26 407 Biodiversiteit

Nr. 94 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 juli 2014

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 11 april 2014 inzake genetische diversiteit (Kamerstuk 26 407, nr. 91).

De op 15 mei 2014 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de Staatssecretaris bij brief van 30 juni 2014 beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Hamer

De adjunct-griffier van de commissie, Peen

Inhoudsopgave

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

   

Vragen van de leden van de VVD-fractie

2

   

Vragen van de leden van de SP-fractie

3

   

Vragen van de leden van de CDA-fractie

3

   

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

5

       

II

Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

6

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 11 april 2014 (Kamerstuk 26 407, nr. 91). Naar aanleiding van deze brief hebben zij nog enkele opmerkingen en vragen aan de Staatssecretaris.

De leden van de VVD-fractie hechten, net zoals de Staatssecretaris, groot belang aan het behoud van biodiversiteit (waaronder genetische diversiteit). Volgens de leden van de VVD-fractie is biodiversiteit van belang voor zowel de mondiale voedselvoorziening als voor de voedselveiligheid.

De Staatssecretaris schrijft in haar brief dat de biodiversiteit mondiaal onder druk staat als gevolg van onder andere bevolkingsgroei, veranderende consumptiepatronen en klimaatverandering. Volgens de leden van de VVD-fractie heeft de Staatssecretaris een belangrijke factor waardoor de biodiversiteit onder druk is komen te staan niet benoemd.

Doordat er steeds vaker door de grote veredelingsbedrijven patenten worden aangevraagd wordt het moeilijk voor andere veredelaars om planten te veredelen. Dit zet druk op veredeling via kwekersvrijstelling. Hoe denkt de Staatssecretaris hierover? Ziet zij de macht van een aantal grote veredelingsbedrijven ook als een risico bij de gewenste instandhouding en bevordering van biodiversiteit?

Kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier zij zich momenteel inzet in de Europese Unie (EU) voor de uitgebreide veredelingsvrijstelling? En op welke manier zet de Staatssecretaris zich in om teveel machtsconcentratie bij een beperkt aantal grote veredelingsbedrijven te voorkomen? Als op een groot percentage van de Europese landbouwareaal dezelfde zaden worden gebruikt is dat een risico. Een bepaalde plaag of schimmel kan dan grote schade toebrengen aan de Europese oogst. Kan de Staatssecretaris toelichten op welke manier zij zich inzet om monopolies te voorkomen?

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie wat de praktische consequentie is van de door de Staatssecretaris ondersteunde en geïnitieerde projecten. Zoals de leden van de VVD-fractie het zien, heeft het bewaren van zaden door de Global Crop Diversity Trust niet direct effect op het dagelijks gebruik van zaden door landbouwers. Hierdoor heeft dit Trust geen effect op de korte termijn voor onze voedselveiligheid. Deelt de Staatssecretaris de opvatting van de leden van de VVD-fractie? Zo nee, waarom niet? Ook het Access to Seeds Index-project voorziet niet in een grotere voedselveiligheid voor de Europese burgers. Kortom, de leden van de VVD-fractie vragen hoe deze projecten zich verhouden tot de ambities van de Staatssecretaris zich in te zetten om de biodiversiteit van landbouwzaden die dagelijks gebruikt worden te vergroten.

Vragen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie zijn bezorgd over de risico’s van de toenemende afhankelijkheid van de wereldvoedselvoorziening van een beperkt aantal gewassen en rassen. Dit vormt een risico voor de mondiale voedselvoorziening wegens toegenomen kwetsbaarheid voor ziektes en plagen bij een lage agro-biodiversiteit. Ook voor de gezondheid van de mens is een monotoner wordend voedingspatroon ongunstig.

De leden van de SP-fractie zijn verheugd over enkele initiatieven om dit tegen te gaan en de agro-biodiversiteit op peil te houden zoals de Global Crop Diversity Trust, de Access to Seed Index en de ondersteuning vanuit het topsectorenbeleid voor resistentie veredeling en agro-biodiversiteit. Om welke projecten gaat het hier en welke bedragen zijn hier ongeveer mee gemoeid? De leden van de SP-fractie zijn verheugd dat onderzocht wordt of het mogelijk is om hier een extra impuls aan te geven. Wanneer wordt naar verwachting de eerste Access to Seed Index gepubliceerd? Is de financiering van zadenbanken afdoende gedekt?

Wat is de visie van de Staatssecretaris op de toenemende concentratie in de zaaigoed sector? Hoe wil zij zich inspannen om een diversiteit aan aanbieders in stand te houden of uit te breiden? Zijn agro-biodiversiteit en een breed aantal aanbieders haar uitgangspunt van beleid, ook bij de herziening van de plantgezondheidsverordening? En wordt dit haar insteek bij evaluatie (en hopelijk herziening) van de bio-octrooi richtlijn, mede gezien het rapport «veredelde zaken» dat concludeert dat het huidige octrooieringssysteem bijdraagt aan een ongewenst concentratie in de sector? Is volgens haar sprake van een oligopolie in de zaaigoedmarkt (dan wel in delen daarvan)? Is er een oligopolie in de agro-chemische sector? Zo nee, waarom niet en dreigt dit wel? Zo ja, welk beleid wordt ingezet om dit tegen te gaan?

Wat is in de visie van de Staatssecretaris op de rol die de mogelijkheden tot patentering speelt in de afname van agro-biodiversiteit? Wat is in de visie van de Staatssecretaris op de rol van genetische modificatie in de afname agro-biodiversiteit?

Vormen een brede agro-biodiversiteit en lokale gewassen uitgangspunt van beleid bij samenwerking met ontwikkelingslanden en besteding van ontwikkelingsgeld? Wordt ontwikkelingsgeld dat in het verleden naar zadenbanken in ontwikkelingslanden en behoud van genetische diversiteit is gegaan gecontinueerd, of is dit met de bezuinigingen verloren gegaan? Wat doet de Staatssecretaris ter bescherming van originele biodiversiteit in oorsprongplaatsen van agro-biodiversiteit, zoals het oorspronkelijke gebied van de aardappel?

Wat doet de Staatssecretaris om eenzijdige voedingspatronen tegen te gaan en een overmaat aan vlees consumptie tegen te gaan? Klopt het dat de kwalitatieve voedingswaarden (mineralen e.d.) van enkele basisgewassen zoals graan, rijst en aardappelen achteruit is gegaan de afgelopen decennia? Is hier onderzoek naar gedaan? In hoeverre vindt de Staatssecretaris concentratie van bedrijven in de voedselsector zorgelijk?

Vragen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken met betrekking tot genetische diversiteit.

De Staatssecretaris geeft aan dat behoud van biodiversiteit (waaronder genetische diversiteit) van groot belang voor de huidige en de toekomstige voedselvoorziening acht. Echter, onderzoek van onder meer Wageningen Universiteit wijst uit dat het voedingspatroon in de wereld steeds meer op elkaar gaat lijken. Het gevolg kan zijn dat we daardoor afhankelijk worden van slechts een paar soorten gewassen en de geschikte teeltlocaties van deze gewassen. Onderzoekers geven aan dat dit een bedreiging is voor de landbouw en wellicht voor de menselijke gezondheid.

