27 830 Materieelprojecten

Nr. 271 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 29 oktober 2018

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Defensie over de brief van 18 september 2018 inzake het materieelprojectenoverzicht 2018 (Kamerstuk 27 830, nr. 259).

De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 26 oktober 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, A. de Vries

De griffier van de commissie, De Lange

1

Hoe groot is het capaciteitstekort dat leidt tot vertraging bij de realisatie van diverse materieelprojecten van het CZSK? Op welke termijn verwacht u dit tekort te hebben opgelost?

11

Welke maatregelen gaat u nemen om de capaciteitstekorten bij het Commando Zeestrijdkrachten, als gevolg waarvan diverse onderhouds- en instandhoudingsprogramma's forse vertraging oplopen, weg te nemen? Bent u bereid externe inhuur, samenwerking met het bedrijfsleven en inzet van reservisten te overwegen?

Het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) probeert de onderhoudscapaciteit te vergroten door gericht te werven onder burgerpersoneel, inhuur, het uitbesteden van werk en de inzet van reservisten daar waar mogelijk. De concurrentie met het bedrijfsleven is echter groot. Momenteel is bij de Directie Materiële Instandhouding (DMI) van het CZSK 11 procent van de functies vacant.

Naast het streven om deze situatie te verbeteren, loopt er een initiatief om de personele capaciteit van de DMI met ongeveer 15 procent te vergroten. Dit moet de personele capaciteit beter laten aansluiten bij de vraag. Deze groei van de capaciteit gaat in fasen. De eerste extra functies kunnen nu worden gevuld, een tweede tranche volgt naar verwachting nog dit jaar. De voortgang van het grootste deel, tweederde van de 15 procent, van dit plan is afhankelijk van de voortgang van een reorganisatie. Naar verwachting kan het reorganisatietraject voor dit deel volgend jaar aanvangen.

2

Klopt het dat er in totaal 25 materieelprojecten vertraagd zijn en/of in de tijd uitlopen ten opzichte van het MPO 2017? Hoe beoordeelt u dit? In hoeveel gevallen lag dit (mede) aan Defensie zelf en wat gaat u eraan doen?

Ten opzichte van het MPO 2017 hebben ongeveer 25 van de 88 materieelprojecten in het MPO 2018 een langere looptijd. De redenen daarvoor verschillen en bij enkele projecten wordt in het MPO, en bij de beantwoording van vragen elders in dit document, dieper ingegaan op de oorzaken. De hoofdoorzaken zijn:

  • Capaciteitsproblemen bij de voorbereiding of de uitvoering van projecten door Defensie. Als gebrek aan capaciteit leidt tot vertraging bij een project, kan dit ook zorgen voor vertraging bij gerelateerde projecten als die moet worden uitgevoerd tijdens of na het vertraagde project. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het project «Instandhouding LC-fregatten» en het project «Maritime Ballistic Missile Defence». Zie ook het antwoord op de vragen 15 en 16.

  • Bij de aanvang van een project is nog niet altijd duidelijk wanneer het product geïnstalleerd zal worden. Sommige projecten worden uitgevoerd tijdens het groot onderhoud van een wapensysteem om daarmee het wapensysteem zo kort mogelijk buiten bedrijf te houden. De cyclus van groot onderhoud aan een wapensysteem kan daarmee invloed hebben op de realisatie van een project. Zie ook het antwoord op vraag 9 over het project «Instandhouding Goalkeeper».

  • Tekortkomingen bij het testen van aan te schaffen producten, waardoor de leverancier technische aanpassingen moet doen. Zie ook de antwoorden op vraag 42 (project «Patriot vervanging COMPATRIOT», de vragen 49/50 (project «Verwerving CE-pakketten IGV») en vraag 96 (project VOSS).

  • Een besluit van Defensie om een modificatie te vertragen om voldoende eenheden van een wapensysteem operationeel inzetbaar te houden. Zie ook het antwoord op vraag 90 over de NH-90 helikopters.

  • Herijking van projecten met een verhoging van het budget en de verwerving van een groter aantal eenheden, bijvoorbeeld als gevolg van de Defensienota 2018. Een besluit om meer eenheden van het product aan te schaffen, betekent vaak ook dat de productie langer duurt en daarmee ook het project. Zie ook de antwoorden op de vragen 70 t/m 75 (project «DOKS») en de vragen 52/53 (project «AH-64D verbetering bewapening»).

  • Externe factoren, zoals een leverancier die later levert dan verwacht door de grote internationale vraag, of de toetreding van landen tot een multinationaal project waaraan Nederland meedoet. Zie ook de antwoorden op de vragen 52/53 (project «AH-64D verbetering bewapening») en vraag 66 (project «MRTT»).

In de antwoorden op vraag 1 en vraag 3 wordt ingegaan op maatregelen om de projectcapaciteit van Defensie te vergroten en zo de vertraging te bestrijden.

3

Is Defensie, in het licht van onder meer de genoemde capaciteitstekorten bij het Commando Zeestrijdkrachten en de mogelijk beperkte capaciteit bij DMO, voldoende in staat om vanuit haar eigen rol invulling te geven aan de ambitieuze nieuwbouwprogramma's bij de Koninklijke Marine?

In hoeverre bent u bereid om de aanbeveling uit het Triarii onderzoek (pag. 28) om gebruik te maken van de efficiënt gebleken samenwerking binnen de «Gouden Driehoek», uit te voeren? Deelt u de opvatting dat de korte lijnen binnen die bewezen effectieve samenwerking van de «Gouden Driehoek» aanzienlijk kunnen bijdragen aan een zo effectief mogelijke rol van DMO?

Bij de uitvoering van de maritieme nieuwbouwprogramma’s van de Defensienota speelt een capaciteitstekort bij het CZSK geen rol. Na de behoeftestellingsfase (A-fase) zijn deze projecten de verantwoordelijkheid van de DMO, waarbij zoals bekend België de leiding heeft bij het project «Vervanging mijnenbestrijdingscapaciteit». Het project «Verwerving Combat Support Ship», dat zich inmiddels in de verwervingsvoorbereidingsfase (D-fase) bevindt, wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met de bouwer Damen Schelde Naval Shipbuilding. Voor het project «Vervanging M-fregatten» waarvan nu de studiefase (B-fase) loopt, geldt dat indien bij de DMO een capaciteitstekort zou ontstaan, dit in samenwerking met de bedrijven en kennisinstituten in de «Gouden Driehoek» zal worden beheerst.

4

Bij welke projecten wordt art. 346 VWEU ingeroepen?

Bij verwerving geldt als uitgangspunt dat de Aanbestedingswet 2012 (AW2012) of de Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied (ADV) wordt toegepast. Binnen deze wetten zijn er verschillende aanbestedingsprocedures die ingezet kunnen worden, afhankelijk van de opdracht en de behoefte. Daarnaast bevatten beide wetten uitzonderingsbepalingen op grond waarvan de aanbestedingswet niet behoeft te worden toegepast. In bijzondere gevallen kan, indien de bescherming van de wezenlijke veiligheidsbelangen van het Koninkrijk dit vergt, een beroep op art. 346 VWEU worden gedaan. In dat geval hoeven de procedures van de AW2012 of de ADV niet te worden gevolgd.

Voor een beroep op artikel 346 VWEU moet aan de volgende vier voorwaarden worden voldaan: (1) een wezenlijk belang van nationale veiligheid verzet zich tegen toepassing van de ADV, (2) het betreffende materieel moet voorkomen op een lijst van militair materieel uit 1958 wanneer de verwerving ziet op militair materieel, (3) de civiele markt mag niet worden verstoord en (4) de maatregel moet noodzakelijk en proportioneel zijn. Dat laatste betekent onder meer dat onderbouwd moet worden waarom de mogelijkheden die de ADV biedt, niet voldoende zijn om de wezenlijke belangen van nationale veiligheid te kunnen waarborgen. Dit zal vooral in die gevallen aan de orde kunnen zijn op die terreinen waar Nederland voor de bescherming van haar wezenlijke veiligheidsbelangen in grote mate autonoom en soeverein wil kunnen opereren.

Een beroep op art. 346 VWEU vraagt een goede motivering, gekoppeld aan het wezenlijk veiligheidsbelang en de vraag waarom de procedures en specifieke bepalingen van de ADV niet voldoende waarborgen bieden om de wezenlijke veiligheidsbelangen te beschermen. Ook sluit de toepassing van art. 346 een vorm van concurrentiestelling niet uit, en betekent de toepassing van dit artikel niet automatisch dat de opdracht bij een Nederlands bedrijf terechtkomt.

In het vierde kwartaal van dit jaar zal de Kamer de Defensie Industrie Strategie (DIS) ontvangen, opgesteld door de Ministeries van Defensie en van Economische Zaken en Klimaat. In de DIS geven we weer op welk gebied we zelfstandig over kennis en capaciteiten moeten kunnen beschikken om het nationaal veiligheidsbelang te kunnen verzekeren. Het bedrijfsleven en de kennisinstituten vervullen daarin een belangrijke rol, niet alleen in de ontwikkeling van nieuw materieel, maar ook als samenwerkingspartner voor de instandhouding.

5

Hoe staat het met de uitvoering van de motie Bruins Slot over counterdrones?

In de motie-Bruins Slot (Kamerstuk 34 919, nr. 14) wordt verzocht om in te zetten op het ontwikkelen van counterdronescapaciteiten. Specifieke maatregelen tegen drones zijn op dit moment in technologisch opzicht vaak nog onvolwassen. Bovendien gaat de ontwikkeling van verschillende technologieën zeer snel. Daarom is gezamenlijk onderzoek nodig naar effectieve en betaalbare tegenmaatregelen voor zowel civiele als militaire toepassingen. De Ministeries van Defensie en Justitie en Veiligheid, alsmede de kennisinstituten, werken nauw samen op het gebied van kennis en innovatie op het gebied van capaciteiten tegen drones.

