd van vier jaar. De termijn waarbinnen het project gerealiseerd moet worden, moet dus vier jaar zijn. Die termijn heeft men gewoon nodig, zeker wanneer het complexe projecten betreft als wind op land. De echte realisatiecijfers voor de regeling in 2011 kun je dus eigenlijk pas goed duiden in 2014.

Ik zal nog twee vragen over de SDE-plus beantwoorden. Dan rond ik dit blokje af.

De heer Leegte vroeg naar de korte termijn versus de langere termijn in het kader van de stimulering van duurzame energie. De langetermijnaanpak staat absoluut in het teken van de bevordering van innovatie, zodat hernieuwbare energie op termijn werkelijk kan concurreren met grijze energie. Door innovatie wordt hernieuwbare energie namelijk goedkoper. De Europese doelstelling voor hernieuwbare energie voor Nederland is 14% in 2020. Dit betreft dus de korte termijn. Die doelstelling realiseren we met name via de SDE-plus, waarmee de meest efficiënte opties voor hernieuwbare energie worden ingezet. Uit de aanvragen blijkt overigens dat er veel animo is bij marktpartijen om zo kosteneffectief mogelijk duurzame energie te produceren. Als er een optie is ontwikkeld die op dat moment concurrerend is met grijze stroom, dan wordt die dus ook niet meer gestimuleerd of gesubsidieerd vanuit de SDE-plus. Men kan dan zonder subsidie. Ik noem bijvoorbeeld duurzame energieproductie uit afvalverbrandingsinstallaties. Die optie zat er in 2011 in en in 2012 niet meer, omdat dit soort energieproductie nu in principe voldoende kostenefficiënt is.

De heer Jansen vroeg hoe het staat met de gelijkschakeling van het Nederlandse en Duitse feed-in-tarief voor wind op land. Ik ga ervan uit dat hij doelt op winddifferentiatie. Voor wind op land is in 2012 een extra categorie in de SDE-plus geïntroduceerd met meer vollasturen tegen een lager basisbedrag, dus 2 650 vollasturen en een basisbedrag van 8,5 eurocent per kilowattuur. Hiermee krijgen projecten die minder subsidie nodig hebben, de kans om eerder in aanmerking te komen voor subsidie. Dat is succesvol gebleken, want inmiddels zijn er 30 wind-op-landprojecten waarvoor SDE-plussubsidie aangevraagd is. Of die projecten subsidie krijgen, is afhankelijk van de vraag of deze en andere projecten aan de totale subsidievoorwaarden voldoen. Het is natuurlijk ook afhankelijk van de subsidieomvang. De opzet is dat de goedkoopste projecten het eerste subsidie krijgen. De doelstelling is om met gelijkblijvende kosten meer duurzame energie te realiseren. Voor 2013 bekijk ik of het nodig is om de onderverdeling van windcategorieën met verschillende vollasturen verder aan te scherpen.

Hiermee ben ik gekomen aan het einde van het blokje SDE-plus.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik weet niet of mijn blokjes overeenkomen met die van de minister, maar in het kader van SDE-plus had ik gevraagd naar de grens van 100 m2 in de SDE-regeling bij zonthermische technieken. Ik heb namelijk begrepen dat dit een vrij lastige en weinig haalbare grens is.

Minister Verhagen: U had toch ook een vraag gesteld over zonneboilers?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik wil alles weten over zonneboilers, maar ik heb in ieder geval een vraag gesteld over de zonthermische technieken en de grens van 100 m2.

Minister Verhagen: Ik kom daar dadelijk op terug.

Net als Zijne Koninklijke Hoogheid prins Willem-Alexander ben ik historicus. Historici hebben weinig voorspellende waarde.

De voorzitter: History is about starting a good argument.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik erken dat het nu informeren naar hoeveel van de in 2011 ingediende projecten al gerealiseerd is, een beetje een open deur intrappen is, want dat is natuurlijk maar een heel klein percentage. Ik ben het op dat punt dus eens met de minister. De SDE is echter al gestart in 2008. Dit probleem hebben we dus al vanaf 2008. In 2009 is namelijk pas een klein stukje van de in 2008 ingediende projecten gerealiseerd. In 2010 is meer gedaan en in 2011 nog meer. De minister kan wel historisch bekijken of die ontwikkeling de goede kant op gaat. De kern van wat ik wil weten, is of het percentage groeit van gerealiseerde succesvolle projecten die aan de start stonden. Loopt dat percentage nog steeds verder op? Hoeveel projecten zijn geannuleerd? Het bedrag dat daardoor vrijkomt, zouden we bijvoorbeeld kunnen inzetten voor de proeftuin in het kader van wind op zee.

Minister Verhagen: De heer Jansen stelt nu een andere vraag, maar zijn vorige vraag was: hoeveel projecten zijn in het kader van SDE-plus gerealiseerd? De SDE-plus is pas bij het aantreden van dit kabinet gestart. De vraag van de heer Jansen betrof niet de oude SDE-regeling. Als hij wil weten hoeveel van die projecten gerealiseerd zijn, zal ik het antwoord zo dadelijk geven. Daarmee zijn we inmiddels een paar jaar verder, dus dat kunnen we ongetwijfeld uitzoeken. Door de SDE-plus is er, in vergelijking met de SDE, in ieder geval een stijging in het aantal kilowatturen aan duurzame energie.

De heer Paulus Jansen (SP): Dat hopen we inderdaad, maar de vraag ging met name over het percentage uitval. De SP-fractie beschouwt de SDE-plus als een soort voortzetting van de SDE. Deze regeling heeft een andere financieringsstructuur, maar voor de rest zijn heel veel mechanismes hetzelfde. Het probleem dat je in de loop van de jaren kunt zien hoeveel er uiteindelijk gerealiseerd wordt, is voor de SDE hetzelfde als voor de SDE-plus. Kan de minister een beeld geven van de ontwikkeling, naar ik hoop, in positieve zin? Hoeveel is er in het afgelopen jaar vrijgevallen vanwege projecten die uiteindelijk niet zijn doorgegaan?

Minister Verhagen: Daarop kan ik de heer Jansen schriftelijk antwoorden, maar ik kan het ook nu zeggen. De realisatiegraad van de SDE-projecten die gehonoreerd zijn, is 65% van de aangevraagde projecten. Op 1 mei 2012 waren er ruwweg 14 000 projecten in beheer die vielen onder de oude SDE-regeling. Daarvan is dus ruwweg 65% in gebruik genomen. De overige 35% heeft nog tijd om tot een realisatie te komen. De periode die de subsidiebeschikking daarvoor nog heeft op basis van de oude subsidiebeschikking, varieert van een maand tot enkele jaren. Dit voorjaar zijn er bijvoorbeeld nog 350 zonnepanelen geïnstalleerd op de Stopera in Amsterdam. Dat was een beschikking uit 2009. In 2012 is dat dus pas echt gerealiseerd.

De realisatiegraad verschilt per categorie. Van de categorie wind op land is 34% gerealiseerd. Dat hangt ook samen met vergunningen et cetera. In de categorie Zon-PV is 66% gerealiseerd, bij biomassa 30%, bij waterkracht 66% en bij afvalverbranding 78%. Het varieert dus.

De heer Leegte (VVD): En het is nog maar halverwege het jaar.

Minister Verhagen: Absoluut! De heer Leegte is weer scherp vandaag. Ik kan de Kamer hiervan een nadere uitwerking geven. Ik heb de getallen nu genoemd, maar als de heer Jansen nog meer informatie wil, hoor ik dat wel.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik vroeg ook naar de vrijgevallen middelen.

Minister Verhagen: Ja, daarover ben ik heel eerlijk. Alles wat niet uitgegeven wordt op de begroting in een bepaald jaar, vervalt in principe aan de schatkist. Wij hebben een heel kleine eindejaarsmarge waarmee wij iets kunnen doen. Voor het overige maak je bij de start van een nieuw kabinet een nieuw financieel kader waarmee je wat gaat schuiven. Bij het Lenteakkoord zijn er natuurlijk wat andere kaders gekomen. Daarbij is wat geschoven met de uitgaven en de lasten, maar anders zit je vast aan de kaders. Onderuitputting gaat dan terug naar de schatkist. Je kunt een deel gebruiken voor financiering, maar die dingen werken nu eenmaal zo. Ook het CPB heeft bij de aanvang van een kabinetsperiode op basis van een bepaald basispad geschetst hoeveel de tekorten et cetera waren. Je zit dus met de kasuitgaven. In het regeerakkoord is bepaald dat duurzame energie structureel maximaal 1,4 mld. mag bedragen. Ik houd rekening met een bepaalde onderuitputting door een hoger bedrag af te schrijven. Er kan dus op een hoger bedrag worden ingetekend.

Bij de MEP-subsidie was er een regeling met een open eind, tot grote ergernis van sommigen en tot plezier van anderen. Je moet dus enerzijds in de gaten houden dat deze 1,4 mld. niet wordt overschreden. Anderzijds moet je de grens wat hoger zetten, omdat er structureel middelen onbenut blijven. Als blijkt dat middelen structureel voor een veel hoger bedrag onbenut blijven, kun je bij de openstelling rekening houden met een hoger verplichtingenbudget. Ik heb nu vastgelegd in dit regeerakkoord – binnenkort komt er ongetwijfeld echter een nieuw regeerakkoord – dat de middelen die beschikbaar waren voor duurzame energie beschikbaar blijven, zodat Financiën die niet zou gebruiken voor andere ongetwijfeld heel goede dingen. Daarvoor heb ik vrij hard gevochten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik neem aan dat de brief die door de minister is ondertekend, aan hem is voorgelegd. In de laatste zin van die brief staat dat de middelen beschikbaar blijven. Dat is tegenovergesteld aan het begin van het antwoord van de minister.

Minister Verhagen: Ik had het over het begin van het regeerakkoord. Bij de opstelling daarvan begin je ook aan het financiële kader.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De minister tipte even twee tegenstrijdige concepten aan. Het ene was dat wat vrijvalt naar de algemene middelen gaat. Het andere was dat dit geld beschikbaar blijft. Ik heb begrepen dat de minister voor aanscherping heeft gezorgd zodat er zo veel mogelijk beschikbaar blijft. In hoeverre lukt dat? Wij krijgen signalen dat nu ongeveer 25% van het budget door mogelijke freeriders vrijvalt. Kan de minister daarover iets zeggen? Hoe probeert hij het geld zinnig weg te zetten, waarvoor het bedoeld is? Dat is immers de bedoeling.

Minister Verhagen: Ik heb mevrouw Van Tongeren onder andere een tiental maatregelen genoemd waarop getoetst wordt om dat freeridersgedrag te voorkomen. Dat is de ene kant. Mevrouw Van Tongeren vroeg immers wat ik doe om freeriders tegen te gaan. De maatregelen daartegen heb ik vermeld. De andere kant is dat ik voor deze kabinetsperiode heb zeker gesteld dat het voor duurzame energie beschikbare geld beschikbaar blijft. Ik kan het geld dat overblijft, het komende jaar dus gebruiken, althans dat had ik kunnen doen, als ik er volgend jaar zou zitten. Stel dat er geld niet gebruikt wordt in 2012, dan zou dat geld volgens de huidige systematiek in 2013 beschikbaar zijn voor hernieuwbare energie. Ik geef mevrouw Van Tongeren slechts de tip dat het goed is om het zo vast te leggen voor een komende periode, als zij werkelijk de doelstellingen voor duurzame energie wil realiseren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik wil nog een verdere precisering. Als er sprake is van onderuitputting bij SDE-budgetten of SDE-plusbudgetten, wordt dat dan op een of andere manier doorgeschoven naar een volgend jaar? Ik zie dat er wordt geknikt door de ambtenaren. Blijft dat geld dan ter beschikking voor duurzame energie?

Minister Verhagen: Gesteld dat het blijft zoals het is in het huidige regeerakkoord. Ik zei al dat er voor 4 mld. is aangevraagd. Je toetst dan of alles klopt. Stel dat van de ingediende aanvragen slechts voor 1,3 mld. wordt toegekend, dan is er geld over. Dan stel ik het volgende jaar een hoger verplichtingenplafond vast. Met andere woorden, dan stel ik een groter bedrag beschikbaar. Daarom kon ik dit keer 1,7 mld. beschikbaar stellen, terwijl het budget eigenlijk 1,4 mld. is. Ik weet alleen dus niet wat een volgend kabinet doet.

Mevrouw Van der Werf (CDA): Ik dank de minister voor de beantwoording over de differentiatie bij windenergie. Het is belangrijk dat wij dit zo goedkoop mogelijk kunnen produceren met een juiste uurprijs. Dat zal administratief niet altijd makkelijk zijn, maar ik vind het prettig dat daarop toch wordt ingezet.

Ik had nog een vraag gesteld over de biovergisters en dan met name over de MEP-vergisters. Ook ten aanzien daarvan is de minister heel welwillend geweest. Hij heeft hiervoor een regeling laten maken. Mij bereiken nu echter signalen dat met name Agentschap NL hierover bij de warmtebenutting anders denkt dan de sector. Mijn simpele vraag is of daarnaar nog eens kan worden gekeken.

Minister Verhagen: Daar kom ik dadelijk op terug. Er is namelijk ook een vraag gesteld over de warmtevergisters. Beide vragen zal ik samen beantwoorden.

Voorzitter. Over de leveranciersverplichting hebben wij eerder gesproken. Toen heb ik gezegd dat ik in overleg met de energiesector zou bekijken hoe wij een toekomstige leveranciersverplichting vorm zouden kunnen geven. De contouren daarvan heb ik dus verder uitgewerkt. Ik neem geen besluit over de mogelijke invoering van de leveranciersverplichting. Ook dat is aan een nieuw kabinet. Er zijn hiervoor twee varianten uitgewerkt met een aantal gezamenlijke kenmerken. Het verschil zit hem met name in de manier waarop je met de windfallprofits omgaat. Zij vormen immers eventueel het grootste gevaar of probleem bij een leveranciersverplichting. Het gemeenschappelijke element dat in beide varianten mogelijk is bij de invoering van de leveranciersverplichting, is dat deze alleen zinvol is als er ook een doelstelling is voor hernieuwbare energie na 2020. Mevrouw van Veldhoven vroeg hoe zich dit verhoudt tot de CO2-doelstelling die ik als enige doelstelling hanteer. Daarop heb ik geantwoord dat de inzet van het kabinet is om een CO2-doelstelling na 2020 te krijgen. Die mag wat ons betreft vrij hoog zijn om zo bij te dragen aan onze klimaatdoelstellingen. Dat staat los van de discussie die we voeren over een eventuele invoering. Op basis van de analyse wat de bijdrage is van een leveranciersverplichting voor hernieuwbare energie zeg ik dat die alleen zinvol is als je daaraan een doelstelling koppelt. Anders heb je die en is niet duidelijk wat je ermee moet. Dan hebben wij meer hernieuwbare energie, maar de noodzaak daarvan is dan veel minder.

Een omvangrijke systeemwijziging leidt daarnaast in de regel tot vertraging van investeringen. Die vergroot overigens ook het risico dat wij de doelstelling van 14% duurzame energie niet halen in die korte termijn. Als je het doet, geldt ook hierbij dat je ver na 2020 moet kijken. Voordat wij de leveranciersverplichting echt geïntroduceerd hebben, zit je daar al dicht tegenaan.

Daarnaast is het duidelijk dat de baten, het voordeel, van zo’n leveranciersverplichting sterk toenemen als het mogelijk is om de leveranciersverplichting uit te breiden naar andere landen. Dan heb je namelijk een grotere liquide markt waarop verschillende technieken met elkaar kunnen concurreren. Hoe meer concurrentie op dit vlak, hoe interessanter het wordt. Een hogere verplichting is dus geen garantie voor het behalen van een doel. Er is een behoedzaam groeipad vereist. Als het aanbod van duurzame energie bijvoorbeeld achterblijft bij het niveau van de verplichting, moeten leveranciers die verplichting kunnen afkopen. Anders zou de prijs ongekend oplopen, want dan zit iemand aan de zijkant te wachten totdat jij je doelstelling niet haalt en vraagt hij een zeer hoge prijs. Omdat je moet voldoen aan die verplichting, kunnen zij de meest idiote prijzen vragen. Dat zou ten koste gaan van de Nederlandse belastingbetaler. Daarom is er een afkoopmechanisme nodig voor gevallen van overmacht enzovoorts.