De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen of de inzet van de Staatssecretaris wel voldoende is. De zorg van de leden van de CDA-fractie is dat de macht en het kapitaal alles in handen gaan krijgen. De leden van de CDA-fractie staan voor een eerlijke economie. Deze leden zetten zich daarom in voor voedselzekerheid. We staan voor grote mondiale uitdagingen. Het gaat om de toenemende schaarste van grondstoffen (zoals fosfaat en eiwitten), energie, water en voedsel. Het is niet meer vanzelfsprekend dat deze voor komende generaties in voldoende mate beschikbaar zijn.

Kan de Staatssecretaris aangeven of zij deze zorgen deelt en welke Europese strategie wordt ontwikkeld om met name de toekomstige fosfaat- en eiwittekorten het hoofd te bieden?

Recent hebben de leden van de CDA fractie in een algemeen overleg aangegeven dat er geen situatie moet ontstaan waarin de Chinese bedrijven mede via eigenaarschap van Amerikaanse bedrijven bepalen wat wij in Nederland eten. De leden van de CDA-fractie zouden dat een zeer onwenselijke ontwikkeling vinden. Daarom moet de Nederlandse en Europese overheid op een slimme manier te werk gaan. Zo liggen voor Nederland grote kansen in export en innovatie van onze topsectoren. Dankzij de Europese interne markt is Nederland één van de grootste exporteurs wereldwijd van landbouw- en voedingsproducten. Landbouw is niet alleen vanwege zijn economische waarde belangrijk, het gaat ook om voedselzekerheid en voedselveiligheid. Bovendien draagt de landbouw bij aan plattelandsontwikkeling en natuur. De leden van de CDA-fractie willen ook de positie van Nederland als «toegangspoort tot Europa» en de positie als logistiek dienstverlener versterken.

Deelt de Staatssecretaris deze inzet? Zo ja, op welke wijze wordt in het beleid dit momenteel vormgegeven?

De leden van de CDA-fractie voorzien dat een andere inzet in het topsectorenbeleid mogelijkheden zou kunnen bieden om onderzoek van Nederlandse bedrijven in de veredelingssector meer te ondersteunen. Onderschrijft de Staatssecretaris deze visie? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om nog meer kansen te geven aan Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven in het topsectoren beleid ten aanzien van veredeling? Biedt de huidige inzet bij het topsectorenbeleid, volgens de Staatssecretaris, Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven voldoende kansen om Nederlandse oplossingen aan te dragen?

De leden van de CDA-fractie vinden verder dat verschraling van het aanbod van plantenrassen, met negatieve gevolgen voor onder andere de voedselzekerheid, maar ook voor de keuzevrijheid van consumenten, telers en kwekers onwenselijk is. Daarom moeten we continu waakzaam zijn bij het verschrijven van bevoegdheden voor Europese regels die hierop betrekking hebben. Deze leden verwijzen daarbij naar de Commissievoorstellen die wilden voorschrijven welk zaaigoed er gebruikt mag worden in onze Nederlandse volks- en moestuinen en gelukkig van de baan zijn.

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn verheugd dat het kabinet onderschrijft dat het behoud en verdere bevordering van de genetische diversiteit, zowel in als buiten de landbouw, van levensbelang is. Zij willen graag nadere vragen stellen.

Het behoud van (agro-)biodiversiteit is van groot belang. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich zorgen over de effecten die de Europese plannen voor zaadregistratie hebben op het behoud van de genetische diversiteit in de landbouw. Kan de Staatssecretaris de stand van zaken schetsen rond het teeltvoorstel, waar zowel het Nederlandse als het Europese parlement zich heel duidelijk tegen hebben uitgesproken. De Europese Commissie lijkt dit voorstel echter toch door te willen drukken. De Staatssecretaris heeft toegezegd de Europese Commissie hierop aan te zullen spreken, heeft zij dat al gedaan, en met welk resultaat?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zouden graag zien dat het kabinet meer in zou zetten op het stimuleren van biologische veredeling. Zoals de Staatssecretaris weet, is er een tekort aan biologisch uitgangsmateriaal. Wat is zij concreet van plan om de biologische veredeling van gewassen te ondersteunen? Het programma «Groene Veredeling», dat zich richt op de ontwikkeling van robuuste rassen voor verduurzaming van de biologische en gangbare teelt, is eerder ondersteund met een subsidie van een miljoen euro. Is de Staatssecretaris bereid om in het komende begrotingsjaar weer een dergelijk bedrag uit te trekken voor ondersteuning van groene veredeling?

Het genetisch manipuleren van gewassen is een ernstige bedreiging voor de genetische diversiteit. Niet alleen door de negatieve effecten die uitkruising tussen gengewassen en gentechvrije gewassen met zich mee kan brengen, maar ook door de patenten die gentechgewassen met zich meebrengen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden daarom dat het kabinet een onduidelijke positie inneemt door het enerzijds benadrukken van het belang van genetische diversiteit, en anderzijds het inzetten op genetische manipulatie in de landbouw. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zouden graag zien dat de Staatssecretaris een duidelijke en duurzame keuze maakt voor een landbouw met genetische diversiteit, en dus zonder genetische manipulatie. Graag ontvangen deze leden een reactie hierop.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie ondersteunen het kabinet in de vaststelling dat in het kaders van genetische diversiteit ook het tegengaan van biodiversiteitsverlies van groot belang is. Het inzetten op «duurzame» soja is echter naar mening van deze leden niet de oplossing. Deze zogenaamd «verantwoorde soja» leidt nog steeds tot ontbossing, grootschalig gifgebruik en vermindert niet het enorme beslag dat de veehouderij legt op het mondiale landbouwareaal vermindert. Kan de Staatssecretaris dat bevestigen? De beste en goedkoopste optie is naar mening van de leden van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie een eiwittransitie naar meer plantaardige eiwitten, in plaatst van de huidige onhoudbare vleesconsumptie te continueren. Bovendien moet teelt van regionaal en verantwoord veevoer in Nederland en Europa gestimuleerd worden. Deelt de Staatssecretaris die mening, en zo nee, waarom niet? Graag zien de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren concrete voorstellen van het kabinet op dit punt tegemoet.

II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hechten, net zoals de Staatssecretaris, groot belang aan het behoud van biodiversiteit (waaronder genetische diversiteit). Volgens de leden van de VVD-fractie is biodiversiteit van belang voor zowel de mondiale voedselvoorziening als voor de voedselveiligheid. De Staatssecretaris schrijft in haar brief dat de biodiversiteit mondiaal onder druk staat als gevolg van onder andere bevolkingsgroei, veranderende consumptiepatronen en klimaatverandering. Volgens de leden van de VVD-fractie heeft de Staatssecretaris een belangrijke factor waardoor de biodiversiteit onder druk is komen te staan niet benoemd. Doordat er steeds vaker door de grote veredelingsbedrijven patenten worden aangevraagd wordt het moeilijk voor andere veredelaars om planten te veredelen. Dit zet druk op veredeling via kwekersvrijstelling. Hoe denkt de Staatssecretaris hierover?