Het beschikken over een degelijke en omvangrijke kennisbasis op het dit gebied is ook noodzakelijk voor keuzes in verwervingsprocessen, beheer en logistiek. Mede daarom is midden dit jaar bij het Commando Landstrijdkrachten de nieuwe eenheid Joint Nucleus Counter Unmanned Aerial Vehicles opgericht. Dit is een nieuwe capaciteit, specifiek gericht op het ontwikkelen van capaciteiten tegen drones. Tevens ís Defensie op dit moment bezig met het project «C-RAM en Class-1 UAV detectiecapaciteit» dat onder andere betrekking heeft op de opsporing van drones. Bij missies zet Defensie reeds «van de plank» aangeschafte apparatuur in voor de bestrijding van drones. Zie ook het antwoord op de vragen 37, 38 en 39.

6

Welke niet-wapensysteem gebonden IT-projecten zijn groter dan 5 miljoen euro en wanneer zijn deze IT-projecten aangevangen?

Defensie rapporteert jaarlijks in mei in het Rijks ICT Dashboard over niet-wapensysteem gebonden IT-projecten in uitvoering met een financiële omvang groter dan € 5 miljoen. Op dit moment gaat dat over de volgende vier projecten.

Naam

Startjaar

Grensverleggende IT

2015

EKMS (Cryptosleutelmanagement)

2008

IT-KMar Informatie Gestuurd Optreden

2015

ARGO II

2011

Inmiddels is het project ARGO II afgesloten in het eerste kwartaal van 2018. Dit project zal bij de volgende update worden afgevoerd van het Dashboard.

Voor het in 2017 gestarte project Maritiem Operatie Centrum Kustwacht Nederland loopt momenteel een toets van het Bureau ICT Toetsing (BIT). Dit project zal na goedkeuring worden toegevoegd aan het Dashboard.

7

Kunt u uitleggen waarom u zulke brede marges aanhoudt als het gaat om project volume van geplande projecten? Waarom heeft u er voor gekozen dit weer te geven in categorieën?

De bandbreedtes zijn opgenomen in de herziene brochure over het Defensie Materieel Proces «DMP bij de tijd» die de Kamer op 2 februari 2017 heeft ontvangen (Kamerstuk 27 830, nr. 197). De brochure vormt de weerslag van afspraken die de Kamer en Defensie over het DMP hebben gemaakt.

Totdat met een leverancier een contract is gesloten, dient het budget van materieelprojecten vertrouwelijk te blijven met het oog op de onderhandelingspositie van Defensie. De Kamer wordt wel in het openbaar over de bandbreedte van een project geïnformeerd. Tijdens het algemeen overleg van 31 maart 2016 (Kamerstuk 27 830, nr. 170) heeft de Minister van Defensie toegelicht dat het noemen van smallere bandbreedtes alsnog de onderhandelingspositie van Defensie nadelig zou kunnen beïnvloeden. De Kamer ontvangt bij een B, C of D-brief op commercieel vertrouwelijke basis gedetailleerde financiële informatie.

8

Klopt het overzicht onderaan pagina 10 nog? Zo nee, over welke van de in het overzicht genoemde projecten zal de Kamer niet in 2018 maar in 2019 worden geïnformeerd?

Het merendeel van de brieven die in het bedoelde overzicht zijn genoemd, heeft de Kamer inmiddels ontvangen. Begin 2019 ontvangt de Kamer de B-brief van het project «Vervanging onderzeebootcapaciteit». Dat geldt naar verwachting ook voor de D-brief van het project «Vervanging mijnenbestrijdingscapaciteit» die in het MPO was aangekondigd voor 2018.

9

Waarom is in de huidige planning de uitvoeringsperiode van de goalkeeper verlengd van zeven naar negen jaar (uitvoering tot 2021 in plaats van 2019)?

Defensie kiest ervoor de instandhouding van de Goalkeeper uit te voeren in combinatie met gepland groot onderhoud van de schepen. Daarmee wordt de periode dat een schip niet beschikbaar is voor inzet, zoveel mogelijk beperkt. Wel zorgt dit ervoor dat het project «Instandhouding Goalkeeper» niet eerder dan 2021 zal zijn voltooid.

10

Over welke autonome functies zal de goalkeeper beschikken?

Het Goalkeeper-zelfverdedigingssysteem is in staat om fregatten en grote oppervlakteschepen van het CZSK te beschermen tegen inkomende antischipraketten. De Goalkeeper kan deze vorm van zelfverdediging onder bepaalde omstandigheden autonoom uitvoeren.

11

Welke maatregelen gaat u nemen om de capaciteitstekorten bij het Commando Zeestrijdkrachten, als gevolg waarvan diverse onderhouds- en instandhoudingsprogramma's forse vertraging oplopen, weg te nemen? Bent u bereid externe inhuur, samenwerking met het bedrijfsleven en inzet van reservisten te overwegen?

Zie het antwoord op vraag 1.

12

Waarom is in de huidige planning de uitvoeringsperiode van de Walrusklasse onderzeeboten verlengd van zeven naar tien jaar (uitvoering tot 2025 in plaats van 2022)?

Het gepland groot onderhoud van de onderzeeboten, dat tegelijk met het instandhoudingsprogramma wordt uitgevoerd, gaat langer duren. Dit wordt veroorzaakt door de beperkt beschikbare onderhoudscapaciteit. Er is geen rechtstreeks verband met de vervanging van de Walrusklasse-onderzeeboten.

13

Kunt u de vertraging in de planning van de «instandhouding Walrusklasse onderzeeboten» toelichten? Welke relatie heeft de vertraging met het genoemde capaciteitstekort? En is er nog een relatie met de planning van de vervanging van de onderzeebotencapaciteit?

Zie het antwoord op vraag 12.

14

Kunt u nader ingaan op de verschuiving in de tijd rondom de instandhouding van de Walrus-klasse onderzeeboten? Waarom is deze vertraging ontstaan? Is er een relatie tussen deze vertraging en de planning van de nieuwbouw van de nieuw aan te schaffen onderzeeboten en daarmee het verschijnen van de B-brief?

Zie het antwoord op vraag 12.

15

Waarom is in de huidige planning de uitvoeringsperiode van de instandhoudingsprogramma IP LC-fregatten verlengd van vier naar vijf jaar (uitvoering tot 2022 in plaats van 2021)?

16

Bij welke organisatieonderdeel of deskundigheid van het Commando Zeestrijdkrachten ligt het capaciteitstekort, waardoor de uitvoering van het IP LC-fregatten voor het tweede, derde en vierde schip met een jaar vertraagd wordt?

De latere uitvoering van het instandhoudingsprogramma van de LC-fregatten betreft drie van de vier schepen. Wel wordt het eerste LC-fregat, Zr.Ms. De Zeven Provinciën, volgens planning opgeleverd. De reden voor de latere uitvoering is de beperkt beschikbare onderhoudscapaciteit bij de DMI van het CZSK.

16

Bij welke organisatieonderdeel of deskundigheid van het Commando Zeestrijdkrachten ligt het capaciteitstekort, waardoor de uitvoering van het IP LC-fregatten voor het tweede, derde en vierde schip met een jaar vertraagd wordt?

Zie het antwoord op vraag 15.

17

Hoe is de volumestijging bij de Maritime Ballistic Missile Defence verdeeld over de door u genoemde redenen (aanbrengen van aanvullende IFF-functionaliteit, het uitvoeren van vervolg onderzoek en prijspeilbijstellingen)?

Het projectvolume is met € 5,5 miljoen gestegen voor het aanbrengen van de aanvullende IFF-functionaliteit, met € 6,8 miljoen voor het uitvoeren van een vervolgstudie naar integratie van de sensorcapaciteit in het NAVO-netwerk voor de verdediging tegen ballistische raketten (BMD) en met € 0,4 miljoen als gevolg van een prijspeilbijstelling.

18

Waarom heeft u ertoe besloten meer BV206D voertuigen een midlife upgrade te geven?

Dit betreft lesvoertuigen die behoorden tot de oorspronkelijke behoefte, maar waarvoor tot voor kort niet genoeg budget beschikbaar was.

19

Hoe verhoudt de bewering dat vervanging van de vijf Landing Craft Utility vaartuigen de voorkeur had maar dit financieel niet haalbaar bleek zich tot de A-brief (Kamerstuk 27 830, nr. 132 ) waarin is opgenomen: «Defensie kiest voor de aanpassing van de huidige vaartuigen, omdat uit onderzoek is gebleken dat binnen het beschikbare budget geen nieuw-bouwalternatieven op de markt verkrijgbaar zijn die voldoen aan de gestelde eisen»? Zijn er inmiddels wel nieuwbouwalternatieven op de markt verkrijgbaar die voldoen aan de gestelde eisen?

20

Waarom wordt er niet gekozen voor de vervanging van de Landing Craft Utility in plaats van een midlife upgrade nu er meer financiële armslag voor Defensie is?

Het project «Midlife Update Landing Craft Utility» (MLU LCU) betreft de uitvoering van de midlife update van de landingsvaartuigen binnen de kaders die zijn beschreven in de A-brief van 1 juli 2014 (Kamerstuk 27 830, nr. 132). Het project is in uitvoering bij de DMO. Een marktconsultatie zal nog dit jaar worden voltooid.

Ten aanzien van de vervanging van de LCU is de behoeftestelling voorzien voor 2025. De beoogde instroom van de nieuwe vaartuigen zal in 2031 zijn. Deze planning houdt onder meer verband met de voorziene vervanging van de amfibische Landing Platform Docks (LPD’s) in ongeveer dezelfde periode, zoals beschreven in de Defensienota 2018. De MLU LCU is de overbrugging van de huidige LCU naar de vervanging van deze capaciteit in 2031.

20

Waarom wordt er niet gekozen voor de vervanging van de Landing Craft Utility in plaats van een midlife upgrade nu er meer financiële armslag voor Defensie is?

Zie het antwoord op vraag 19.

21

Hoe is het mogelijk dat de verbetering van de MK48 torpedo veel duurder is uitgevallen dan oorspronkelijk begroot was (146.1 in plaats van 25–100)?

In 2011 is de Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 32 710 X, nr. 1 van 18 mei 2011) dat de prijs per modificatieproject hoger was dan aanvankelijk voorzien. Dit leidde destijds tot de bestelling van een lager aantal modificatiepakketten dan de operationele behoefte. In 2015 zijn aan de defensiebegroting meer middelen toegekend. Daarop is de Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 27 830, nr. 145 van 30 januari 2015) over het voornemen om met een deel van die middelen het aantal modificatiepakketten alsnog te verhogen tot het niveau van de operationele behoefte. Dit leidde uiteraard tot een hoger projectbudget waarover de Kamer is geïnformeerd in een commercieel-vertrouwelijke bijlage bij deze brief.