Ik heb dus twee varianten uitgewerkt. De eerste is een systeem gericht op het stimuleren van investeringen in de goedkoopste duurzame-energietechnologieën. Daarbij wordt het systeem dus gericht op het stimuleren van de goedkoopste opties. Dan is er geen extra instrumentarium nodig om windfallprofits tegen te gaan, omdat je je juist richt op de goedkoopste opties. Wel is er een aanvullend instrument nodig om de doelstelling van 14% te halen. Omdat je alleen inzet op de goedkoopste opties, moet je er op een andere manier voor zorgen dat je die 14% zeker haalt. Dit zou je kunnen doen door de SDE-plus gelijktijdig te handhaven.

Ook is er een uitgebreidere variant die gericht is op het stimuleren van alle technologieën. Daarin zitten dus niet alleen de goedkoopste technologieën die deel uitmaken van de leveranciersverplichting. Dan wordt de doelstelling van 14% naar alle waarschijnlijkheid wel gehaald, maar zonder aanvullende maatregelen leidt dat tot forse overwinsten bij de goedkope technologieën. De prijs wordt dan uiteindelijk gebaseerd op gemiddelden of op de duurste variant. Dan haal je dus een enorme winst en zitten de windfallprofits op de goedkoopste technologieën. Die kun je weer mitigeren via bending of een bonus-malussysteem. Het nadeel daarvan is dat tegelijkertijd de prikkel vervalt om in goedkopere technologieën te investeren. Beide varianten hebben dus voors en tegens. Ik laat op dit moment in samenwerking met het Centraal Planbureau onderzoek uitvoeren naar de exacte effecten en de kosten. Dat onderzoek zal enkele maanden in beslag nemen, of wij dat leuk vinden of niet.

De heer Jansen steunt de eerste variant en pleit voor een opzet die is afgestemd met onze buurlanden. Ik ben op zich met hem eens dat een afgestemde aanpak eigenlijk voorwaarde is voor een succesvolle invoering van de leveranciersverplichting. Nogmaals, ik laat beide varianten doorrekenen en zal de Kamer, als ik er nog zit, daarover informeren en anders vraag ik mijn opvolger om dat te doen.

De heer Van Vliet vroeg of dit leidt tot meer kosten voor de consument in vergelijking met de SDE-plus. Dat wordt de grote uitdaging bij het ontwerpen van een leveranciersverplichting. Wij laten de kosten ook meelopen in de effecten. Dan kun je een vergelijking maken met de SDE-plus en op een gefundeerde manier kiezen.

Dan kom ik op een vrij kritische vraag. Dat was een zwaar verwijt van de heer Jansen dat ik een defaitistische houding zou hebben ten aanzien van het potentieel van hernieuwbare energie. De heer Jansen kent mij dan slecht. Ik ben veel, maar ik ben niet defaitistisch. Eigenlijk ben ik realistisch. Zo kent de heer Jansen mij ook. Het is gewoon een feit dat het in Nederland duurder is dan in veel andere landen om hernieuwbare-energiedoelen te halen. Wij hebben geen bergen voor grootschalige waterkracht. Wij hebben een heel hoge bevolkingsdichtheid. Probeer maar eens ergens een windmolen neer te zetten. Daarover komen wij dadelijk nog te spreken. Ik heb een realistische weergave gegeven van de mogelijkheden. In het energierapport heb ik een economische, internationale benadering uiteengezet. Dat geldt ook voor hernieuwbare energie. Daar profiteert de Nederlandse belastingbetaler van.

Op zich ben ik het wel eens met de opmerking van de heer Jansen dat je, als je het hebt over hernieuwbare energie, het moet hebben over een regionale aanpak, omdat dat de beste aanpak is. Dat geldt voor de energieverplichting, want daarvoor moet je naar je buurlanden kijken. Het geldt ook voor de vraag hoe wij in deze regio met de Noordwest-Europese energiemarkt om moeten gaan. Tijdens de behandeling van de Routekaart 2050 vorige week in Brussel heb ik ervoor gepleit om eens op te houden met het beconcurreren van elkaar op subsidies. Ook bij mijn recente bezoek aan Duitsland heb ik daarvoor gepleit. Daarmee maak je het namelijk alleen duurder. Je moet dus zorgen voor een regionale aanpak en meer afstemming. Ik heb dit ook weleens gezegd tijdens een informele bijeenkomst met alle ministers van Economische Zaken van de Länder en de ministers van Economische Zaken van de bondsrepubliek, niet omdat zij Nederland zagen als een van de Länder, maar omdat zij mij wel een interessant figuur vonden om mee van gedachten te wisselen. Overigens bleek daar enige differentiatie tussen de Duitse Länder te bestaan over de «Energiewende», maar dat probleem laat ik bij de Duitsers zelf. Ik heb hier al genoeg problemen! Ik heb er daar echter voor gepleit om het beleid op dit punt meer af te stemmen en om elkaar niet met subsidies te beconcurreren. Dat is ook in hun eigen belang, omdat het anders voor henzelf veel te veel geld kost. Dat vond dus wel weerklank bij hen.

Mevrouw Van Veldhoven vroeg naar de Nederlandse inzet voor het beleid na 2020. Zoals mevrouw Van Veldhoven weet, pleiten wij voor een Europees CO2-doel van 40% in 2030. Uiteraard is dat onder de voorwaarde van een adequate mondiale actie. Wie weet wat daar in Rio allemaal gebeurt. Ik ben overigens twintig jaar geleden bij de eerste wereldmilieuconferentie geweest in Rio. Ik geloof dat een deel van de discussie zich nu herhaalt. Wij hebben erover gediscussieerd of je allerlei doelen moet formuleren of dat je je moet concentreren op één doel. Ik ben niet bij voorbaat overtuigd van de efficiëntie van nieuwe doelen voor duurzame energie na 2020 naast het CO2-doel, maar ik heb de Commissie wel gevraagd om hiernaar onderzoek te doen. Naar aanleiding van de energiebesparingsrichtlijn hebben wij discussie gevoerd over de vraag of het schoner, mooier en duurzamer wordt als wij allemaal subdoelen hanteren of dat het beter is om ons op één doel te concentreren en dat in te zetten. Het kabinet heeft gekozen voor één CO2-doel van 40%. Dat is een forse reductie. Ik wens degene die dat moet realiseren in 2030, veel succes. Ik heb de Commissie dus gevraagd om een onderzoek naar de efficiency van allerlei van nieuwe doelen. Als daaruit blijkt dat nieuwe doelen voor duurzame energie wel wenselijk zijn – dat staat dus even los van de keuze die je eventueel maakt voor zo’n duurzame leveranciersverplichting – is een Europees doel vanzelfsprekend de enige optie om duurzame energie een normaal onderdeel te laten zijn van de energiemarkt. Dat ben ik op zich met mevrouw Van Veldhoven eens. Ik wil echter dat de kosten van duurzame energie omlaaggaan en dat duurzame energie concurrerend wordt met andere technologieën en ik wil niet allerlei nieuwe nationale doelen. Ik wil dus een Europese aanpak die kostenefficiënt is. Voorzitter, ik ben aan het einde gekomen van het blokje over de leveranciersverplichting.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): De minister vertelt een heleboel en dat is interessant. Wij zijn het van hem gewend. Hij heeft veel gezegd over de zaken waarover ik het had in mijn termijn. Volgens mij zijn wij het erover eens dat wij de leveranciersverplichting niet overhaast moeten invoeren. Wij moeten goed bekijken hoe dat systeem zich verhoudt tot het bestaande systeem. Wij kiezen tenslotte voor het doel en niet voor het middel. Bij de doelstelling van hernieuwbare energie is heel belangrijk om een investeringsperspectief te geven. Wij realiseren ons dat het een internationale markt is. Dan is het toch van belang dat wij op Europees niveau allemaal weten dat wij een bepaalde doelstelling moeten halen? Ik begrijp niet waarom de minister nog een apart onderzoek nodig heeft om te zien dat het doel van hernieuwbare energie ook bijdraagt aan een level playing field en aan de internationale samenwerking, die Nederland geld bespaart.

Minister Verhagen: Als dat zo eenvoudig is, is de keuze gemakkelijk gemaakt. Wij hebben hierover uitvoerig gesproken met de Kamer. Het kabinet heeft gezegd dat het in de discussie over de toekomst verder vooruit wil kijken dan 2020. Daarvoor hebben wij de doelstelling van 14% en die van 20% voor 2020. Wij willen echter verder gaan. Ook hebben wij gezegd dat wij niet willen wachten tot 2050 met het algehele streven dat eerder is vastgelegd. Ook in het bedrijfsleven kun je nieuwe technieken en innovatie stimuleren als je tussentijds, eerder al, wat helderheid geeft. Daarvoor hebben wij gekozen voor een doel in 2030 en dus niet gemakkelijk voor een doel in 2050. De beste methode om in 2030 de grote slag te maken is om je te concentreren op de CO2-reductie. Dat zal ongetwijfeld leiden tot meer duurzame energie, energiebesparing, enzovoorts. De vraag is hoe je op de meest efficiënte wijze zo veel mogelijk hernieuwbare energie bereikt. Bereik je dat met een doelstelling voor energiebesparing, voor CO2-reductie of voor duurzame energie, enzovoorts? Alles afwegende hebben wij gezegd dat de prikkel het grootst is door de CO2-reductie centraal te stellen en daar een veel ambitieuzer doel in tien jaar aan te verbinden, namelijk om van 20% naar 40% te gaan.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Deze discussie hebben de minister en ik al eerder gevoerd, want door het uitschakelen van twee kolencentrales en het aanzetten van één kerncentrale is er ook CO2-reductie maar wordt er op geen enkele manier energie bespaard. Je bent daarmee nog geen stap dichter bij duurzame energie, maar goed daarover gaat het vandaag niet. De minister heeft een ambitieus doel, want hij zegt dat wij de reductie van 40% als stip aan de horizon stellen en dat dit ondernemers een stabiel investeringsklimaat moet geven. In een bijzinnetje zegt de minister vervolgens dat dit onder het voorbehoud van de mondiale actie is. Geeft dat de ondernemers investeringszekerheid, als dit het enige doel is dat wij met elkaar vaststellen en als het kabinet dit zo nadrukkelijk koppelt aan mondiale actie? Wat is die mondiale actie? Wanneer vinden wij dat er voldoende mondiale actie is? Die vraag heb ik al een paar keer gesteld.

Minister Verhagen: Ik vind het wel grappig, want dit pleidooi voor mondiale actie is twintig jaar geleden in Rio ook gehouden. Dat doen wij nu weer. Oud-minister Cramer heeft het in Kopenhagen gedaan, noem het allemaal maar op. Die koppeling is er dus altijd geweest. In een discussie die zich eigenlijk moet concentreren op duurzame energie, krijg ik nota bene te horen dat er grote energieslurpers zijn zoals Tata Steel, Zalco et cetera, die te maken hebben met concurrentie van Duitsland en dat ik dus moet zorgen voor een level playing field. Dan heb ik het alleen over Duitsland. Als wij de voorwaarden voor mondiale actie niet stellen en eisen opleggen aan onze bedrijven die aanmerkelijk hoger zijn dan in het buurland, weet ik één ding zeker: dan haal ik de CO2-reductie heel simpel, namelijk omdat al die bedrijven failliet gaan.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dit is heel grappig, want dit was niet mijn vraag.

Minister Verhagen: Mevrouw Van Veldhoven vindt het vreemd dat ik de voorwaarde stel van een mondiale actie. Dit is echter al sinds jaar en dag het streven en de normaal verwoorde voorwaarde, juist omdat wij ook nog geld moeten verdienen.

De voorzitter: Wij gaan verder met het volgende blokje over de windparken.

Minister Verhagen: Ja, ik zie al dat men op de publieke tribune de oren spitst. Ik zal het hebben over de windparken en over de rijkscoördinatieregeling. De provincies zijn daarbij nauw betrokken en wij hebben overleg gehad met hen. Ik ben blij dat wij daarmee weer een stapje verder komen. De rijkscoördinatieregeling, die is vastgelegd in de Elektriciteitswet 1998, is van toepassing bij grote windenergieprojecten. Wij onderzoeken grondig en zorgvuldig of en, zo ja, hoe een windpark op de voorgestelde locatie mogelijk is. De rijkscoördinatieregeling is essentieel om de 14% duurzame energie in 2020 te halen. Als de Kamer van de duurzame-energiedoelstellingen wil afstappen, dan hoor ik dat. Dat is echter niet het uitgangspunt van het kabinet. Windenergie moet maar liefst 4% van de 14% leveren. Dat is dus een heel fors aandeel. Wij komen uit een periode waarin het merendeel van de windinitiatieven simpelweg sneuvelde. Bij de projecten die wel doorgang vonden, was een doorlooptijd van tien jaar of meer geen uitzondering. Dat is niet bepaald een aantrekkelijk investeringsklimaat, waarvan mevrouw Van Veldhoven net het belang voor ondernemers van duurzame energie onderstreepte.

Mijn voorganger heeft daarom in 2008 een wetsvoorstel ingediend waarbij het instrument van de rijkscoördinatieregeling ook van toepassing werd op de windenergieprojecten van nationaal belang. Omdat de memorie in de Kamer kort is en die van mij dat op dit terrein ook is, heb ik de verslagen nog eens nagelezen. Ik wilde nog eens zien welke kritische vragen de Kamer hierover heeft gesteld. De Kamer bleek echter enthousiast. Ik heb zelden een voorstel van mijn voorganger met zoveel gejuich ontvangen zien worden in de Kamer. De VVD-fractie vroeg of de rijkscoördinatieregeling niet voor alle energieprojecten kon worden gebruikt, dus niet alleen voor wind maar voor alles! De Partij van de Arbeid vond 100 MW veel te hoog. Zij vond dat het naar 50 MW moest en het dan onder de rijkscoördinatieregeling moest vallen. De SP onderschreef de inzet van het instrument van harte. Mijn voorganger kwam dus werkelijk in een warm bad terecht. De overige fracties, de PVV, D66, ChristenUnie, GroenLinks en Partij voor de Dieren stemden zelfs in zonder reactie, want zij vonden het zo vanzelfsprekend dat een debat hierover niet nodig was.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Wij zijn consistent.

Minister Verhagen: De ChristenUnie is wat dit betreft inderdaad heel consistent en gebruikte bijna dezelfde woorden als toen. Met zulke kritieken of veeleer zulke warme woorden zal het de leden niet verbazen dat het wetsvoorstel zonder stemming is aangenomen door beide Kamers der Staten-Generaal. Zo vanzelfsprekend was het. Uit de verslagen blijkt dat iedereen zich er toen al van bewust was dat er nog geen rijksstructuurvisie over wind op land was, maar dat stond een brede steun voor het wetsvoorstel absoluut niet in de weg. Dit is gewoon geschiedenis. De Kamer zal begrijpen dat ik dit als historicus heel mooi vind. Als ik de reacties vandaag hoor, vraag ik mij af waar dat enthousiasme is gebleven. Er is een groot verschil tussen 2008 en 2012! Ik zal de Kamer overigens aan het eind van dit blokje informeren over mijn gesprekken met het IPO. We proberen die natuurlijk in goede harmonie te laten plaatsvinden.