De introductie van nieuwe veredelingstechnieken biedt nieuwe mogelijkheden aan veredelaars, maar het is van belang dat de toegang tot biologisch materiaal voor andere veredelaars en boeren gewaarborgd blijft. Octrooi op uitvindingen met betrekking tot planten en planteneigenschappen kan die toegang belemmeren en daarom is het van belang dat een nieuw evenwicht wordt gevonden tussen octrooirecht en kwekersrecht. Mijn inzet is daarop gericht1.

De beperkte veredelingsvrijstelling in het octrooirecht2 (inwerkingtreding 1 juli 20143) maakt nu al mogelijk om zonder toestemming van de octrooihouder handelingen te verrichten met octrooirechtelijk beschermd biologisch materiaal, die dienen tot het kweken, of ontdekken en ontwikkelen van andere plantenrassen. Dit biedt op dit moment al belangrijke voordelen aan kwekers – onder andere in termen van tijdwinst en kostenbesparing – zoals uitgebreid is toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag4 over het wetsvoorstel in verband met de invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling.

Na de veredeling, in de commerciële fase, ligt de situatie anders. In het geval de kweker een kwekersrecht op een plantenras niet kan verkrijgen of exploiteren zonder inbreuk te maken op een octrooi van eerdere datum en een licentie onder dit octrooi noodzakelijk is voor de exploitatie van het te beschermen plantenras is de octrooihouder verplicht om aan de kweker een licentie te verlenen wegens afhankelijkheid. Daarvoor is wettelijk5 vereist dat sprake is van een plantenras dat een belangrijke technische vooruitgang van aanzienlijk economisch belang vertegenwoordigt ten opzichte van de door het octrooi beschermde uitvinding. Dankzij de beperkte veredelingsvrijstelling kan de kweker nu wel het bewijs leveren dat voldaan is aan de genoemde vereisten waaraan het plantenras moet voldoen. Indien deze licentie onder octrooi ten onrechte niet wordt verleend door de octrooihouder, kan deze licentie door de rechter worden verleend op verzoek van de belanghebbende6.

Pas na invoering van een uitgebreide veredelingsvrijstelling, waarvoor een wijziging van de Biotechnologierichtlijn (richtlijn 98/44/EG98/44/EG) en de TRIPS-Overeenkomst vereist is, zal toestemming van de octrooihouder ook niet langer nodig zijn voor commercieel gebruik van biologisch materiaal van het nieuw ontwikkelde plantenras, waarvan het biologische materiaal en daarvan door vermeerdering afgeleid materiaal eigenschappen vertonen die worden bepaald door de uitvinding.

Ziet zij de macht van een aantal grote veredelingsbedrijven ook als een risico bij de gewenste instandhouding en bevordering van biodiversiteit? Kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier zij zich momenteel inzet in de Europese Unie (EU) voor de uitgebreide veredelingsvrijstelling? En op welke manier zet de Staatssecretaris zich in om teveel machtsconcentratie bij een beperkt aantal grote veredelingsbedrijven te voorkomen? Kan de Staatssecretaris toelichten op welke manier zij zich inzet om monopolies te voorkomen?

Zowel grote veredelingsbedrijven als kleine veredelingsbedrijven hebben alle belang bij het behoud van en de toegang tot genetische diversiteit. Hun veredelingsactiviteiten leiden niet tot een vermindering in biodiversiteit.

Grote bedrijven worden wel eens geassocieerd met monopolie-posities. Met mijn brief van 5 juni 20137 heb ik uw Kamer geïnformeerd of er sprake is van monopolisering in de Nederlandse veredelingssector. Algemene conclusie uit het onderzoeksrapport «Concurrentie in de kiem» is dat er geen sprake is van monopolisering in de Nederlandse veredelingssector, maar van een hoge mate van concentratie bij het gewas aardappel en van concentratie bij de gewassen tomaat en paprika. Vooral schaal- en synergievoordelen, fusies, overnames en mondialisering dragen bij aan de concentratie in de veredelingsindustrie. Door een optimale schaalgrootte te bereiken, kunnen veredelaars aan efficiëntie winnen. De telers hebben voldoende keuzevrijheid en kunnen eenvoudig van aanbieder wisselen. Concentratie leidt niet tot hogere prijzen, verlies aan diversiteit of minder innovatie.

Een machtspositie is niet verboden, maar misbruik daarvan wel. De mededingingswetgeving is er om misbruik van de machtspositie door een bedrijf te voorkomen, en mededingingsautoriteiten beoordelen of daar sprake van is. Naleving van de mededingingsregels is cruciaal voor het goed functioneren van markten. Het mededingingstoezicht wordt in Nederland uitgevoerd door de Autoriteit Consument & Markt en is erop gericht de concurrentie in alle sectoren, waar sprake is van marktwerking, te bewaken en te bevorderen.

Het antwoord op de vraag naar mijn inzet in de Europese Unie (EU) voor de uitgebreide veredelingsvrijstelling zal aan de orde komen in een separate brief naar aanleiding van de aangenomen moties 8 ingediend tijdens het VAO Biotechnologie en kwekersrecht van 27 mei jl. die mede op dit onderwerp betrekking hebben.

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie wat de praktische consequentie is van de door de Staatssecretaris ondersteunde en geïnitieerde projecten. Zoals de leden van de VVD-fractie het zien, heeft het bewaren van zaden door de Global Crop Diversity Trust niet direct effect op het dagelijks gebruik van zaden door landbouwers. Hierdoor heeft dit Trust geen effect op de korte termijn voor onze voedselveiligheid. Deelt de Staatssecretaris de opvatting van de leden van de VVD-fractie? Zo nee, waarom niet?

Het ondersteunen van de Crop Diversity Trust is inderdaad niet voor de korte termijn toepassing, maar voor het veiligstellen van de genetische diversiteit op de langere termijn. Ook Nederland werkt samen met de Crop Diversity Trust om duplicaten van haar belangrijke collecties op die manier duurzaam veilig te stellen.

In Europa hebben we hier reeds een goede infrastructuur voor via samenwerkende genenbanken maar elders in de wereld is dat nog belangrijker omdat belangrijke genetische collecties in gevaar kunnen komen door zwakke beheerscapaciteit en soms door het risico op geweld en conflict. Het meest recente voorbeeld is een belangrijke collectie in Aleppo (Syrie), die al veiliggesteld was. Nederland heeft in 2011 en 2012 een directe bijdrage geleverd aan de Global Crop Diversity Trust. Sindsdien is dat niet het geval. Overwogen wordt nog of dit in de toekomst weer zou moeten gebeuren en wat de rol van de private sector daarin zou moeten zijn.