22

Hoe bent u tot een verdeling gekomen waarin België de leiding neemt over de gezamenlijke vervanging van de mijnenbestrijdingsvaartuigen?

25

Waarom hebben Nederland en België besloten de vervanging van de M-fregatten samen te doen? Waarom is er besloten tot twee fregatten en niet méér?

De Belgisch-Nederlandse maritieme samenwerking (BENESAM) voorziet in gezamenlijke en geïntegreerde staven, opleidingen, trainingen en operaties, maar ook in taakspecialisatie voor onderhoud en materieellogistiek. De huidige mijnenbestrijdingsvaartuigen en M-fregatten van België en Nederland hebben een vrijwel identieke configuratie en bedrijfsvoering. Hierdoor is het mogelijk om het onderhoud en de ondersteuning van beide typen schepen onderling te verdelen. België verzorgt het onderhoud en de ondersteuning van de huidige mijnenbestrijdingsvaartuigen van beide landen en Nederland doet dat voor de M-fregatten. In het verlengde van deze taakverdeling hebben de Ministers van Defensie van beide landen op 30 november 2016 een Letter of Intent (LoI) ondertekend waarin België zal optreden als leidende partij voor de gezamenlijke vervanging van de mijnenbestrijdingscapaciteit en Nederland voor de vervanging van de M-fregatten (Kamerstuk 33 279, nr. 20 van 8 december 2016). Het programma wordt aangestuurd door een binationaal Joint Steering Committee (JSC). Deze samenwerking met België is met de Kamer besproken tijdens het AO Materieel van 25 januari 2017 (Kamerstuk 27 830, nr. 198).

Defensie kan met vier LC-fregatten en twee M-fregatten voldoen aan de inzetbaarheidsdoelstellingen. Het defensiebudget biedt ruimte voor de aanschaf van twee nieuwe M-fregatten. De vervanging van de vier LC-fregatten is voorzien voor het begin van de jaren dertig.

23

Waarom schaft Defensie minder lightweight torpedo's aan dan benodigd op grond van de volledige inzetambitie, zoals genormeerd in het Beleidskader inzetvoorraden (BKI) Munitie? Zijn er in de huidige meerjarenplanning voldoende middelen beschikbaar om daarin volledig te kunnen voorzien?

De Mk46 Lightweight torpedo wordt door middel van een modificatiepakket omgebouwd tot de Mk54 torpedo. Met de brieven van 19 oktober jl. (Kamerstuk 27 830, nrs. 265 en 268) is de Kamer geïnformeerd over de versterking van de inzetvoorraden waaronder de aanvulling van de munitievoorraden. In dit kader wordt ook het aantal aan te schaffen Mk54 torpedo-modificatiepakketten verhoogd tot het niveau dat voldoende is voor de tweede hoofdtaak, in lijn met het huidige, in 2009 opgestelde Beleidskader zoals uiteengezet in de brieven van 19 oktober. De Letter of Agreement (LoA) voor de verwerving van de Mk54 torpedo-modificatiepakketten wordt naar verwachting voor het einde van 2018 getekend.

24

Waarom wordt niet veel sneller overgegaan tot aanschaf van nieuwe lightweight torpedo's (LWT) dan de huidige planning? In hoeverre zullen fregatten en NH-90’s beschikken over een effectieve LWT in voldoende aantallen in de periode tot en met 2026, nu de huidige MK46 torpedo volstrekt verouderd is en de beschikbaarheid 2018 in toenemende mate onzeker is, omdat de MK46 torpedo vanuit de Verenigde Staten niet langer logistiek wordt ondersteund?

Naar verwachting zal vanaf 2021–2022 de Mk54 torpedo instromen als vervanger van de Mk46 torpedo. Het verder versnellen van dit proces is niet mogelijk, omdat de producent niet eerder kan leveren. Tijdens de overgangsfase zal de benodigde technische en logistieke ondersteuning voor de operationele inzet van de Mk46 torpedo blijven bestaan. De fregatten en NH-90 helikopters zullen gedurende deze overgangsperiode over voldoende aantallen torpedo’s blijven beschikken.

25

Waarom hebben Nederland en België besloten de vervanging van de M-fregatten samen te doen? Waarom is er besloten tot twee fregatten en niet méér?

Zie het antwoord op vraag 22.

26

Wordt bij de verwerving van surface-to-surface missiles uitgegaan van compatibiliteit met de nieuw te verwerven M-fregatten en LC-fregatten?

Ja, het uitgangspunt is dat de te verwerven surface-to-surface raketten worden geplaatst op zowel de nieuwe M-fregatten als de LC-fregatten.

27

Wat waren de bezwaren met betrekking tot functionaliteiten en kosten die u ertoe hebben doen besluiten alleen bemande onderzeebootvarianten deel uit te laten maken van de variantenvergelijking?

Begin 2019 zal ik de Kamer met de B-brief informeren over de voortgang van het project «Vervanging onderzeebootcapaciteit». De B-brief zal ook ingaan op de vraag waarom Defensie, zoals gemeld in de Defensienota 2018, zich alleen nog richt op bemande onderzeebootvarianten.

28

Hoe verhouden de «lifecycle» kosten van de Walrus-onderzeeboten zich tot de «lifecycle» kosten van vergelijkbare onderzeeboten van buitenlandse marines? Worden de te verwachten «lifecycle» kosten van de toekomstig te bouwen onderzeeboten meegewogen in de selectie van de bouwer van de nieuwe onderzeeboten? Hoe gaat u die bepalen?

31

Hoe wordt het op pagina 5 van de begroting voor het jaar 2019 beschreven life cycle costing-denken meegewogen bij de besluitvorming over de vervanging van de onderzeebootcapaciteit?

Defensie heeft alleen gedetailleerd inzicht in de levensduurkosten (Life Cycle Costs, LCC) van de huidige onderzeeboten van de Walrusklasse, maar niet in de LCC van de huidige onderzeeboten van buitenlandse marines.

In de onderzoeksfase (B-fase) van het project «Vervanging onderzeebootcapaciteit» wordt een kosten-batenanalyse (KBA) van verschillende bemande onderzeebootvarianten uitgevoerd. Zowel in de KBA als in de vervolgfasen van het project wordt het kostenaspect bezien vanuit het perspectief van de levensduurkosten. De B-brief die de Kamer begin 2019 zal ontvangen, zal hier nader op ingaan.

29

Wordt in het verwervingsproces van de nieuwe onderzeeboten van alle (buitenlandse) aanbieders de bewezen inzetbaarheid gedurende de gehele levensduur van de door hen eerder gebouwde/ opgeleverde onderzeeboten meegewogen? Zo niet, waarom worden deze relevante criteria niet meegenomen?

Ja, dit wordt meegenomen in de besluitvorming.

30

Deelt u de opvatting dat, zoals ook blijkt uit het rapport «Economische Effecten Marinebouwcluster», de eigenstandige Nederlandse Marinebouw op wereldniveau vooraanstaand is en dat juist de export van marineschepen de kennisbasis in stand heeft doen houden? Welke kansen ziet u om als «Launching Customer» bij de ontwikkeling van nieuwe onderzeeboten op te treden, waardoor export-potentie wordt bevorderd en een extra sterke kennisbasis ontstaat, c.q. in stand kan worden gehouden?

Het marinebouwcluster is een verband van enkele grote en vele middelgrote en kleinere bedrijven en kennisinstellingen dat intensief met Defensie samenwerkt. Het belang van de maritieme sector voor Nederland is groot en de Nederlandse marinebouw staat internationaal in hoog aanzien. Defensie vervult een belangrijke rol voor de sector bij nieuwe ontwikkelingen, waarbij vanzelfsprekend steeds de behoefte van Defensie leidend is. Defensie treedt daarbij regelmatig op als launching customer voor nieuwe producten. Ook de in het antwoord op vraag 4 genoemde nieuwe Defensie Industrie Strategie is in dit verband van belang.

Begin 2019 zal de Kamer de B-brief over het project «Vervanging onderzeebootcapaciteit» ontvangen.

31

Hoe wordt het op pagina 5 van de begroting voor het jaar 2019 beschreven life cycle costing-denken meegewogen bij de besluitvorming over de vervanging van de onderzeebootcapaciteit?

Zie het antwoord op vraag 28.

32

Wordt bij de verwerving van softkill torpedo's uitgegaan van compatibiliteit met de nieuw te verwerven M-fregatten, LC-fregatten en het Combat Support Ship?

Ja, het Softkill torpedodefensiesysteem zal geschikt zijn voor de twee huidige M-fregatten, de twee nieuwe M-fregatten, de vier LC-fregatten, het huidige Joint Support Ship (JSS), het nieuwe Combat Support Ship (CSS) en de twee Landing Platform Docks (LPD’s).

33

Wanneer verwacht u te kunnen beginnen met de verwerving van een systeem om torpedo’s uit te schakelen (hardkill)?

Een torpedodefensiesysteem om afgevuurde torpedo’s effectief uit te schakelen (Hardkill) vergt op dit moment nog nader onderzoek en ontwikkeling. Defensie heeft het voornemen de vervangers van de M-fregatten uit te rusten met een dergelijk systeem. De Kamer zal over de voortgang op het gebied van Hardkill in 2020 worden geïnformeerd in de D-brief van het project «Vervanging M-fregatten».

34

Waarom is er sprake van een nieuwe aanbesteding voor de Army Ground Based Air Defense System (AGBADS)?

35

Waarom is er een nieuwe aanbesteding nodig voor de AGBADS?

36

Wat is de reden dat het sinds de D-brief van 2006 al meer dan 12 jaar duurt totdat het AGBADS gerealiseerd is? Waarom is er sprake van een nieuwe aanbesteding?