Mevrouw Van der Werf stelde dat de rijkscoördinatieregeling het bevoegd gezag buitenspel zet, terwijl we juist vastgelegd hebben dat het bevoegd gezag ergens anders komt te liggen. Die regeling is niet bedoeld om het bevoegd gezag buitenspel te zetten. Het is ook geen bureaucratisch monster. De ambtenaren van het ministerie van EL&I die zich bezighouden met energie, rijden echt niet met een bulldozer het land in om overal windparken neer te planten en de inwoners de stuipen op het lijf te jagen. Ambtenaren bouwen geen windmolens. Dat doen private partijen, zoals overigens ook tijdens dit debat werd opgemerkt. De rijkscoördinatieregeling zorgt wel voor een zorgvuldige belangenafweging. De milieueffectrapportage is daar een kernonderdeel van. Ik herken dan ook het beeld niet dat lokale bestuurders in de pers oproepen dat de rijksoverheid ziende blind en horende doof is voor alle belangen van de bevolking en overal maar die dingen neerknalt. Ik heb de indruk dat er weleens met opzet een verkeerd beeld wordt neergezet. Misschien is zo’n informatieloket toch niet zo’n gek idee. De rijkscoördinatieregeling is niets meer dan een reeks grondige en zorgvuldige onderzoeken om vast te stellen of er een windpark op de voorgestelde locatie zou moeten komen en, zo ja, hoe dan.

Mevrouw Van der Werf (CDA): De minister heeft het over beelden en parafraseerde mij zojuist. Hij stelde dat ik heb gezegd dat de rijkscoördinatieregeling provincies buitenspel zet.

Minister Verhagen: Het bevoegd gezag.

Mevrouw Van der Werf (CDA): Men voelt zich buitenspel gezet. Ik denk absoluut niet dat dit gebeurt, maar dit is ook een beeld. Laten we er geen verkeerd beeld tegenover zetten.

Minister Verhagen: Wat ik zei over bulldozers et cetera ging meer over bepaalde lokale bestuurders. Op het moment dat uit het onderzoek blijkt dat de gemelde projecten niet de 100 MW kunnen halen, zijn de provincies weer aan zet.

De PvdA vraagt om de behandeling van aanvragen voor megawindparken onder de rijkscoördinatieregeling een halfjaar te bevriezen. Ik vind dat jammer. Ik heb met de heer Samsom meerdere malen gesproken over de noodzaak om duurzame energie te realiseren. Hij pleitte ervoor om langdurig zekerheid te bieden door een besluit te nemen waar de eerste tien jaar van uitgegaan kon worden. Hij pleitte ervoor om blind te gaan voor duurzame energie. Maar nu wordt het moeilijk en trapt de PvdA toch op de rem. Ik zag in het Dagblad van het Noorden van afgelopen zaterdag dat mevrouw Dikkers de behandeling van alle rijkscoördinatieregelingen wil bevriezen, omdat er een chaos aan windmolens zou dreigen. Ik zeg niet dat zij dat gezegd zou hebben; ik heb het in die krant gelezen. Laatst heb ik met de verantwoordelijke gedeputeerde gesproken over een citaat uit deze krant, maar toen bleek dat het dagblad daarbij ook een verkeerd citaat gebruikte. Ik hoop dat de krant goed noteert wat hier vandaag gezegd wordt.

Het PBL bericht vandaag dat bij elke vertraging van wind op land de doelstelling van 14% duurzame energie niet gerealiseerd zal worden. Dat mag best een politieke keuze zijn, maar dan moeten we niet tegelijkertijd roepen dat we per se die 14% moeten halen en dat we er meer aan moeten doen. In dat geval moet ik aan het eind van 2013 aan Brussel rapporteren dat we de Europese doelstelling niet halen. Als de Kamer dat wenst, hoor ik dat graag. Het was evenwel niet onze intentie om al bij voorbaat deze doelstelling bij het grofvuil te zetten. Een pas op de plaats voor alle windparken vind ik niet wenselijk. Uit de discussies die ik heb gevoerd met de provincies, blijkt dat de meeste projecten niet ter discussie staan, juist omdat ze in zoekgebieden van de provincie zelf liggen. Voor de projecten Krammersluizen en Friesland is er veel draagvlak. We moeten daar dus ook mee doorgaan. Ik heb er geen trek in om Nederland alweer op slot te zetten voor investeringen in wind op land. Als ik de oproep van mevrouw Dikkers zo mag uitleggen dat ik over de lopende projecten die buiten de zoekgebieden van de provincie liggen, zoals in Groningen, geen onomkeerbare besluiten neem totdat de Structuurvisie Windenergie op Land op tafel ligt en we daarover overeenstemming met de Kamer hebben bereikt, dan kan ik daarmee leven. Ik ga ervan uit dat de provincies en de lokale fracties wel constructief meewerken aan de rijksstructuurvisie, zodat die er uiterlijk 1 juni 2013 kan liggen. Ik heb begrepen uit de gesprekken dat ik die datum eraan kan hangen. Anders kunnen we de doelstelling op onze buik schrijven. Op die manier moeten we eruit kunnen komen.

De VVD wilde voor Drenthe een pas op de plaats, een standstill voor een project dat binnen het zoekgebied ligt. Bij de lopende projecten die buiten de zoekgebieden liggen, zoals in Groningen, neem ik geen onomkeerbare stappen totdat de Rijksstructuurvisie wind op land er ligt. Die mogelijkheden zijn er ook omdat de projecten zich nog in het allervroegste stadium bevinden. Daarom heb ik de cap van de tijd erop gezet. De lopende projecten die in de zoekgebieden liggen, zouden wat mij betreft niet ter discussie moeten staan. Daarvan heeft de provincie zelf immers al gezegd dat het daar zou kunnen. Ik heb met gedeputeerde Klip van de provincie Drenthe op heel constructieve wijze gesproken. Met haar heb ik afgesproken dat de rijkscoördinatieregeling kan doorgaan, dat ik de varianten uit de gebiedsvisie van Drenthe zeer nadrukkelijk zal betrekken bij de milieueffectrapportages, dus rekening houdend met de opvattingen die daar leven. De provincies hebben toegezegd bereid te zijn om te werken aan 6000 MW. Er is een reële kans dat we in de structuurvisie wind op land uiteindelijk met iets kunnen komen waarmee die 6000 MW wordt ingevuld. Daarbij vormen de zoekgebieden van de provincies de basis. De provincies komen nu zelf met aantallen megawatts per provincie, zodat ze gelegenheid krijgen om het regionale draagvlak beter te organiseren. Als de provincies constructief blijven meewerken, kan er zo snel mogelijk een structuurvisie liggen en kunnen we de benodigde 6000 MW in de ruimtelijke reservering meenemen.

De heer Jansen heeft gesproken over oneigenlijk gebruik van de regeling, zoals het clusteren van projectaanvragen om maar boven de 100 MW te komen, waardoor een aanvraag onder de rijkscoördinatieregeling valt. Hij wil dat ik daaraan een einde maak. Een project komt alleen voor deze regeling in aanmerking als sprake is van een windpark dat groter is dan 100 MW. Dat is het geval als de windmolens in het windpark geografisch, technisch, functioneel en organisatorisch met elkaar samenhangen. Om aan deze voorwaarde te toetsen, vragen wij de initiatiefnemers kaartmateriaal, grondposities, contracten, bewijs van de netbeheerder dat de netaansluiting geregeld is en de gegevens van de Kamer van Koophandel. Het lukraak bundelen van windmolens om daarmee boven de 100 MW uit te komen sta ik sowieso niet toe. In Heerenveen is er een initiatiefnemer geweest van wie ik de aanvraag niet in behandeling heb genomen omdat de gewenste onderbouwing op die punten niet werd geleverd. Ongeacht of hij het niet wilde of niet kon, hij leverde niet. Ik ben het wel met de heer Jansen eens. We gaan geen trucjes uithalen om maar onder de rijkscoördinatieregeling te vallen. Ik denk dat wat we nu hebben, op zich voldoende is, maar ik zal conform de wens van de heer Jansen kijken of we dit nog verder moeten aanscherpen. Oneigenlijk gebruik van de regeling ondergraaft niet alleen het draagvlak, maar moeten we ook voorkomen omdat zij daar niet voor bedoeld is.

Mevrouw Van der Werf heeft gevraagd of ik tussentijds een afwegingskader kan bieden in afwachting van de rijksstructuurvisie. Ik heb al gezegd dat ik in juni 2013 de zaak rond probeer te hebben. Daarnaast hebben we binnen de zoekgebieden zo’n 5000 MW. Ik heb toegezegd dat ik buiten de zoekgebieden voorlopig de zaken on hold zet voor dat jaar. We zijn al een heel eind als we daar 5000 MW realiseren. Ik denk dat het op zich niet nodig is. Mijn collega van Infrastructuur en Milieu en ik willen de structuurvisie – we werken hard door, hoewel we demissionair zijn, omdat we ons huiswerk af willen hebben – uiterlijk in het eerste kwartaal van 2013 ter inzage leggen. We werken samen met de provincies om de deadline te halen. Ik denk dat het gewoon niet nodig is, juist gelet op de 5000 MW die we nu hebben.

Er is gevraagd wat de stand van zaken is bij de onderhandelingen met het IPO. Naar mijn mening hebben we een heel constructief gesprek gevoerd met het IPO en met vertegenwoordigers. Hierbij bleek overigens dat het Dagblad van het Noorden niet de juiste citaten had gebruikt. De kern van de deal in wording is dat provincies ruimte maken voor 6000 MW, dat in de structuurvisie de ruimtelijke reserveringen van de provincies als uitgangspunt worden opgenomen en dat ingediende windprojecten buiten de provinciale zoekgebieden worden aangehouden totdat in de eerste helft van 2013 de ontwerpstructuurvisie ter inzage is gelegd. Nieuwe windprojecten die buiten de zoekgebieden van de provincies liggen, zullen tot die tijd niet in behandeling worden genomen.

We zijn het nog niet eens over mogelijke juridische claims en schadeclaims die daarmee samenhangen. De juristen van de ministeries van EL&I en I en M schatten die kans anders in dan de landsadvocaat. Ik sluit niet uit dat er schadeclaims komen rondom projecten die worden aangehouden. Daarover zijn we nog in gesprek. Dit geldt helemaal als deze projecten niet in de structuurvisie worden opgenomen in 2013. Dat is natuurlijk de bedoeling van de provincies; dat begrijp ik ook wel. Het IPO zegt dat het volkomen uit de lucht gegrepen is dat er schadeclaims dreigen en zegt dat die niet komen. Ik heb dus gezegd: als jullie ze voor jullie rekening nemen, heb ik er geen problemen mee. Daarover zijn we nog in discussie. We moeten zekerheid hebben dat er in 2020 daadwerkelijk voldoende windparken kunnen staan. Indien provincies niet voldoende ruimte leveren, zetten we de rijkscoördinatieregeling in voor projecten die zijn aangehouden. We zijn nog in discussie over mogelijke schadeclaims. De gesprekken zijn constructief. We naderen elkaar steeds meer. Het ene moment hoor je dat we het erover eens zijn, maar het andere moment blijkt er toch weer een klein kinkje in de kabel te zitten. Maar we gaan door. Ik probeer dat in goed overleg en in goede harmonie te doen. Ik heb er immers ook helemaal niets aan als we windenergie in een kwaad daglicht stellen terwijl dat niet nodig is. We werken ook al aan lokaal draagvlak op die manier. Er worden op dit moment veelvuldig informatieavonden georganiseerd met een informatiemarkt. Die worden gewaardeerd door omwonenden. In Delft is een informatiecentrum ingericht ten behoeve van de hoogspanningsverbindingen tussen Wateringen en Zoetermeer. Ik denk dat een informatiecentrum in een eerdere fase van een energieproject wel een goede aanvulling kan zijn om het draagvlak te vergroten. Ik denk dat dit een bijdrage kan leveren.

De heer Leegte (VVD): Ik dank de minister voor zijn beantwoording. We zijn natuurlijk voor de rijkscoördinatieregeling. We waren ook voor de Crisis- en herstelwet. Daarmee kun je namelijk meer asfalt leggen met minder regels; dat is goed. Ook hierbij gaat het om minder regels om meer te bouwen; dat is ook goed. Ik ben blij met de toezegging dat buiten de zoekgebieden niets meer wordt gebouwd, althans dat er een standstill is. Zo kunnen we werk maken van de gemaakte afspraken. Wat Drenthe betreft wil ik even de precieze formulering horen. Heb ik goed begrepen dat we wel doorgaan met de m.e.r.-procedure, maar dat er geen formele terinzagelegging of een formele vaststelling van de inpassingsplannen komt? Als dat het geval is, wordt er dus niet vooruitgelopen op de omvang van de molens in Drenthe en wordt een en ander niet definitief vastgesteld voordat de provinciale windvisie er is, die rond deze zomer komt. Zo worden er tevens geen overhaaste en verkeerde dingen gedaan die het lokale draagvlak zouden kunnen ondermijnen.

Minister Verhagen: Ik heb met gedeputeerde Klip afgesproken dat de rijkscoördinatieregeling gewoon kan doorgaan, maar dat ik de varianten uit de gebiedsvisie van Drenthe zal betrekken bij het onderzoek van de milieueffectrapportage. Door met het onderzoek door te gaan en door het te betrekken bij de milieueffectrapportage, zet ik geen onomkeerbare stappen. De milieueffectrapportage is immers juist bedoeld om zicht te krijgen op milieueffecten. Ik leg wel de m.e.r. ter inzage. Die formele stap zet ik. Ik ga dus ietsje door. Alle varianten uit de gebiedsvisie van de provincie Drenthe, waarmee zij voldoet aan haar doelstellingen, betrek ik erbij.

De heer Leegte (VVD): Ik dank de minister voor deze verheldering, maar ik wil het even scherp krijgen. Initiatiefnemers die buiten de te verwachten provinciale windvisie met initiatieven komen en daar een m.e.r.-procedure voor maken, lopen het heel grote risico dat die plannen uiteindelijk niet doorgaan. Dat moeten we helder maken, opdat mensen geen verkeerde verwachtingen krijgen.

Minister Verhagen: De m.e.r.-procedure wel, maar de terinzagelegging van de inpassingsplannen niet. Dat zijn de formele stappen die ik niet zet. Het inpassingsplan doe ik niet, maar ik doe wel de m.e.r. Daarbij betrek ik de opvattingen van de provincie. Juist door de varianten uit de gebiedsvisie van Drenthe mee te nemen, is het ook niet zo dat ik door een beperking daarin al een keuze maak. Ik zie instemmend geknik; men begrijpt heel goed wat ik doe.

De heer Leegte (VVD): Veel dank voor deze helderheid.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Er zijn maar weinig momenten geweest in de afgelopen periode dat ik het zo met minister Verhagen eens was. Ik ben blij dat hij zich niet gek heeft laten maken en laten verwarren door de vragen van de VVD. De minister sloot zijn betoog af met de opmerking dat hij de informatiecentra interessant vindt. Is dat een toezegging? Hoe moet ik die opmerking precies duiden?

Minister Verhagen: Ik twijfelde even of ik een dergelijke toezegging kan doen in demissionaire staat, maar ik zeg het toe. Als de Kamer mij wegstuurt omdat ik dat gedaan heb, merken we dat dan wel weer.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Op dit punt zal ik minister Verhagen zeker niet wegsturen in de korte periode dat hij nog minister is en ik nog Kamerlid.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Het gaat de PvdA om een moratorium op de rijkscoördinatieregeling, uitsluitend voor wind op land. Het gebeurt soms dat je anders wordt geciteerd. Er staan soms de raarste dingen in de krant die we gezegd zouden hebben, terwijl dat in de praktijk enorm meevalt. In eerste termijn heb ik gezegd te overwegen om een motie in te dienen. We gaan overleg voeren met de provincies om te kijken wat wij het meest passend vinden in dezen. De minister zegt dat iedereen dolenthousiast was over de rijkscoördinatieregeling, ook de PvdA. Dat is allemaal goed en wel, maar we wachten al vrij lang op de structuurvisie wind op land. Ik zie de minister inmiddels met z’n ambtenaren daarover praten. Ik neem aan dat hij zegt: ja, mevrouw Dikkers heeft daarmee wel een punt; we zijn nogal labbekakkerig geweest met de structuurvisie wind op land. Dat is namelijk de reden waarom er nu zo ontzettend veel gedoe over is in de provincie.