Ook het Access to Seeds Index-project voorziet niet in een grotere voedselveiligheid voor de Europese burgers. Kortom, de leden van de VVD-fractie vragen hoe deze projecten zich verhouden tot de ambities van de Staatssecretaris zich in te zetten om de biodiversiteit van landbouwzaden die dagelijks gebruikt worden te vergroten.

Het doel van de Acces to Seeds Index heeft niet te maken met voedselveiligheid voor Europese burgers, maar met het beschikbaar krijgen van goed uitgangsmateriaal in ontwikkelingslanden om via verbeterde landbouwproductiviteit honger en armoede te bestrijden.

Vragen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie zijn bezorgd over de risico’s van de toenemende afhankelijkheid van de wereldvoedselvoorziening van een beperkt aantal gewassen en rassen. Dit vormt een risico voor de mondiale voedselvoorziening wegens toegenomen kwetsbaarheid voor ziektes en plagen bij een lage agro-biodiversiteit. Ook voor de gezondheid van de mens is een monotoner wordend voedingspatroon ongunstig. De leden van de SP-fractie zijn verheugd over enkele initiatieven om dit tegen te gaan en de agro-biodiversiteit op peil te houden zoals de Global Crop Diversity Trust, de Access to Seed Index en de ondersteuning vanuit het topsectorenbeleid voor resistentie veredeling en agro-biodiversiteit. Om welke projecten gaat het hier en welke bedragen zijn hier ongeveer mee gemoeid? De leden van de SP-fractie zijn verheugd dat onderzocht wordt of het mogelijk is om hier een extra impuls aan te geven.

Het werk van de Global Crop Diversity Trust wordt door het kabinet ondersteund, omdat dit wordt gezien als onderdeel van de uitvoering van de International Treaty on Plant Genetic Resources for Food and Agriculture en omdat Nederland het belang van het veiligstellen van agro-genetisch materiaal onderschrijft. Het accent ligt daarbij op de 25 belangrijkste voedselgewassen voor de minst ontwikkelde landen, maar deze gewassen zijn evengoed cruciaal voor de bredere wereld voedselvoorziening. De Crop Trust werkt daarin nauw samen met de genenbanken bij de instellingen van de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR).

Nederland heeft de Crop Trust in 2011 en 2012 een directe financiële bijdrage gegeven voor haar werk vanuit het budget ontwikkelingssamenwerking. Deze bijdrage beliep beide jaren ongeveer 1 miljoen Euro.

Via het topsectorenbeleid lopen er meer dan 60 projecten gericht op de resistentie veredeling en agro-biodiversiteit. Het gaat om de ontwikkeling van robuustere rassen die beter bestand zijn tegen ziekten, plagen en extreme teeltcondities (zoals zouttolerantie, extreme droogte) en om rassen die meer produceren met minder input van meststoffen (m.n. fosfaat).Het betreft hier publiek-private samenwerking waarbij inzichten uit fundamenteel onderzoek doorontwikkeld worden tot praktijkrijpe concepten. Deze publiek-private samenwerking zorgt voor een stevige basis, waarbij op voet van gelijkwaardigheid wordt geïnvesteerd door zowel overheid als bedrijfsleven.

Wanneer wordt naar verwachting de eerste Access to Seed Index gepubliceerd? Is de financiering van zadenbanken afdoende gedekt?

De eerste index zal najaar 2015 verschijnen onder verantwoordelijkheid van de Access to Seeds Foundation. Mijn Ministerie en het Ministerie van Buitenlandse Zaken zullen de komende twee jaar in totaal 1.8 miljoen euro bijdragen. Met betrekking tot het werk van genenbanken is Nederland ook actief op het gebied van kennisontwikkeling. Zo is recent door de WUR een onderzoek opgeleverd over nieuwe en betere technieken om de bewaarbaarheid van zaden in genenbanken te verbeteren.

Wat is de visie van de Staatssecretaris op de toenemende concentratie in de zaaigoed sector? Hoe wil zij zich inspannen om een diversiteit aan aanbieders in stand te houden of uit te breiden?

Ik zie dat schaal- en synergievoordelen, fusies, overnames en mondialisering bijdragen aan concentratie in de zaaigoed sector. Daarmee winnen veredelaars aan efficiëntie en produceren ze sneller beter uitgangsmateriaal. Niet alleen voor de Nederlandse of Europese boeren en tuinders, maar ook voor de markten in ontwikkelingslanden. En via de Access to Seeds Index wordt een mechanisme ontwikkeld om de beschikbaarheid van goed uitgangsmateriaal in ontwikkelingslanden te bevorderen. Een prominente rol van Nederlandse bedrijven is belangrijk voor de Nederlandse concurrentiekracht, maar ook omdat daarmee Nederlandse bedrijven een bijdrage kunnen leveren aan voedselzekerheid, plattelandsontwikkeling en armoedebestrijding, zaken die in mijn visie en beleid zeer belangrijk zijn.

Zijn agro-biodiversiteit en een breed aantal aanbieders haar uitgangspunt van beleid, ook bij de herziening van de plantgezondheidsverordening? En wordt dit haar insteek bij evaluatie (en hopelijk herziening) van de bio-octrooi richtlijn, mede gezien het rapport «veredelde zaken» dat concludeert dat het huidige octrooieringssysteem bijdraagt aan een ongewenst concentratie in de sector?

Voor wat betreft mijn inspanningen om een diversiteit aan aanbieders in stand te houden of uit te breiden: versterking van de innovatiekracht van het bedrijfsleven en van onze samenleving is cruciaal voor een duurzame economische ontwikkeling. Nieuwe producten, technologieën en werkwijzen zorgen voor vergroting van productiviteit, werkgelegenheid en internationale handel en investeringen. Een goede samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen/ wetenschap en overheid is hierbij van groot belang. Stimulering van kennis en innovatie is een invalshoek die alle EZ- gebieden raakt. Naast versterking van de innovatiekracht draagt EZ zorg voor een aantrekkelijk en concurrerend generiek ondernemingsklimaat, dat meer ruimte biedt aan ondernemerschap en investeringen. Dat geldt evengoed voor het middelgrote en kleine bedrijven, als voor grote, mondiaal actieve bedrijven in de zaaigoedsector.

Is volgens haar sprake van een oligopolie in de zaaigoedmarkt (dan wel in delen daarvan)? Is er een oligopolie in de agrochemische sector? Zo nee, waarom niet en dreigt dit wel? Zo ja, welk beleid wordt ingezet om dit tegen te gaan?