Het AGBADS-luchtverdedigingssysteem is reeds langere tijd operationeel, zij het met beperkingen als gevolg van het ontbreken van beveiligde draadloze verbindingen en verouderde software. Om het systeem optimaal te laten functioneren, zijn deze draadloze dataverbindingen en nieuwe software nodig. Met deze nieuwe aanbesteding schaft Defensie nieuwe beveiligde dataradio’s en nieuwe softwareapplicaties voor de commandovoering aan. Daarmee worden de eerdergenoemde beperkingen weggenomen. De oplossing die nu wordt gekozen, voldoet aan de laatste internationale standaarden voor interoperabiliteit. De Kamer is hierover geïnformeerd met de brief van 11 oktober 2018 (Kamerstuk 27 830, nr. 261).

35

Waarom is er een nieuwe aanbesteding nodig voor de AGBADS?

Zie het antwoord op vraag 34.

36

Wat is de reden dat het sinds de D-brief van 2006 al meer dan 12 jaar duurt totdat het AGBADS gerealiseerd is? Waarom is er sprake van een nieuwe aanbesteding?

Zie het antwoord op vraag 34.

37

Is mandatering voor het project C-RAM en Class 1-UAV detectiecapaciteit nog geëigend nu het projectvolume is gestegen? Zo ja, waarom?

38

Waarom heeft u er toe besloten om het aantal aan te schaffen sensoren (C-RAM en Class 1 -UAV detectiecapaciteit) aan te passen?

39

Welke gevolgen heeft de verhoging van het projectbudget van 25–100 mln euro naar 100–250 mln euro voor de mandatering van het project C-RAM en Class 1 UAV detectiecapaciteit?

In verband met de beperkte financiële ruimte ten tijde van de besluitvorming over de behoeftestelling in 2015 (Kamerstuk 27 830, nr. 161), zijn in eerste instantie minder systemen besteld dan operationeel noodzakelijk was. Met de verhoging van het defensiebudget zoals uitgewerkt in de Defensienota 2018 is het alsnog mogelijk de volledig operationele behoefte te vervullen.

Daarnaast is eind 2017 besloten de luchtverdedigingscapaciteit te vergroten door deze eenheden en personeel niet meer voor twee verschillende operationele taken gereed te stellen («ontdubbeling eenheden»). Hierover is de Kamer geïnformeerd met de nota van wijziging van de begroting 2018 (Kamerstuk 34 775 X, nr. 25) van 25 november 2017 waarin in totaal € 400 miljoen wordt geïnvesteerd in de ondersteuning van de krijgsmacht. Voor deze «ontdubbeling eenheden» zijn ook extra sensorsystemen nodig en deze worden gefinancierd uit de genoemde € 400 miljoen. Tegen deze achtergrond, en het feit dat het project kwalitatief ongewijzigd blijft, kan de mandatering gehandhaafd blijven.

38

Waarom heeft u er toe besloten om het aantal aan te schaffen sensoren (C-RAM en Class 1 -UAV detectiecapaciteit) aan te passen?

Zie het antwoord op vraag 37.

39

Welke gevolgen heeft de verhoging van het projectbudget van 25–100 mln euro naar 100–250 mln euro voor de mandatering van het project C-RAM en Class 1 UAV detectiecapaciteit?

Zie het antwoord op vraag 37.

40

Hoe zit het met het operationeel gebruik van het groot pantserwielvoertuig Boxer als infanterievoertuig? Is hier sprake van een vijfde versie naast commandopost, ambulance, vracht en genie?

De Boxer die in gebruik is bij de infanterie wijkt niet af van de Boxer van de genietroepen. Er is dus geen sprake van een extra versie. Naast de varianten commandopost, ambulance, vracht en genie kent de Boxer nog wel een lesvariant voor rijopleidingen.

41

U geeft aan dat het project «levensduurverlenging zwaar bergingsvoertuigen» fase 1 vertraagd is door financieringsproblemen; wat waren deze problemen precies?

De levensduurverlengende maatregelen voor de bergingsvoertuigen kunnen pas worden gerealiseerd als het voertuig volledig in de basisconfiguratie is gebracht en het uitgestelde correctieve en preventieve onderhoud is uitgevoerd. Het gelijktijdig uitvoeren van deze werkzaamheden bespaart uiteindelijk geld. Wel moest hiervoor de offerte van de leverancier worden herzien. Het benodigde geld voor dit contract is gevonden in het exploitatiebudget. De ondertekening van het contract is nu voorzien voor eind 2018.

42

U verwijst naar tekortkomingen die zijn geconstateerd bij het Patriot-wapensysteem; wat waren deze tekortkomingen?

Tijdens de verificatietesten zijn technische tekortkomingen geconstateerd ten aanzien van spraakcommunicatie en de versleuteling van data. De leverancier heeft deze tekortkomingen inmiddels verholpen.

43

Wordt vanwege de geconstateerde scheuren in de springstof van de nieuw verworven Excalibur-granaten aanvullend periodiek onderzoek gedaan naar het verval van dit type munitie? Zo nee, waarom niet?

Nee. Het Amerikaanse onderzoek heeft uitgewezen dat veroudering van de granaten niet leidt tot scheurvorming of verergering van scheurvorming, waardoor scheuren zouden ontstaan die zouden leiden tot afkeuring. Dit geeft voldoende waarborgen om de Excalibur-granaten te gebruiken tijdens de volledige levensduur zonder aanvullend periodiek onderzoek. De Kamer is hierover geïnformeerd met de brief van 22 augustus jl. (Kamerstuk 27 830, nr. 258).

44

Kunt u het uitlopen van het project precision guided munition in de planning ten opzichte van 2017 met een jaar toelichten?

In het kader van dit project schaft Defensie onder andere Course Correcting Fuses aan. Dit betreft een ontstekingsbuis die op een 155mm granaat van de Pantserhouwitser 2000 wordt geschroefd om de granaat nauwkeuriger naar het doel te geleiden. Als gevolg van een vertraging in het opstellen van de Letter of Offer and Acceptance (LoA) met de Amerikaanse overheid worden de Course Correcting Fuses later geleverd dan gepland. De ondertekening van de LoA is voorzien voor eind 2018.

45

Wat is de argumentatie voor de aanschaf van drie additionele systemen binnen het project Vervanging brugleggende tank?

46

Waarom heeft u ertoe besloten om drie additionele brugleggende tanks aan te schaffen?

In 2013 is een behoefte vastgesteld aan acht brugleggende tanks om aan de inzetbaarheidsdoelstellingen te voldoen. Met de brief van 22 juni 2016 (Kamerstuk 27 830, nr. 175) is de Kamer geïnformeerd dat gezien het beperkte budget vijf systemen zouden worden aangeschaft, waarbij de drie extra tanks zouden volgen zodra dit financieel mogelijk zou zijn. Met de verhoging van het defensiebudget en de uitwerking in de Defensienota 2018 is dat extra budget beschikbaar gekomen en heeft Defensie besloten de drie extra brugleggende tanks aan te schaffen.

46

Waarom heeft u ertoe besloten om drie additionele brugleggende tanks aan te schaffen?

Zie het antwoord op vraag 45.

47

Hoe vergevorderd is het idee om een samenwerking met Duitsland aan te gaan met betrekking tot de vervanging van ESM-capaciteieten KL EOV-systeem?

48

Wanneer verwacht u tot verwerving van de vervanging ESM-capaciteiten KL EOV-systeem over te gaan?

Defensie heeft met Duitsland afgesproken dat Nederland in beginsel als lead nation zal optreden voor de verwerving van de ESM-capaciteiten voor beide landen. Deze samenwerking wordt naar verwachting binnenkort geformaliseerd. De onderzoeksfase van het project zal naar verwachting begin 2019 worden voltooid. Het streven is eind 2020 een contract te tekenen met een leverancier.

48

Wanneer verwacht u tot verwerving van de vervanging ESM-capaciteiten KL EOV-systeem over te gaan?

Zie het antwoord op vraag 47.

49

Wat heeft de kwalificatie testen met betrekking tot de verwerving CE-pakketten IGV doen vertragen?

50

Kunt u het uitlopen van het project verwerving CE-paketten IGV in de planning ten opzichte van 2017 met maar liefst vier jaar toelichten?

De versnelling die in het MPO 2017 is aangekondigd is niet haalbaar gebleken doordat de leverancier nog niet in staat was te voldoen aan de wensen van Defensie. Met het oog op doelmatigheid is er inmiddels voor gekozen om de planning van het project «Verwerving CE-pakketten IGV» te laten aansluiten bij project «Midlife Update CV-90», waarvan de Kamer de A-brief heeft ontvangen op 11 oktober jl. (Kamerstuk 27 830, nr. 262). Zie ook het antwoord op vraag 51.

50

Kunt u het uitlopen van het project verwerving CE-paketten IGV in de planning ten opzichte van 2017 met maar liefst vier jaar toelichten?

Zie het antwoord op vraag 49.

51

Wat wordt onder de pre-serie verstaan? Om hoeveel voertuigen gaat het hier ten opzichte van het totaal? Wat is de oorzaak van de vertraging van de kwalificatietesten? Welke gebreken kwamen aan het licht? Wat zorgt ervoor dat de verwerving als sinds 2012 aan de gang is en er nog steeds geen CE-pakketten IGV aangeschaft zijn?

Een pre-serie wordt gebruikt om het ontwerp van een product te verifiëren en het productieproces te optimaliseren. Het aantal voertuigen van de pre-serie wordt door de leverancier bepaald. De technologie die nodig is voor de CE-pakketten moet nog ontwikkeld worden. Dit gebeurt stapsgewijs om de technische risico’s te beheersen. Hierdoor kost de verwerving veel tijd.

52

Kunt u het uitlopen van het project AH-64D verbetering bewapening in de planning ten opzichte van 2017 met twee jaar toelichten?

53

Hoeveel Hellfire raketten verwacht men per jaar te ontvangen?

In het kader van dit project worden extra Hellfire-raketten besteld. Door de grote internationale vraag naar deze bewapening is met de levering enige tijd gemoeid. De raketten van de extra bestelling zal Defensie ontvangen in de periode 2021 – 2023. Om redenen van operationele veiligheid doet Defensie in het openbaar geen mededelingen over hoeveelheden munitie.

53

Hoeveel Hellfire raketten verwacht men per jaar te ontvangen?

Zie het antwoord op vraag 52.