Minister Verhagen: In de coalitie is er helemaal geen gedoe. De heer Leegte was volstrekt tevredengesteld met mijn antwoorden. Groter is die coalitie ook niet, zoals u weet! Ik vind het best dat u gaat vragen aan de provincies of u een motie mag indienen. U mag aan iedereen vragen of u een motie mag indienen. Ik ben in goed en constructief overleg met de provincie om een modus te vinden waarbij we elkaar tegemoetkomen. Als uw gesprekspartner van mening is dat hij u moet gebruiken om extra druk te zetten op het gesprek, dan ...

Mevrouw Dikkers (PvdA): De provincie is iets groter dan alleen de bestuurders.

De voorzitter: Gaan we nu allemaal door elkaar heen tetteren?

Minister Verhagen: Dan wordt het interessant. Ik las dat de PvdA-fractie enorm groot voorstander is van openheid van de lobby’s. Als u mij nader kunt informeren wie dat dan zijn, dan wacht ik dat graag af.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik geef heel graag een lijstje en stel voor dat de minister eerlijk oversteekt met zijn lijstje.

Minister Verhagen: Ik kan u zeggen met wie ik hierover overleg voer.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Niet alleen hierover!

Minister Verhagen: Ik voer overleg met een gedeputeerde uit Groningen, de voorzitter van het IPO en de verantwoordelijk portefeuillehouder. Met hen voer ik de gesprekken. Ik ben met geen boer die een windmolen op zijn land wil zetten om tafel geweest tot nu toe. Als we doorgaan met de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zullen misschien in de toekomst meer boeren overgaan tot het plaatsen van een windmolen, maar dat is een tweede.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik kom nog even terug op de structuurvisie wind op land. De minister zegt deze in het eerste kwartaal ter inzage te willen leggen, maar als ik zie dat we een aantal projecten on hold zetten, is mijn vraag of dat niet sneller kan. Daarnaast wijs ik de minister erop dat mijn vraag over het wind-op-zee-project nog niet beantwoord is.

Minister Verhagen: Wat betreft de structuurvisie wind op land: meteen, morgen alsjeblieft.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dat is een toezegging!

Minister Verhagen: Wacht even, er zit een maar aan. De provincies hebben op dit moment in de zoekgebieden een ruimte van zo’n 5000 MW ingevoegd. Tegelijkertijd hebben ze een toezegging gedaan om naar 6000 MW te gaan. Met andere woorden, ze hebben gezegd dat ze zullen leveren en dat we ons daarover niet ongerust hoeven te maken. Als die 6000 MW er nu al was, dan had ik die morgen ingevuld en hadden we morgen een structuurvisie wind op land. De vertraging is echter ontstaan vanwege het overleg dat we hier voeren en de ruimte die we aan de provincie willen geven om die laatste 1000 MW te kunnen leveren. Om te voorkomen dat het sint-juttemis wordt en we vervolgens weer het verwijt krijgen van de PvdA dat we nog steeds geen structuurvisie hebben, heb ik met de provincies afgesproken dat we de zaak uiterlijk in juni 2013 rond hebben. Dat is de stand van zaken. Maar als het morgen kan, graag!

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik heb niet zozeer een vervolgvraag, maar een aansporing, niet alleen jegens deze minister, maar ook jegens het IPO. We moeten echt tempo maken hiermee. Omdat het al zo lang sleept, wil ik iedereen oproepen om heel hard te werken aan het verkrijgen van draagvlak. Laten we proberen om voor het eind van dit jaar al klaar te zijn met de structuurvisie, zodat het niet een jaar lang stilligt.

Minister Verhagen: Ik sluit mij van harte aan bij de oproep van mevrouw Van Veldhoven.

De voorzitter: We gaan door met het blokje decentrale opwekking.

Minister Verhagen: Voorzitter. Op zichzelf heb ik in eerdere overleggen met de Kamer aangegeven dat het kabinet warm voorstander is van decentrale energieopwekking. Tegelijk waren de Kamer en ik beducht voor de risico’s van het stimuleren via de energiebelasting van decentrale opwekking achter de meter, dus het leveren aan het net. De reden daarvoor is dat er dan sprake zou zijn van een openeinderegeling en dat er al snel oversubsidiëring ontstaat. De SDE-plusregeling is een geschiktere regeling voor het stimuleren van duurzame energieopwekking aan het net. Onder deze voorwaarden is via de motie-Van der Werf/Wiegman-van Meppelen Scheppink de regering gevraagd om te onderzoeken hoe collectieven van kleinverbruikers via laagdrempelige modellen in staat kunnen worden gesteld om zelf decentraal duurzame energie op te wekken. Vervolgens is in het Lenteakkoord een heel concrete wens opgenomen over de decentrale opwekking. De inkt van dat akkoord is net droog. Er is een brede wens om te onderzoeken op welke wijze saldering van de energierekening ook buiten het eigen dak, onder meer flats en boerenschuren, via de uitgavenkant, dus niet via de route van de energiebelasting, mogelijk is en tegelijkertijd houdbaar voor de overheidsfinanciën. Dat is ook de reden waarom ik naar een dekkingsplan vraag. Dat doe ik niet omdat ik flauw wil doen. Als de Kamer wil afwijken van wat is geformuleerd in het Lenteakkoord, is dat prima, maar er moet wel een dekking voor zijn. Ik kijk dus hoe ik de initiatieven uit het Lenteakkoord ga uitvoeren.

Op dit moment werkt het ministerie van EL&I aan een brede visie op decentrale energie. Die is ook behulpzaam bij de beantwoording van de vraag welke typen decentrale energie het meest kansrijk zijn voor de toekomstige energievoorziening. Op dit moment wordt er de laatste hand aan gelegd. Als wij ermee klaar zijn, zullen de betrokken marktpartijen, energiebedrijven, netbeheerders en industrie worden geconsulteerd via een reguliere internetconsultatie. Tegelijk start ik met de uitvoering van het onderzoek waar in het begrotingsakkoord om gevraagd wordt, om te bezien of en, zo ja, op welke manier de saldering van de energierekening buiten het eigen dak via de uitgavenkant mogelijk is, die tegelijk past binnen het kader van de overheidsfinanciën. Dat zal ik in principe na het zomerreces aan de Kamer sturen.

Mevrouw Wiegman heeft gevraagd of ik de maatschappelijke partijen consulteer bij de uitvoering van de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink/Van der Werf. Dat zal ik doen. We breiden de strekking nog wat uit.

Ik ben niet geheel overtuigd van het tienpuntenplan, want als ik naar de tien punten kijk, kan ik niet echt grote tekortkomingen in het beleid van het ministerie ontdekken. Ik zie in het huidige beleid geen wezenlijke belemmeringen voor netwerkbedrijven om een rol van betekenis te spelen in de energietransitie. We zijn conform het verzoek van de Kamer terughoudend met subdoelstellingen en dus ook met het idee om een subdoelstelling van 10% decentrale energie op te nemen. Bij de discussie over de energiebesparingsrichtlijn mocht ik van de fracties van het CDA en de VVD eigenlijk geen enkele subdoelstelling opnemen. Wij willen op overall 14% duurzame energie in 2020 uitkomen. Dat hebben wij ook in het regeerakkoord vastgelegd. Wij willen dat zo kosteneffectief mogelijk bewerkstelligen. Als dat met decentrale energie kan, is dat prima. Het is ook prima als het met energiebesparing kan. Ik ga niet zeggen dat een bepaald percentage via decentrale opvang moet worden gerealiseerd. Voor mijn part is het 100%. Ik zie het tienpuntenplan als de inbreng van het CDA in de visie die nu wordt ontwikkeld. Ik zal het betrekken bij de visie die volgt uit de uitwerking van de voorstellen uit het Lenteakkoord, binnen de financiële kaders van het Lenteakkoord.

Mevrouw Wiegman heeft gevraagd waarom er belemmerende regelgeving voor decentrale energie bestaat, de transporttarieven. Ik werk momenteel aan een AMvB waarin experimenten voor decentrale opwekking worden aangewezen. Op basis van die AMvB kan worden afgeweken van bestaande regels, bijvoorbeeld op het gebied van transporttarieven. Decentrale energie is in opmars, maar het aanpassen van regels kost enige tijd. Op basis van de ervaring met deze experimenten kunnen wij een meer structurele aanpassing overwegen. Wel zal er linksom of rechtsom betaald moeten worden, want transport kost geld. Het net wordt hoe dan ook belast, hoe en waar de energieopwekking ook tot stand komt. Dat moet ergens van betaald worden.

Juist omdat zij zich dit realiseert, wil de SP in dit kader de bevestiging dat de regeling voor saldering een openeindregeling is. Ik ga dat uiteraard niet toezeggen. Ik vind het prima als de SP die discussie met de minister van Financiën aangaat, maar ik ga het niet doen. Ik weet dat de SP niet bij het Lenteakkoord is betrokken, maar daarin staat wel dat ik moet onderzoeken hoe ik dit via de uitgavenkant kan regelen op een manier die houdbaar is voor de overheidsfinanciën. Als trouw dienaar van de Kamer houd ik mij aan die voorwaarde.

De motie-Jansen over de saldering van duurzame energie door de vereniging van eigenaren verwerk ik in het eerste wetsvoorstel van de wetgevingsagenda voor stroom. Ik zal daarin een voorstel doen voor de saldering. Wij kiezen niet voor een specifieke salderingsregeling voor verenigingen van eigenaren, maar voor een andere aanpassing van het salderingsartikel: wij schrappen de grens van 5000 kW voor de saldering. Daarmee worden de mogelijkheden van saldering aanzienlijk verruimd. Ik verwacht dat dit wetsvoorstel voor de zomer klaar is om bij de Kamer te worden ingediend. Dan zullen wij de discussie hierover ongetwijfeld voeren, al dan niet aan de hand van amendementen van de heer Jansen.

Daarmee ben ik aan het einde van dit blokje gekomen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik ben blij met de helderheid die de minister heeft gegeven over de vve’s en over de AMvB waardoor je van bestaande regels kunt afwijken. Ik heb nog een vraag over koploperprojecten. Bepaalde koploperprojecten op het gebied van zonnetuintjes komen enigszins in de problemen met de NMa of de Belastingdienst. Is het mogelijk dat de minister of zijn staf daarnaar kijkt? Het zou heel jammer zijn als goede initiatieven nu kopje-onder gingen, terwijl wij dergelijke projecten even later weer enthousiast zouden aanmoedigen.

Minister Verhagen: Ik zal de aanmoediging om daar nog eens naar te kijken overnemen. Ik zal u informeren over de uitkomst.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Geldt dit ook voor de NMa?

Minister Verhagen: Dat is weer wat lastiger. Ik wil de medewerkers van het ministerie wel aanmoedigen om hiernaar te kijken, maar mede gelet op de onafhankelijkheid van de NMa, waar de Kamer altijd zeer aan hecht, ben ik wat huiverig voor inmenging in NMa-aangelegenheden.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Is er ook geen open overleg over de feiten mogelijk? Ik vraag niet om beïnvloeding van de NMa. Ik zou niet durven!

Minister Verhagen: Een open overleg over de feiten kan altijd.

Mevrouw Van der Werf (CDA): Ik vind dat de minister zich herpakt heeft. Nadat hij een en ander enigszins leek weg te lachen door naar de dekking te verwijzen, bespeur ik nu een heel positieve reactie op het tienpuntenplan. Daar ben ik blij om.

Naar aanleiding van het Kunduzakkoord worden diverse pilots ingezet. Waar moeten die uiteindelijk op uitkomen en wat is het vervolg erop? Naar wat vormen ze een springplank?

Minister Verhagen: Ik heb geen andere opvatting over de financiële dekking dan in mijn eerste reactie. Ik heb toen al aangegeven dat er een financiële dekking moet zijn. De CDA-fractie stelde daarop bij monde van mevrouw Van der Werf dat de discussie over de financiën eigenlijk maar een bekrompen discussie was. We zouden verder moeten kijken en een en ander buiten de energiekaders moeten zien. Dat doe ik niet, want dan moeten wij bijvoorbeeld in de sociale zekerheid of de gezondheidszorg gaan snijden. Ergens moet er betaald worden. Daarom heb ik gezegd dat ik mij aan de financiële kaders van het Lenteakkoord houd. Ook het tienpuntenplan zal daaraan getoetst worden. De elementen daaruit die binnen de financiële kaders mogelijk zijn, neem ik mee in de uitwerking van de visie op basis van het Lenteakkoord. Ik zal op die wijze ook invulling geven aan de tweede vraag van mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (CDA): Mijn eigenlijke vraag was, waar de minister wil landen met de pilots die uit het Lenteakkoord voortvloeien. Met welke intentie worden ze ingezet en naar welk vervolg vormen ze een springplank?

Minister Verhagen: Waar wij uiteindelijk willen belanden, staat in het Lenteakkoord. Of dat lukt, is afhankelijk van de resultaten van de pilot. Wij doen een pilot omdat wij nog niet zeker weten of het beoogde resultaat kan worden gehaald. Afhankelijk van de resultaten zullen wij dus bekijken waar een en ander toe zal leiden.

Mevrouw Van der Werf (CDA): De minister reageert positief op het tienpuntenplan. Hij wil dat er ruim baan wordt gemaakt voor decentrale opwekking. Betekent dit ook dat wij, zoals in het tienpuntenplan staat, kunnen toewerken naar een fiscaal voordeel in 2013 voor de mensen die decentraal opwekken?

Minister Verhagen: Nee, want fiscale incentives kosten geld. Daar is in het Lenteakkoord geen geld voor gereserveerd. Daarom vroeg ik ook waar de dekking van dit plan is. Dat heeft niets met een afkeurende reactie te maken. Ook een fiscale stimulans kost geld. Dat zal linksom of rechtsom geleverd moeten worden. Ik kan het zelf niet leveren, want ik heb het geld niet zolang mevrouw Van der Werf niet aan kan geven waaruit dit plan gefinancierd moet worden.

De voorzitter: Dank u. Wij gaan naar het volgende blokje. Dat gaat over de netbeheerders.

Ik doe een ordevoorstel. Als de Kamer op tijd wil stoppen en ook nog tijd voor een tweede termijn wil hebben, is het wellicht verstandig om de minister eerst zijn betoog helemaal af te laten maken. Dan kunnen wij daarna nog een tweede termijn houden.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik ben het daar niet mee eens, want ik heb mijn interrupties grotendeels opgespaard voor het deel van het betoog dat nog moet komen, terwijl anderen door hun interrupties heen zijn. Wij moeten iedereen de gelegenheid gunnen om zijn interrupties te plaatsen op het moment dat hij dat wil.

De voorzitter: Dat is een logisch voorstel, want zo hadden wij het eigenlijk afgesproken. Ik doe een klemmend beroep op de Kamer en de minister om het nog bondiger te houden. Dat is moeilijk, want dit is een tijd waarop we wat melig worden. Dat mag best, maar daardoor duurt het ook wat langer. Ik verzoek de minister en de leden om nog korter en bondiger te zijn. Dan komen we overal aan toe.

Minister Verhagen: Dit is het laatste grote blokje. Daarna volgen nog een paar kleinere onderwerpen; qua tijdsbeslag, wel te verstaan.

Sinds jaar en dag wordt met name door de heer Jansen gewezen op de administratieve netverliezen. Die bedragen 120 mln. per jaar. Dat is nogal een bedrag. Iedereen moet dat maar met elkaar zien op te brengen, terwijl een groot deel van die kosten terug te voeren is op fraude en diefstal. Ik heb eerder met de Kamer afgesproken dat de NMa de netbeheerders zou vragen om een plan van aanpak te maken. Ik heb dit eind januari naar de Kamer gestuurd. De NMa en de netbeheerders hebben dit plan voortvarend opgepakt.