Er is geen sprake van oligopolie in de zaaigoedmarkt of in de agrochemische sector. Zie ook mijn antwoord op een eerdere vraag van de leden van de VVD-fractie. Uit het rapport «Veredelde Zaken»9 blijkt dat er in de veredelingsindustrie verschillende business modellen zijn met onderscheiden bedrijfsactiviteiten zoals fundamenteel onderzoek, toegepast biotechnologisch onderzoek, plantenveredeling, productie van zaaizaad en plantgoed en marketing en verkoop ervan. Daardoor bestaan grote verschillen in het strategisch belang dat bedrijven hechten aan het verwerven van een marktpositie op basis van de verkoop van zaden en uitgangsmateriaal ofwel op basis van een sterke octrooipositie. Er is echter geen sprake van dat er slechts een paar grote aanbieders zich bezig houden met plantenveredeling. Alleen al in Nederland houden zich ruim 250 bedrijven hiermee bezig.

Wat is in de visie van de Staatssecretaris op de rol die de mogelijkheden tot patentering speelt in de afname van agro-biodiversiteit?

Mijn insteek bij de evaluatie van de octrooirichtlijn is dat een hernieuwd evenwicht wordt gevonden tussen enerzijds bescherming van waardevol geachte innovaties, toegankelijkheid van biologisch materiaal voor veredeling en bevordering van biodiversiteit. Biodiversiteit is dus één van de elementen daarbij.

In mijn brief van 27 juni 201310, welke ook geagendeerd was voor het Algemeen Overleg over biotechnologie en kwekersrecht van 10 april jl. heb ik gemotiveerd aangegeven wat mijn standpunt is inzake de uitgebreide veredelingsvrijstelling.

Dat standpunt komt er op neer dat met vrije toegang tot en beschikbaarheid van biologisch materiaal kwekers precies dat biologische materiaal kunnen kiezen en gebruiken dat qua gewenste eigenschappen het beste tegemoet komt aan hun wensen bij de plantenveredeling en aan die van telers en consumenten. Vrije toegang tot en beschikbaarheid van biologisch materiaal kunnen ook bijdragen aan een grotere diversiteit in het aanbod van voedselgewassen en aan voorkoming van monopolisering.

Diversiteit acht ik in tal van opzichten van groot belang, ook als het gaat om de diversiteit aan beschikbare plantenvariëteiten in de land- en tuinbouw of de hoeveelheid aanbieders waardoor de telers voldoende keuzevrijheid hebben om eenvoudig van aanbieder en/of plantenvariëteit te wisselen. Bij de herziening van de plantgezondheidsverordening speelt dit echter geen rol. Daar gaat het erom dat planten en plantaardig uitgangsmateriaal gezond zijn en gezond blijven. Dit natuurlijk wel in samenhang met de nieuwe EU Exotenrichtlijn, die zich op het behoud van de Europese biodiversiteit richt.

Octrooiering als zodanig speelt mijns inziens geen doorslaggevende rol in de afname van agro-biodiversiteit. De afname van agro-biodiversiteit is het gevolg van keuzen van telers die vaak gewassen willen telen die het beste tegemoetkomen aan vereisten in het licht van vele relevante factoren zoals optimale geschiktheid vanuit het oogpunt van klimaat- en bodemomstandigheden, teeltcondities, resistenties tegen ziekten en plagen, teeltopbrengst, oogstgemak, plantsamenstelling en smaakvoorkeuren. Telers zullen plantenrassen willen telen die zoveel mogelijk aan deze vereisten tegemoet komen, ongeacht of nu wel of geen sprake is van octrooirechtelijke bescherming van het betrokken plantenmateriaal.

Wat is in de visie van de Staatssecretaris op de rol van genetische modificatie in de afname agro-biodiversiteit?

Er is geen oorzakelijk verband tussen GMO's en afnemende agro-biodiversiteit. Daar waar afname van (agro-) biodiversiteit wordt waargenomen, heeft dit naast keuzes die boeren maken met betrekking tot door hen geteelde gewassen en rassen meer te maken met aspecten van bevolkingsgroei,veranderende consumptiepatronen en klimaatverandering.

Vormen een brede agro-biodiversiteit en lokale gewassen uitgangspunt van beleid bij samenwerking met ontwikkelingslanden en besteding van ontwikkelingsgeld? Wordt ontwikkelingsgeld dat in het verleden naar zadenbanken in ontwikkelingslanden en behoud van genetische diversiteit is gegaan gecontinueerd, of is dit met de bezuinigingen verloren gegaan? Wat doet de Staatssecretaris ter bescherming van originele biodiversiteit in oorsprongplaatsen van agro-biodiversiteit, zoals het oorspronkelijke gebied van de aardappel?

Het belang van agro-biodiversiteit wordt terdege onderkend, zoals blijkt uit eerdere antwoorden. Zowel overheden als bedrijfsleven hebben hier een rol. Directe bijdragen aan het ondersteunen van lokale agrobiodiversiteit volgen uit het Access and Benefit Sharing (ABS) mechanisme onder de Conventie over Biologische Diversiteit (CBD). Bijdragen komen daarbij primair van de private partijen die financieel profiteren van die lokale genetische bronnen. Uitgangspunt van het beleid zijn voedselzekerheid en voedingszekerheid. Ik voer daarbij geen gewasbeleid. Het is in principe aan de boeren om gewaskeuzes te bepalen en hun bedrijf rendabel te maken. Voor mij zijn de randvoorwaarden waaronder geproduceerd wordt wel van belang. Het gaat daarbij om ecologie, bodembehoud, klimaatweerbaarheid en dergelijke. Nederland ondersteunt nog steeds intensief de mondiale programma’s van de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR), inclusief het programma voor «roots and tubers» (inclusief aardappelen), maar niet meer specifiek haar genenbanken. De bijdrage aan de Global Crop Diversity Trust is in 2013 en 2014 als gevolg van bezuinigingen op het budget van ontwikkelingssamenwerking vervallen. Bijdragen voor 2015 en daarna zijn nog in overweging.

Begin dit jaar is een bijeenkomst georganiseerd door mijn ministerie en dat van Buitenlandse Zaken met de Global Crop Diversity Trust (GCDT) en de Nederlandse private sector om te verkennen wat de volgende stappen zijn en waar de verantwoordelijkheden liggen. Voornaamste conclusie van de bijeenkomst was dat het Nederlandse bedrijfsleven veel interesse heeft in het onderwerp en het werk van de GCDT ook ondersteunt, maar dat de gewassen op de huidige lijst van GCDT niet overeenkomen met de gewassen waarvoor het Nederlandse bedrijfsleven belangstelling heeft.

Wat doet de Staatssecretaris om eenzijdige voedingspatronen tegen te gaan en een overmaat aan vlees consumptie tegen te gaan? Klopt het dat de kwalitatieve voedingswaarden (mineralen e.d.) van enkele basisgewassen zoals graan, rijst en aardappelen achteruit is gegaan de afgelopen decennia? Is hier onderzoek naar gedaan?

