21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 790 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 juni 2014

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de Landbouw- en Visserijraad op 16 en 17 juni 2014 (De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag).

De op 10 juni 2014 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de Staatssecretaris bij brief van 11 juni 2014 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Hamer

Adjunct-griffier van de commissie, Van Bree

Inhoudsopgave

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

     
 

Vragen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

5

 

Vragen van de leden van de SP-fractie

6

 

Vragen van de leden van de CDA-fractie

7

 

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

8

 

Vragen van de leden van de SGP-fractie

10

 

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

11

     

II

Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

15

     

III

Volledige agenda

43

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de brieven ten aanzien van de Landbouw- en Visserijraad. Deze leden hebben ten aanzien van de volgende onderwerpen vragen en opmerkingen.

Raadsconclusies verslag Europese regeling voor de groenten- en fruitsector

De VVD-fractie is van mening dat een gelijk speelveld cruciaal is voor een goed functionerende Europese interne markt. Elke stap in de goede richting is toe te juichen, en vaak kan dat wel sneller. Kan de Staatssecretaris inzichtelijk maken welke urgentie er is door de (financiële) gevolgen van de huidige regelgeving die volgens de Staatssecretaris niet voldoen? Zorgen deze regels voor het minder functioneren van een level-playing-field en waarom? De regeling dient verduidelijkt en vereenvoudigt te worden om op die wijze de concurrentiekracht van de telers te versterken. Deelt de Staatssecretaris deze inzet?

Raadsconclusies gebruik van de facultatieve aanduiding «product van eilandlandbouw»

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van deze raadsconclusies. De leden missen een onderbouwing van het feit dat de Staatssecretaris de mogelijkheid steunt om de aanduiding «product van eilandlandbouw» mogelijk te maken. In welk opzicht is hier het Nederlands belang bij gediend? Waarom zijn de beschermde geografische aanduidingen niet af doende? En past dit wel in het beleid van het kabinet om overbodige regelgeving niet te blijven opstapelen?

Eerste evaluatierapport van het zuivelpakket

Met de aanstaande afschaffing van de melkquotering zien we dat de Nederlandse zuivelsector anticipeert op deze afschaffing. De leden van de VVD-fractie vinden dat een goede zaak. De sector bereidt zich optimaal voor om de concurrentie aan te gaan en een bijdrage te leveren aan de wereldwijde vraag naar zuivelproducten. De VVD staat voor een zachte landing in aanloop naar het afschaffen van het melkquotum. In 2014 betalen de Nederlandse melkveehouders nog ruim 130 miljoen euro superheffing. Met een zachte landing (aanpassen vetcorrectie) kan de superheffing in 2015 beperkt worden. De leden van de VVD-fractie steunen de inzet van de Staatssecretaris in deze. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het krachtenveld er op dit moment voor staat en kan zij een inschatting maken of er tijdens de komende Landbouwraad een meerderheid zal zijn voor het voorstel om tot aanpassing van de vetcorrectie te komen?

Mandaat Europese Commissie onderhandelingen handelsakkoorden met derde landen inzake de import en export van biologische producten

De VVD-fractie staat pal voor het verbreden van de mogelijkheden van handel met andere landen, zowel binnen de EU als daarbuiten. Voorwaarde is dat er een gelijkspeelveld komt en internationale afspraken gewaarborgd blijven. Heeft de Staatssecretaris gesproken met ondernemers die de gevolgen van een akkoord of met de belemmeringen van de huidige situatie te maken hebben? Zo ja, wat was het resultaat en zo nee, waarom niet?

Implementatie van het GLB in de lidstaten

De leden van de VVD-fractie gaan graag met de Staatssecretaris in debat over de nationale invulling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven hoe andere lidstaten het GLB implementeren, in het bijzonder ten aanzien van de regeling voor jonge boeren en ten aanzien van de vergroening.

Aanpassing verordening technische maatregelen met het oog op de invoering van de aanlandplicht

De leden van de VVD-fractie lezen dat een aantal technische maatregelen in bestaande verordeningen moeten worden aangepast. Dit najaar zal het Voorzitterschap de Raad informeren over de stand van zaken hieromtrent, mogelijk in de vorm van een compromis. De leden van de VVD-fractie vragen wat dit compromis behelst en wat de Nederlandse inzet is. Daarnaast maken de leden van de VVD-fractie zich nog steeds zorgen over de handhaafbaarheid van de aanlandplicht. Kan de Staatssecretaris de stand van zaken delen met de leden van de VVD-fractie en de zorgen eventueel daarmee wegnemen?

Discardplannen binnen het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB)

De leden van de VVD-fractie lezen dat er in regionaal verband hard gewerkt wordt aan gezamenlijke aanbevelingen voor de pelagische discardban. Een van de uitzonderingen in de discardban is op basis van «sociaal-economische» impact. Is het volgens de Staatssecretaris duidelijk wat er onder «sociaal-economische’impact valt? Zo ja, wat dan? En deelt de Staatssecretaris de zorgen van de leden VVD-fractie dat deze ruimte benut kan worden ten koste van een gelijk speelveld? Elke lidstaat kan de uitvoering namelijk straks op basis van «sociaal-economische impact» een uitzondering claimen op de aanlandplicht. Voorts lezen de leden van de VVD-fractie met grote interesse dat de lidstaten nog moeten wennen aan de regionale samenwerking. Is er sprake van problemen in de afstemmingen van de plannen binnen de regio’s waarin Nederland actief is? Zo ja, kan de Staatssecretaris aangeven waar de knelpunten zitten?

Plant- en diergezondheidspakket

De leden van de VVD-fractie maken zich grote zorgen om het compromisvoorstel van het Voorzitterschap voor het importregime voor planten en plantaardig materiaal. Een gesloten systeem, zoals het Voorzitterschap voorstelt, kan zeer grote negatieve gevolgen hebben voor de innovatieve land- en tuinbouwsector van Nederland. De leden va de VVD-fractie beseffen dat de Nederlandse groene sector één van de meest, dan wel niet de meest innovatieve is onder de groene sectoren in andere Europese lidstaten. Door snelle innovatie, de veredeling van planten waar Nederland zo goed in is alsmede het importeren en exporteren van allerlei plantensoorten kan een gesloten systeem er voor zorgen dat juist deze innovatieve sector gestraft wordt voor de vooruitgang die zij maken. Door een gesloten systeem worden namelijk alleen planten goedgekeurd die op de lijst staan van goedkeurde planten. De leden van de VVD-fractie zien dit als de wereld op zijn kop. Innovatieve sectoren worden gestraft voor hun ambitie om planten te verbeteren en in plaats van het aangeven van teeltmateriaal dat verboden is, gaat het Voorzitterschap ervan uit dat alles verboden is, tenzij de Europese Unie het goedkeurt. De leden van de VVD-fractie verzoeken de Staatssecretaris dan ook om zich hard op te stellen in deze discussie. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat zij zich zeer kritisch opstelt tegen een gesloten regime, en in gaat zetten op een open regime? Kan de Staatssecretaris aangeven wat de verhouding is met betrekking tot deze discussie: welke lidstaten zijn voor een gesloten regime en welke landen zijn net als Nederland tegen een dergelijk gesloten regime? Hoe groot acht de Staatssecretaris de kans dat er een gesloten regime gaat komen, en wanneer verwacht de Staatssecretaris dat hierover besluitvorming plaatsvindt in de Raad? Welke maatregelen kan zij nemen om te voorkomen dat er een gesloten regime komt? Deelt de Staatssecretaris de mening dat een gesloten lijst zeer nadelig is voor de innovatieve land- en tuinbouwsector in Nederland?

Voorstel verordening teeltmateriaal

De leden van de VVD-fractie zijn over het algemeen positief over het voorstel voor een verordening teeltmateriaal. Doordat bij ingang van deze verordening twaalf richtlijnen worden ingetrokken zal er een hoop onduidelijkheid over de van toepassing zijnde richtlijn verdwijnen aangezien er nu één duidelijk wetgevend kader is voor de interne markt voor teeltmateriaal. Wel hebben de leden van de VVD-fractie nog een aantal vragen over het voortgangsrapport van het Griekse voorzitterschap, dat bedoeld is om richting te geven aan de Europese Commissie voor het herschrijven van het voorstel, nu het Europees Parlement het voorstel heeft verworpen. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris of zij meer duidelijkheid kan verschaffen over de inhoud van het Griekse voorstel: op welke manier willen de Grieken de administratieve kosten verminderen? De leden van de VVD-fractie begrijpen dat elk volgens deze verordening te verhandelen teeltmateriaal geregistreerd dient te worden. Blijft deze bepaling gehandhaafd? De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat in het Griekse voorstel de scope van de regelgeving wordt verkleind, zodat amateurs en dergelijke buiten de regelgeving vallen. De leden van de VVD-fractie vragen of ook de definitie van een micro-onderneming wordt aangepast en hoeveel Nederlandse ondernemingen dan onder de definitie van «micro-onderneming» vallen. Hoe zullen de vergoedingen, waarvan deze ondernemingen zijn vrijgesteld, bekostigd worden? Wordt er dan een relatief hoger bedrag gevraagd van het midden- en kleinbedrijf (MKB) en grotere ondernemingen? Deelt de Staatssecretaris de mening dat het vrijstellen van het betalen van een vergoeding door micro-ondernemingen zorgt voor een ongelijk speelveld en daarom niet wenselijk is? Tot slot, hoe is de verdeling micro-ondernemingen en grotere ondernemingen in de overige Europese lidstaten? Zullen Nederlandse ondernemers of de Nederlandse overheid direct dan wel indirect gaan meebetalen aan de vrijstelling van het betalen van een vergoeding door micro-ondernemingen? Kan de Staatssecretaris toezeggen dat zij zich inzet om de vrijstelling van vergoedingen door micro-ondernemers uit de verordening te halen teneinde een gelijke speelveld te creëren?

Resolutie Europees Parlement over de herkomstetikettering van vlees en verwerkt vlees

Ten aanzien van de herkomstetikettering vragen de leden van de VVD-fractie of er voldoende oog is voor de proportionaliteit. Heeft de Staatssecretaris een goed beeld van de financiële gevolgen voor het bedrijfsleven en de organisaties die op de controle moeten toe zien? Wat is het standpunt van de Staatssecretaris ten aanzien van de resolutie van het Europees Parlement?

Kleine toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen

De leden van de VVD-fractie zijn tevreden met het oprichten van een coördinatiefaciliteit om kleine toepassing van gewasbeschermingsmiddelen toe te staan. De leden van de VVD-fractie vragen wat het tijdspad is waarin deze faciliteit tot stand zal komen.

Herberekening van het streefbeeld Paling

De leden van de VVD-fractie zijn zeer verheugd dat dankzij inzet van de Staatssecretaris een herberekening van het streefbeeld aal wordt uitgevoerd conform de motie van het lid Bosman c.s., die in maart 2013 is aangenomen. Kan de Staatssecretaris aangeven wat het tijdspad is van de berekening?