Uit onderzoek blijkt dat 60% van de kosten, zo’n 70 mln. per jaar, terug te voeren is op fraude en diefstal, vooral ten bate van de illegale hennepteelt, zoals de heer Leegte terecht opmerkte. Via de voorzitter zou ik ook de collega’s van Justitie willen oproepen om hier adequaat tegen op te treden. Daarmee kunnen wij namelijk een forse besparing realiseren. Daarnaast hoop ik op veel sneeuw, zodat wij iedere keer de illegale hennepkwekerijen kunnen zien doordat er geen sneeuw op het dak blijft liggen. Er is inmiddels een goede samenwerking tot stand gekomen tussen netbeheerders, politie en Openbaar Ministerie. Ik heb dus ook niets te klagen over de collega’s van Justitie; integendeel. Wij moeten de betrapte dieven en fraudeurs de volledige kosten van de gestolen energie laten betalen. Ook over gestolen elektriciteit is men namelijk energiebelasting verschuldigd.

Een kleiner deel van de administratieve netverliezen, zo’n 20%, is terug te voeren op leegstand. De netbeheerders bepleiten op dit gebied maatwerk. De kosten van afsluiting moeten in redelijke verhouding staan tot het netverlies. Het kan soms duurder zijn om zaken af te sluiten dan om het netverlies voor lief te nemen. Als we overal slimme meters hebben en het mogelijk wordt om installaties op afstand af te sluiten, wordt het aanmerkelijk gunstiger om voor afsluiting te kiezen. De netbeheerders zijn goed op weg om de administratieve netverliezen te verkleinen, maar ze zijn nooit helemaal uit te bannen. Het is een goede zaak dat de NMa hier de vinger aan de pols houdt.

De heer Leegte en mevrouw Van der Werf hebben speciaal aandacht gevraagd voor de bestrijding van de administratieve netverliezen. Zij willen concretere toezeggingen. De heer Leegte heeft gevraagd of ik kan toezeggen dat de totale netverliezen binnen drie jaar met een volle procentpunt zijn teruggebracht tot 4% netverlies. Ik zou dat kunnen doen in de hoop dat hij mijn opvolger is en dan moet leveren, maar ik zal dat niet doen. Ik zal hem behoeden voor zijn eigen valkuil. De totale netverliezen, die deels altijd optreden door technische redenen, bedragen volgens onderzoek van KEMA al jarenlang ongeveer 5% van de getransporteerde energie. Het netverlies van 120 mln. per jaar is daar een deel van. Het totale netverlies, de 5%, bedraagt 400 mln. Nogmaals, het terugbrengen van de verliezen moet hoge prioriteit bij de netbeheerders hebben. Dat heeft het ook. Mevrouw van der Werf heeft gelijk als zij stelt dat wij moeten waken voor kostenstijgingen. Het verlies met een procentpunt terugbrengen, zoals de heer Leegte voorstelt, betekent een kostenreductie van 80 mln. Dat betekent dat wij de administratieve netverliezen, die 120 mln. bedragen, met twee derde omlaag zouden moeten brengen. Daarvoor moet je fraude en wietteelt eigenlijk volledig uitbannen. Een krachtige aanpak is absoluut noodzakelijk, dat ben ik met de Kamer eens, maar ik ben terughoudend in het formuleren van kwantitatieve doelen. Via de NMa zal ik toezicht houden op de vorderingen van de gekozen aanpak. Ik zal de Kamer hiervan op de hoogte houden.

We hebben al een uitgebreide discussie gevoerd over het feit dat de netbeheerder te veel zou doen. Die discussie ging vooral over de laadpalen en dergelijke. We hebben concurrentieverboden, een groepsverbod en een verbod op nevenactiviteiten ingevoerd. Zoals ik in de vorige discussie heb gezegd, ben ik blij met het werk dat stichting e-laad verricht, maar vind ik dat dergelijke nevenactiviteiten in de toekomst niet langer door de netbeheerder zouden moeten worden uitgevoerd. Het netwerkbedrijf kan bepaalde activiteiten wel ontplooien als ze te maken hebben met de infrastructuur of aanverwante zaken. Ik zal deze lijn in de wetgevingsagenda voor stroom nog eens bevestigen. Een netbeheerder moet zich bezighouden met de corebusiness. Hij voert vanuit een monopoliepositie uitsluitend wettelijke taken uit tegen een gereguleerd tarief. Toen we met laadpalen zijn gestart, hebben wij gebruikgemaakt van de diensten van de netbeheerder omdat er geen marktpartijen waren. In de toekomst zal dat anders worden.

De heer Leegte vindt ook dat er een nieuwe evaluatie moet komen van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. Hij vindt dat te zeer is gefocust op het terugdringen van administratieve lasten voor bedrijven. Daarop lag inderdaad de nadruk. Wij willen de toezichtlasten voor bedrijven beperken om tot effectievere wet- en regelgeving te komen. Ik neem aan dat de heer Leegte het belang daarvan onderschrijft, gezien zijn gewoonlijke pleidooi voor reductie van regelgeving. Wij hebben de evaluatie minder gericht op marktwerking en leveringszekerheid omdat de wetswijzigingen die uit de vorige evaluatie volgden, pas vorig jaar in werking zijn getreden. Wij kunnen de effecten daarvan nog niet helder in kaart brengen. De NMa houdt wel gegevens bij over leveringszekerheid, groothandelsmarkten en concurrentie op de consumentenmarkten. Daarover is ook een en ander in de rapportage opgenomen. Naar mijn mening moeten we niet nu, maar over een paar jaar opnieuw evalueren. Dan kunnen wij de recente wetswijzigingen op een volwaardige wijze meenemen.

De heer Jansen stelt dat het meettarief te hoog is en vraagt om een plafond. Dat is er al. Op 1 januari 2011 is er een nieuwe systematiek in werking getreden. Daarin is geregeld dat alle inkomsten uit meettarieven door de NMa worden gemonitord. De hogere opbrengsten die netbeheerders nu hebben, moeten zij inzetten voor de introductie van een slimme meter. Hierdoor blijft de hoogte van het meettarief stabiel, terwijl het anders omhoog zou gaan door de installatie van de slimme meters.

De heer Leegte wil weten welke risico’s Nederland loopt als TenneT onverhoopt zijn financiering in Duitsland niet rond zou krijgen. TenneT moet de komende tien jaar zo’n 8,5 mld. investeren in Duitsland. TenneT TSO GmbH, zoals het bedrijf in Duitsland heet, moet vooral veel investeren omdat een Duitse netbeheerder de plicht heeft om de windmolenparken op zee aan te sluiten. Deze investeringen zijn rendabel, maar vereisen wel voorfinanciering, deels via aanvullend eigen vermogen. TenneT moet hiervoor zelf op zoek gaan naar eigen vermogen. Dat kan bijvoorbeeld via financiering op projectniveau. Daarbij is het belangrijk dat in Duitsland hard wordt gewerkt aan een helder investeringsklimaat voor elektriciteitsnetten. Dat is sowieso cruciaal als je de Energiewende mogelijk wilt maken. Dat weet ook bondskanselier Merkel. Ik verwacht dat TenneT zelf in staat zal zijn om de financiering van zijn investeringen in Duitsland te vinden. Voor een deel van de aansluitingen op zee is dit al gelukt. De nieuwe investeerders krijgen uiteraard ook een vergoeding voor het ter beschikking gestelde eigen vermogen. Daarmee hebben wij niet langer recht op het volledige rendement van het betreffende project.

De belangen van het Nederlandse net zijn geborgd in de Elektriciteitswet 1998. Deze wet stelt ook duidelijke eisen aan TenneT. Het Besluit financieel beheer netbeheerder stelt bovendien dat TenneT aan financiële ratio’s moet voldoen.

De heer Jansen heeft gevraagd of de nieuwe overnames van buitenlandse regionale distributienetten door Gasunie van de baan zijn. De minister van Financiën beslist als eigenaar over de activiteiten van Gasunie in het buitenland. De Kamer heeft hierover reeds eerder met de minister van Financiën gesproken in een overleg over de staatsdeelnemingen. Het staatsdeelnemingenbeleid is de leidraad voor de afwegingen van de minister van Financiën. Van geval tot geval zal hij beoordelen of hij een aankoop verstandig vindt. Als de Kamer dat niet vindt, kan zij hem hierover altijd aan de tand voelen.

De heer Jansen vroeg of ik de toenadering van Fluxys als een mogelijke eerste aanzet zie voor een Noordwest-Europese netbeheerder, waarvoor hij al eerder gepleit zou hebben. De totstandkoming van een Europese netbeheerder als zodanig is geen doel op zich, maar ik zie wel dat het belang van grensoverschrijdende samenwerking toeneemt. Dat komt natuurlijk doordat die markt steeds meer geïntegreerd raakt. Ik vind het positief als er gezocht wordt naar samenwerking, onder andere met Fluxys.

Mevrouw Van Veldhoven vroeg of er een langetermijnvisie moet komen voor de investeringen in de EU. Op basis van het derde energiepakket vindt steeds meer Europese samenwerking plaats voor de planning van grote infrastructuren. De landelijke netbeheerders werken op dit gebied ook in toenemende mate samen. Op Europees niveau zijn er nu tienjarige netwerkontwikkelingsplannen. Ook in het infrastructuurpakket wordt deze ontwikkeling verder versterkt. Het gaat dus wel die kant op.

Mevrouw Van Veldhoven sprak over de afstemming met Duitsland over de aanleg van elektriciteitsnetwerken in PENTA-verband. Ik ben het met haar eens. Dit gebeurt ook. Ik kan er wel uitvoeriger op ingaan, maar ik geloof dat dit wel voldoende is.

Mevrouw Van der Werf vroeg naar de implementatie van voorrang voor duurzaam in relatie tot het vermijden van stapeling van extra kosten voor consumenten en de prikkel voor netbeheerders. De implementatie van voorrang voor duurzaam bij de congestie zit al tijden vast door de discussie over de kosten. Ik heb in de brief die ik 16 april naar de Kamer gestuurd heb, aangegeven dat het huidige systeem voor kostentoerekening gehandhaafd blijft. Ik realiseer me dat de kosten neerslaan bij de eindgebruiker. Afgelopen jaar hadden we op de Maasvlakte een te vol net. Dat kostte ongeveer 17,5 mln. Dat zijn enkele euro’s per consument. We hebben eindeloos gediscussieerd over de aansluitkosten en de socialisering, waarvan de ene Kamer wel een voorstander was en de andere Kamer niet. Toch is het niet aan mij om het parlementaire systeem als zodanig te becommentariëren, maar dit heeft wel met de langdurige discussie te maken. Tegenover de kosten van de congestie staan wel baten van het aansluitbeleid: efficiëntere en duurzame productie, eerder aangesloten zijn en betere benutting van de netcapaciteit waardoor je lagere kosten krijgt. De netbeheerder heeft de wettelijke plicht om transportschade te voorkomen. De NMa toetst of er sprake is van een doelmatige uitvoering. De bedrijven dienen ook accurate informatie te verstrekken over het te realiseren vermogen. De beoogde toerekening aan uitsluitend grijze producenten – dat hebben we toen ook nog bediscussieerd – valt af na gesprekken met Brussel. Dit wordt daar niet op prijs gesteld, laat staan geaccepteerd. In mijn brief stel ik daarom voor om de kostenvraag van de congestie conform de motie-Spies breed op te pakken in de discussie over de toerekening van netkosten aan producenten. Dat was ook aangekondigd in het energierapport. In de tussentijd kunnen we dan toch voorrang voor duurzaam realiseren, want dat is een breed gedragen wens in de Kamer.

Mevrouw Van Veldhoven vroeg hoe dit is geregeld in andere landen. Om dit te kunnen realiseren ben ik bezig met een AMvB. Die is bijna klaar. Het kan hoe dan ook per 1 januari 2013 in werking treden. Bij de totstandkoming van de AMvB heb ik ook gekeken naar situaties in andere landen. Er zijn verschillende ervaringen met op- en afregelen. Daar heb ik rekening mee gehouden en dat zullen de leden ook zien. De NMa is betrokken geweest bij de regels voor congestiemanagement en heeft concepten van de AMvB getoetst op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Zij zal er dan ook weer toezicht op houden. Op deze manier probeer ik het zo snel mogelijk te regelen. Het is ingewikkelde materie door de verschillende opvattingen en door Brussel. Daar wordt ons afgeraden om dit te doen.

De voorzitter: Dan is dit het einde van dit blokje.

De heer Leegte (VVD): De minister heeft veel gezegd, maar geen antwoord gegeven op mijn vragen. Ik heb gevraagd welke activiteiten netbeheerders wel mogen ondernemen. Mag Enexis duurzame stroom opwekken of niet? Volgens mij mag dit bedrijf dat niet, want dat is gewoon een commerciële activiteit. Waarom doet het dat dan en waarom wordt daartegen niet opgetreden? Het technische netverlies bedraagt 3,8%. Na de privatisering zijn de netverliezen opgelopen naar 5% dankzij de administratieve verliezen. Ik heb gevraagd de verliezen terug te brengen naar het niveau van voor de privatisering. Toen voerden netbeheerders nog wel hun taken uit. En welk risico loopt TenneT? Het kan toch niet zo zijn dat we wel de winst nemen, maar niet het verlies? Als ik straks inderdaad op de stoel van deze minister zit, dan wil ik graag weten welk risico ik loop als de Duitse regering onverhoopt haar wetgeving aanpast en die 8 mln. niet door TenneT kan worden gevonden. Welk risico loopt de Nederlandse belastingbetaler?

Minister Verhagen: Ik heb gezegd dat we nu, omdat we eigenaar zijn van TenneT, de volle winst pakken. Als een deel door een ander gefinancierd wordt, krijgen we dus ook minder winst. Dan lopen we echter ook niet het risico van het investeren. Het wordt dus minder. De heer Leegte kan wel zeggen dat dit geen antwoord is, maar het is juist een heel helder antwoord. Anders kan ik het niet maken. Als hij de volle winst wil pakken, moet hij ook het volle risico lopen. We nemen dus niet deel aan de investeringen in Duitsland. Daar zal aparte, eigen financiering voor moeten worden geworven. Dan betaal je aan degene die daarin participeert. Zo eenvoudig is het.

Dan kom ik op de vraag met betrekking tot het netverlies. Even los van de privatiseringsdiscussie – als de heer Leegte daarover wil discussiëren, kan dat trouwens ook, al weet ik niet of de VVD daarop zit te wachten – is er een berekening gemaakt van de netverliezen die altijd bij het transport optreden. In totaal is dat 5% van de getransporteerde energie. De heer Leegte wil dit terugbrengen naar 4%. Dan stelt hij in wezen dat er geen diefstal en fraude meer mag plaatsvinden, want die ene procent administratief netverlies wordt veroorzaakt door diefstal, fraude en illegale wiet. Ik vind het prima: als we de drugs in dit land verbieden, zal dat een hoop schelen. Ik ben daar een groot voorstander van. Ik vind dat we eraan moeten blijven werken om het verlies terug te dringen en aan te pakken en om de kosten te verhalen op degenen die illegaal stroom aftappen en frauderen. Daarnaast heb ik dus problemen met het stellen van een kwantitatieve eis. Ik wil het toezicht verbeteren en de samenwerking die we hebben opgezet tussen netbeheerders, Openbaar Ministerie en politie met kracht voortzetten om het samen aan te pakken. Als de heer Leegte een kwantitatieve doelstelling wil hebben, waarvan ik dus geen voorstander ben, moet hij geen irreëel doel stellen. Als hij vindt dat het 4% moet worden, zegt hij in feite dat er geen fraude en diefstal meer in Nederland mag voorkomen. Dat zou op zich wel de ideale wereld zijn.

De heer Leegte (VVD): Volgens mij gaat dit uitmonden in een motie. Ik wil graag horen of Enexis duurzame energie mag opwekken om het stroomverlies te compenseren. Kunnen netverliezen terug naar het niveau van voor de splitsing toen het rond de 4% lag?