De consument is zelf verantwoordelijk voor wat hij of zij eet. De overheid zet in op het faciliteren van deze keuze, enerzijds door in te zetten op een gezonder aanbod (o.a. Gezonde Schoolkantine, Akkoord Verbetering Productsamenstelling), anderzijds door informatievoorziening. De overheid geeft via het Voedingscentrum NL advies over een gevarieerde en verantwoorde voeding op basis van wetenschappelijk gefundeerd onderzoek. De 5 basisregels zijn: eet gevarieerd, eet niet teveel en beweeg, eet minder verzadigd vet, eet veel groente, fruit en (volkoren) brood en eet veilig. Vlees wordt het gezien als één van de mogelijke eiwitrijke producten die nodig zijn in een gebalanceerd eetpatroon. Het Voedingscentrum adviseert om 3 maal per week vlees te vervangen door een ander eiwitrijk product, zoals bijvoorbeeld vis en peulvruchten.

De stelling dat de gehaltes vitaminen en mineralen in onze voeding dalen is niet algemeen bewezen. In een zeer beperkt aantal studies is onderzocht of er een afname is in voedingstoffen. De studies wijzen of op een beperkte daling of geen verandering in de periode 1930 tot nu. De constatering in een enkel onderzoek dat in sommige gewassen de vitamine- en mineralengehalten dalen kan een groot aantal oorzaken hebben, zoals verschil in (onderzoeks-)methodiek, teelttechniek, seizoen, bewaring, gebruikte plantenrassen, hoeveelheid CO2 in de lucht of bemesting.

De belangrijkste oorzaak voor een niet optimale inname van vitamines en mineralen heeft weinig te maken met dat ons voedsel mogelijk minder voedingsstoffen zou bevatten. Dit is vooral het gevolg van een niet optimaal voedingspatroon. Op dit moment eet bijvoorbeeld zo ongeveer 5% van de Nederlanders de aanbevolen hoeveelheid groente. Zolang dit zo blijft zal ook de bijdrage van vitamines en mineralen door groenteconsumptie onder de maat blijven. Uit de laatste voedselconsumptiepeiling van het RIVM blijkt dat een deel van de bevolking minder vitamine A, B1, C en E, magnesium, kalium en zink binnen krijgt dan wordt aanbevolen. De inname van deze vitamines en mineralen kan worden verhoogd door meer groenten, fruit en volkorengraanproducten te eten.

In hoeverre vindt de Staatssecretaris concentratie van bedrijven in de voedselsector zorgelijk?

In sectoren, zoals de voedselsector, kan een concentratie van bedrijven ontstaan. Deze concentratie aan bedrijven kan zo groot worden dat er weinig concurrentie overblijft. De overheid heeft echter regels gemaakt om te voorkomen dat bedrijven te sterk en te machtig worden. De Mededingingswet biedt kaders waarbinnen bedrijven met elkaar de concurrentie aan kunnen gaan. Het doel van mededingingsbeleid is het voorkomen van concurrentiebeperkingen, zodat markten goed functioneren. De nationale en Europese mededingingsautoriteiten

(voor Nederland is dat de Autoriteit Consument en Markt) houden toezicht of bedrijven zich aan die regels houden en beoordelen fusies en overnames vooraf.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

De Staatssecretaris geeft aan dat behoud van biodiversiteit (waaronder genetische diversiteit) van groot belang voor de huidige en de toekomstige voedselvoorziening acht. Echter, onderzoek van onder meer Wageningen Universiteit wijst uit dat het voedingspatroon in de wereld steeds meer op elkaar gaat lijken. Het gevolg kan zijn dat we daardoor afhankelijk worden van slechts een paar soorten gewassen en de geschikte teeltlocaties van deze gewassen. Onderzoekers geven aan dat dit een bedreiging is voor de landbouw en wellicht voor de menselijke gezondheid. De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen of de inzet van de Staatssecretaris wel voldoende is. De zorg van de leden van de CDA-fractie is dat de macht en het kapitaal alles in handen gaan krijgen.

De leden van de CDA-fractie staan voor een eerlijke economie. Deze leden zetten zich daarom in voor voedselzekerheid. We staan voor grote mondiale uitdagingen. Het gaat om de toenemende schaarste van grondstoffen (zoals fosfaat en eiwitten), energie, water en voedsel. Het is niet meer vanzelfsprekend dat deze voor komende generaties in voldoende mate beschikbaar zijn.

Kan de Staatssecretaris aangeven of zij deze zorgen deelt en welke Europese strategie wordt ontwikkeld om met name de toekomstige fosfaat- en eiwittekorten het hoofd te bieden?

Door de stijgende welvaart in de wereld verandert het consumptiepatroon van mensen en neemt de mondiale vraag naar (dierlijke) eiwitten toe. In combinatie met verdere bevolkingsgroei zorgt dit ervoor dat er meer grondstoffen nodig om voedselzekerheid te realiseren. Ik deel de zorg over de grote stappen die we nog moeten zetten om in 2050 9 miljard mensen op duurzame wijze te voeden. Om dat te realiseren zet ik in op verbetering van de productiviteit in de landbouw wereldwijd. Als sterke landbouwnatie heeft Nederland hier een kans en een verantwoordelijkheid. Samen met het Nederlandse bedrijfsleven en met kennisinstellingen zet ik in op innovatie om knelpunten in de voedselvoorziening op te lossen. Zo is er een veelbelovend begin gemaakt met het recyclen van fosfaat in de afvalwaterzuivering en worden nieuwe sojabonenrassen ontwikkeld die ook in Europese omstandigheden goede opbrengsten opleveren. In het nieuwe GLB is ook aandacht voor dit soort nieuwe ontwikkelingen.

Recent hebben de leden van de CDA fractie in een algemeen overleg aangegeven dat er geen situatie moet ontstaan waarin de Chinese bedrijven mede via eigenaarschap van Amerikaanse bedrijven bepalen wat wij in Nederland eten. De leden van de CDA-fractie zouden dat een zeer onwenselijke ontwikkeling vinden. Daarom moet de Nederlandse en Europese overheid op een slimme manier te werk gaan. Zo liggen voor Nederland grote kansen in export en innovatie van onze topsectoren. Dankzij de Europese interne markt is Nederland één van de grootste exporteurs wereldwijd van landbouw- en voedingsproducten. Landbouw is niet alleen vanwege zijn economische waarde belangrijk, het gaat ook om voedselzekerheid en voedselveiligheid. Bovendien draagt de landbouw bij aan plattelandsontwikkeling en natuur.

De leden van de CDA-fractie willen ook de positie van Nederland als «toegangspoort tot Europa» en de positie als logistiek dienstverlener versterken. Deelt de Staatssecretaris deze inzet? Zo ja, op welke wijze wordt in het beleid dit momenteel vormgegeven?

Logistiek is inderdaad een van de 9 Topsectoren binnen het Bedrijvenbeleid van het kabinet. Ambitie van de betrokken partijen in de gouden driehoek is om dat Nederland in 2020 een internationale toppositie heeft (1) in de afwikkeling van goederenstromen, (2) als ketenregisseur van (inter-)nationale logistieke activiteiten en (3) als land met een aantrekkelijk innovatie- en vestigingsklimaat voor verladend en logistiek bedrijfsleven.