Visserijprotocol EU-Mozambique

De leden van de VVD-fractie vinden de conclusies van de Staatssecretaris in het verslag over het visserijprotocol met Mozambique allerminst bemoedigend. EU-vaartuigen maken slechts enkele maanden gebruik van het protocol, veel minder dan voorzien. Desalniettemin geeft de staatsecretaris aan dat het protocol voor de EU rendabel is geweest. De leden van de VVD-fractie willen graag weten waar dit op gebaseerd is. Welk bedrag is er gereserveerd voor het nieuwe visserijakkoord en wat is er voor het vorige visserijakkoord uitgegeven? Vaartuigen kiezen er niet voor om aan te landen in Mozambique vanwege een goede haveninfrastructuur, het protocol heeft dus weinig bijgedragen aan werkgelegenheid voor de lokale bevolking. De leden van de VVD-fractie zien niet in wat het nieuwe protocol hieraan verandert en willen graag van de Staatssecretaris weten of het niet beter is om het protocol op te zeggen.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie danken voor toezending van de geannoteerde agenda en willen de Staatssecretaris nog enkele vragen voorleggen.

Schoolmelk en -fruit

De leden van de PvdA-fractie delen de conclusie van de regering dat schoolfruit- en schoolmelkprogramma’s niet op Europees niveau geregeld hoeven te worden.

Kan de Staatssecretaris aangeven wat de inzet van de andere lidstaten is en waaruit het meningsverschil tussen Europese Commissie en de lidstaten bestaat?

Toekomst Zuivelsector

Betekent het feit dat er nog geen overeenstemming over een compromisvoorstel is, dat er mogelijk geen aanpassing van de vetcorrectie zal komen? Heeft dit gevolgen voor een eventuele superheffing voor Nederland? De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat lidstaten niet ongelimiteerd de superheffingen zouden moeten mogen verlagen en voorkomen moet worden dat de melkproductie en vooral de melkveestapel explosief toeneemt en er ongebreidelde groei plaats zal vinden.

Implementatie Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Voor zover bekend heeft nog geen enkele lidstaat definitief besloten over de invulling van het nieuwe GLB, echter voor 1 augustus 2014 moeten de implementatiebesluiten worden gemeld. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de opvallendste verschillen in de implementatiebesluiten met andere landen zijn? In de «meibrief» staat de Nederlandse uitwerking. Is het mogelijk om het WUR-rapport te ontvangen op basis waarop de Staatssecretaris haar keuzes bij de eiwithoudende- en de vanggewassen heeft gemaakt en daarbij ook aan te geven welke ruimte de EU daar precies voor laat? Er zijn blijkbaar al goede voorbeelden van duurzaamheidscertificaten; kan de Staatssecretaris deze delen en aangeven wat zij bedoelt met de opmerking dat «deze gelijkwaardig moeten zijn met betrekking tot biodiversiteit»; waaraan moet deze dan gelijkwaardig zijn? Welke alternatieven ziet de Staatssecretaris voor het niet langer meetellen van landschapselementen in het nieuwe implementatiebesluit? Heeft de Nederlandse invulling van de vergroening nog de balans tussen economie, ecologie en praktische uitvoerbaarheid, nu uit een artikel in het wetenschappelijke tijdschrift «Science» is gebleken dat de voorgestelde vergroening te zeer is afgezwakt om de effecten van de intensivering van de landbouw tegen te gaan? Zo ja, waar blijkt deze balans uit?

De leden van de PvdA-fractie willen graag ook meer verbinding tussen water en natuur. Kan de Staatssecretaris aangeven of er een prioriteitenstelling en een plan van aanpak of planning is om tot meer verbindingen tussen natuur en water te komen?

Vragen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie zien dat het zuivelpakket en de situatie op de zuivelmarkt op de agenda staan. De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de zuivelmarkt na afschaffing van het melkquotum. Is de Staatssecretaris bekend met de langetermijnverwachting voor de melkprijs die deze tot 2020 op gemiddeld 34,5 cent plaatst?1

De leden van de SP-fractie zouden graag de reactie van de Staatssecretaris vernemen en de gevolgen voor de Nederlandse melkvee sector schetsen. Zal dit een shake-out betekenen? Onderschrijft de Staatssecretaris dat te lage melkprijzen ook voor de Nederlandse sector schadelijk zullen zijn? Wat zijn de crisismaatregelen die Eurocommissaris Cioloş voorstelt? Omvat dit de mogelijkheid om productieafspraken te mogen maken? Zo ja, wordt de mededingingswetgeving aangepast om dit mogelijk te maken? Omvatten de crisismaatregelen ook een algemeen verbindende verklaring van productieafspraken en andere maatregelen? Staat de Staatssecretaris positief tegenover de voorstellen van de Eurocommissaris voor crisismaatregelen? Is de Staatssecretaris bereid te bepleiten om bij ontwrichtende lage melkprijzen crisismaatregelen mogelijk te maken? Staat zij open voor de mogelijkheid om productieplafonds in te stellen bij dreigende melkoverschotten of is hier al een vooropgezet standpunt in? Kan de Staatssecretaris toezeggen hier in ieder geval niet tegen pleiten? De Staatssecretaris stelt dat in Nederland minimaal gebruik is gemaakt van de mogelijkheden van het zuivelpakket, omdat de zuivel hier coöperatief is georiënteerd en het nauwelijks toegevoegde waarde heeft. Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van de mogelijkheden van de landelijke vrijwillige maatregelen van het zuivelpakket?

De leden van de SP-fractie vragen wat de gevolgen voor ontwikkelingslanden zullen zijn van de importregels biologische producten? Impliceert «het is de bedoeling om robuuste importprocedures te ontwikkelen die de concurrentie van de Europese biologische bedrijven versterkt» dat er handelsbelemmeringen opgeworpen gaan worden voor ontwikkelingslanden?

Hoe zijn de uitzonderingen op het discardverbod afgebakend in die gevallen waar de sociaaleconomische impact hoog is? Is deze uitzonderingsgrond niet een breed toepasbare vrijbrief van de discardban?

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de nieuwe voorstellen voor het plant- en diergezondheidspakket anders zijn dan de vorige versie. Is het oude wijn in nieuwe flessen? In hoeverre zijn de bezwaren, die in de Kamer leefden, nu wel geadresseerd? Op grond van welke wijzigingen is Nederland nu positief over de nieuwe voorstellen? Vindt de Staatssecretaris het terecht dat de bezwaren van het Europees Parlement terzijde worden geschoven? In hoeverre wordt de zeggenschap over te nemen maatregelen bij dierziektebestrijding nu verlegd naar de Europese Commissie? Wordt een carte blanche gegeven voor ingrijpen bij dierziekten door de Europese Commissie? Kan de Europese Commissie straks (via de nader in te vullen gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen) Nederland verplichten tot maatregelen, zoals het inperken van vrije uitloop of (preventieve) ruimingen? Bepleit Nederland nog immer vurig preventieve entingen en een «niet ruimen maar prikken» beleid in Europa? Welke acties zijn hierop ondernomen?

Waarop baseert de Staatssecretaris haar instemming met het onderhandelingsmandaat voor een visserijakkoord met Liberia? Gaat zij nog kritische opmerkingen maken? Zo ja, welke maatregelen? Is er voldoende wetenschappelijk bewijs dat het om surplusbestanden gaat en kunt u dit toelichten? Zijn er wel voldoende bronnen over de bestandsgrootte? Hoe zit het met de bijvangst van niet-doelwit-organismen zoals de haai? Zijn hier gegevens over? Waarop is het gebaseerd dat dit niet schadelijk is? Welke maatregelen worden genomen om deze bijvangsten tegen te gaan? Hoe wordt gegarandeerd dat profijt van een akkoord bij lokale visserijgemeenschappen terechtkomt? Hoe wordt duurzaam bestandsbeheer, controle en handhaving gerealiseerd?

Vragen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie vinden het evenals de Staatssecretaris belangrijk dat er maatregelen worden genomen vooruitlopend op de afschaffing van het melkquotum. De leden van de CDA-fractie steunen de inzet van de Staatssecretaris om een overeenkomst te bereiken over de vetcorrectie tijdens de komende Landbouw- en Visserijraad. Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij een overeenkomst hieromtrent mogelijk acht. Indien er geen overeenstemming bereikt wordt tijdens de Landbouw- en Visserijraad op 16 en 17 juni, welke andere mogelijkheden resten dan nog?

De leden van de CDA-fractie willen dat voor de import van biologische producten uit derde landen geldt dat deze moeten voldoen aan standaarden van hetzelfde niveau als in de Europese Unie. De leden van de CDA-fractie vragen waar de verandering van aanpak van de Europese Commissie in zit, behalve dan dat het nu aparte handelsakkoorden gaat sluiten met derde landen. Daarnaast vragen deze leden om welke landen het gaat en of deze concept-handelsakkoorden inzichtelijk gemaakt kunnen worden.

De leden van de CDA-fractie hebben ten aanzien van het GLB nog vragen over de verschillen in uitvoering van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3). Aangezien andere lidstaten aanzienlijk grotere budgetten hebben voor POP3, vragen deze leden of voor de Staatssecretaris inzichtelijk is of en hoe POP3 in de lidstaten Frankrijk, Duitsland en België wordt besteed aan kwetsbare sectoren? Zou de Staatssecretaris hierover de Kamer kunnen informeren? Voor de leden van de CDA-fractie is een gelijk Europees speelveld heel belangrijk en daarbij speelt ook de besteding van de POP-gelden een rol.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de derogatiebeschikking. Deze leden vragen de Staatssecretaris waarom de aanvraag voor het derogatieverzoek pas gedaan is op 22 januari 2014 en niet eerder. Voor deze leden is het ook niet duidelijk waarom in de beschikking is opgenomen alsof het een nieuw gegeven is dat er productierechten zijn voor pluimvee en varkens. In de derogatiebeschikking lijkt het wel alsof er in de jaren 2004–2007 en daarna geen productierechten waren en dat deze met dit actieprogramma opeens ingevoerd zijn, terwijl deze nationaal al lang bestonden. De leden van de CDA-fractie vragen of dit wel goed voor het voetlicht is gebracht bij de Europese Commissie. Deze leden vragen tevens op welk moment productierechten zijn toegevoegd aan het voorgelegde actieprogramma. De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris hoe de Europese Commissie acteert bij andere lidstaten, waarbij de derogatiebeschikking al gedurende het jaar wordt afgegeven en afwijkt van een eerdere derogatie.

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

Gebruik van de facultatieve aanduiding «product van eilandlandbouw»

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er nieuwe aanduiding in de maak is (product van eilandlandbouw). Zij vragen de Staatssecretaris hoe zij tegen deze aanduiding aankijkt. Welke toegevoegde waarde heeft deze aanduiding volgens de Staatssecretaris voor boeren op de Nederlandse Waddeneilanden? Hoe kan in de praktijk worden voorkomen dat geen uitholling van bestaande beschermde (geografische) aanduidingen plaatsvindt?

Zuivelmarkt

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het zuivelpakket voor Nederland geen toegevoegde waarde had. Zij zijn echter benieuwd hoe het zuivelpakket in zijn algemeenheid in de Europese Unie is geïmplementeerd door andere lidstaten en of de concurrentiepositie van Nederlandse melkveehouders en zuivelbedrijven hierdoor is veranderd. De leden van de ChristenUnie-fractie hopen van harte dat er tijdens de Raad een akkoord gesloten zal worden over het aanpassen van de vetcorrectiefactor, zodat Nederlandse melkveehouders volgend jaar een superheffing bespaard blijft. Zij steunen de Staatssecretaris in haar inzet hiervoor en vragen haar aan te geven welke openstaande punten er nog zijn in de onderhandelingen met andere lidstaten.