Minister Verhagen: Ik heb aangegeven dat er voor het terugdringen van netverliezen die ontstaan door fraude en diefstal, een plan van aanpak is. Daar was ook de discussie met de Kamer op gericht. Wat Enexis betreft, hebben we het over iets heel anders. Daar wil ik ook best op reageren, maar dat is een heel ander onderwerp dan het verminderen van de administratieve netverliezen. De heer Leegte vindt dat bepaalde activiteiten blijkbaar niet horen. Daar ben ik in mijn beantwoording al op ingegaan. De heer Leegte spreekt zich uit over de commerciële activiteiten die netbeheerders verrichten. We kunnen die discussie elke keer wel voeren, maar ik heb al eerder gezegd dat wat mij betreft geldt: schoenmaker blijf bij je leest. De netbeheerder moet zich richten op de taken die de wet aan hem oplegt. Punt. Daarvoor hebben we een aantal belangrijke uitgangspunten vastgelegd in de Wet onafhankelijk netbeheer. Er loopt een procedure bij de Hoge Raad. Ik neem aan dat de heer Leegte daar op dit moment niet in wil treden. De Hoge Raad heeft vragen gesteld aan het Europees Hof. De Wet onafhankelijk netbeheer regelt dat de bv waarin de netbeheerder is ondergebracht, deel uitmaakt van een grotere holding, het zogenaamde netwerkbedrijf. In de wet is door middel van het groepsverbod vastgelegd dat het netwerkbedrijf geen productie-, handel-, en leveringsactiviteiten mag verrichten en daarmee wordt de onafhankelijke toegang tot de netten gewaarborgd. Een netwerkbedrijf zou dus niet actief moeten zijn in het opwekken van duurzame energie. Die discussie hebben wij plenair uit en te na gevoerd.

Daarnaast bepaalt de wet via het verbod ook de nevenactiviteiten. Zo is bepaald dat een netwerkbedrijf geen activiteiten mag verrichten die in strijd kunnen zijn met het belang van het beheer van het net. Daarom mag een netwerkbedrijf alleen infrastructurele of aanverwante activiteiten uitvoeren. Omdat de Wet onafhankelijk netbeheer onderwerp is van een juridische procedure kan de NMa hier niet op handhaven, al gaan we op onze kop staan. Dat wil niet zeggen dat de NMa de boel niet in de gaten houdt. De grens aan wat er in het netbeheer moet plaatsvinden en wat er in een netwerkbedrijf moet gebeuren, wordt bepaald door het zogenaamde concurrentieverbod. Ook dat is vastgelegd. Dat regelt dat een netbeheerder niet in concurrentie mag treden en dus commerciële activiteiten elders in het netwerkbedrijf moet laten plaatsvinden en niet binnen het gereguleerde netbeheer. Ik lees gewoon de wet voor nu.

De voorzitter: Die kan de heer Leegte ook wel in zijn eigen tijd lezen. En anders kunt u dat misschien schriftelijk afdoen. Dat gaan we nu dus niet allemaal nalezen. De minister heeft geantwoord. Als dat de heer Leegte niet bevalt, kan hij altijd op zoek naar andere vormen. Zijn er nog meer vragen niet beantwoord?

De heer Paulus Jansen (SP): Ik heb nog een vraag over twee zaken die de minister aanstipte: de slimme meters en de overnames in Duitsland. Zou de minister op de volgende rekensom in verband met de slimme meter willen reageren? Zijn voorgangster, minister Van der Hoeven, heeft destijds extern onderzoek laten doen naar de kosten voor de aanleg van de slimme meter. Dat lag in de orde van 3 mld. De geschatte extra kosten die op dit moment betaald worden door de huishoudens bedragen ongeveer 500 mln. op jaarbasis. De netbeheerders zijn enkele jaren geleden gestart en vanaf 2005 zijn de tarieven verhoogd. Een aantal jaren zijn meegenomen bij de privatisering van Essent en Nuon; helaas. Mijn stelling is dat de pot in wezen al dermate vol zit dat de netbeheerders à fonds perdu de slimme meters die er nog niet zijn straks kunnen neertellen. Iedere maand komt daar per huishouden een tientje bovenop. Is de minister het met de SP-fractie eens dat niet alleen transparant moet zijn wat er in die pot zit – ik zie die transparantie vooralsnog niet trouwens – maar dat er ook een grens moet zijn aan die pot? Die moet gelimiteerd worden door het investeringsbedrag dat nodig is. Onderhand is dat bedrag wel bereikt, volgens mij.

Minister Verhagen: Nadat de Kamer met mijn voorgangster over de slimme meter gesproken heeft, heeft de Eerste Kamer de wetgeving afgewezen omdat men vond dat de privacy onvoldoende geregeld was. Toen heb ik de wet gewijzigd ingediend bij de Tweede Kamer. We hebben de privacy beter geregeld. We hebben de mogelijkheid gecreëerd dat iemand «m kan uitzetten en dat er sprake is van vrijwilligheid. Als de meter geplaatst wordt, bijvoorbeeld bij nieuwbouw of bij de sanering van wijken, moet er in ieder geval de mogelijkheid zijn om de meter uit te zetten. Daar kwam wel een ander kostenplaatje uit dan bij de eerdere voorziening, met name omdat de uitrol en het kostenplaatje gebaseerd waren op een ander gebruik. Ik heb toen ook dat kostenplaatje in het plenaire debat aan u verstrekt. Er moest namelijk een andere berekening komen. Toen was de zorg van de Kamer overigens voornamelijk of we wel de Europese doelstelling van de uitrol van 80% of iets dergelijks zouden halen. Mevrouw van Tongeren was toen ook zeer geïnteresseerd in een goede uitrol. De financiering heb ik er toen bijgedaan omdat die onder andere te maken had met de vraag of het daadwerkelijk uitgerold zou worden. We hebben er dus verschillende keren over gesproken.

Overwinsten zijn absoluut niet het doel. Ik zal de Kamer daar nog nadere informatie over sturen. Volgens mij zat er toen helemaal niet zo veel geld in de pot, maar overwinsten zijn absoluut niet de bedoeling. Ik stuur u toe wat ik aan gegevens daarover heb. Het doel is tenslotte niet het maken van overwinst, maar de introductie van de slimme meter.

De heer Paulus Jansen (SP): Mijn tweede vraag had betrekking op de discussie over de Duitse gasnetwerken. De minister weet van zijn collega van Financiën dat er op dit moment opnieuw wordt meegedaan met een overname. Deze minister is echter verantwoordelijk voor de gasrotonde. De Algemene Rekenkamer heeft gezegd dat de economische ratio achter de gasrotonde niet is aangetoond. Daar spreek ik de minister op aan. Ik wil graag weten wat naar zijn mening de economische ratio is achter het feit dat de Gasunie 1,8 mld. heeft toegelegd op de eerste overname in het Duitse gasnetwerk, namelijk het BEB-netwerk. Waarom stort de minister zich opnieuw in zo’n avontuur? Wat is de meerwaarde voor de gasrotonde?

Minister Verhagen: Over de gasrotonde kom ik nog te spreken, daar gaat het nu niet om. De heer Jansen heeft het kennelijk over de Gasunie, maar ik had het over TenneT.

De voorzitter: Laten wij elkaar goed verstaan.

De heer Paulus Jansen (SP): Mijn vraag had betrekking op de Gasunie. Volgens mij heeft de minister daar ook over gesproken. De minister van Financiën is aandeelhouder en eigenaar van de Gasunie. Dat is te vergelijken met het feit dat de minister van Financiën aandeelhouder van NS is, maar de minister van I en M over de diensten van NS gaat. Dat probleem hebben we hier dus ook. Mijn vraag aan deze minister, die verantwoordelijk is voor de gasrotonde, is wat de economische ratio is achter een grote investering van de Gasunie – weliswaar in een combinatie – in een Duits gasnet.

Minister Verhagen: Nogmaals, ik vind dat die afweging, gelet op het rendement en op de vraag of staatsdeelneming wel voldoende geld oplevert, door de minister van Financiën gemaakt moet worden. De minister van Financiën wil natuurlijk dat die staatsdeelnemingen een bijdrage leveren aan het financieringstekort of het aflossen van de staatsschuld. Als hij van mening is dat het een onverantwoorde investering is qua rendement zal hij die niet doen. Dan zal hij daar als aandeelhouder niet mee instemmen.

De voorzitter: We hebben nog een halfuur. Mijn voorkeur voor de verdere indeling van dit AO is dat de minister afrondt, de leden nog interrumperen per blokje en dat we dan geen tweede termijn meer houden. Er werd al een VAO aangekondigd. Mevrouw Dikkers die al weg is, wil ook een VAO. Dan kunnen we het daar mooi afronden.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Nee, daar ben ik het niet mee eens. Ik heb mijn punten braaf opgespaard voor een tweede termijn.

De voorzitter: Openliggende vragen kunnen altijd nog worden afgerond.

Minister Verhagen: Dan kom ik op de gassamenstelling. Ten eerste wil ik de periode waarin gasgebruikers de huidige samenstelling krijgen, zo lang mogelijk verlengen, minstens tot 2021. Ten tweede is er de samenstelling daarna. Veel stakeholders hebben om duidelijkheid gevraagd omtrent de samenstelling na 2021. Ik heb na intensief overleg met hen de samenstelling kunnen vaststellen zoals die in de brief aan de Kamer genoemd wordt. Iedereen heeft dus ruim de tijd om zich voor te bereiden op de samenstelling die breder wordt door duurzaam gas en meer buitenlands gas. Ten derde moeten op korte termijn alle toestellen die op de markt komen, met zekerheid het nieuwe gas aankunnen. Die eis leg ik met mijn collega van VWS op. In de laagcalorische markt gaat het om de veiligheid van consumenten. Het voorkomen of beperken van kosten is door dit beleid vastgelegd. Tot 2021 blijft de huidige samenstelling van kracht. De branche pakt dit voortvarend op. Zij wil een nieuwe toestelcategorie maken op basis van de eisen die in de Kamerbrief staan. We doen er dus alles aan om de transitie van het laagcalorische gas op de zeer lange termijn te vergemakkelijken.

De heer Leegte vroeg of ik duidelijkheid wilde geven. Ik ben van mening dat ik die duidelijkheid heb gegeven in mijn brief van 14 juni 2011 aan deze commissie. Hierin staat namelijk dat de bovengrens voor de Wobbe-index ook na de transitieperiode beperkt blijft tot 55,7 MJ/m3. Aan de zogenaamde propaanequivalent worden geen beperkingen opgelegd. Dat zou namelijk inhouden dat bepaalde gassen van de Nederlandse markt geweerd zouden worden en dan is de leveringszekerheid weer minder. In principe moeten alle in Europa gebruikelijke gassoorten door onze industrie geaccepteerd kunnen worden. Overigens zal ook het gas dat via de Nord Streamleiding ons land zal bereiken aan bovenstaande specificaties moeten voldoen.

Er is gevraagd naar de workshop over de technische oplossing voor technische problemen. Die workshop is op 12 juni jl. geweest. Ik zal de Kamer het verslag toezenden.

Mevrouw Van der Werf vroeg hoe het zit met de regelgeving voor gasmotoren. De vrees dat dit een probleem zal opleveren is niet erg gegrond. De gassamenstelling is vastgesteld met het oog op alle gebruikers, dus inclusief de gasmotoren. Ik sta dus geen gas met een propaanequivalent boven de 8,1 toe met het oog op huishoudens. Dat is technisch hetzelfde als een garantie voor het methaangetal voor de gasmotoren. De Wobbe-grens blijft gehandhaafd zoals wenselijk is. Ook dit geldt voor alle gebruikers. Net als alle anderen krijgen zij ten minste tien jaar om zich voor te bereiden. In die periode zal een groot deel van de gasmotoren vernieuwd kunnen worden waardoor de te verwachten complicaties in perspectief moeten worden geplaatst. Ik probeer die tien jaar voor hen, net als voor de consumenten, verder te verlengen. Daarnaast ben ik bezig met een zogenaamd EDGaR-onderzoek waarvan ik de uitkomsten na de zomer aan de Kamer zal sturen. Ik hoop dat mevrouw Van der Werf tevreden is over de manier waarop we de transitie vormgeven.

De heer Van Vliet vroeg hoeveel toestellen er vervangen moeten worden. Mijn beleid is erop gericht om burgers niet op kosten te jagen. Analyses daarover zijn aan de Kamer gestuurd. Die zijn uitgevoerd door ARCADIS en KEMA. Door het beleid om gedurende tien jaar of langer de gassamenstelling te garanderen, wil ik de kosten tot nul terugbrengen omdat er dan optimaal gebruik kan worden gemaakt van de vervangingsmarkt. We zullen nieuwe eisen stellen aan gasinstallaties zodat die zo snel mogelijk op de markt kunnen worden gebracht. Dan gaat het er met name om dat de installaties een bredere samenstelling aankunnen. Kiwa heeft eerder een onderzoek gedaan waaruit bleek dat de meeste gastoestellen die na 1996 gemaakt zijn, in principe de bredere samenstelling aan zouden moeten kunnen.

Dan kom ik op het blokje over schaliegas. Ik heb de Kamer toegezegd een onafhankelijk onderzoek te starten naar de effecten op mens, natuur en milieu. Dat onderzoek moet natuurlijk zorgvuldig gebeuren. Ik wil er zeker van kunnen zijn dat de vragen die leven bij de bevolking en de betrokkenen in dat onderzoek geadresseerd worden. Anders doen we het allemaal voor niets. Voor de formulering van de onderzoeksvragen alleen al hebben we zeven consultatierondes gehouden. Ik probeer dat echt zo zorgvuldig mogelijk te doen. Dat heb ik immers ook toegezegd. Ik heb gesproken met de betrokken provincies, gemeenten, de industrie, lokale en landelijke belangengroeperingen, actiegroepen en burgers. Ik wil iedereen erbij betrekken. Iedereen heeft zijn vragen kunnen stellen en zijn zorgen kunnen uiten. Die vragen en die zorgen zijn nu omgezet in onderzoeksvragen, voor zover ze binnen de reikwijdte van het onderzoek vallen. Ik heb de Kamer vanmorgen een definitieve versie van die onderzoeksvragen toegezonden. Ik heb de Kamer ook op de hoogte gesteld van de samenstelling van een ingestelde klankbordgroep. Niet? Ik begrijp van de leden dat zij dit niet hebben gekregen. Dan heb ik iets anders getekend dan de Kamer ontvangen heeft.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb begrepen dat sommigen dit vertrouwelijk willen houden.

Minister Verhagen: Als het vertrouwelijk moet blijven, kan ik er niets over melden. Ik kan wel melden dat de klankbordgroep als volgt is samengesteld: de provincie Noord-Brabant, de gemeente Boxtel, de gemeente Noordoostpolder, de nationale milieubelangengroeperingen vertegenwoordigd door Milieudefensie, de nationale waterbelangen vertegenwoordigd door Vewin, de NOGEPA en de Stichting Schaliegasvrij Haaren. Eind van dit jaar komen de resultaten van het onderzoek dat we gaan doen. Ik heb de Kamer toegezegd, en dat herhaal ik, dat er tot die tijd geen proefboringen plaatsvinden. Als ik iets heb toegezegd, kom ik dat ook na. Ik ben redelijk kort minister van Economische Zaken, maar de leden kunnen mij er niet op betrappen dat ik een gedane toezegging niet nakom.

Er is gevraagd of het gerucht klopt dat de heer Kroonenberg als onafhankelijk deskundige is toegevoegd. Het klopt dat de heer Kroonenberg als onafhankelijk deskundige zitting zal nemen in de klankbordgroep. Het onderzoek gaat in op de technische zaken rond boren en fraccen. Zijn visie op klimaatbeleid staat zijn rol in de klankbordgroep op dit punt niet in de weg.

Er is gevraagd of het klopt dat er een opsporingsvergunning is aangevraagd voor schaliegas in Midden-Nederland. Er is inderdaad een vergunningsaanvraag ingediend voor de opsporing van koolwaterstoffen in delen van de provincies Utrecht, Flevoland, Gelderland en Noord-Brabant. Het klopt ook dat de aanvrager het doel heeft om schaliegas op te sporen. Derhalve zal ik op dit moment geen opsporingsvergunning verlenen. Dat is conform die eerdere toezegging.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Zou de Kamer een overzicht van de opsporingsverzoeken en de mogelijke verzoeken om een vergunning kunnen ontvangen?