Binnen de Topsector Logistiek dragen I&M en EZ beide bij aan de realisatie van de gezamenlijk actieagenda die is opgesteld met bedrijven en kennisinstellingen. Een speerpunt is de optimale koppeling tussen informatie- en goederenstromen waardoor alternatieve modaliteiten als spoor en binnenvaart kunnen worden ingezet, goederenstromen efficiënter gepland en afgewikkeld kunnen worden en douane, inspecties en toezicht zodanig georganiseerd kunnen worden dat goederenstromen minimaal verstoord worden. Recent heeft Nederland een tweede positie op de World Logistics Performance Index (WLPI) behaald.

De leden van de CDA-fractie voorzien dat een andere inzet in het topsectorenbeleid mogelijkheden zou kunnen bieden om onderzoek van Nederlandse bedrijven in de veredelingssector meer te ondersteunen. Onderschrijft de Staatssecretaris deze visie?

De Minister van EZ heeft onder voorwaarden voor 2015 ingestemd met een beleidsexperiment waarbij het Topteam van de Topsector Tuinbouw en Uitgangsmaterialen meer mogelijkheden tot Integrale programmering van kennis en innovatie krijgt. De veredelingssector is naar mijn mening voldoende krachtig en goed georganiseerd om optimaal gebruik te maken van de kansen die dit experiment biedt. Onderdeel van dit experiment zijn ook de middelen die ik heb ingezet t.b.v. de Transitie van de Technologische TopInstituten. In mijn brief aan uw kamer van 4 april 201411 zijn tijdelijke extra middelen toegezegd om het onderzoek en het organiserend vermogen van de TTI’s te borgen. In een brief van 28 mei 2014 aan het topteam Tuinbouw en Uitgangsmateralen waarin de Minister van EZ aangeeft onder enkele voorwaarden akkoord te gaan met de uitvoering van het beleidsexperiment Integrale Programmering is voor de veredelingssector een bedrag van 3 miljoen aan transitiemiddelen ten behoeve van onderzoek opgenomen. Op dit moment is er naast de pilot en de toegezegde Transitiemiddelen uit de brief geen reden voor extra ondersteuning.

Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om nog meer kansen te geven aan Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven in het topsectorenbeleid ten aanzien van veredeling? Biedt de huidige inzet bij het topsectorenbeleid, volgens de Staatssecretaris, Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven voldoende kansen om Nederlandse oplossingen aan te dragen?

Op dit moment zie ik dat het topsectorenbeleid voor de veredelingssector en kennisinstellingen activiteiten genereert die passen in de (inter-)nationale ambities die deze sector heeft. Ik wijs hierbij op programma’s gericht op veredeling en verbetering van de toegang tot lokale groentezaden in Tanzania en Ethiopië en Rwanda. Ook de continuering van het programma Groene Veredeling biedt de nodige impulsen. Daarnaast onderzoek ik of er een onderzoeksprogramma «Resistentieveredeling» zou kunnen komen, ingebed in de topsectorenstructuur.

De leden van de CDA-fractie vinden verder dat verschraling van het aanbod van plantenrassen, met negatieve gevolgen voor onder andere de voedselzekerheid, maar ook voor de keuzevrijheid van consumenten, telers en kwekers onwenselijk is. Daarom moeten we continu waakzaam zijn bij het verschrijven van bevoegdheden voor Europese regels die hierop betrekking hebben. Deze leden verwijzen daarbij naar de Commissievoorstellen die wilden voorschrijven welk zaaigoed er gebruikt mag worden in onze Nederlandse volks- en moestuinen en gelukkig van de baan zijn.

Op 11 juni 2014 heb ik u in de brief met het schriftelijk overleg inzake de Landbouw- en Visserijraad van 16 en 17 juni aangegeven dat er een rapport van het voorzitterschap is gepresenteerd over de stand van zaken van de verordening over teeltmateriaal (Kamerstuk 21 501-32, nr. 790). De Europese Commissie gaat, gegeven de forse kritiek die vanuit Europees Parlement en van lidstaten kwam het voorstel herschrijven. Inhoudelijk geeft het voortgangsrapport de hoofdlijnen aan waarlangs het oorspronkelijke commissievoorstel aangepast zal moeten worden. Het gaat om een verkleining en verduidelijking van de scope (zodat duidelijker wordt dat hobbytuiniers buiten de regelgeving blijven en meer diversiteit in de markt kan bestaan), een meer doelgroepgerichte benadering, vermindering van de aan de Europese Commissie gedelegeerde taken, kostenreductie en lastenvermindering. Deze aanpassingen zijn in lijn met de motie van het Kamerlid Ouwehand c.s.12.

Vragen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn verheugd dat het kabinet onderschrijft dat het behoud en verdere bevordering van de genetische diversiteit, zowel in als buiten de landbouw, van levensbelang is. Zij willen graag nadere vragen stellen. Het behoud van (agro-)biodiversiteit is van groot belang. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich zorgen over de effecten die de Europese plannen voor zaadregistratie hebben op het behoud van de genetische diversiteit in de landbouw.

Kan de Staatssecretaris de stand van zaken schetsen rond het teeltvoorstel, waar zowel het Nederlandse als het Europese parlement zich heel duidelijk tegen hebben uitgesproken. De Europese Commissie lijkt dit voorstel echter toch door te willen drukken. De Staatssecretaris heeft toegezegd de Europese Commissie hierop aan te zullen spreken, heeft zij dat al gedaan, en met welk resultaat?

Zie hiervoor het antwoord op de vorige vraag.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zouden graag zien dat het kabinet meer in zou zetten op het stimuleren van biologische veredeling. Zoals de Staatssecretaris weet, is er een tekort aan biologisch uitgangsmateriaal.

Wat is zij concreet van plan om de biologische veredeling van gewassen te ondersteunen?

Het programma «Groene Veredeling», dat zich richt op de ontwikkeling van robuuste rassen voor verduurzaming van de biologische en gangbare teelt, is eerder ondersteund met een subsidie van een miljoen euro. Is de Staatssecretaris bereid om in het komende begrotingsjaar weer een dergelijk bedrag uit te trekken voor ondersteuning van groene veredeling?

Het Ministerie van EZ heeft met de Topsector Tuinbouw en Uitgangsmaterialen afgesproken dat er tot en met 2019 een onderzoekscapaciteit van 1 miljoen aan DLO capaciteit beschikbaar blijft voor het programma Groene Veredeling. Samen met de private bijdragen aan dit programma kan de onderzoeksomvang van de afgelopen jaren daarmee worden gecontinueerd. In het recent voorgestelde nieuwe Europese actieplan over de toekomst van de biologische productie in de EU wil de Europese Commissie het gebruik van biologisch uitgangsmateriaal bevorderen, in lijn met de wijze waarop dit in Nederland gebeurt. Dit zal de markt voor biologisch uitgangsmateriaal positief beïnvloeden. Ik ben daarom positief over de kansen voor biologisch uitgangsmateriaal.