54

Kunt u het uitlopen van het project F-16 infrarood geleide lucht-lucht raket in de planning ten opzichte van 2017 met twee jaar toelichten?

De eerste hoeveelheid raketten is volgens planning aangeschaft en geleverd. De Amerikaanse overheid heeft Defensie de mogelijkheid gegeven om een nieuwere versie van hetzelfde type raket aan te schaffen. Het verwervingsproces van deze vernieuwde raketten betekende echter wel een verlenging van het project met ongeveer anderhalf jaar. De levering van de vervolgbestelling is voorzien voor 2022.

55

In welke mate zijn de verwervingen inzake de projecten F-16 infrarood geleide lucht-lucht raket en F-16 zelfbescherming (ASE) overzetbaar op de F-35?

De aangeschafte infraroodgeleide lucht-lucht raketten zijn geschikt voor zowel de F-16 als de F-35. De producten die deel uitmaken van het project voor zelfbescherming van de F-16 zijn alleen geschikt voor dit toestel. Ze kunnen niet worden overgezet op de F-35.

56

Kunt u het uitlopen van het project verwerving munitie boordkanon, zelfbeschermingsmiddelen en wapenladers F-35 in de planning ten opzichte van 2017 met twee jaar toelichten?

Zelfbeschermingsmiddelen hebben een vastgestelde levensduur die samenhangt met de effectiviteit en de veiligheid van dit middel. Om te voorkomen dat alle door Defensie aangeschafte zelfbeschermingsmiddelen tegelijkertijd over de uiterste gebruiksdatum gaan, is ervoor gekozen om de verwerving en levering in delen uit te voeren. Als gevolg van deze spreiding is het project met twee jaar verlengd.

57

Waarom is het nodig dat het Lockheed Martin Sniper Targeting systeem een aanvullende modificatieset ontvangt in 2019?

Bij de invoering van de het Lockheed Martin Sniper Targeting systeem voor de F-16 heeft Defensie de behoefte gesteld voor een aantal additionele (geclassificeerde) opties. Met het vrijgeven van deze opties door de Amerikaanse overheid gaat veel tijd gemoeid. Hierdoor is het op zijn vroegst in 2019 mogelijk om dit systeem te modificeren.

58

Kunt u het uitlopen van het project Langer Doorvliegen F-16 – Operationele Zelfverdediging in de planning ten opzichte van 2017 met een jaar toelichten?

Een van de deelprojecten betreft het modificeren van de ophangsystemen voor bewapening. Voor deze modificatie is het noodzakelijk dat de ophangsystemen naar de fabrikant worden opgestuurd. Omdat deze ophangsystemen noodzakelijk waren voor de inzet tijdens Operation Inherent Resolve in Irak en Syrië, heeft Defensie de systemen niet op tijd kunnen aanleveren. Hierdoor is het project met een jaar uitgelopen.

59

Waarom loopt de delta-exploitatie voor de MALE UAV's zo hoog op vanaf 2021?

In het kader van het project MALE UAV wordt een MQ-9 Reaper systeem verworven. De verwachting is dat dit systeem zal worden ingevoerd in de jaren 2020 en 2021. Pas vanaf het moment dat Defensie het materieel gaat gebruiken, is exploitatiebudget nodig. Voor de MALE UAV is dat dus het geval vanaf 2020. Voorafgaand aan 2020 is er geen sprake van een exploitatiebudget.

60

Waarom heeft u er toe besloten om MALE UAV's aan te schaffen?

De behoefte aan de MALE UAV hangt samen met het belang van actuele, gedetailleerde en gevalideerde inlichtingen tijdens militaire operaties. Informatievergaring vanuit de lucht of de ruimte biedt de mogelijkheid een groot gebied te bekijken en vervolgens belangrijke objecten meer in te detail te onderzoeken. Luchtsystemen die deel uitmaken van een informatienetwerk kunnen de vergaarde informatie snel doorgeven.

Voor Nederland is het niet financieel haalbaar om het volledige scala aan observatiemiddelen vanuit de lucht, van kleine onbemande vliegtuigjes (UAV’s) tot satellieten, te verwerven. De MALE UAV vormt echter een belangrijke aanvulling op de middelen waarover Nederland wèl beschikt. Belangrijke pluspunten van de MALE UAV zijn daarbij het grote bereik, de lange inzetduur en de beschikbaarheid van verschillende sensoren die elkaar aanvullen. De A-brief en de D-brief van het project (Kamerstuk 30 806, nrs. 10 en 47) van resp. 14 december 2011 en 6 juni jl. gaan hier nader op in.

61

Over welke autonome functies zal de MALE UAV precies beschikken? Waar in het targeting proces bevinden deze autonome functies zich?

De MALE UAV (MQ-9 Reaper) is een op afstand bediend onbemand vliegtuig (Remotely Piloted Arcraft) dat niet beschikt over autonome functies waarbij het toestel zelfstandig beslissingen neemt. Wel beschikt het toestel over geautomatiseerde functies die degenen die het toestel besturen, ondersteunen in het uitvoeren van de vlucht. Deze functies zijn vergelijkbaar met de automatische piloot in de burgerluchtvaart, zoals het volgen van een vooraf geprogrammeerde route en het vasthouden van een hoogte of een bepaalde snelheid. Van autonome functies in het targeting proces is geen sprake.

62

Wanneer start de bouw van het radiostation op het terrein nabij Herwijnen? Van welke omstandigheden is een snelle start van de bouw afhankelijk?

Op 11 oktober jl. heeft de gemeenteraad van Lingewaal, waar Herwijnen onder valt, onverwacht besloten om het bestemmingsplan «Broekgraaf 1 te Herwijnen», waarmee werd beoogd de bouw van het radarstation mogelijk te maken, niet vast te stellen. De Ministeries van Defensie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (waaronder het Rijksvastgoedbedrijf) gaan, met betrokkenheid van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, nu de vervolgopties onderzoeken. Een snelle realisatie blijft nodig, maar is wel afhankelijk van de mogelijkheden en het pad dat wordt gekozen. De gemeente Lingewaal zal hierover geïnformeerd blijven worden.

63

Waarom verloopt het project Vervanging strategisch luchttransport en AAR (MRTT) niet via het DMP? Waarom is dit in uw ogen niet in strijd met de regels van het DMP?

64

Hoe worden «de waarborgen van het DMP» bij het project Vervanging strategisch luchttransport en AAR (MRTT) gehanteerd, zonder dat het project het DMP volgt? Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over de beslissingen die binnen dit traject worden genomen?

Het DMP is toegesneden op materieelprojecten waarbij Defensie hetzij zelfstandig een materieelproject uitvoert, dan wel aansluit bij een project dat door een ander land wordt geleid. Het MRTT-project wordt echter bestuurd door een aantal landen gezamenlijk en die structuur sluit niet rechtstreeks aan bij het DMP. Niettemin heeft Defensie steeds in goed overleg de Kamer geïnformeerd over het MRTT-project en dit met de Kamer besproken, zoals op 26 maart 2015 tijdens het algemeen overleg Materieel (Kamerstuk 27 830, nr. 152) en op 25 november 2016 tijdens het Wetgevingsoverleg Materieel (Kamerstuk 34 550-X, nr. 49). Dit is enkele jaren geleden ook gebeurd bij het SAC C-17 project over strategisch luchttransport waarvan de opzet vergelijkbaar is met het MRTT.

Op 18 december 2014 (Kamerstuk 27 830, nr. 141) is de Kamer geïnformeerd dat Defensie voornemens was om aan het project mee te doen. In deze brief heeft de Minister van Defensie toegezegd de Kamer periodiek te informeren over de relevante aspecten van het DMP, in het bijzonder product, tijd en geld. Dit is onder meer gebeurd met de brief van 28 juli 2016 over de ondertekening van het MoU met Luxemburg, waarbij ook commercieel vertrouwelijke informatie is verstrekt over de investerings- en exploitatiekosten (Kamerstuk 27 830, nr. 183).

Met de brief van 29 juni 2017 (Kamerstuk 27 830, nr. 204) is de Kamer gemeld dat Duitsland en Noorwegen tot het project zijn toegetreden. Daarbij is gezegd dat de levensduurkosten hierdoor sterk zullen dalen, maar dat het nog niet mogelijk was de definitieve financiële informatie te verstrekken. Dit is nog steeds het geval aangezien in februari jl. België tot het project is toegetreden (Kamerstuk 28 676, nr. 285) en andere landen dit mogelijk ook zullen doen. Zodra dit mogelijk is, zal de Kamer de definitieve financiële informatie ontvangen.

64

Hoe worden «de waarborgen van het DMP» bij het project Vervanging strategisch luchttransport en AAR (MRTT) gehanteerd, zonder dat het project het DMP volgt? Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over de beslissingen die binnen dit traject worden genomen?

Zie het antwoord op vraag 63.

65

Wat betreft het multi role tanker transport samenwerkingsprogramma, is er zicht op meer landen die zich eventueel willen aansluiten? Zo ja, welke landen?

Op dit moment werken België, Duitsland, Luxemburg, Nederland, Noorwegen samen in het MRTT-programma. Samen gaan zij een vloot van acht vliegtuigen vormen. Meerdere landen hebben informatie over het programma opgevraagd, maar er zijn nog geen onderhandelingen met geïnteresseerde landen gestart over toetreding tot het project.

66

Kunt u het uitlopen van het project Vervanging strategisch luchttransport en AAR (MRTT) in de planning ten opzichte van 2017 met een jaar toelichten?

Met de toetreding van België wordt neemt de MRTT-vloot toe tot acht toestellen. Dit vliegtuig wordt in 2024 geleverd. De productie van het achtste toestel leidt tot een verlenging van het project met een jaar.

67

Wanneer is er duidelijkheid over de positie van het personeel van C-IED en welke knelpunten bestaan er nog op dit gebied?

Voor de functies op het gebied van de bestrijding van geïmproviseerde explosieven (Counter-IED) is momenteel voldoende personeel beschikbaar. Het gaat om functies bij het Defensie Expertise Centrum IED in Amersfoort, de staven van de drie brigades van het CLAS en bij het Center of Excellence IED van de NAVO in Madrid. Een evaluatie van de inmiddels voltooide reorganisatie van de vroegere Joint Task Force IED, dat is omgevormd tot het Defensie Expertise Centrum IED, wordt momenteel besproken met de medezeggenschap.