Implementatie van het GLB

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben gemengde gevoelens bij de gekozen uitwerking van de eerste pijler van het GLB. Zij verwelkomen de steun voor de kwetsbare sectoren, maar constateren ook dat Nederland daarin minder ver gaat dan andere landen, bijvoorbeeld Frankrijk en België als het gaat om de kalverhouderij. Deze leden hebben altijd gepleit voor een ambitieuze en flexibele vergroening van het GLB, die recht doet aan de bedrijfsspecifieke omstandigheden van boeren. Zij zijn van mening dat Nederland de ruimte die de Europese Commissie biedt moet benutten en moet waken voor het uit de pas lopen met andere lidstaten (gelijk Europees speelveld). Kan de Staatssecretaris in het verslag van de komende Raad op basis van de uitwisseling met andere lidstaten ingaan op de opvallendste implementatieverschillen met andere landen ten aanzien van de vergroening? Belangrijk voor de leden van de ChristenUnie-fractie is dat er voldoende mogelijkheden komen om afrikaantjes (Tagetes) en raketblad als vanggewas voor schadelijke aaltjes te kunnen gebruiken (als alternatief voor metam-natrium) binnen de condities van de Ecological Focus Area (EFA). In haar brief van 27 mei jl. (Kamerstuk 27 858, nr.266) schreef de Staatssecretaris dat zij dit op korte termijn zou oppakken en de Kamer hierover zou berichten. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of volgens de Staatssecretaris de nu gekozen invulling van de EFA-verplichting inderdaad voldoende mogelijkheden biedt om een goed alternatief voor het gebruik van metam-natrium realiseren.

(Stunt)aanbiedingen van vlees in supermarkten

De leden van de ChristenUnie-fractie danken de Staatssecretaris voor de uitvoerige toelichting op de (on)mogelijkheden van een verbod op verkoop onder de inkoopprijs. Zij begrijpen dat het lastig is om stuntaanbiedingen van vlees in supermarkten aan banden te leggen, maar willen wel dat producenten(organisaties) voldoende mogelijkheden krijgen om samen te werken aan verduurzaming. Is de Staatssecretaris van mening dat de nieuwe Gemeenschappelijke Markt Ordening (GMO) van het GLB (artikel 106, lid 1) erkende producentenorganisaties in de vleessectoren voldoende mogelijkheden biedt om investeringen in milieu en dierenwelzijn terug te verdienen? Hoe gaat de Staatssecretaris initiatieven van Nederlandse veehouders op dit terrein ondersteunen? Hoe wil de Staatssecretaris borgen dat in het mededingingsbeleid voldoende aandacht zal zijn voor duurzame productie, ook als dit mogelijk leidt tot iets hogere consumentenprijzen?

Voedselverliezen en voedselverspilling in Europa en Europese regelgeving

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd te vernemen dat er brede steun was in de Raad voor de Nederlands-Zweedse oproep tot een Europese aanpak voor voedselverspilling en dat het onderwerp houdbaarheidsdata prominent op de agenda staat. Zij vragen de Staatssecretaris wat het vervolg zal zijn op het agenderen van dit onderwerp. Is zij voornemens om samen met Zweden het onderwerp voedselverspilling op de Europese agenda te houden? Is de Staatssecretaris bijvoorbeeld bereid om te kijken naar best practices in andere lidstaten om voedselverspilling aan te pakken, zodat de lidstaten van elkaar kunnen leren? De leden van de ChristenUnie-fractie kunnen zich verder vinden in het standpunt van Eurocommissaris Borg dat het belangrijk is om nationale belemmeringen weg te nemen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het staat met de uitvoering van de motie van het lid Dik-Faber over het fiscaal aantrekkelijk doneren van voedsel (Kamerstuknr. 31 532-127)? Voorts vernemen deze leden graag wat de Europese Commissie precies voor ogen heeft met het onderwerp «duurzaam voedsel»? Komt er alleen een mededeling, of is er ook (aanpassing van) wetgeving voorzien?

Jonge boeren

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd met de gekozen oplossing voor de jonge boeren-regeling, waarbij de regeling zoveel mogelijk wordt gericht op jonge landbouwers na bedrijfsovername en het subsidiepercentage te koppelen aan het aandeel eigen vermogen van de jonge landbouwer in de onderneming / maatschap. Zij vragen of de Staatssecretaris inmiddels zicht heeft op het aantal jonge boeren dat gebruik wil gaan maken van de regeling.

Vragen van de leden van de SGP-fractie

GLB

Tijdens de Landbouwraad zal gesproken worden over de implementatie van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De leden van de SGP-fractie vragen de Staatssecretaris om, zo nodig na afloop van de Landbouw- en Visserijraad, een beeld te geven van de wijze waarop andere lidstaten invulling geven aan de vergroening in het kader van de eerste pijler. Nemen de meeste lidstaten de gehele Europese lijst met vergroeningsmaatregelen over in het nationale beleid? Hoe kijken de lidstaten aan tegen «greenwashing»? Hoe gaan andere lidstaten om met de teelt van vanggewassen en groenbemesters als vergroeningsmaatregel? Welke ruimte hebben lidstaten om implementatiebesluiten na 1 augustus 2014 aan te passen?

Verordening technische maatregelen

Tijdens de Landbouw- en Visserijraad zal gesproken worden over de verordening technische maatregelen. De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat de Noordzee-Regionale Adviesraad (RAC) zich enige tijd geleden heel kritisch uitgelaten heeft over de concept-verordening. De Noordzee-RAC gaf aan dat de verordening nauwelijks aangepast wordt aan de aanlandplicht en dat eerder sprake is van extra regelgeving dan van vereenvoudiging. De regels voor maaswijdte en vangstsamenstelling en de logboekverplichtingen met krappe toegestane marges zouden van kracht blijven. Er zou nog steeds uitgegaan worden van een soortbenadering in plaats van een visserijbenadering. Er zouden beperkingen gesteld worden aan het gebruik van aangelande discards. Ook zouden formuleringen over de quota die vissers bij aanvang van de reis moeten hebben niet de noodzakelijke flexibiliteit bieden. De leden van de SGP-fractie kunnen deze kritiek niet rijmen met de opmerkingen van de Staatssecretaris in de geannoteerde agenda over deze verordening. Is de concept-verordening inmiddels aangepast in lijn met de kritiek van de Noordzee-RAC? Zo nee, gaat de Staatssecretaris zich inzetten om de verordening in lijn met de genoemde kritiek aangepast te krijgen?

Discardplannen

Tijdens de Landbouw- en Visserijraad zal ook gesproken worden over de discardplannen voor de pelagische visserij. De pelagische RAC heeft daar breed gesteunde adviezen voor uitgebracht. De leden van de SGP-fractie krijgen het signaal dat de lidstaten deze naast zich neerleggen. Steunt de Staatssecretaris de aanbevelingen van de pelagische RAC en zet zij zich ervoor in dat deze aanbevelingen in de discardplannen overgenomen worden? Is het de inzet van de Staatssecretaris om, binnen de kaders van de Europese regelgeving voor de aanlandplicht, de aanwezige rek en ruimte maximaal te benutten en bijvoorbeeld voor alle pelagische soorten, en niet alleen voor de evervis, een de-minimis regeling te bepleiten?

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

Mandaat Europese Commissie onderhandelingen over handelsakkoorden met derde landen inzake de import en export van biologische producten

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren herinneren zich een prettig overleg met de Staatssecretaris over de voorstellen van de Europese Commissie over de biologische productie en etikettering. De Staatssecretaris en de aanwezige fracties waren eensgezind in hun afwijzing van de voorstellen, omdat deze niet proportioneel zijn en een grote negatieve invloed zullen hebben op de innovatieve biologische landbouw. Er is afgesproken dat de Staatssecretaris deze voorstellen niet zal steunen, en de invloed ervan op ontwikkelingslanden goed in de gaten zou houden. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn dan ook verbaasd te lezen dat de Staatssecretaris voornemens is het mandaat dat de Europese Commissie nu al vraagt om onderhandelingen met ontwikkelingslanden over de handel in biologische producten te steunen. De leden van de Partij voor de Dieren -fractie wijzen erop dat er een aantal producten is die we in de EU niet kunnen produceren maar die we wel in biologische kwaliteit kunnen importeren (koffie, thee, tropische vruchten en kruiden). Producenten en exporteurs van deze producten worden door deze systeemwijziging onnodig in moeilijkheden gebracht. Het is mogelijk dat zij voor hun productiesysteem, gegeven het klimaat en de ziekten en plagen die er heersen methoden moeten gebruiken die in de Europese regels niet zijn toegelaten, kan de Staatssecretaris dat bevestigen? Het systeem van equivalentie zal voor deze producten dan ook niet werken, omdat voor deze producten geen biologische productieregels zijn opgesteld. Naar de mening van de leden van de Partij voor de Dieren -fractie wordt in het impact assessment van de Europese Commissie te makkelijk geconcludeerd dat de veranderingen niet groot zullen zijn. Deelt de Staatssecretaris de mening dat het impact assessment de effecten op ontwikkelingslanden onvoldoende in beeld heeft gebracht? De biologische sector zelf stelt voor het huidige systeem te handhaven, waarbij wel zoveel mogelijk naar wederzijdse equivalentie wordt gestreefd en daarnaast de mogelijkheid voor importontheffingen in de wet te handhaven. Steunt de Staatssecretaris die inzet, en is zij bereid om dit in te brengen tijdens de Landbouw- en Visserijraad, en het door de Europese Commissie gevraagde mandaat dus nu niet te steunen?

Implementatie van het GLB in de lidstaten

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren gaan op een ander moment graag uitvoerig met de Staatssecretaris in gesprek over haar uitwerking van het GLB en vooral over de «vergroeningsaspecten» daarvan. Graag willen zij voor die bespreking ook een reactie ontvangen van de Staatssecretaris op het recent in «Science» gepubliceerde artikel van 21 onderzoekers uit acht landen waaruit blijkt dat de magere vergroeningseisen in het nieuwe GLB geen enkele substantiële bijdrage leveren aan de biodiversiteit. De onderzoekers concluderen dat heel weinig boeren verplicht zullen worden hun dagelijkse bedrijfsvoering natuurvriendelijker te maken. Er worden zo veel uitzonderingen toegelaten dat dit het gangbare beheer van boeren niet echt beïnvloedt. Is de Staatssecretaris bereid om op korte termijn een uitgebreide kabinetsreactie te geven op dit artikel? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich grote zorgen over het verdwijnen van bestaande akkernatuur, waardoor de invulling van het GLB zelfs een negatief effect zal hebben op de biodiversiteit, in plaats van een positief effect zoals, dat is de Staatssecretaris vast met deze leden eens, de bedoeling was. Graag krijgen de leden alvast ook een nadere reactie op de aangehouden motie van het lid Ouwehand over het niet toestaan van het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen binnen de ecologische aandachtsgebieden (EFA’s). De Staatssecretaris is voornemens om de teelt van eiwit- en vezelgewassen – en daarna zelfs vanggewassen – mee te tellen als EFA’s. Daarvoor zou het gebruik van landbouwgif en mest noodzakelijk zijn. Dat vinden deze leden een zeer vreemde redenering, aangezien deze gewassen prima biologisch verbouwd kunnen worden, kan de Staatssecretaris dat bevestigen? Het gebruik van landbouwgif tast de biodiversiteit aan, terwijl EFA’s juist bedoeld zijn om biodiversiteit te bevorderen. Het gebruik van mest leidt tot vervuiling van het oppervlaktewater en daarmee tot een vermindering van de biodiversiteit in de sloten, terwijl de sloten zelfs meegeteld mogen worden in de EFA’s. Het meetellen van de genoemde gewassen, waarbij bovendien gif en mest gebruikt mag worden, is dus naar mening van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie pure greenwashing – iets wat de Staatssecretaris zegt te willen voorkomen. Graag ontvangen deze leden hierop een reactie. De Staatssecretaris heeft van een aantal organisaties die zich bezig houden met agrarisch natuurbeheer en het bevorderen van akkerranden een brandbrief gekregen. Deze organisaties voorspellen het verdwijnen van duizenden akkerranden met de huidige uitwerking van het GLB. De vergroeningseisen motiveren boeren niet om aan echte vergroening te werken, en er is grote kans dat bestaande akkerranden worden omgeploegd en vervangen door bijvoorbeeld de teelt van eiwitgewassen. Deelt de Staatssecretaris deze zorg? Zo ja, wat gaat zij doen om het tij te keren, de bestaande akkernatuur te bewaren en voor nieuwe akkernatuur te zorgen? Zo nee, waar baseert de Staatssecretaris dat op? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie ontvangen graag op korte termijn een reactie op de brandbrief, zodat zij dit punt nader kunnen bespreken met de Staatssecretaris, is zij daartoe bereid?