Zou in het onderzoek naar schaliegas ook de vraag naar de kosten van de risicobeperkende maatregelen, of in elk geval een bandbreedte van deze kosten, kunnen worden meegenomen? Het maakt namelijk nogal wat uit of wordt gezegd «het kan veilig maar dan kost het 2 mld.» of «het kan veilig». Het gaat mij niet om bijvoorbeeld de laatste € 100 000 maar om een bandbreedte van de kosten van zulke maatregelen. Zou die vraag kunnen worden toegevoegd?

Minister Verhagen: De kwestie van de kosten zit volgens mij al in het onderzoek.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Zit dat er al in? Dan is het prima.

Minister Verhagen: Ik kan u daar inzage in geven. Het lijkt mij sowieso voor degenen die dat willen gaan doen vrij relevant om te weten hoeveel het kost.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dan ben ik daarover tevreden.

Minister Verhagen: Dat doen wij.

De voorzitter: Dit is een toezegging. Dat gebeurt. Er was nog een tweede vraag.

Minister Verhagen: Doen wij.

De voorzitter: Dit zijn goede, concrete antwoorden. De minister gaat door.

Minister Verhagen: Ik kom op de gasrotonde. Laat ik maar met de deur in huis vallen: ik ben het niet eens met de conclusie van de Rekenkamer dat de gasrotondestrategie en de afzonderlijke projecten niet goed onderbouwd zouden zijn en het beleid niet transparant is. Als er in de Kamer over iets vaak is gesproken, is het dit wel. De Rekenkamer maakt geen expliciet onderscheid tussen wettelijke taken en commerciële investeringen, waardoor een verkeerd beeld ontstaat van de rol van de overheid bij de onderbouwing van dit type investeringen. Als minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie investeer ik niet direct in de infrastructuur. De gasrotonde moet door marktpartijen, waaronder de staatsdeelnemingen GTS/Gasunie en EBN, worden gerealiseerd. Het gaat dus om «eigenstandige» projecten – dat is volgens mij een germanisme – om zelfstandige projecten met een eigen commerciële onderbouwing en aansturing. De minister van EL&I is dus slechts aandeelhouder van EBN. De minister van Financiën is aandeelhouder van GTS/Gasunie, die ongeveer 95% van de investering van 8,2 mld. voor zijn rekening neemt. De investeringen van GTS in het landelijk gastransport worden dus nadrukkelijk bekeken uit het oogpunt van publiek belang, niet alleen door de aandeelhouder, de minister van Financiën, maar ook door de NMa. Bij deze investeringen gaat het dus om puur wettelijke taken. Voor de commerciële investeringen door Gasunie gelden andere regels. Ook hierbij is sprake geweest van transparantie conform de Nota Staatsdeelnemingenbeleid uit 2007.

Op basis van de door de minister van Economische Zaken geformuleerde beleidskaders heeft de minister van Financiën in de informatievoorziening in de richting van de Tweede Kamer dan ook continu aangegeven dat de gedane investeringen passen binnen de gasrotondestrategie zoals die eerder in overleg met de Tweede Kamer is vastgesteld. De door de Rekenkamer vermeende nodige toetsing is nooit onderdeel van het beleid geweest, omdat het hierbij om commerciële investeringen gaat. Wat betreft de afwaardering van de investering in het Duitse net – investeringen zijn immers niet altijd geweldig – is er tussen de minister van Financiën en de Kamer overleg geweest. De minister van Financiën heeft toen toegezegd dat er een onafhankelijk onderzoek komt naar de gang van zaken rond deze afwaarderingen. Zoals afgesproken met de Kamer, zal mijn collega van Financiën de uitkomsten van dit onderzoek met de Kamer delen. Dat is dus ook volledig open, transparant en informatief. Ook dit type investeringen, de commerciële investeringen die hebben geleid tot een afwaardering, is dus onderdeel van een transparante dialoog met de Kamer.

Ik ben wel blij met de constatering van de Rekenkamer dat de informatievoorziening aan de Kamer door de voortgangsrapportage sterk verbeterd is; dit loopt niet geheel toevallig parallel met de periode dat ik verantwoordelijk ben. Ik ben natuurlijk bereid om in die rapportage meer informatie te verstrekken aan de Kamer, zoals de Rekenkamer aanbeveelt. Op grond van die aanbeveling neem ik het van harte op mij om op dit pad voort te gaan.

Mevrouw Dikkers vroeg naar de verdere ontwikkeling van de gasrotonde in relatie tot de conclusies van de Rekenkamer en naar de Europese samenwerking op het terrein van gas. De strategie als zodanig wil ik voortzetten. Het gaat met name om het bevorderen van investeringen door private partijen die een bijdrage kunnen leveren aan de verdere gasvoorzieningszekerheid in ons land. Gezien de rol van gas in de energiemix is dit zelfs geen kwestie van willen maar van noodzaak. Het is een noodzaak dat wij voldoende gas houden. Juist in een periode waarin wij nog niet 100% duurzame energie hebben, is het van belang dat wij voldoende gas hebben en in de toekomst houden, aangezien gas de schoonste van alle fossiele energiebronnen is. In dit kader werkt ons land steeds meer samen met de ons omringende landen. Er wordt gewerkt aan interconnecties, aan het verder harmoniseren van regels om de handel in gas te bevorderen en om zodoende de Noordwest-Europese gasmarkt verder uit te bouwen. Je merkt dat alle landen, evenals de Europese Commissie, veel meer belang aan gas hechten, juist in het kader van een transitie naar duurzame energie.

Mevrouw Van Veldhoven vroeg naar de quickscan bij nieuwe investeringen. Voor de commerciële investeringen is er het onderzoek dat Financiën gaat doen en dat eerder is toegezegd door de minister van Financiën. Hij zal de resultaten daarvan aan de Kamer toesturen. Het is niet aan mij om een quickscan bij nieuwe investeringen te doen, want daarbij gaat het om private investeringen. Voor de investeringen van de Gasunie is de minister van Financiën verantwoordelijk, evenals voor wat hij de Kamer eerder heeft toegezegd. Ik neem aan dat mevrouw Van Veldhoven vrouws genoeg is om met hem de discussie daarover aan te gaan op basis van het onafhankelijke onderzoek dat nu plaatsvindt.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik ga nog een poging doen. Ik geloof best dat de minister van Financiën naar eer en geweten weer een toets zal doen op de rentabiliteit van zo’n nieuwe mogelijke overname. Ik ben echter juist zoekende naar de positie van die overname in de strategie van de gasrotonde. Dat was volgens mij ook een vraag van de Algemene Rekenkamer. Heeft zo’n eventuele volgende overname ook een zekere functie in het kader van de gasrotondestrategie? Anders kan Gasunie ook gaan investeren in lng-opslag in Mantsjoerije of zo, als dat een leuk rendement oplevert. Kan de minister mij in het kort vertellen wat dan de strategische doelstelling is van zo’n nieuwe overname van een onderliggend gasnet in Duitsland? Wat is de meerwaarde voor de Nederlandse gastrotondestrategie?

Minister Verhagen: Over toekomstige investeringen kan ik nu niet alles zeggen, omdat ik niet weet welke investeringen er allemaal zullen plaatsvinden. Deze investeringen moeten wel passen binnen de gasrotondestrategie, zoals ik eerder heb gezegd. De gasrotondestrategie is met de Kamer besproken en die is door de Kamer gesteund. Daarbinnen moet het dus passen. Wij kunnen ook in Mantsjoerije gaan investeren. Dat zou misschien commercieel interessant zijn, maar ik heb gezegd dat de investeringen binnen de gasrotondestrategie moeten passen. De buitenlandse netten hebben ook strategische waarde, dichter bij de gasbron en binnen de Nederlandse en West-Europese gasmarkt. Daarmee doel ik dus niet op netwerken in de VS, want die vinden daarbij geen aansluiting.

Eerder hebben wij bijvoorbeeld een discussie gevoerd over Nord Stream. Zeker in het begin, voordat Nord Stream vanuit de Europese Unie werd ondersteund als een van de strategische netwerken binnen de Europese gasdistributie, bestond daartegen met name bij de Baltische staten, en naar ik meen later ook bij Zweden of Finland, nogal wat bezwaar. De redenen daarvoor waren niet alleen gelegen in de eventuele milieueffecten van het aanleggen van die gasleiding, maar er was ook een ander probleem. Met name de Baltische staten redeneerden als volgt. Straks draaien de Russen de kraan van de directe aanvoer dicht. De rest gaat dan naar Duitsland en Nederland, en dan hebben wij geen gas. De Russen zullen die kraan sneller dichtdraaien op het moment dat zij voldoende afzetmarkten elders hebben. Daarom wilden de Baltische staten dat er ook een leiding terug zou gaan, zodat zij niet alleen van dat kleine kraantje afhankelijk zouden zijn. Dat is dus de Europese energiemarkt. De heer Jansen is daar niet altijd een voorstander van, maar een groot deel van de Kamer is daarvan wel altijd voorstander geweest. Het gaat daarbij dus ook om een strategische waarde. Wij moeten de gasleveranties in de toekomst betaalbaar houden en zeker stellen.

De heer Paulus Jansen (SP): Dat de Nord Streamleiding of de Bactonleiding een strategisch onderdeel vormt van de gasrotonde is een open deur. Daarover zijn wij het volledig eens. Mijn vraag heeft echter betrekking op de overname van een onderliggend Duits gasnet. In de presentatie van de minister van Financiën tijdens de briefing werd overigens voortdurend de link gelegd tussen dit gasnet en de gasrotondestrategie; klaarblijkelijk is die link er dus. Ik vraag de minister van Economische Zaken, die verantwoordelijk is voor de gasrotondestrategie, om uit te leggen wat daarvan de strategische waarde is voor ons. Het Duitse autowegennet hebben wij immers ook niet overgenomen, terwijl ik toch echt in de vakantie over het Duitse autowegennet naar Italië kan rijden.

Minister Verhagen: Maar misschien moet u daarvoor binnenkort wel tol gaan betalen of een vignet kopen.

De heer Paulus Jansen (SP): Die tol is dan wel voor iedereen even hoog.

Minister Verhagen: Dat is maar de vraag.

De heer Paulus Jansen (SP): De toegang tot het net is in Europees verband voor iedereen gelijk geregeld. Je hoeft dus geen eigenaar van een net te zijn om die toegang veilig te stellen.

Minister Verhagen: De heer Jansen wil nu de hele discussie over de gasrotonde opnieuw voeren. Dat kunnen wij best doen. Daarvoor kunnen wij het Rekenkamerrapport als basis gebruiken. Dan zet ik het verhaal wel daarnaast. Het punt is dit: wij hebben een Noordwest-Europese energiemarkt. De heer Jansen zegt dat het evident is voor Nord Stream. Maar alleen via het Duitse net krijgen wij verbinding met Nord Stream. Wij hadden gas, maar dat raakt op. Wij proberen het nu allemaal te doen met de kleine velden, maar er moet nieuwe aanvoer komen. Dat is duidelijk en daarover zijn wij het niet oneens, denk ik. Tegelijkertijd hebben wij geconstateerd dat wij eigenlijk ook wel goed zijn in handel. Wij willen onze kennis, onze infrastructuur en onze meerwaarde gebruiken om daarmee ook in de toekomst, als onze gasvelden er niet meer zijn, voldoende banen en inkomsten zeker te stellen. Dat is de basis van het hele idee van de gas hub of de gasrotonde. Je hebt dan wel een Noordwest-Europese markt nodig om die distributie te kunnen laten plaatsvinden. Wij nemen niet een netwerk in de VS over; dat is evident. Een Duits net heeft echter wel connecties met Nord Stream en met de Noordwest-Europese energiemarkt, waar gas in toenemende mate een rol gaat spelen. Het kan zijn dat de heer Jansen dat niet wil. Die opvatting kan hij hebben, maar het is op zich niet onlogisch om een aansluiting te hebben.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Gezien de kritiek van de Rekenkamer vind ik dat de minister wel heel makkelijk zegt dat men het er niet mee eens hoeft te zijn en dat men voor de rest bij zijn collega van Financiën moet zijn. Wat mij betreft is dat toch iets te kort door de bocht. Graag krijg ik een nadere toelichting van de minister. Volgens mij maakte hij zonet het onderscheid tussen de commerciële en de niet-commerciële investeringen en zei hij dat wij de volledige verantwoordelijkheid hebben als het gaat om de niet-commerciële investeringen. Bij de commerciële investeringen zou die toets niet nodig zijn. In het rapport van de Rekenkamer lees ik echter dat er bij investeringen vanaf een bepaald bedrag wel degelijk ook een toets op publiek belang is als de minister van Financiën daarom verzoekt. Ik vraag deze minister of daarom is verzocht, en zo nee, waarom niet, gezien de omvang van de investeringen.

Minister Verhagen: Er is natuurlijk wel continu overleg met de minister van Financiën. Ik zal de Kamer op dit punt nog een nader antwoord sturen. In verband met de participatie, de aanvulling waarover in deze kabinetsperiode met de Kamer van gedachten gewisseld is, heb ik zelf contact gehad met de minister van Financiën. Ik zal de Kamer hierover in zijn algemeenheid – de Rekenkamer gaat nog veel verder terug – nog nader antwoord geven. Waarmee ik een probleem heb in verband met het rapport van de Rekenkamer, is dat de Rekenkamer in wezen stelt dat er onvoldoende informatie is verstrekt, terwijl er wel een uitvoerige discussie over de gasrotondestrategie met de Kamer heeft plaatsgevonden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): De Rekenkamer heeft heel wat gezegd in zijn rapport en de toelichting die wij daarbij hebben mogen krijgen. Deze vraag krijg ik dus heel graag nader beantwoord. Als de minister dan toch een brief schrijft, kan hij misschien meteen de vraag meenemen hoe er met Duitsland is gesproken over de risico’s van de tariefaanpassing.

De voorzitter: Wilt u dat ook toezeggen, minister?

Minister Verhagen: Dat komt uit dat onderzoek. Dat is apart. Daarnaar wordt een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd.

De voorzitter: Dit krijgt u dan sowieso op een andere wijze, mevrouw Van Veldhoven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dat vind ik bijzonder, want wij weten toch of er met Duitsland is gesproken over die tarieven of niet?

Minister Verhagen: Op basis van de discussie die eerder heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de afwaardering van het net, heeft de Kamer gevraagd om een onafhankelijk onderzoek. Dat is toegezegd door de minister van Financiën. Dat onderzoek loopt nu. Dan kan het niet zo zijn dat de Kamer, daarop vooruitlopend, een aparte appreciatie daarvan wil hebben. Dat is toch een beetje vreemd.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Het was als een feitelijke vraag bedoeld, maar ik begrijp het punt van de minister en ik leg me erbij neer.

De voorzitter: De minister vervolgt met de overige punten, onder meer de uitkoop. Kort graag.

Minister Verhagen: De kwestie van de uitkoop is een heel belangrijk punt. Ik vind dat zelf ook vervelend.

De voorzitter: Alle bijzinnen weg, graag, want het is bijna tijd.

Minister Verhagen: Het gaat om de uitkoop in verband met de hoogspanningsverbindingen. Daarover bestaan verwachtingen in de samenleving. Bewoners leven in onzekerheid. Ik heb er alles aan gedaan om ervoor te zorgen dat er een regeling zou komen conform de toezegging die ik heb gedaan, dat wil zeggen de aankoop van woningen onder de 220/380 kV-hoogspanningsverbindingen en verkabeling ondergronds van 110/150 kV-hoogspanningsverbindingen in woongebieden. Daarover hebben wij uitvoerig gesproken. Ik heb met TenneT in beeld gebracht om hoeveel woningen en om hoeveel kilometer 110/150 kV-verbinding het zou gaan, en wij hebben daar nu een duidelijk beeld van. Het heeft wel enige tijd gekost om dat volledig in kaart te brengen.