68

Kunt u het uitlopen van het project Defensie Bewaking- en Beveiligingssysteem (DBBS) in de planning ten opzichte van 2017 met drie jaar toelichten?

Het uitlopen van de oplevering van het project van 2019 naar 2022 is veroorzaakt door vertraging bij zowel de aanbesteding, mede in verband met een kort geding, als de technische ontwikkeling van het DBBS-systeem waar de defensielocaties op aangesloten worden.

69

Wanneer vinden de pentesten van het defensie Bewakings- en Beveiligingssysteem plaats?

Omdat het Defensie Bewakings- en Beveiligingssysteem alleen wordt gebruikt op een defensienetwerk, is een zogenoemde externe penetratietest (pentest) niet van toepassing. De interne pentest wordt in twee stappen uitgevoerd. De eerste stap, met een beperkt aantal koppelingen met andere defensiesystemen, heeft eind 2018 plaats. De pentest met alle benodigde koppelingen heeft eind 2019 plaats.

70

Waarom is in de huidige planning de invoeringstermijn van het Defensie Operationeel kledingsysteem verlengd tot 2028? Betekent dit dat in vergelijking met de planning van 2017 militairen hun nieuwe kleding pas later krijgen? Zo ja, hoe duidt u dat?

71

Kunt u het uitlopen van het project Defensie Operationeel Kledingsysteem (DOKS) in de planning ten opzichte van 2017 met maar liefst zes(!) jaar toelichten? Wat zijn de consequenties hiervan voor de krijgsmacht?

72

Waarom worden de gevechtskleding en helm, anders dan oorspronkelijk gepland, tot 2028 gefaseerd?

73

Wat is de reden dat de opdracht om nieuwe helmen te verwerven pas in de eerste helft van 2019 wordt geplaatst en waarom kan dit niet eerder? Wanneer is de verwachte levering van de nieuwe helmen? Om hoeveel helmen gaat het?

75

Waarom duurt het tot 2028 voordat de gevechtskleding en helmen geleverd zijn? Waarom kan dit niet sneller? Kan u een overzicht geven hoeveel elk jaar geleverd gaat worden?

In het MPO 2018 en in de brief van 18 september jl. (Kamerstuk 27 830, nr. 260) bent u geïnformeerd over de herijking van het project DOKS en de verhoging van het budget om het aantal te verwerven kledingpakketten en helmen te verhogen. Ten opzichte van de stand van de A-brief van 14 juni 2016 (Kamerstuk 34 300 X, nr. 114) wordt het aantal helmen verhoogd van 22.500 naar 48.000 stuks, en het aantal kledingpakketten van 45.000 naar eveneens 48.000. Ook worden hogere eisen gesteld aan de kwaliteit van de te verwerven kleding ten aanzien van functionaliteit, bescherming, pasvorm, comfort en uitstraling.

De verlengde termijn tot 2028 is nodig om een deel van de aanvullende serie helmen, indien nodig, gefaseerd te kunnen invoeren. Het begin van de levering van de goederen is niet vertraagd ten opzichte van de planning van 2017 en de verlenging van het project heeft geen negatieve gevolgen voor de krijgsmacht. De langere looptijd van het project wordt ook mede verklaard doordat het een raamovereenkomst betreft met een langere duur. Defensie onderzoekt de mogelijkheden om de aanvullende serie versneld te kunnen invoeren. De leverschema’s van de helmen worden pas bekend nadat de opdrachten zijn gegund.

De opdracht om nieuwe helmen te verwerven kan pas in de eerste helft van 2019 worden geplaatst omdat leveranciers om uitstel hebben verzocht om hun offertes in te dienen. Defensie heeft het gevraagde uitstel verleend tot begin 2019 maar de nieuwe helmen worden naar verwachting nog steeds vanaf 2019 geleverd. Zie ook het antwoord op vraag 74.

71

Kunt u het uitlopen van het project Defensie Operationeel Kledingsysteem (DOKS) in de planning ten opzichte van 2017 met maar liefst zes(!) jaar toelichten? Wat zijn de consequenties hiervan voor de krijgsmacht?

Zie het antwoord op vraag 70.

72

Waarom worden de gevechtskleding en helm, anders dan oorspronkelijk gepland, tot 2028 gefaseerd?

Zie het antwoord op vraag 70.

73

Wat is de reden dat de opdracht om nieuwe helmen te verwerven pas in de eerste helft van 2019 wordt geplaatst en waarom kan dit niet eerder? Wanneer is de verwachte levering van de nieuwe helmen? Om hoeveel helmen gaat het?

Zie het antwoord op vraag 70.

74

Wat is de reden dat de verwervingsvoorbereiding voor het nieuwe kledingssysteem pas recent begonnen is en dat de brief al in 2016 in de Tweede Kamer behandeld is? Waarom kan niet eerder dan de eerste helft van 2019 een opdracht geplaats worden?

De A-brief van het project DOKS is verzonden in juni 2016 (Kamerstuk 34 300 X, nr. 114). Spoedig daarna is de onderzoeksfase van start gegaan, gevolgd door de verwervingsvoorbereiding. Over de resultaten daarvan is de Kamer geïnformeerd met de brief van 18 september jl. Het bleek nodig om niet alleen het aantal kledingpakketten te verhogen, maar ook om een betere kwaliteit kleding aan te schaffen. In de eerste helft van 2019 wordt naar verwachting de eerste opdracht voor kleding geplaatst en in 2020 begint de levering van de kleding. Een verdere versnelling is niet mogelijk.

75

Waarom duurt het tot 2028 voordat de gevechtskleding en helmen geleverd zijn? Waarom kan dit niet sneller? Kan u een overzicht geven hoeveel elk jaar geleverd gaat worden?

Zie het antwoord op vraag 70.

76

Waarom loopt de aanschaf van de nachtkijker voor de FN 0.50 M2 vertraging op?

81

Kunt u het uitlopen van het project Defensiebrede vervanging van ondersteunende Klein Kaliber Wapens in de planning ten opzichte van 2017 met een jaar toelichten?

Het deelproject voor de nachtkijker voor de zware mitrailleur FN 0.50 M2 heeft enige vertraging opgelopen door personele wisselingen in het projectteam. Inmiddels is dit opgelost en momenteel worden de testmodellen geëvalueerd. De ondertekening van het contract wordt begin 2019 verwacht.

77

Wordt binnen de nog te verwerven 12kN-voertuigen gekeken naar de optie om af te stappen van het rijden op fossiele brandstof? Zo nee, waarom niet?

De mogelijkheden voor andere energievormen dan fossiele brandstoffen worden in overeenstemming met de Operationele Energie Strategie voortdurend gevolgd. Daarnaast inventariseert Defensie bij elke materieelaankoop ook de beschikbaarheid op de markt van alternatieve energieconcepten.

Voor de operationele voertuigen, die voor alle hoofdtaken van Defensie geschikt moeten zijn, staat effectiviteit, inzetzekerheid en veiligheid voorop. Dit stelt hoge eisen aan het materieel en aan de bevoorrading van energie. De zware omstandigheden en onvoorspelbare situaties waarin het materieel moet blijven functioneren en waarbij een regelmatige bevoorrading van energie niet kan worden gegarandeerd, beperkt de keuzemogelijkheden vooralsnog tot voertuigen die gebruik maken van vloeibare brandstoffen. Naast fossiele en synthetische brandstoffen zijn de te verwerven voertuigen 12 kN geschikt voor het gebruik van biobrandstoffen.

78

Wat houdt de planning van de «vervolg scope» bij het project Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen (DVOW) in? Kunt u het verschil met de planning van het project in 2017 met vier jaar toelichten?

De «vervolg scope» van het programma DVOW heeft betrekking op de aanvullende voertuigen en andere systemen die Defensie in het kader van dit programma wil aanschaffen. Voor deze extra aanschaffingen maakt Defensie gebruik van opties die in de contracten zijn of worden opgenomen. De verlenging van de planning van 2023 naar 2027 heeft te maken met de tijd die nodig is om alle aanvullende voertuigen en andere systemen te produceren. De Kamer is daarover geïnformeerd met de brief van 12 oktober jl. (Kamerstuk 26 396, nr. 113).

79

Welk percentage voor industriële participatie geldt voor de verwerving van de containers?

82

Welk percentage voor industriële participatie geldt voor de verwerving van quads?

Het Ministerie van Economische Zaken & Klimaat (EZK) beoordeelt bij verwervingen door Defensie van militaire systemen en/of gerelateerde diensten boven de € 5 miljoen of en in hoeverre er afspraken over industriële participatie (IP) moeten worden gemaakt met potentiële leveranciers. Het beoogde IP-percentage voor de verwerving van de containers is commercieel vertrouwelijk, evenals de wijze waarop de leverancier van plan is de IP-ambitie te realiseren.

Ten aanzien van de quads heeft EZK, onder meer vanwege de omvang van de aanbesteding, besloten om geen afspraken over industriële participatie te maken met de potentiële leveranciers van deze voertuigen.

80

Is inmiddels meer bekend over wat er met de overtollige, oude handvuurwapens gebeurt nadat deze zijn vervangen? Zo nee, op welke termijn denkt u hier zicht op te hebben?

Handvuurwapens die Defensie niet langer nodig heeft, worden in beginsel afgestoten door verkoop aan een andere overheid na de gebruikelijke toetsing door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Als verkoop aan een andere overheid niet mogelijk blijkt, worden de handvuurwapens vernietigd.

81

Kunt u het uitlopen van het project Defensiebrede vervanging van ondersteunende Klein Kaliber Wapens in de planning ten opzichte van 2017 met een jaar toelichten?

Zie het antwoord op vraag 76.

82

Welk percentage voor industriële participatie geldt voor de verwerving van quads?

Zie het antwoord op vraag 79.

83

Kunt u het uitlopen van het project IT Informatie Gestuurd Optreden

Koninklijke Marechaussee in de planning ten opzichte van 2017 met twee jaar toelichten?