Vangstquotum voor lodde in 2014

De Staatssecretaris schrijft in haar brief van 6 mei jongstleden, aangaande de Landbouw- en Visserijraad op 16 en 17 juni 2014, over bevissing van lodde bij Groenland door vissers uit de Europese Unie. De Staatssecretaris verwijst naar een advies van International Council for the Exploration of the Sea (ICES). Dit advies pleit ervoor om de bevissing van lodde bij Groenland met 50% te beperken om het plaatselijke visbestand gezond te houden.

De Staatssecretaris geeft verder aan dat Nederland geen belang heeft bij de visserij naar lodde bij Groenland. De leden van de Partij voor de Dieren fractie constateren dat dus niets de Staatssecretaris in de weg staat om zich in deze sterk te maken voor een duurzaam EU-visbeheer dat bijdraagt aan minder bevissing van lodde, zoals ICES adviseert. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie verzoeken de Staatssecretaris daarom om zich uit te spreken tégen de aanpassing in de Vangst- en Quotaverordening, die visserij naar lodde door EU-partijen bij Groenland mogelijk zou maken. Graag ontvangen deze leden hierop een reactie.

Plant- en Diergezondheidspakket en voorstel voor verordening over teeltmateriaal

Zoals de Staatssecretaris weet maken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie zich grote zorgen over het voorstel over teeltmateriaal. De Europese Commissie wil het voorstel nu gaan herschrijven, en de Staatssecretaris lijkt de insteek van de Europese Commissie daarbij te steunen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn blij dat de Europese Commissie het aantal gedelegeerde taken zal terugbrengen, maar vinden de insteek van de Commissie nog veel te mager. De aangenomen motie Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 710) vraagt er duidelijk om de belangen van kleine veredelaars, de biologische landbouw en de agrobiodiversiteit voorop te stellen en deze belangen te beschermen tegen hoge administratieve lasten en dat de registratievoorschriften voor oude en traditionele rassen geen (financiële) belemmering vormen voor de instandhouding van deze rassen. Deze punten lijken nog niet meegenomen te worden door de Europese Commissie. De leden van de Partij voor de Dieren -fractie vinden de huidige voornemens van de Europese Commissie dus zeker niet tegemoet komen aan de wens van de gehele Kamer. Is de Staatssecretaris bereid om de aangenomen motie opnieuw onder de aandacht te brengen van de Raad en de Europese Commissie en aan te dringen op een volledige uitwerking ervan in het herschreven voorstel van de Europese Commissie? Graag horen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie ook wat de voortgang is op het gebied van het voorstel Diergezondheid. Ook daarin wordt zoveel in gedelegeerde handelingen verwerkt dat het erg moeilijk is om te beoordelen hoe de nieuwe wetgeving eruit zal gaan zien. Hoe staat het met de onderhandelingen over dit pakket?

Stuntaanbiedingen vlees in de supermarkten

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn verontrust over de verkoop van kiloknallers. Het stunten met vlees kan niet samengaan met de voorgenomen verduurzaming van de voedselketen waar de Staatssecretaris over spreekt. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren stellen dat marktgestuurde verduurzaming van de productie en consumptie van vlees niet tegemoet komt aan de maatschappelijke wens ten aanzien van het dierenwelzijn. Zo heeft marktgestuurde verduurzaming geleid tot de plofkip-light ofwel de Kip van Morgen, die een smartphone meer aan ruimte heeft ten opzichte van de reguliere plofkip. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn teleurgesteld over de uitspraak van de Staatssecretaris dat op voorhand geen positief effect verwacht mag worden van een wettelijk verbod. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen graag weten of de Autoriteit Consument en Markt (ACM) in het uitvoeren van hun onderzoek de mogelijkheid van een wettelijk verbod op de verkoop onder de inkoopprijs meenemen.

Herkomstetikettering

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn teleurgesteld over het voornemen van de Europese Commissie om de aangenomen resolutie van het Europees Parlement, om naast de vermelding van het land waar het dier is gehouden en het land waar het dier is geslacht ook een vermelding waar het dier geboren is te verplichten, niet te honoreren. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn van mening dat een volledige verplichte herkomstetikettering een belangrijk instrument kan zijn om voedselketens te verkorten, de voedselveiligheid te vergroten en een krachtig wapen is in de strijd tegen voedselfraude. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben in een eerder overleg gepleit voor de komst van een bar- of Quick Response (QR)-code die door consumenten in te scannen is. Consumenten zouden zo gedetailleerd inzicht kunnen krijgen in het leven dat het dier heeft geleid, tot op het niveau van de veehouderij waar zij zijn gebleven, het aantal kilometers dat het dier tijdens zijn leven heeft afgelegd en de wijze waarop het geslacht is. Hiermee kan totale transparantie in de vleesketen geboden worden. De Staatssecretaris heeft aangeven dat zij de gevolgen van een dergelijke code in kaart zou gaan brengen. Wanneer kunnen de leden de uitkomsten van dit onderzoek tegemoet zien? Is de Staatssecretaris bereid zich in te zetten voor een dergelijke toevoeging aan het etiket en dit in Europees verband voor te stellen? Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer zij de Kamer kan informeren over de voorstellen van de Europese Commissie ten aanzien van herkomstetikettering?

Het transport van slachtdieren

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van het werkbezoek van Minister Jørgensen aan Nederland. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke termijn de Kamer geïnformeerd zal worden over het gezamenlijk strategieplan ten aanzien het transport van slachtdieren? Kan de Staatssecretaris aangeven of en op welke wijze zij binnen dit strategieplan extra aandacht besteedt aan de problemen rondom het kalver- en paardentransport, als deze door het Platform LIS zijn geïdentificeerd?

Onderhandelingsmandaat voor een visserijpartnerschapsakkoord en protocol tussen de EU en de Republiek van Liberia

De Staatssecretaris schrijft dat ze voornemens is om een visserijpartnerschapsakkoord en protocol met de Republiek van Liberia te steunen. De visserij bij Liberia zal zich met name richten op tonijn. Voor de twee tonijnbestanden grootoog en geelvin zijn in de regionale beheerorganisatie International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT) reeds beheermaatregelen vastgesteld. Voor de skipjacktonijn wordt momenteel een bestandbeoordeling voorbereid met het oog op het vaststellen van beheermaatregelen in ICCAT eind dit jaar. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn van mening dat het ongepast is om te onderhandelen over een leegvisprotocol, terwijl beheermaatregelen door ICCAT zijn vastgesteld en terwijl er geen actuele bestandbeoordeling gereed is met betrekking tot de skipjacktonijn. De Staatssecretaris zegt verder dat het een leegvisprotocol bijdraagt aan duurzame visserij in de West-Afrikaanse regio. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren verder dat eerdere visprotocollen niet hebben bijgedragen aan duurzaam beheer van het visbestand en kunnen zich dan ook niet vinden in de visie van de Staatssecretaris dat een protocol met Liberia bijdraagt aan duurzame visserij. De leden van de Partij voor de Dieren fractie verzoeken de Europese Commissie om geen mandaat te geven om te onderhandelen over een visserijpartnerschapsakkoord met de Republiek van Liberia. Graag ontvangen deze leden hierop een reactie.

Walvisvangst Japan

Is de Staatssecretaris ervan op de hoogte dat Japan de commerciële walvisjacht in de Zuidelijke IJszee wil hervatten, ondanks de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof dat Japan niet langer walvissen mag doden in het antarctisch gebied? Is de Staatssecretaris bereid dit sterk te veroordelen en maatregelen te nemen om te voorkomen dat Japan de commerciële walvisjacht weer mogelijk maakt? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen de Staatssecretaris tevens hoe het zit met de onderhandelingen tussen de Europese Unie en Japan over het vrijhandelsakkoord. Is de Staatssecretaris bereid om er bij de Europese Commissie op aan te dringen dat de onderhandelingen over het vrijhandelsverdrag stilgelegd worden als Japan inderdaad de walvisvangst hervat? Zo nee, waarom niet? Graag ontvangen deze leden hierop een reactie.

II Antwoord van de Staatssecretaris

Vragen van de leden van de VVD-fractie

Raadsconclusies verslag Europese regeling voor de groenten- en fruitsector

De VVD-fractie is van mening dat een gelijk speelveld cruciaal is voor een goed functionerende Europese interne markt. Elke stap in de goede richting is toe te juichen, en vaak kan dat wel sneller. Kan de Staatssecretaris inzichtelijk maken welke urgentie er is door de (financiële) gevolgen van de huidige regelgeving die volgens de Staatssecretaris niet voldoen? Zorgen deze regels voor het minder functioneren van een level-playing-field en waarom? De regeling dient verduidelijkt en vereenvoudigd te worden om op die wijze de concurrentiekracht van de telers te versterken. Deelt de Staatssecretaris deze inzet?

Ik deel de inzet van de VVD-fractie. Verduidelijking en vereenvoudiging van de regelgeving is absoluut noodzakelijk om deze beter uitvoerbaar te maken en meer aan te laten sluiten bij de marktrealiteit met het oog op de rechtszekerheid. De regeling moet ook beter aansluiten bij markt voor wat betreft innovatie, internationale samenwerking en vermarkten van producten om zo de concurrentiekracht van de sector te versterken. Hiervoor maak ik mij sterk bij de Europese Commissie.

De huidige uitwerking van de regels draagt onvoldoende bij aan het gelijk speelveld. Zo geldt voor Nederland, maar ook voor een aantal andere lidstaten, dat de regels onvoldoende ruimte bieden voor versterking van concurrentiekracht en heeft een aantal andere landen in Europa moeite om de organisatiegraad te verbeteren.

Raadsconclusies gebruik van de facultatieve aanduiding «product van eilandlandbouw»

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van deze raadsconclusies. De leden missen een onderbouwing van het feit dat de Staatssecretaris de mogelijkheid steunt om de aanduiding «product van eilandlandbouw» mogelijk te maken. In welk opzicht is hier het Nederlands belang bij gediend? Waarom zijn de beschermde geografische aanduidingen niet af doende? En past dit wel in het beleid van het kabinet om overbodige regelgeving niet te blijven opstapelen?