De juridische en financiële uitwerking heeft meer voeten in de aarde. Er zijn meerdere varianten mogelijk, met verschillende financiële consequenties, maar er zijn behoorlijk substantiële kosten mee gemoeid. Daarbij gaat het er niet om dat Kamerbreed is gezegd dat het ons waard moet zijn om dit te verdisconteren in de energierekening per huishouden. Ik meen dat de heer Jansen toen zei dat ons dit € 8 waard moet zijn. Het gaat niet om een probleem op de langere termijn. Vanwege de grote financiële consequenties – wij moeten eenmalig een investering doen van zo’n 400 mln., uit mijn hoofd gezegd – heb ik echter tijdens de onderhandelingen over het Lenteakkoord aangegeven dat hiermee in de begroting rekening moet worden gehouden. Ik krijg niet zomaar 400 mln. van de minister van Financiën, ook al is het maar eenmalig.

De voorzitter: Oké.

Minister Verhagen: Mensen zitten hierop al maanden te wachten. Ik wil dit toch even toelichten.

De voorzitter: Ga uw gang.

Minister Verhagen: Helaas is gebleken dat er binnen de financiële marges van het Lenteakkoord nu geen ruimte is voor die regeling. Ik zal ervoor zorgen dat alle varianten, uitkoop of een verhuispremie, dat wil zeggen alle mogelijkheden die wij hebben uitgewerkt en de consequenties daarvan, volledig inzichtelijk zijn voor mijn opvolger. Indien het nieuwe kabinet ervoor kiest om verder te gaan met deze regeling, hoeft dit dus niet terug naar de tekentafel maar ligt de informatie klaar. Ik zal deze informatie ook ter beschikking stellen aan de informateur, zodat dit eventueel kan worden meegenomen bij de formatie van een nieuw kabinet. Dit moet namelijk gewoon geregeld worden.

De voorzitter: De minister heeft nog een aantal overige punten.

Minister Verhagen: Zal ik die schriftelijk doen, gelet op de tijd?

De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezigen daarmee instemmen. Laten wij het zo doen. Dank u wel, minister, voor deze suggestie.

Ik ga nog even de leden langs. Zijn er vragen blijven liggen? Ik zie dat mevrouw Van Tongeren nog een paar vragen had.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dat kan niet missen, natuurlijk.

De voorzitter: Nee, altijd prijs.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb een vraag gesteld over de kernenergie in België, over de Limburgse grens. Het antwoord daarop mag van mij schriftelijk.

Minister Verhagen: Daarop zal ongetwijfeld schriftelijk een antwoord komen. Wij hebben natuurlijk sowieso de Europese stresstest met betrekking tot veiligheid. Op het naleven van de aanbevelingen die voortvloeien uit de stresstest, ben ik zeker bereid om mijn Belgische collega aan te spreken, net zo goed als hij mij erop aanspreekt om dat te doen ten aanzien van consequenties voor de Belgische bevolking. Ik ga echter niet oproepen tot verbieden.

De voorzitter: U komt er schriftelijk nog op terug.

Minister Verhagen: Ik zal er wel schriftelijk op antwoorden.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Het ging vooral om de veiligheidszone van 80 km waarvoor samenwerking tussen België en Nederland nodig is en om de jodiumpillen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik heb nog wel een paar vragen. Ik had gevraagd wanneer wij een fiat uit Brussel mogen verwachten voor een verlenging van de lage energiebelasting in de glastuinbouw vanwege het convenant met de glastuinbouw. Wat gebeurt er als dat fiat er niet komt? De antwoorden mogen allemaal schriftelijk, maar ik noem mijn vragen nog maar even op. Ik had ook een vraag gesteld over wind op zee. De minister is klaar voor de vergunningverlening, maar is het geld er ook, of is er uitstel verleend voor bijvoorbeeld een bankgarantie? Wat is daarbij de stand van zaken? Ik had een vraag gesteld in de context van het congestiemanagement. Is waardering voor flexibiliteit nodig of is een piekprijs voldoende? Verder had ik de vraag gesteld of er snel een wetsvoorstel naar de Kamer komt over de bijstook van biomassa. Met betrekking tot het net op de Noordzee heb ik gevraagd of er na aanbieding van de eindrapportage van de werkgroepen een internationale werkconferentie op regeringsniveau georganiseerd kan worden om eindelijk eens meters te maken met dat net op de Noordzee. De antwoorden mogen van mij allemaal schriftelijk.

De voorzitter: Het is allemaal genoteerd.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Van mijn kant lagen er nog drie vragen. De eerste vraag is of een lokale kerk als kleinverbruiker kan worden gerekend bij de subsidie voor zonnepanelen. De tweede vraag is of het oppervlak voor thermische zonne-energie, dat nu te groot is, kan worden verlaagd. Mijn derde vraag heeft te maken met de zonneboilers waarover de minister mij van alles en nog wat wilde gaan vertellen. Particulieren zouden die zonneboilers en warmtepompen graag in een duurzame warmteregeling hebben. Dit valt nu buiten de subsidie voor zonnepanelen. Dat brengt de markt in problemen.

Minister Verhagen: Allemaal schriftelijk.

De voorzitter: Dat gaan wij allemaal schriftelijk doen. Ik heb de minister informeel fluisterend gevraagd wanneer deze antwoorden aan ons aangeleverd kunnen worden. Dat kan aankomende donderdag voor 17.00 uur. Voor die tijd kunnen wij geen VAO houden. Wij kunnen dit ook nog meenemen in de procedurevergadering van 3 juli.

Ik ga nu een hele waslijst van toezeggingen voorlezen. Dat is fijn. Dat hebt u allen maar mooi binnengetikt vandaag.

  • De minister zal de Kamer het rapport toesturen van het onderzoek van het CPB naar de effecten en kosten van de twee varianten om een leveranciersverplichting in te voeren.

  • De minister zegt met betrekking tot windparken toe om ten aanzien van de lopende projecten die buiten de zoekgebieden van de provincies liggen, geen onomkeerbare stappen te zetten tot verschijning van de rijksstructuurvisie Windenergie op Land, die uiterlijk in het eerste kwartaal van 2013 ter inzage wordt gelegd.

  • De overheid zal een rol gaan spelen bij de lokale informatiecentra met betrekking tot windparken.

  • De minister zal de Kamer na het zomerreces informeren over de mogelijke initiatieven tot decentrale energieopwekking, inclusief de uitwerking van de uitgavenkant, conform de motie-Van der Werf/Wiegman-Van Meppelen Scheppink.

  • De minister zal na het zomerreces in het kader van de wetgevingsagenda STROOM een wetsvoorstel aan de Kamer aanbieden voor de mogelijkheid van saldering door de vereniging van eigenaren in het kader van decentrale energieopwekking.

  • De minister houdt de Kamer op de hoogte van de vorderingen bij het terugdringen van de netverliezen.

  • De minister informeert de Kamer over het fonds meettarieven netbeheer.

  • De minister stuurt de Kamer het verslag toe van de workshop die op 12 juni jl. is gehouden over de gassamenstelling evenals het EDGaR-onderzoek dat momenteel loopt.

  • De minister informeert inzake schaliegas de Kamer over de lopende opsporingsverzoeken evenals over de kosten die gemoeid zijn met veilig boren naar schaliegas.

Minister Verhagen: Het laatste punt loopt dus mee in dat onderzoek.

De voorzitter: Exact. Ik vervolg met de toezeggingen.

  • De minister informeert de Kamer over de wijze waarop inzake de gasrotonde de investeringen zijn getoetst op publieke belangen en de wijze waarop hij daarover met de minister van Financiën heeft overlegd.

  • De minister informeert de Kamer over een aantal losse overige zaken, inclusief de vragen inzake de veiligheid van kerncentrales in België, veiligheidszones van 80 km en jodiumpillen, de glastuinbouw, wind op zee, de bijstook van biomassa, de werkconferentie over wind op zee, lokale kerken en subsidies op zonnepanelen. De brief daarover komt donderdag aanstaande voor 17.00 uur. Voor die tijd zullen wij geen VAO houden.

Minister Verhagen: De Kamer krijgt niet alles wat in de hele lijst met toezeggingen is gevraagd voor vrijdag. Het gaat alleen om de schriftelijke vragen.

De heer Leegte (VVD): Bij de toezeggingen heb ik niet de toezegging over Drenthe gehoord. De minister heeft ook toegezegd dat de m.e.r.-procedure binnen de Drentse structuurvisie zit.

Minister Verhagen: Dat is een deal die ik heb gemaakt met de provincie Drenthe. Ik ben in zijn algemeenheid in overleg met het IPO over de uitwerking. Wij zijn elkaar genaderd, en ik ga ervan uit dat het constructieve overleg van vanavond zal leiden tot een constructieve uitkomst van het overleg tussen het ministerie en het IPO over de windmolens in zijn algemeenheid.

De voorzitter: Goed zo. Deze toezegging voegen wij eraan toe.

Ik dank de belangstellenden op de publieke tribune, de media, de medewerkers van de minister, de minister zelf en natuurlijk de leden. Ook dank ik natuurlijk de twee dames van de bodedienst voor hun goede zorgen en de notulist, want zonder het verslag weten wij niet wat wij allemaal gezegd hebben. Ik sluit de vergadering.

Volledige agenda:

1. Risico-evaluatie verordening leveringszekerheid aardgas

32 806-7 – Brief regering d.d. 19-12-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

2. Reactie op motie over duurzame energie Caribisch Nederland

33000-IV-51 – Brief regering d.d. 23-12-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

3. Aanpak van administratieve netverliezen bij het transport van elektriciteit

29 023-115 – Brief regering d.d. 30-01-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

29 023-113 – Brief regering d.d. 18-11-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

4. CO2-convenant glastuinbouw

32 813-16 – Brief regering d.d. 01-02-2012

staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma

5. Antwoorden op vragen van de cie ELI inzake de recente stroomstoring in Rotterdam en omstreken

29 023-116 – Brief regering d.d. 13-02-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

6. Kabinetsreactie op het ING-rapport «Hernieuwbare energie in Nederland tot 2020».

31 239-131 – Brief regering d.d. 06-03-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

7. Beantwoording schriftelijke vragen inzake het failliet van aluminiumsmelter Zalco

2011Z26823 – Schriftelijke vragen d.d. 20-12-2011

Tweede Kamerlid, R.W. Leegte (VVD)

2011Z26537 – Schriftelijke vragen d.d. 16-12-2011

Tweede Kamerlid, A.J. Koppejan (CDA) – De berichtgeving rondom het failliet van Zalco

8. Beantwoording vragen over de aanstaande publicatie van de SDE+ regelingen

31 239-130 – Brief regering d.d. 14-02-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

9. Stresstestrapporten nucleaire installaties Onderzoekslocatie Petten en Hoger Onderwijs Reactor te Delft

32 645-36 – Brief regering d.d. 06-03-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

10. Langetermijnbeleid over de gassamenstelling

29 023-117 – Brief regering d.d. 12-03-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

11. Uitspraak van de Hoge Raad over Wet onafhankelijk netbeheer

30 212-79 – Brief regering d.d. 12-03-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

12. Reactie op het rapport «Remmen los, advies over versnelling van de transitie naar een duurzame energiehuishouding in Nederland» van de Raden voor de leefomgeving en infrastructuur

30 196-160 – Brief regering d.d. 14-03-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

13. Opvolging motie van het lid Van der Werf inzake decentrale energie-opwekking (Kamerstuk 33000-XIII, nr.69 )

29 383-194 – Brief regering d.d. 03-04-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

14. Antwoord openstaande vraag uit het algemeen overleg inzake Energie van 9 februari jl. m.b.t. de bioafbreekbaarheid van de twee stoffen die Cuadrilla zou willen gebruiken bij fracwerkzaamheden in de gemeente Boxtel

31 239-133 – Brief regering d.d. 10-04-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

15.Rapportage energie-infrastructuurprojecten onder de rijkscoördinatieregeling

33000-XIII-178 – Brief regering d.d. 10-04-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

16. Beantwoording vraag lid Jansen uit AO Tracé van de Randstad 380 kV hoogspanningsverbinding

31 574-24 – Brief regering d.d. 03-04-2012

minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

17. Stand van zaken en aanpak van het extra onafhankelijk onderzoek schalie- en steenkoolgas

28 982-127 – Brief regering d.d. 10-04-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

18. Congestiemanagement elektriciteit en voorrang voor duurzaam

32 774-4 – Brief regering d.d. 16-04-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

19. Antwoord op het verzoek n.a.v. de brief van the Olivine Foundation (min ELI)

2012Z09221 – Brief regering d.d. 01-05-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

20. Evaluatie van de Elektriciteitswet 1998 en Gaswet

33 252-1 – Brief regering d.d. 01-05-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

21. Reactie op het verzoek met betrekking tot de tarieven en winsten van netbeheerders en transportverliezen

30 212-80 – Brief regering d.d. 01-05-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

22. Europese peer review van het Nationaal Rapport stresstest kerncentrale Borssele

32 645-37 – Brief regering d.d. 08-05-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

23. CNS-landenrapportage voor bespreking van de getroffen en voorgenomen maatregelen naar aanleiding van Fukushima Dai-Ichi op de buitengewone bijeenkomst in Wenen van 27-31 augustus 2012 (Min ELI)

25 422-92 – Brief regering d.d. 10-05-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

24. Uitstel kabinetsreactie op het PBL-rapport inzake warmtevoorziening gebouwde omgeving

30 196-175 – Brief regering d.d. 22-05-2012

minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W.E. Spies

25. Contouren leveranciersverplichting hernieuwbare energie

31 239-136 – Brief regering d.d. 24-05-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. sVerhagen

26. Mogelijkheden voor import van hernieuwbare energie

31 239-137 – Brief regering d.d. 24-05-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen Voorstel: Behandelen

27. Uitstelbrief inzake aansluitplicht warmteprojecten

32 839-10 – Brief regering d.d. 25-05-2012

minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W.E. Spies

28. Veiligheidszones rond mijnbouwinstallaties

32 849-17 – Brief regering d.d. 25-05-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

29. Reactie n.a.v. de motie van Tongeren c.s. ( 33 000 XII-85 ) inzake voorstellen om te komen tot een efficiënter gebruik van koelwater en nuttig hergebruik van restwarmte in industriële processen en energiecentrales te stimuleren

31 239-134 – Brief regering d.d. 26-04-2012

staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma

30. Stand van zaken voornemens kernenergie

32 645-38 – Brief regering d.d. 01-06-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

31. Beantwoording vragen van de leden Dikkers en Van Veldhoven over de SDE+ regeling voor de stimulering van duurzame energie

31 239-138 – Brief regering d.d. 04-06-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

32. Subsidieregeling voor zonnepanelen (min ELI)

33000-XIII-188 – Brief regering d.d. 08-06-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

33. Aanbieding rapport «Gasrotonde: nut, noodzaak en risico’s; Nederland als Europees knooppunt van gastransport»

33 292 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 14-06-2012

president van de Algemene Rekenkamer, S.J. Stuiveling

34. De nieuwe hoogspanningsverbinding Zuid-West 380 kV: antwoord op brief gemeente Halderberge over nieuwe hoogspanningsverbinding

31 574-25 – Brief regering d.d. 13-06-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

35. Voortgangsrapportage Transitie Nieuw Aardgas voor H-gasgebruikers

29 023-118 – Brief regering d.d. 13-06-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

36. Stand van zaken m.b.t. de motie van de leden Van der Werf en Wiegman-van Meppelen Scheppink inzake decentrale energieopwekking (min ELI)

31 239-139 – Brief regering d.d. 19-06-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

37.Aanbieding Europese «peer review» rapport over de Europese stresstest bij kerncentrales (min ELI)

32 645-40 – Brief regering d.d. 18-06-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

38. Laatste stand van zaken m.b.t. het onderzoek naar de mogelijke risico’s en gevolgen van het opsporen en winnen van schalie- en steenkoolgas en toezending van de onderzoeksvragen

28 982-128 – Brief regering d.d. 19-06-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

39. Stand van zaken rond windenergie op zee in Nederland (min ELI)

31 239-140 – Brief regering d.d. 19-06-2012

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

Naar boven