Het genetisch manipuleren van gewassen is een ernstige bedreiging voor de genetische diversiteit. Niet alleen door de negatieve effecten die uitkruising tussen gengewassen en gentechvrije gewassen met zich mee kan brengen, maar ook door de patenten die gentechgewassen met zich meebrengen. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden daarom dat het kabinet een onduidelijke positie inneemt door het enerzijds benadrukken van het belang van genetische diversiteit, en anderzijds het inzetten op genetische manipulatie in de landbouw. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zouden graag zien dat de Staatssecretaris een duidelijke en duurzame keuze maakt voor een landbouw met genetische diversiteit, en dus zonder genetische manipulatie. Graag ontvangen deze leden een reactie hierop.

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de beleidsbrief biotechnologie van 4 april 201413.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie ondersteunen het kabinet in de vaststelling dat in het kaders van genetische diversiteit ook het tegengaan van biodiversiteitsverlies van groot belang is. Het inzetten op «duurzame» soja is echter naar mening van deze leden niet de oplossing.

Deze zogenaamd «verantwoorde soja» leidt nog steeds tot ontbossing, grootschalig gifgebruik en vermindert niet het enorme beslag dat de veehouderij legt op het mondiale landbouwareaal vermindert. Kan de Staatssecretaris dat bevestigen?

Soja is een cruciaal landbouwgewas voor veel landen om bij te dragen aan de huidige en toekomstige mondiale vraag naar essentiële nutriënten voor zowel humane als dierlijke voeding («Food en Feed»). De productie en gebruik van soja neemt wereldwijd ook nog verder toe, met name door de zeer sterk toenemende vraag uit China. Sinds enkele jaren is alleen al de toename van die Chinese vraag groter dan het hele Nederlandse gebruik van soja. Niettemin leveren de Nederlandse overheid en bedrijfsleven een substantiële bijdrage aan de verduurzaming van de productie van soja via inzet van het IDH (sojaprogramma gericht op met name Zuid-Amerikaanse landen) en de Stichting Ketentransitie Verantwoorde Soja, om in ieder geval het Nederlandse gebruik van soja te verduurzamen, door bij inkoop van soja certificering te eisen volgens de RTRS-standaard of daaraan gelijkwaardig.

Met belangrijke NGO's en bedrijven, die zich vele jaren samen hebben ingespannen voor de vaststelling van de huidige internationale RTRS-standaard, deel ik de overtuiging dat soja die volgens deze standaard is gecertificeerd, een belangrijke bijdrage levert aan de verduurzaming van de teelt hiervan en onder meer ongewenste ontbossing van belangrijk tropisch regenwoud en onverantwoord gebruik van gewasbeschermingsmiddelen helpt voorkomen.

Nederland is ook een actieve partner in de Tropical Forest Alliance 2020, een internationale alliantie van de 400 grootste voedselbedrijven (verenigd in the Consumer Goods Forum), NGO’s en overheden, die zich inzet voor het tegengaan van ontbossing als gevolg van de productie van agrocommodity’s (met een focus op palmolie, soja, papier/pulp en rundvlees). Ik deel dus niet de mening van de indieners van deze vraag.

De beste en goedkoopste optie is naar mening van de leden van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie een eiwittransitie naar meer plantaardige eiwitten, in plaatst van de huidige onhoudbare vleesconsumptie te continueren. Bovendien moet teelt van regionaal en verantwoord veevoer in Nederland en Europa gestimuleerd worden. Deelt de Staatssecretaris die mening, en zo nee, waarom niet? Graag zien de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren concrete voorstellen van het kabinet op dit punt tegemoet.

«Nieuwe» eiwitten, zoals van peulvruchten, van insecten of van micro-organismen (bijv. algen) zijn een geschikt alternatief voor de ons meer bekende dierlijke eiwitten, zoals vlees, melk en eieren maar ook voor soja en vismeel, die alle een flinke ecologische «footprint» achterlaten en om deze reden steeds meer ter discussie staan.

Zie ook mijn beleidsbrief «Duurzame Voedselproductie» van 11 juli 201314. Deze nieuwe eiwitten bieden innovatiekansen voor bedrijven, die actief zijn in humane of dierlijke voedselketens. Deze innovatie stimuleer ik, mits deze geen onaanvaardbare risico's opleveren voor mens, dier en milieu.

Ik constateer dat ook de sector op dit dossier zelf concrete stappen zet. In het verbond van Den Bosch heeft de sector aangegeven in het jaar 2020 50% van het eiwitrijke diervoer uit Europa te willen halen. Echter onder de voorwaarde dat de duurzaamheid niet ongunstiger is dan de huidige import uit Zuid- en Noord-Amerika. Deze duurzaamheidseffecten zijn recent nader onderzocht in het kader van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij en de Topsector Agro & Food met betrokkenheid van Nevedi en Stichting Natuur&Milieu. De eerste resultaten wijzen uit dat de milieueffecten van deze ambitie niet ongunstiger hoeven te zijn dan de huidige situatie.

Waar mogelijk moet in Europa regionaal, duurzaam veevoer worden gestimuleerd. Echter, niet in alle delen van de Europese Unie is een efficiënte eiwitteelt mogelijk en Nederland zal altijd voor een bepaald deel afhankelijk blijven van import van veevoedergrondstoffen. Ik ben voorstander van een zoveel mogelijk Europese aanpak van deze problematiek en zal ook gebruik maken van de mogelijkheid van het nieuwe GLB om eiwitteelt in de zogenaamde Ecological Focus Areas mogelijk te maken. Zo stimuleer ik de teelt van eiwitrijke gewassen als luzerne, rode klaver, esparcette, rolklaver, lupine en veldbonen in het kader van de vergroeningsmaatregelen in pijler 1.


X Noot
1

Kamerstuk 33 365 (R1987), nr. 6.

X Noot
2

Kamerstuk 33 365 (R1987). Staatsblad 2014, nr. 49.

X Noot
4

Kamerstuk 33 365 (R1987), nr. 7, pag. 8.

X Noot
5

Rijksoctrooiwet 1995, art. 57, lid 5.

X Noot
6

Rijksoctrooiwet 1995, art. 57, lid 1.

X Noot
7

Kamerstuk 27 428, nr. 246.

X Noot
8

Kamerstuk 27 428, nrs. 273, 280 en 283.

X Noot
9

Kamerstuk 27 428, nr. 162.

X Noot
10

Kamerstuk 33 365 (R1987), nr. 6.

X Noot
11

Kamerstuk 28 753, nr. 33.

X Noot
12

Kamerstuk 21 501-32, nr. 786.

X Noot
13

Kamerstuk 27 428, nr. 270.

X Noot
14

Kamerstuk 31 532, nr. 118.

Naar boven