Ik heb aangegeven dat Nederland kan instemmen met de Raadsconclusies inzake het rapport van de Europese Commissie over het gebruik van de facultatieve aanduiding «product van eilandlandbouw». De Raadsconclusies zijn opgesteld naar aanleiding van het verslag van de Europese Commissie over een eventuele nieuwe facultatieve kwaliteitsaanduiding voor «producten van eilandlandbouw». De mogelijkheid van een eventuele nieuwe facultatieve kwaliteitsaanduiding is overigens in 2010 gecreëerd in verordening (EU) Nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen. Mede op aandringen van Nederland is toen in deze verordening vastgelegd dat de Europese Commissie in 2014 een verslag zou voorleggen. De verordening biedt de Europese Commissie ruimte om passende wetgevingsvoorstellen te doen met het oog op het reserveren van een facultatieve kwaliteitsaanduiding «product van eilandlandbouw». De Europese Commissie heeft een verslag uitgebracht, maar geen wetgevingsvoorstellen gedaan.

Ik sta positief tegenover een waardetoevoegende kwaliteitsaanduiding die aangeeft dat het producten betreft die afkomstig zijn van eilandlandbouw en die op vrijwillige basis kan worden toegepast. Wel moet deze aanduiding een aanvulling zijn op de bestaande geografische aanduidingen (beschermde oorsprongsbenamingen, beschermde geografische aanduidingen en private kwaliteitsaanduidingen zoals «Waddengoud») zodat deze aanduidingen niet verwateren. Een belangrijk punt is ook het draagvlak onder consumenten van een dergelijke aanduiding. Ik zie vooralsnog een meerwaarde van een dergelijke aanduiding vooral op het gevoelsmatige en commerciële terrein en juist dat kan voor de eilandeconomie een belangrijke meerwaarde zijn.

Eerste evaluatierapport van het zuivelpakket

Met de aanstaande afschaffing van de melkquotering zien we dat de Nederlandse zuivelsector anticipeert op deze afschaffing. De leden van de VVD-fractie vinden dat een goede zaak. De sector bereidt zich optimaal voor om de concurrentie aan te gaan en een bijdrage te leveren aan de wereldwijde vraag naar zuivelproducten. De VVD staat voor een zachte landing in aanloop naar het afschaffen van het melkquotum. In 2014 betalen de Nederlandse melkveehouders nog ruim 130 miljoen euro superheffing. Met een zachte landing (aanpassen vetcorrectie) kan de superheffing in 2015 beperkt worden. De leden van de VVD-fractie steunen de inzet van de Staatssecretaris in deze. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het krachtenveld er op dit moment voor staat en kan zij een inschatting maken of er tijdens de komende Landbouwraad een meerderheid zal zijn voor het voorstel om tot aanpassing van de vetcorrectie te komen?

Ik dank de leden van de VVD-fractie voor hun steun. De voorbereiding van Raadsconclusies over de toekomst van de zuivelsector is momenteel in volle gang. Op de conclusies kan ik niet vooruitlopen; over de uitkomsten van deze discussie kan ik immers niets met zekerheid zeggen.

Negen lidstaten zijn met Nederland fervent bepleiter van aanpassing van de vetcorrectiefactor. Dat zijn de lidstaten waarmee we in de Landbouw-Visserijraad van maart jl. een verzoek hebben ingediend om via aanpassing van de vetcorrectiefactor bij te dragen aan de zachte landing in alle lidstaten. Meerdere andere lidstaten ondersteunen dit voorstel. Een aantal zuidelijke lidstaten hechten veel belang aan de mogelijkheid van crisismaatregelen in de Raadsconclusies.

Mandaat Europese Commissie onderhandelingen handelsakkoorden met derde landen inzake de import en export van biologische producten

De VVD-fractie staat pal voor het verbreden van de mogelijkheden van handel met andere landen, zowel binnen de EU als daarbuiten. Voorwaarde is dat er een gelijk speelveld komt en internationale afspraken gewaarborgd blijven. Heeft de Staatssecretaris gesproken met ondernemers die de gevolgen van een akkoord of met de belemmeringen van de huidige situatie te maken hebben? Zo ja, wat was het resultaat en zo nee, waarom niet?

Het kabinet is voorstander van het versterken van het gelijk speelveld met betrekking tot de markten in derde landen, zolang dit gebaseerd is op wederkerigheid tussen Europese landen en derde landen. Het betreft een concept-mandaat aan de Europese Commissie voor het starten van de onderhandelingen en niet om het sluiten van de akkoorden zelf.

Implementatie van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) in de lidstaten

De leden van de VVD-fractie gaan graag met de Staatssecretaris in debat over de nationale invulling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven hoe andere lidstaten het GLB implementeren, in het bijzonder ten aanzien van de regeling voor jonge boeren en ten aanzien van de vergroening.

Voor de belangrijkste voornemens voor implementatie van de directe betalingen van voor Nederland belangrijke lidstaten verwijs ik naar mijn brief van 5 juni jl. (Kamerstuk 28 625, nr. 194). Zoals daarin aangegeven heeft nog geen enkele lidstaat definitief besloten over de implementatie van het nieuwe GLB. Ook zal in veel lidstaten, evenals in Nederland, nog parlementaire behandeling plaatsvinden. Dit betekent dat ik verwacht dat de meeste lidstaten nog niet veel helderheid zullen kunnen en willen geven over de voorgenomen invulling van de vergroening. Ook ik zal mij beperken tot enkele hoofdlijnen, conform mijn brief aan u d.d. 6 december 2013 over de implementatie van het GLB (Kamerstuk 28 625, nr. 168). Ik zal aangeven dat een nadere detaillering pas gegeven kan worden na het overleg met uw Kamer dat naar alle waarschijnlijkheid in de komende weken plaats zal vinden.

Aanpassing verordening technische maatregelen met het oog op de invoering van de aanlandplicht

De leden van de VVD-fractie lezen dat een aantal technische maatregelen in bestaande verordeningen moeten worden aangepast. Dit najaar zal het Voorzitterschap de Raad informeren over de stand van zaken hieromtrent, mogelijk in de vorm van een compromis. De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat dit compromis behelst en wat de Nederlandse inzet is. Daarnaast maken de leden van de VVD-fractie zich nog steeds zorgen over de handhaafbaarheid van de aanlandplicht. Kan de Staatssecretaris de stand van zaken delen met de VVD-fractie en de zorgen eventueel daarmee wegnemen?

Het Voorzitterschap zal de komende Raad informeren over de stand van zaken van de onderhandelingen over de Technische Maatregelenverordening, mogelijk in de vorm van een compromis. Het compromis bouwt voort op het voorstel van de Europese Commissie maar is op een aantal punten, zoals bijvoorbeeld de afschaffing van de vangstsamenstellingsregels voor visserijen, die onder de aanlandplicht vallen alsmede handhaving van de 50 kg grens waaronder vangsten niet geregistreerd hoeven worden, in overeenstemming met Nederlandse wensen vereenvoudigd. Het Europees Parlement zal naar verwachting zijn standpunt dit najaar bepalen. De Raad zal daarna haar positie definitief in eerste lezing vaststellen. De handhaving is een belangrijk aandachtspunt bij de implementatie van de aanlandplicht, waaraan in regionaal verband tussen de lidstaten gewerkt wordt.

Discardplannen binnen het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB)

De leden van de VVD-fractie lezen dat er in regionaal verband hard gewerkt wordt aan gezamenlijke aanbevelingen voor de pelagische discardban. Een van de uitzonderingen in de discardban is op basis van «sociaal-economische» impact. Is het volgens de Staatssecretaris duidelijk wat er onder «sociaal-economische impact» valt? Zo ja, wat dan? En deelt de Staatssecretaris de zorgen van de VVD-fractie dat deze ruimte benut kan worden ten koste van een gelijk speelveld? Elke lidstaat kan de uitvoering namelijk straks op basis van «sociaal-economische impact» een uitzondering claimen op de aanlandplicht.

Lidstaten kunnen gezamenlijke aanbevelingen doen voor de minimis vrijstellingen in gevallen wanneer wetenschappelijk onderzoek aantoont dat er niet selectiever gevist kan worden of wanneer de kosten onevenredig hoog zijn. De maximale hoeveelheid vis die gediscard mag worden onder de de minimis vrijstelling bedraagt 7% van de totale jaarlijkse vangsten met dat vistuig in de eerste twee jaar, 6% in het derde en vierde jaar en 5% nadien. Lidstaten zien erop toe dat het criterium in de geest van de verordening wordt toegepast. De Europese Commissie beoordeelt de aanvragen, alvorens ze in een discardplan worden opgenomen. Het is ook aan de Europese Commissie om een gelijk speelveld over de regio’s te bewaken. In de gremia waarin ik actief ben, zet ik mij ook altijd in voor een Europees gelijk speelveld.

Voorts lezen de leden van de VVD-fractie met grote interesse dat de lidstaten nog moeten wennen aan de regionale samenwerking. Is er sprake van problemen in de afstemmingen van de plannen binnen de regio’s waarin Nederland actief is? Zo ja, kunt u dan aangeven waar de knelpunten zitten?

In de Noordwestelijk Wateren zijn lidstaten kritisch over de aanvraag voor een de minimis vrijstelling voor evervis in de visserij gericht op horsmakreel. Deze aanvraag is ingediend door Nederland, Duitsland en Frankrijk. Zowel in de Noordwestelijke Wateren Raad als in de Scheveningengroep is discussie over de afschaffing van de minimum instandhoudingsreferentiegrootten. Nederland is van mening dat deze gehandhaafd moeten worden in verband met de bescherming van jonge vis. Daarnaast is er in de Scheveningengroep discussie over de aanvraag van Frankrijk voor een de minimis vrijstelling in de artisanale visserij en over een aanvraag van Denemarken voor een uitzondering van soorten met een hoge overleving.

Plant- en diergezondheidspakket

De leden van de VVD-fractie maken zich grote zorgen om het compromisvoorstel van het Voorzitterschap voor het importregime voor planten en plantaardig materiaal. Een gesloten systeem, zoals het Voorzitterschap voorstelt, kan zeer grote negatieve gevolgen hebben voor de innovatieve land- en tuinbouwsector van Nederland. De leden va de VVD-fractie beseffen dat de Nederlandse groene sector één van de meest, dan wel niet de meest innovatieve is onder de groene sectoren in andere Europese lidstaten. Door de snelle innovatie; de veredeling van planten waar Nederland zo goed in is alsmede het importeren en exporteren van allerlei plantensoorten kan een gesloten systeem er voor zorgen dat juist deze innovatieve sector gestraft wordt voor de vooruitgang die zij maken. Door een gesloten systeem worden namelijk alleen planten goedgekeurd die op de lijst staan van goedkeurde planten. De leden van de VVD-fractie zien dit als de wereld op zijn kop. Innovatieve sectoren worden gestraft voor hun ambitie om planten te verbeteren en in plaats van het aangeven van teeltmateriaal dat verboden is, gaat het Voorzitterschap ervan uit dat alles verboden is, tenzij de Europese Unie het goedkeurt. De leden van de VVD-fractie verzoeken de Staatssecretaris dan ook om zich hard op te stellen in deze discussie. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat zij zich zeer kritisch opstelt tegen een gesloten regime, en in gaat zetten op een open regime? Kan de Staatssecretaris aangeven wat de verhouding is met betrekking tot deze discussie: welke lidstaten zijn voor een gesloten regime en welke landen zijn net als Nederland tegen een dergelijk gesloten regime? Hoe groot acht de Staatssecretaris de kans dat er een gesloten regime gaat komen, en wanneer verwacht de Staatssecretaris dat hierover besluitvorming plaatsvindt in de Raad? Welke maatregelen kan zij nemen om te voorkomen dat er een gesloten regime komt? Deelt de Staatssecretaris de mening dat een gesloten lijst zeer nadelig is voor de innovatieve land- en tuinbouwsector in Nederland?