Informatie Gestuurd Optreden Koninklijke Marechaussee (IT-IGO KMar) is opgezet en georganiseerd als programma. Daarbinnen lopen momenteel ongeveer twintig projecten. Het doel van programma IT-IGO KMar is het realiseren van IT-voorzieningen als randvoorwaarde voor de transitie van de KMar van gebiedsgebonden naar informatiegestuurd optreden. In de kern gaat het erom dat op basis van een integraal en centraal operationeel beeld wordt besloten waar mensen en middelen worden ingezet. De aanpak die bij IT-IGO KMar wordt gehanteerd, is het opleveren van producten in kleine stappen. De producten worden in het kader van drie thema's opgeleverd. Deze thema's zijn: 1: Verzamelen, Analyseren en Matchen, 2: Command and Control en 3: Mobility, Sensing en Tooling. Een aantal producten is reeds opgeleverd.

De looptijd van IT-IGO KMar is verlengd met een jaar, tot en met 2021. De vertraging is ontstaan door de complexiteit van het project bestaan uit diverse afhankelijkheden binnen en buiten de defensieorganisatie en beperkte capaciteit. Dit heeft geen invloed op de te behalen doelen en de te realiseren producten.

84

Kunt u het uitlopen van het project Joint Fires in de planning ten opzichte van 2017 met twee jaar toelichten?

Het budget van het project Joint Fires is verhoogd van € 33,5 miljoen in het MPO 2017 tot € 62,1 miljoen nu. Zoals uiteengezet in het MPO wordt het aantal aan te schaffen producten vergroot en een ander gerelateerd project wordt in Joint Fires geïntegreerd. Voor deze aanschaffingen moeten afzonderlijke contracten via Foreign Military Sales (FMS) worden gesloten met de Amerikaanse overheid. De Amerikaanse overheid sluit de contracten met de industrie. Het afsluiten van de contracten via FMS en de extra productie zorgen voor een langere looptijd van het project.

85

Kunt u het uitlopen van het project MILSATCOM in de planning ten opzichte van 2017 met twee jaar toelichten?

86

Wat is de reden dat tussen de A-brief (1995) van de MILSATCOM en de beoogde invoering (2019) meer dan 24 jaar zit?

Na de A-brief van 1995 heeft de besluitvorming binnen Defensie nog veel tijd in beslag genomen, mede door bezuinigingsmaatregelen en herijkingen van het project. De D-brief is verstuurd in 2002 en vervolgens is eind dat jaar een MoU afgesloten met de Verenigde Staten. De ontwikkeling en lancering van de Advanced Extreme High Frequency (AEHF) satelliet heeft tot 2014 geduurd, waarna Nederland tot 2025 gebruik kan gaan maken van het satellietsysteem. Momenteel wordt nog met de Verenigde Staten onderhandeld over de verlenging van de MoU van 2025 tot 2034. Naar verwachting kan deze MoU in oktober 2019 worden getekend, waarna het project zal worden afgesloten.

86

Wat is de reden dat tussen de A-brief (1995) van de MILSATCOM en de beoogde invoering (2019) meer dan 24 jaar zit?

Zie het antwoord op vraag 85.

87

Wat is de reden dat tussen de A-brief (2006) inzake de modernisering van de navigatiesystemen en de beoogde invoering in 2022 zestien jaar zit?

Het project «Modernisering navigatiesystemen» zou oorspronkelijk worden voltooid in 2013. Meerdere onderdelen van dit project, zoals modificaties en aan te schaffen producten, waren of zijn afhankelijk van andere projecten en daarmee samenhangende planningen. In de loop der jaren is het project dan ook regelmatig aangepast waarbij ook de looptijd is verlengd. De Kamer is hierover geïnformeerd in de jaarlijkse MPO’s. Het grootste deel van het projectbudget is reeds besteed en het project is grotendeels voltooid. Nog niet in het MPO 2018 is verwerkt dat het project zal lopen tot en met de laatste fase van het project «Instandhouding Walrusklasse-onderzeeboten», nu voorzien voor 2025.

88

Waarom is er vertraging opgelopen bij de voorbereiding van de aanbestedingen voor de aanschaf van munitie t.b.v. aanvulling inzetvoorraden? Hoe verhoudt dit zich tot eerdere meldingen dat militairen geen munitie meer hadden tijdens oefeningen?

89

Wat is de reden dat er voor de munitie ten behoeve van de aanvulling van de inzetvoorraden een vertraging in de voorbereiding van de aanbesteding zit? Wanneer stroomt de munitie in voor de klein kalibermunitie, geschut- en mortiermunitie, hand- en geweergranaten, raketten, rookgranaten, springmiddelen en diverse speciale munitiesoorten?

De aanvulling van de munitie voor inzetvoorraden heeft geen relatie met de beschikbaarheid van munitie voor oefeningen. De munitie voor oefeningen wordt bekostigd uit de budgetten voor exploitatie. Defensie schaft via afzonderlijke verwervingstrajecten meer munitie aan voor oefeningen.

De vertraging bij het investeringsproject «Munitie ten behoeve van aanvulling inzetvoorraden» is aan de orde bij een beperkt aantal munitiesoorten. Een raamovereenkomst kwam niet tijdig beschikbaar ten gevolge van een kort geding. Daarnaast konden enkele leveranciers niet voldoen aan de gestelde eisen, waardoor opnieuw aanbesteed moest worden. De laatste munitie die met dit investeringsproject wordt verworven, stroomt in 2019 binnen, overeenkomstig de oorspronkelijke planning. Met de brief van 19 oktober jl. (Kamerstuk 27 830, nr. 265) is de Kamer geïnformeerd over een verdere aanvulling van de munitievoorraden.

89

Wat is de reden dat er voor de munitie ten behoeve van de aanvulling van de inzetvoorraden een vertraging in de voorbereiding van de aanbesteding zit? Wanneer stroomt de munitie in voor de klein kalibermunitie, geschut- en mortiermunitie, hand- en geweergranaten, raketten, rookgranaten, springmiddelen en diverse speciale munitiesoorten?

Zie het antwoord op vraag 88.

90

Waarom vangt de uitvoering van het modificatietraject voor upgrade van zes helikopters naar final radar capability een jaar later aan?

Defensie wil voldoende NH-90 helikopters beschikbaar houden voor operationele inzet. Vertragingen in het huidige retrofit-programma en diverse operationele verplichtingen met NH-90 helikopters dreigden dit onmogelijk te maken. Daarom is besloten om voor een aantal toestellen het upgradetraject later uit te voeren waardoor alsnog voldoende NH-90 helikopters beschikbaar blijven.

91

Hoe kan het dat het secure werkplek defensie-project duurder blijkt te zijn dan oorspronkelijk begroot (27.8 mln euro in plaats van <25 mln euro)?

92

Kunt u het uitlopen van het project Secure Werkplek Defensie in de planning ten opzichte van 2017 met maar liefst vier jaar toelichten? Wat zijn de consequenties hiervan?

Zoals reeds in het Rijks ICT-Dashboard is gemeld, is het programmadoel van Secure Werkplek Defensie (SWD) Olympus overgenomen door het programma Grensverleggende IT (GrIT). Daarmee is de einddatum verschoven naar het einde van het programma GrIT. In 2017 is een project voor een netwerkupgrade toegevoegd aan het project SWD Olympus. Dat heeft geleid tot het verhogen van het budget tot € 27,8 miljoen.

92

Kunt u het uitlopen van het project Secure Werkplek Defensie in de planning ten opzichte van 2017 met maar liefst vier jaar toelichten? Wat zijn de consequenties hiervan?

Zie het antwoord op vraag 91.

93

Hoe staat het met de bouw van de multidisciplinaire trainingsfaciliteit? Wanneer zou deze faciliteit voltooid moeten zijn? Waar gaat deze trainingsfaciliteit gebouwd worden?

94

Waarom duurt de invoering van uitbreiding van CBRN-faciliteiten veel langer dan eerder gepland is, 2020 in plaats van 2014?

De initiële bouw en inrichting van het multifunctioneel CBRN-trainingscentrum zijn in 2014 voltooid. Sinds de opening wordt het centrum gebruikt door Defensie en civiele partners, en wordt het verder ontwikkeld op basis van de inzichten en ervaringen van deze gebruikers. Daarnaast wordt het centrum nog voorzien van een simulatie- en trainingssysteem dat in de afgelopen jaren is ontwikkeld. De verwerving van materieel en de ontwikkeling van het trainings- en simulatiesysteem hebben in de afgelopen jaren langer geduurd dan aanvankelijk gepland. Het verloop daarvan is toegelicht in de jaarlijks MPO’s.

94

Waarom duurt de invoering van uitbreiding van CBRN-faciliteiten veel langer dan eerder gepland is, 2020 in plaats van 2014?

Zie het antwoord op vraag 93.

95

Wat betekent het dat ten behoeve van de nationale inzet het materieel en de beschermende kleding van het CBRN-personeel zoveel mogelijk wordt aangepast aan het optreden in civiele omstandigheden?

Met de A-brief van 23 september 2009 (Kamerstuk 32 733 X, nr. 39) is de Kamer geïnformeerd over de uitbreiding van de capaciteit voor de opsporing en bestrijding van chemische, biologische, radiologische en nucleaire (CBRN) dreiging. Dit project ICMS/CBRN voorziet in de reorganisatie van de bestaande CBRN-verdedigingscompagnie, het oprichten van een tweede CBRN-verdedigingscompagnie, het oprichten van een CBRN-responseenheid ten behoeve van de steun aan de civiele autoriteiten (derde hoofdtaak) en het inrichten van een multidisciplinaire trainingsfaciliteit.

Het is van belang dat deze eenheid interoperabel is met de civiele veiligheidspartners. Zo gebruikt de responseenheid het C2000-communicatiesysteem en is het personeel herkenbaar conform de richtlijnen voor functieherkenbaarheid op de plaats van het incident. Deze aspecten zijn ook van toepassing op de ontsmettingseenheden van de twee genoemde CBRN-verdedigingscompagnieën voor hun rol in de derde hoofdtaak.

96

Kunt u het uitlopen van het project VOSS in de planning ten opzichte van 2017 met een jaar toelichten, na alle eerdere vertragingen? Wat zijn de gevolgen hiervan voor de krijgsmacht?

97

Aan welke eenheden wordt eind 2018 een Initial Operational Capable-versie van het smart vest geleverd? Om hoeveel vesten gaat het?