In het Europees Parlement is op 15 april jl. plenair gestemd over de amendementen op het Commissievoorstel plantgezondheid. Er was een flink aantal amendementen ingediend met als doel het huidige open fytosanitaire importsysteem om te zetten naar een gesloten importsysteem. De amendementen voor een gesloten importsysteem zijn met twee derde meerderheid weggestemd door het Europees Parlement. Nederland had zich hier ook voor ingezet en ik ben dus blij met de uitslag van de stemming.

Ook in de Raad is het debat over het al dan niet open zijn van het fytosanitaire importsysteem het belangrijkste onderwerp van discussie. Het Griekse voorzitterschap is op basis van de bespreking van het Commissievoorstel in de Raadswerkgroep half mei met de eerste wijzigingsvoorstellen gekomen. Wat betreft het importsysteem ben ik niet gelukkig met het voorstel van het Voorzitterschap. Er wordt een gesloten importregime voor al het teeltmateriaal (zoals stekken, zaden, bomen, struiken, bollen en potplanten) voorgesteld. Ik ben van mening dat dit geen goede weergave is van de uitkomst van het debat in de Raadswerkgroep over het open versus gesloten importsysteem. Het merendeel van de lidstaten heeft met name zorg om het fytosanitaire risico bij de import van houtige gewassen (bijvoorbeeld bomen en struiken). Voor deze hoogrisicoproducten zou men wel een gesloten systeem willen invoeren met behoud van het open importsysteem voor het merendeel van de planten. Het voorstel van het voorzitterschap gaat echter te ver. Nederland is in beginsel voor een open importsysteem gecombineerd met een slagvaardige reactie van de Europese Unie als er een risico gesignaleerd wordt. Omdat in de discussie in de Raadswerkgroep duidelijk was dat een meerderheid van de lidstaten een aanscherping van de fytosanitaire importsysteem wil op het punt van de houtige gewassen, is Nederland bereid te praten over een compromis hiervoor. Ik begrijp de zorg om de bescherming van de Europese Unie tegen de insleep van ziekten en plagen, maar zet mij in voor een systeem dat meer gebaseerd is op de feitelijke risico’s.

Voorstel verordening teeltmateriaal

De leden van de VVD-fractie zijn over het algemeen positief over het voorstel voor een verordening teeltmateriaal. Doordat bij ingang van deze verordening twaalf richtlijnen worden ingetrokken zal er een hoop onduidelijkheid over de van toepassing zijnde richtlijn verdwijnen aangezien er nu één duidelijk wetgevend kader is voor de interne markt voor teeltmateriaal.

Wel hebben de leden van de VVD-fractie nog een aantal vragen over het voortgangsrapport van het Griekse voorzitterschap, dat bedoeld is om richting te geven aan de Europese Commissie voor het herschrijven van het voorstel, nu het Europees Parlement het voorstel heeft verworpen. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris of zij meer duidelijkheid kan verschaffen over de inhoud van de Griekse voorstellen: op welke manier willen de Grieken de administratieve kosten verminderen?

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat elk volgens deze verordening te verhandelen teeltmateriaal geregistreerd dient te worden. Blijft deze bepaling gehandhaafd?

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat in het Griekse voorstel de scope van de regelgeving wordt verkleind, zodat amateurs en dergelijke buiten de regelgeving vallen. De VVD-fractie vraagt zich af of ook de definitie van een micro-onderneming wordt aangepast en hoeveel Nederlandse ondernemingen dan onder de definitie van «micro-onderneming» vallen? Hoe zullen de vergoedingen waarvan deze ondernemingen zijn vrijgesteld bekostigd worden? Wordt er dan een relatief hoger bedrag gevraagd van het midden- en kleinbedrijf (MKB) en grotere ondernemingen? Deelt de Staatssecretaris de mening dat het vrijstellen van het betalen van een vergoeding door micro-ondernemingen zorgt voor een ongelijk speelveld en daarom niet wenselijk is? Tot slot, hoe is de verdeling micro-ondernemingen en grotere ondernemingen in de overige Europese lidstaten? Zullen Nederlandse ondernemers of de Nederlandse overheid direct dan wel indirect gaan meebetalen aan de vrijstelling van het betalen van een vergoeding door micro-ondernemingen? Kan de Staatssecretaris toezeggen zich in te zetten om de vrijstelling van vergoedingen door micro-ondernemers uit de verordening te halen teneinde een gelijke speelveld te creëren?

De Europese Commissie gaat de komende maanden werken aan een verbeterde versie, de vragen van de VVD-fractie lopen daar deels op vooruit.

De administratieve lasten kunnen aanzienlijk worden verminderd door de reikwijdte van de regelgeving te verbeteren, zodat deze beter dan nu wordt toegesneden op diegenen die professioneel in teeltmateriaal handelen. Liefhebbers en amateurtuinders zullen op deze wijze ontzien moeten worden. In ieder geval is helder dat materiaal waar professioneel in gehandeld wordt onder de regelgeving zal vallen en geregistreerd zal moeten zijn. Of al het materiaal waarin gehandeld wordt, moet worden geregistreerd, hangt af van de wijze waarop de uitzonderingen voor non-professionals als liefhebbers en amateurs kunnen worden vormgegeven. Mijn inzet is in ieder geval de eisen voor non-professionals zodanig laag te laten zijn dat deze geen drempel opleveren.

Voor wat micro-bedrijven is de vraag of deze bepaling terugkomt in het voorstel. In de Raadswerkgroep is er geen misverstand over laten bestaan dat Nederland tegen deze vrijstelling voor microbedrijven was om diverse redenen. Nederland stond daarin niet alleen. Zowel het Europees Parlement als een meerderheid van lidstaten in de Raadswerkgroep was zeer kritisch over deze vrijstelling. Ik verwacht dan ook, dat in het nieuwe voorstel deze vrijstelling niet meer zal voorkomen, of op zijn minst ernstig afgezwakt zal zijn. Overeen half jaar zal het nieuwe voorstel op zijn merites beoordeeld moeten worden. Mijn inzet blijft daarbij om de vrijstelling voor microbedrijven uit de verordening te houden.

Resolutie Europees Parlement over de herkomstetikettering van vlees en verwerkt vlees

Ten aanzien van de herkomstetikettering vragen de leden van de VVD-fractie of er voldoende oog is voor de proportionaliteit. Heeft de Staatssecretaris een goed beeld van de financiële gevolgen voor het bedrijfsleven als organisaties die op de controle moeten toe zien? Wat is het standpunt van de Staatssecretaris over de resolutie van het Europees Parlement?

Uit de haalbaarheidsstudie die de Europese commissie heeft laten uitvoeren is gebleken dat voorgestelde wijze van herkomstetikettering proportioneel is.

In een haalbaarheidsstudie zijn de administratieve en financiële gevolgen van de verschillende opties aangegeven. Wat betreft de resolutie van het Europees Parlement staat het kabinet positief tegenover het voorstel om herkomstetikettering voor «vers, gekoeld en bevroren vlees (onder meer geiten, schapen, varkens) te verplichten op het niveau van de vermelding van lidstaat of derde land. Sinds de paardenvleesaffaire in 2013 vindt het kabinet het belangrijk dat ten aanzien van de vleesproductie meer transparantie wordt geboden en dat er ook keuze vrijheid is voor de consument. De consument heeft het recht om te weten waar het product vandaan komt. Uit de haalbaarheidsstudies van de Europese Commissie blijkt dat de consument vooral geïnformeerd wil zijn over de plaats waar het dier gehouden is.

Deze factoren wegen nu op tegen de te maken kosten en de administratieve lasten door het bedrijfsleven en de toezichthouder. Nederland vindt wel dat de lasten voor bedrijfsleven en de toezichthouder proportioneel moeten zijn. Het huidige voorstel wordt voor het bedrijfsleven haalbaar geacht. De verplichting om ook land van geboorte te noemen levert weinig extra informatie voor de consument, zeker in verhouding tot de extra operationele kosten en administratieve lasten die dit met zich meebrengt.

Kleine toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen

De leden van de VVD-fractie zijn tevreden met het oprichten van een coördinatiefaciliteit om kleine toepassing van gewasbeschermingsmiddelen toe te staan. De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat het tijdspad is waarin deze faciliteit tot stand zal komen?

De Europese Commissie is nog in overleg met de lidstaten over de financiële ondersteuning voor het beoogde coördinatiepunt en de voorbereiding van de inrichting van de op te richten faciliteit. De Europese Commissie heeft het voornemen om het coördinatiepunt de eerste helft van 2015 van start te laten gaan.

Herberekening van het streefbeeld Paling

De leden van de VVD-fractie zijn zeer verheugd dat dankzij inzet van de Staatssecretaris een herberekening van het streefbeeld aal wordt uitgevoerd conform de motie van het lid Bosman c.s., die in maart 2013 is aangenomen. Kan de Staatssecretaris aangeven wat het tijdspad is van de berekening?

Zoals ook het verslag van de Landbouw- en Visserijraad d.d. 19 en 20 mei jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 781) staat, heeft Commissaris Damanaki aangegeven dat de Europese Commissie de mogelijkheden onderzoekt van een externe review naar de door de lidstaten gebruikte methoden bij de berekeningen. Dit met het doel de methode te harmoniseren. Een tijdpad daarbij is mij niet bekend. Ik blijf alert op dit onderwerp en zal dit ook in de Raad dit najaar bij de bespreking van de evaluatie benadrukken.

Visserijprotocol EU-Mozambique

De leden van de VVD-fractie vinden de conclusies van de Staatssecretaris in het verslag over het visserijprotocol met Mozambique allerminst bemoedigend. EU-vaartuigen maken slechts enkele maanden gebruik van het protocol, veel minder dan voorzien. Desalniettemin geeft de staatsecretaris aan dat het protocol voor de EU rendabel is geweest. De leden van de VVD-fractie willen graag weten waar dit op gebaseerd is. Welk bedrag is er gereserveerd voor het nieuwe visserijakkoord en wat is er voor het vorige visserijakkoord uitgegeven? Vaartuigen kiezen er niet voor om aan te landen in Mozambique vanwege een goede haveninfrastructuur, het protocol heeft dus weinig bijgedragen aan werkgelegenheid voor de lokale bevolking. De leden van de VVD-fractie zien niet in wat het nieuwe protocol hieraan verandert en willen graag van de Staatssecretaris weten of het niet beter is om het protocol op te zeggen.

De gegevens over de rendabiliteit zijn gebaseerd op de berekeningen in het evaluatierapport van het visserijprotocol. Het bedrag dat gereserveerd is voor het nieuwe visserijprotocol is niet bekend gemaakt vanwege de onderhandelingen die er tussen Mozambique en de EU lopen over het nieuwe protocol. In het huidige protocol betaalt de EU jaarlijks € 520.000 voor toegang van vaartuigen tot de economische zone van Mozambique. Daarnaast betaalt de EU jaarlijks € 460.000 euro voor de ontwikkeling van de visserijsector in Mozambique. Ik wil overigens opmerken dat de tonijnvisserij in Mozambique een seizoenvisserij is. Vaartuigen volgen de tonijnen op hun trek door de Indische Oceaan. Daarbij zijn de tonijnen slechts enkele maanden van het jaar in de wateren van Mozambique.

Het opzeggen van het protocol is niet aan de orde. Het huidige protocol loopt af op 31 januari 2015. Het gaat om een nieuw protocol in het kader van de bestaande partnerschapovereenkomst tussen de EU en Mozambique. Dit protocol zal moeten voldoen aan de eisen van het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid waar ook het onderhandelingsmandaat op is gebaseerd. Wanneer de EU geen nieuw protocol wil afsluiten ligt het voor de hand de partnerschapsovereenkomst op te zeggen. Dan is Mozambique weer vrij om private overeenkomsten af te sluiten met EU-vaartuigen. Ik ben van mening dat duurzaamheid beter is gegarandeerd wanneer de visserij plaatsvindt in het kader van een partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Mozambique. De evaluatoren concluderen dat het in het belang van beide partijen is om een nieuw protocol af te sluiten. Wat betreft de verbetering van de lokale werkgelegenheid geven de evaluatoren aan dat de inzet van het bedrag dat is geoormerkt voor ontwikkeling van de lokale visserijsector hier op lange termijn aan kan bijdragen. Ik zal, zoals aangegeven in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad d.d. 19 en 20 mei jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 781), het ontwerp protocol te zijner tijd aan een kritisch oordeel onderwerpen.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Schoolmelk en -fruit

De leden van de PvdA-fractie delen de conclusie van de regering dat schoolfruit- en schoolmelkprogramma’s niet op Europees niveau geregeld hoeven te worden. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de inzet van de andere lidstaten is en waaruit het meningsverschil tussen Europese Commissie en de lidstaten bestaat?

Voor wat betreft het negatieve oordeel op het punt van subsidiariteit van het voorstel voor de schoolmelk- en schoolfruitprogramma’s verkeert Nederland in de Europese Unie in een geïsoleerde positie.

De Europese Commissie en de lidstaten hebben een verschillend standpunt over onder meer de rechtsbasis van het voorstel waarin de steunbedragen worden vastgelegd. Zo zijn de lidstaten unaniem van mening dat de steunbedragen voor de programma’s voor schoolmelk en schoolfruit niet thuishoren in het voorstel voor een verordening met nr. 1308/2013, waarop codecisie van toepassing is. Volgens de lidstaten moeten deze steunbedragen onderdeel zijn van de Verordening met nr. 1370/2013 die door de Raad is vastgesteld, zoals dat thans ook het geval is.

Daarnaast zijn de meningen van lidstaten verdeeld over de producten die in het kader van de nieuwe programma’s verstrekt kunnen worden. De meeste lidstaten willen naast consumptiemelk en verse groenten en fruit meer producten toegevoegd zien aan het productenpakket dat kan worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld (drink)yoghurt, kaas, verwerkte groenten en fruit, olijfolie en honing. Ook leven er verschillende ideeën over de te hanteren objectieve criteria bij de toewijzing van de EU-budgetten voor schoolfruit en schoolmelk aan lidstaten. Sommige lidstaten en ook de Europese Commissie vinden dat, naast het aantal kinderen tussen 6 en 10 jaar, het historisch gebruik van fondsen een rol moet spelen bij de toewijzing van de schoolmelkbudgetten aan lidstaten. Andere lidstaten zijn van mening dat alle lidstaten gelijke kansen moeten hebben om deel te nemen aan de schoolmelkregeling, ongeacht het gebruik van de fondsen in het verleden. Zij vinden dat, conform de werkwijze bij schoolfruit, de ontwikkelingsstatus van de regio een criterium moet vormen bij de toewijzing van schoolmelkbudgetten aan lidstaten.

Toekomst zuivelsector

Betekent het feit dat er nog geen overeenstemming over een compromisvoorstel is dat er mogelijk geen aanpassing van de vetcorrectie zal komen? En heeft dit gevolgen voor een eventuele superheffing voor Nederland? De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat lidstaten niet ongelimiteerd de superheffingen zouden moeten mogen verlagen, voorkomen moet worden dat de melkproductie en vooral de melkveestapel explosief toeneemt en er ongebreidelde groei plaats zal vinden.

Zoals ik ook al aangeef in antwoord op vragen van de leden van de andere fracties, is er inderdaad tot op heden nog geen overeenstemming over het compromisvoorstel van het Grieks Voorzitterschap voor Raadsconclusies over de toekomst van de zuivelsector. Over de uitkomsten van de discussie over de Raadsconclusies kan ik niet vooruitlopen. Commissaris Cioloş heeft aangegeven alleen met een voorstel voor aanpassing van de vetcorrectiefactor te willen komen, als daar in de Raad unaniem om gevraagd wordt. Raadsconclusies zijn dus nu hét middel om de Europese Commissie uit te nodigen om met een voorstel te komen. Immers, alleen de Europese Commissie heeft het recht van initiatief. Alleen als er overeenstemming bereikt wordt over de Raadsconclusies zou de vetcorrectiefactor aangepast kunnen worden. Het aanpassen van de vetcorrectiefactor is een manier om het quotum enigszins te verruimen. Dit zou een weerslag kunnen hebben op de te betalen superheffing voor het laatste, nu lopende, quotumjaar (2014/2015).

Implementatie Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Voor zover bekend heeft nog geen enkele lidstaat definitief besloten over de invulling van het nieuwe GLB, echter voor 1 augustus 2014 moeten de implementatiebesluiten worden gemeld. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de opvallendste verschillen in de implementatiebesluiten met andere landen zijn? In de «meibrief» staat de Nederlandse uitwerking. Is het mogelijk om het WUR-rapport te ontvangen op basis waarop de Staatssecretaris haar keuzes bij de eiwithoudende- en de vanggewassen heeft gemaakt en daarbij ook aan te geven welke ruimte de EU daar precies voor laat? Er zijn blijkbaar al goede voorbeelden van duurzaamheidscertificaten; kan de Staatssecretaris deze delen en aangeven wat zij bedoelt met de opmerking dat «deze gelijkwaardig moeten zijn met betrekking tot biodiversiteit»; waaraan moet deze dan gelijkwaardig zijn? Welke alternatieven ziet de Staatssecretaris voor het niet langer meetellen van landschapselementen in het nieuwe implementatiebesluit? Heeft de Nederlandse invulling van de vergroening nog de balans tussen economie, ecologie en praktische uitvoerbaarheid, nu uit een artikel in het wetenschappelijke tijdschrift «Science» is gebleken dat de voorgestelde vergroening te zeer is afgezwakt om de effecten van de intensivering van de landbouw tegen te gaan? Zo ja, waar blijkt deze balans uit?

De leden van de PvdA-fractie willen graag ook meer verbinding tussen water en natuur. Kan de Staatssecretaris aangeven of er een prioriteitenstelling en een plan van aanpak of planning is om tot meer verbindingen tussen natuur en water te komen?

Voor de beantwoording van de vragen van de fractie van de Partij van de Arbeid verwijs ik naar de antwoorden op vragen van de VVD-fractie.

Ik stuur u binnenkort een brief waarin ik aangeef welke keuzemogelijkheden voor de invulling van de ecologische aandachtsgebieden de Europese verordening biedt en welke keuzes Nederland binnen deze kaders heeft gemaakt. Daarbij zal ik u het gevraagde WUR-rapport toesturen.

De Europese Commissie zal duurzaamheidscertificaten beoordelen aan de hand van de standaard vergroeningsmaatregelen. Daaraan moet binnen het duurzaamheidscertificaat worden voldaan.

In het POP3 wordt gestreefd naar een maximale synergie tussen (agrarisch) natuur- en landschapsbeheer enerzijds en waterkwantiteit en -kwaliteitsdoelstellingen anderzijds.

Vragen van de leden van de SP-fractie

Zuivelpakket

De leden van de SP-fractie zien dat het zuivelpakket en de situatie op de zuivelmarkt op de agenda staan. De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de zuivelmarkt na afschaffing van het melkquotum. Is de Staatssecretaris bekend met de langetermijnverwachting voor de melkprijs die deze tot 2020 op gemiddeld 34,5 cent plaatst?

De leden van de SP-fractie zouden graag de reactie van de Staatssecretaris vernemen en de gevolgen voor de Nederlandse melkvee sector schetsen. Zal dit een shake-out betekenen? Onderschrijft de Staatssecretaris dat te lage melkprijzen ook voor de Nederlandse sector schadelijk zullen zijn? Wat zijn de crisismaatregelen die Eurocommissaris Cioloş voorstelt? Omvat dit de mogelijkheid om productieafspraken te mogen maken? Zo ja, wordt de mededingingswetgeving aangepast om dit mogelijk te maken? Omvatten de crisismaatregelen ook een algemeen verbindende verklaring van productieafspraken en andere maatregelen? Staat de Staatssecretaris positief tegenover de voorstellen van de Eurocommissaris voor crisismaatregelen? Is de Staatssecretaris bereid te bepleiten om bij ontwrichtende lage melkprijzen crisismaatregelen mogelijk te maken? Staat zij open voor de mogelijkheid om productieplafonds in te stellen bij dreigende melkoverschotten of is hier al een vooropgezet standpunt in? Kan de Staatssecretaris toezeggen hier in ieder geval niet tegen pleiten? De Staatssecretaris stelt dat in Nederland minimaal gebruik is gemaakt van de mogelijkheden van het zuivelpakket, omdat de zuivel hier coöperatief is georiënteerd en het nauwelijks toegevoegde waarde heeft. Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van de mogelijkheden van de landelijke vrijwillige maatregelen van het zuivelpakket?

Ten eerste vraagt de SP naar de ontwikkelingen van de melkprijs. Ik ben bekend met de lange termijnverwachting van de melkprijs tot en met 2024, die wordt ingeschat op € 34,50 per 100 kg melk (exclusief btw en weidemelktoeslag, bij 4,40% vet en 3,50% eiwit). De lange termijnverwachting van de melkprijs wordt gebruikt voor het opstellen van bedrijfsbegrotingen voor de melkveehouderij en voor financieringen. Hierover vindt jaarlijks afstemming plaats tussen deskundigen van accountants- en adviesbureaus, banken, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, het zuivelbedrijfsleven en Wageningen Universiteit. Deze informatie wordt gepubliceerd in het Handboek Kwantitatieve Informatie Veehouderij (KWIN-Veehouderij). Daarbij wordt rekening gehouden met lange termijnvoorspellingen van kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkelingen op agrarische markten. De lange termijnverwachting van de melkprijs laat de afgelopen jaren een licht stijgende tendens zien; in 2012 werd deze gesteld op € 32,50 en in 2013 op € 33,50 per 100 kg melk. Ook de verwachting van de voerprijzen vertoont een licht stijgende tendens.

De lange termijnverwachting vertoont een stabiel beeld en heeft derhalve geen negatieve gevolgen voor de Nederlandse melkveesector. Mijn verwachting is dat de volatiliteit van de melkprijs in de toekomst groter zal zijn dan in de voorbije decennia. Daarvan zijn de melkveesector, banken en adviseurs zich ook bewust. Het is inherent aan de markt dat zich soms lage melkprijzen kunnen voordoen, maar dit hoeft niet schadelijk voor de sector te zijn.