De langere duur houdt verband met de tijd die nodig is voor de systeemintegratie, waaronder de integratie van het smart vest met meerdere typen voertuigen. Verder moet de communicatiemodule van het smart vest onder alle operationele omstandigheden worden getest.

Als gevolg hiervan begint de invoering later dan gepland. Vanaf eind 2018 worden in totaal 250 volledige smart vest systemen uitgereikt aan vijf pelotons. Het gaat om een peloton per brigade van het CLAS (drie pelotons), een peloton van het Korps Mariniers en een peloton van de eenheid van het CLSK belast met de grondverdediging. Op basis van het gebruik tijdens oefeningen zullen verbeteringen worden aangebracht. Vanaf eind 2019 wordt de Full Operational Capable versie van het smart vest uitgereikt aan de gevechtseenheden zoals de pantserinfanteriebataljons die daarover moeten beschikken.

97

Aan welke eenheden wordt eind 2018 een Initial Operational Capable-versie van het smart vest geleverd? Om hoeveel vesten gaat het?

Zie het antwoord op vraag 96.

98

Wat gebeurt er voor de special forces als het gaat om «smart vests»?

Special Forces maken geen deel uit van de doelgroep van VOSS, maar de Special Forces worden voorzien van vesten, rugzakken en ballistische bescherming uit het project «Vervanging Gevechtsuitrusting». Daarmee kunnen de Special Forces worden voorzien van uitrusting die specifiek geschikt is voor de veeleisende taken van deze groep militairen.

99

Welke spullen levert het VOSS concreet op?

Het project VOSS betreft een geïntegreerd soldaatsysteem dat bestaat uit:

  • Gevechtsuitrusting waaronder smart vest, rugzakken, opbergtassen en drinksysteem;

  • Persoonlijke ballistische bescherming waaronder scherf- en kogelwerende platen;

  • Communicatiemodule bestaande uit onder andere een radio, software, batterijen, kabels en laders;

  • Een communicatiesysteem voor een voertuig, om de communicatie tussen uitgestegen militairen en de voertuigbemanning mogelijk te maken.

100

Waarom duurt de invoering van TITAAN (A-brief in 2001) veel langer dan eerder gepland (2015)? Hoe verhoudt TITAAN zich tot GRIT, omdat GRIT zich ook richt op hoog gerubriceerd en deployed optreden?

Het project TITAAN beoogt de TITAAN-infrastructuur in stand te houden en door te ontwikkelen. De uitrol (migratie) van de TITAAN-upgrade 4.2 was gepland voor 2015. Daarmee is begonnen in het tweede kwartaal van 2015 op de statische locaties in Nederland. Die eerste uitrol heeft anderhalf jaar geduurd. Vervolgens is in het eerste kwartaal van 2017 begonnen met de uitrol van de TITAAN-upgrade 4.2 in missiegebieden. Deze is in het tweede kwartaal van 2018 voltooid. De migratie heeft langer geduurd dan gepland vanwege capaciteitstekorten bij zowel het JIVC – de IT-afdeling van Defensie – als de defensie-onderdelen die gebruik maken van TITAAN.

Het programma Grensverleggende IT (GrIT) richt zich ook op hooggerubriceerde systemen. De vernieuwing van TITAAN maakt daar deel van uit. Door middel van projecten worden noodzakelijke vernieuwingen doorgevoerd, gedreven door marktontwikkelingen, aangescherpt beveiligingsbeleid en internationale samenwerkingsverbanden zoals NATO Federated Mission Networking. Om dit effect te bereiken zijn de architectuur van het programma Def HGI – waar het project Vernieuwing TITAAN een onderdeel van is – en de beoogde architectuur van GrIT met elkaar geharmoniseerd.

101

Waarom hebben de voorbereidingen voor de verwerving van de 81mm mortieren meer tijd gekost dan oorspronkelijk begroot?

102

Waarom kost de voorbereiding voor de verwerving van de 81mm mortieren meer tijd dan aanvankelijk voorzien was?

Het formuleren van de behoeftestelling en de eisen aan de mortieren hebben meer tijd gevergd. Ook is de projectorganisatie tijdens de uitvoering van het project een aantal malen aangepast, hetgeen de voortgang van het project heeft belemmerd. Naar verwachting worden de eerste 81mm mortieren in 2019 geleverd. Verder worden binnen het project nog automatische richtmiddelen en een voertuigopbouw verworven. Het volledige project 60/81mm mortieren wordt naar verwachting in 2023 voltooid.

102

Waarom kost de voorbereiding voor de verwerving van de 81mm mortieren meer tijd dan aanvankelijk voorzien was?

Zie het antwoord op vraag 101.

103

Welke gevaren/risico’s levert het op dat met de huidige 81 mm mortieren wordt doorgeschoten terwijl het einde van de technische levensduur in 2016 was?

Dit levert geen gevaar op. Van alle 81mm mortieren wordt jaarlijks de schietbuis gecontroleerd op beschadigingen en veranderingen in diameter door een gespecialiseerd team. Dit team geeft de schietbuizen vrij indien wordt voldaan aan de veiligheidsnormen. Indien de mortier daar niet aan voldoet, wordt die buiten gebruik gesteld en afgevoerd. Daarnaast voert het herstelpersoneel van de eenheden waarbij de wapensystemen in gebruik zijn, regelmatig een controle van de mortieren uit.

104

Waarom duurt het zo lang voordat de HV brillen vervangen worden (in 2019 in plaats van 2011)? Hoeveel nieuwe HV-brillen zijn inmiddels geleverd? En hoeveel HV-brillen moeten nog geleverd worden?

Het project betreft de aanschaf van extra HV-brillen. Er is behoefte aan 7.000 nieuwe HV-brillen. Vanwege toenmalige budgettaire beperkingen zijn in 2016 4.012 stuks HV-brillen besteld en geleverd. Omdat de stuksprijzen achteraf bleken mee te vallen, bleef er voldoende budget beschikbaar om de volledige behoefte te vervullen. Dit heeft geleid tot een aanvullende, nieuwe aanbesteding van 2.988 stuks HV-brillen. Dit contract biedt de mogelijkheid om HV-brillen bij te bestellen als hier in de toekomst behoefte aan is.

105

Bij welke eenheden en waarom zijn de M577-voertuigen («bakkerskar») en YPR-534 nog in de bewapening? Wanneer faseren de voertuigen uit en door welke voertuigen worden ze vervangen?

De YPR-765 is nog in gebruik bij het CLAS, het CLSK en de KMar. De YPR-voertuigen van het CLAS zullen naar verwachting midden 2021 vervangen worden door Bushmasters. De YPR-voertuigen van CLSK en de KMar zullen naar verwachting midden 2023 zijn vervangen via het programma DVOW, deelproject «Voertuig 12 kN». De resterende M577-voertuigen van het CLAS zullen naar verwachting eind 2019 buiten gebruik worden gesteld.

106

Waarom is de huisvesting van de gezondheids- en tandheelkundige centra vertraagd? Welke locaties worden eerst gebouwd en wanneer worden de andere locaties gebouwd?

De vertraging wordt veroorzaakt door meerdere factoren, zoals het later afsluiten van de benodigde contracten voor de inrichting en aanpassingen in de behoeftestelling. In Stroe is de nieuwbouw in uitvoering, waarbij het gebouw eind januari 2019 wordt opgeleverd. De tandheelkundige en overige medische inrichting wordt vervolgens geïnstalleerd, waardoor naar verwachting de nieuwbouw in april open gaat.

Voor Ermelo is de aanbesteding voltooid en start de uitvoering van de nieuwbouw nog dit jaar. De oplevering staat gepland voor 2019. Tevens wordt dit jaar de vraagspecificatie voor de nieuwbouw in ’t Harde, Den Helder en Schaarsbergen in de markt gezet waarbij een marktpartij het ontwerp en de uitvoering zal verzorgen. De nieuwbouw in ’t Harde zal naar verwachting gereed zijn in 2020 en die in Den Helder en Schaarsbergen in 2021. De grootschalige aanpassingen in Badhoevedorp en Amersfoort komen in 2020 tot uitvoering. De functionele aanpassingen in de overige gezondheidscentra worden in tranches in de periode 2020–2022 uitgevoerd. Urgente gebreken in de huisvesting die volgden uit inspecties van de IMG zijn overigens met spoed verholpen.

107

Waar wordt het Operationeel Ondersteuningscommando Land en 1 Civiel en Militair Interactie Commando gehuisvest?

Over de nieuwe vestigingsplaatsen van zowel het Operationeel Ondersteuningscommando Land als het 1 Civiel en Militair Interactie Commando is momenteel nog geen besluit genomen. Tot die tijd kunnen beide eenheden op de Koning Willem III-kazerne in Apeldoorn gehuisvest blijven.

108

In welke mate komt de nieuwe gezamenlijke locatie van de AIVD en de MIVD ten laste van de defensiebegroting?

109

Kunt u nader ingaan op de politieke besluitvorming over de gezamenlijke huisvesting van de AIVD en MIVD? Kan de «actualisatie onder andere gegeven de groei van de beide diensten» ook betekenen dat er geen gezamenlijke huisvesting plaatsvindt? Bent u bereid in dat geval de verhuizing van DMO naar de Kromhoutkazerne te heroverwegen?

De politieke besluitvorming over de gezamenlijke huisvesting van de AIVD en MIVD loopt. In beginsel zijn de verantwoordelijke bewindspersonen voornemens de colocatie voort te zetten met inachtneming van de groei van de beide diensten. Na politieke besluitvorming over de huisvesting kan inzicht gegeven worden in welke mate de huisvesting ten laste komt van de defensiebegroting. Heroverweging van de verhuizing van DMO naar de Kromhoutkazerne is niet aan de orde.

109

Kunt u nader ingaan op de politieke besluitvorming over de gezamenlijke huisvesting van de AIVD en MIVD? Kan de «actualisatie onder andere gegeven de groei van de beide diensten» ook betekenen dat er geen gezamenlijke huisvesting plaatsvindt? Bent u bereid in dat geval de verhuizing van DMO naar de Kromhoutkazerne te heroverwegen?

Zie het antwoord op vraag 108.

Naar boven