Daarnaast vraagt de SP naar crisismaatregelen. Commissaris Cioloş doet op dit moment geen voorstellen. Het is het streven van het Grieks Voorzitterschap om tijdens de Landbouw- en Visserijraad Raadsconclusies aan te nemen over de toekomst van de zuivelsector. Aan de voorbereiding van die Raadsconclusies wordt momenteel hard gewerkt. In die Raadsconclusies zullen mogelijk crisismaatregelen een plek krijgen. De Raad zou de Europese Commissie dan kunnen verzoeken om met voorstellen te komen. Zoals eerder aangegeven in mijn antwoord op vragen van de Partij van de Arbeid heeft alleen de Europese Commissie het recht van initiatief. Ik verwacht niet dat productieafspraken in de Raadsconclusies opgenomen worden. Daar ben ik ook geen voorstander van. Ik ben namelijk voorstander van een marktgeoriënteerde sector. Op de uitkomst van deze discussie kan ik niet vooruitlopen.

Ten slotte over het zuivelpakket. Het zuivelpakket kent een aantal verplichte en een aantal vrijwillige onderdelen. Lidstaten zijn verplicht producentenorganisaties van melkveehouders te erkennen. Een producentenorganisatie kan de melk gebundeld aanbieden en namens boeren met de verwerker onderhandelen. Ook zijn lidstaten verplicht de Europese Commissie tijdig te informeren over de hoeveelheden geleverde rauwe melk in de lidstaten. Op vrijwillige basis kunnen lidstaten schriftelijke contracten mogelijk maken tussen verwerkers en producenten, kunnen brancheorganisaties opgericht worden en voorziet het zuivelpakket in regulering van het aanbod van kaas met een beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding.

Nederland heeft via verordeningen van het Productschap Zuivel (nu Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) invulling gegeven aan de verplichte onderdelen van zuivelpakket. In Nederland zijn tot op heden geen verzoeken tot erkenning ingediend voor producentenorganisaties in de zuivelsector (Dit is onder de verordening van het Productschap Zuivel mogelijk voor producenten van koemelk of geitenmelk of biologische koemelk). Ruim 80% van de Nederlandse veehouders is coöperatief georganiseerd. Vandaar dat de Europese regelgeving op dit gebied een beperktere toegevoegde waarde heeft in Nederland.

Importregels biologische producten

De leden van de SP fractie vragen zich af wat de gevolgen voor ontwikkelingslanden zullen zijn van de importregels biologische producten? Impliceert «het is de bedoeling om robuuste importprocedures te ontwikkelen die de concurrentie van de Europese biologische bedrijven versterkt» dat er handelsbelemmeringen opgeworpen gaan worden voor ontwikkelingslanden?

In het nieuwe voorstel voor een verordening van de biologische productie en de etikettering van biologische producten wordt het bestaande importsysteem vervangen door een beleid dat gebaseerd is op overeenkomstigheid (van «equivalence» naar «compliance»). Dit kan tot gevolg hebben dat het voor ontwikkelingslanden lastiger wordt om hieraan te voldoen.

Nederland zal kritisch volgen of deze maatregelen niet leiden tot verminderde toegang tot de Europese markt van producenten uit ontwikkelingslanden.

Discardverbod

Hoe zijn de uitzonderingen op het discardverbod afgebakend in die gevallen waar de sociaaleconomische impact hoog is? Is deze uitzonderingsgrond niet een breed toepasbare vrijbrief van de discard ban?

Voor het antwoord op deze vraag, verwijs ik naar de antwoorden op de vragen van de leden van de VVD-fractie.

Plant- en diergezondheidspakket

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de nieuwe voorstellen voor het plant- en diergezondheidspakket anders zijn dan de vorige versie. Is het oude wijn in nieuwe flessen? In hoeverre zijn de bezwaren, die in de Kamer leefden, nu wel geadresseerd? Op grond van welke wijzigingen is Nederland nu positief over de nieuwe voorstellen? Vindt de Staatssecretaris het terecht dat de bezwaren van het Europees Parlement terzijde worden geschoven? In hoeverre wordt de zeggenschap over te nemen maatregelen bij dierziektebestrijding nu verlegd naar de Europese Commissie? Wordt een carte blanche gegeven voor ingrijpen bij dierziekten door de Europese Commissie? Kan de Europese Commissie straks (via de nader in te vullen gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen) Nederland verplichten tot maatregelen, zoals het inperken van vrije uitloop of (preventieve) ruimingen? Bepleit Nederland nog immer vurig preventieve entingen en een «niet ruimen maar prikken» beleid in Europa? Welke acties zijn hierop ondernomen?

De huidige voorstellen van het plant – en diergezondheidspakket waar op dit moment over wordt onderhandeld zijn: het voorstel voor een diergezondheidsverordening, voorstel voor een plantgezondheidsverordening en een voorstel voor een controleverordening, die de Europese Commissie heeft gepresenteerd op 6 mei 2013. U bent hierover geïnformeerd in de brieven van 19 december en 18 maart jl. met voortgangsrapportages over het pakket (Kamerstukken 33 643, nrs. 12 en 14).

Het voorstel voor de teeltmateriaalverordening is in Raadswerkgroepen eenmaal in totaliteit doorgenomen. Daarbij hebben vele landen commentaar geleverd op de structuur en de inhoud van het voorstel. In grote lijnen was het commentaar dat het samenvoegen van 12 richtlijnen in 1 verordening geen recht doet aan de verschillen die er in de praktijk bestaan. Verder commentaar was dat de Europese Commissie met een zeer groot aantal gedelegeerde handelingen teveel bevoegdheden naar zich toe trekt, het voorstel onvoldoende verbeteringen biedt op het gebied van duurzaamheid, deels onnodig ingrijpt op goed functionerende markten en dat bosbouwkundig materiaal buiten het bereik van het voorstel zou moeten vallen. Ook het Europees Parlement was erg kritisch en het voorstel is in de eerste lezing van het Europees Parlement verworpen. Vervolgens is in het Coreper van 26 maart jl. besloten dat de lidstaten het wetgevingsproces wel wilden voortzetten, onder de voorwaarde dat het stuk aanzienlijk door de Europese Commissie wordt herschreven.

Indien de voorstellen in aangepaste vorm niet zouden worden besproken, zou de bestaande regelgeving, die deels uit de jaren zestig van de vorige eeuw stamt, gehandhaafd blijven. Die voldoet op zich goed voor de bestaande marktpartijen, maar biedt juist marktpartijen die volgens nieuwere concepten wil werken (bijvoorbeeld heterogeen materiaal) geen goede toegang tot de markt. Ook kan in de nieuwe regelgeving veel meer rekening worden gehouden met wensen op het gebied van biodiversiteit.

De raadswerkgroepen van 14 en 28 maart stonden in het teken van het bespreken van de gewenste wijzigingen. Gezamenlijk hebben de lidstaten 4 hoofdlijnen aangegeven waarlangs het oorspronkelijke Commissievoorstel aangepast zou moeten worden;

  • 1. Verkleining en verduidelijking van de reikwijdte (zodat amateurs etc. buiten de regelgeving blijven en meer diversiteit in de markt kan bestaan) en meer gericht op doelgroep schrijven (geen one size fits all).

  • 2. Vermindering van de aan de Europese Commissie gedelegeerde taken (zodat meer parlementaire controle mogelijk blijft en meer op lidstaatniveau kan worden uitgevoerd).

  • 3. Kostenreductie (in plaats van kostenvrijstelling voor microbedrijven) keuzes wat door te berekenen op lidstaatniveau houden.

  • 4. Lastenverlichting (geen zaken regelen die al goed werken).

Deze gewenste wijzigingen zijn in lijn met de inzet die de Staatssecretaris de Tweede Kamer heeft toegezegd; dat de regelgeving alle gebruikers van teeltmateriaal moet bedienen (inclusief de biologische landbouw); innovatie, biodiversiteit en traditionele rassen moet bevorderen, monopolisering moet tegengaan, een eerlijk speelveld voor alle bedrijven moet waarborgen en niet nodeloos ingrijpen op reeds goed functionerende markten. Voorts dat er veel minder taken aan de Europese Commissie moeten worden gedelegeerd. De wijzigingen zijn in grotendeels in lijn met de motie van het Kamerlid Ouwehand c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 710)

Op basis van het Griekse rapport zal de Europese Commissie het voorstel aanpassen. Dit proces zal niet worden afgerond voordat een nieuwe Europese Commissie is aangetreden. Zodra de gewijzigde voorstellen beschikbaar zijn, kan ik goed beoordelen of de wijzigingen ook voldoende tegemoet komen aan onze wensen.

Ten aanzien van het voorstel voor de diergezondheidsverordening ligt de zeggenschap over de te nemen maatregelen bij dierziektebestrijding bij de lidstaten. In de verordening wordt wel geregeld dat bepaalde dierziekten moeten worden bestreden. De Europese Commissie kan Nederland niet verplichten tot het inperken van vrije uitloop of preventieve ruimingen. Er wordt dus geen carte blanche gegeven aan de Europese Commissie.

Nederland heeft zich sterk gemaakt voor noodvaccinatie voor het leven bij de bestrijding van een aantal besmettelijke dierziekten. In de verordening is daarom opgenomen dat vaccinatie een van de mogelijke bestrijdingsmaatregelen is. Voor de toepassing van preventieve vaccinatie bestaan diverse knelpunten, zoals uitvoeringskosten, welzijn van dieren, draagvlak in de sector, etc. Hierdoor is preventieve vaccinatie bij een aantal dierziekten niet kosten effectief en vanuit het Nederlands exportbelang ongewenst.

Visserijakkoord Liberia

Waarop baseert de Staatssecretaris haar instemming met het onderhandelingsmandaat voor een visserijakkoord met Liberia? Gaat zij nog kritische opmerkingen maken? Zo ja, welke maatregelen? Is er voldoende wetenschappelijk bewijs dat het om surplusbestanden gaat en kunt u dit toelichten? Zijn er wel voldoende bronnen over de bestandsgrootte? Hoe zit het met de bijvangst van niet-doelwit-organismen zoals de haai? Zijn hier gegevens over? Waarop is het gebaseerd dat dit niet schadelijk is? Welke maatregelen worden genomen om deze bijvangsten tegen te gaan? Hoe wordt gegarandeerd dat profijt van een akkoord bij lokale visserijgemeenschappen terechtkomt? Hoe wordt duurzaam bestandsbeheer, controle en handhaving gerealiseerd?

Liberia heeft recht op een deel van de tonijnvangsten in de Atlantische Oceaan. De vloot van Liberia heeft niet de capaciteit om deze tonijnen op te vissen. Het is aan Liberia om andere landen toegang tot haar wateren te geven. Zonder een akkoord kunnen EU-vaartuigen op basis van private overeenkomsten toegang tot de wateren van Liberia krijgen. Echter, wanneer er sprake is van een visserijovereenkomst en protocol kunnen EU vaartuigen alleen toegang krijgen tot de wateren van Liberia binnen de voorwaarden van de overeenkomst en het protocol. Dit biedt voor een duurzaam visserijbeheer betere waarborgen.

In mijn brief van 23 september 2013 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 745) heb ik deze voorwaarden op een rij gezet. Zo moet de visserijovereenkomst, in het kader van het nieuwe Gemeenschappelijke Visserijbeleid, bijdragen aan de lokale werkgelegenheid en ontwikkeling van de visserijsectoren. De bijdrage aan de lokale visserijgemeenschappen en aan de ontwikkeling van het visserijbeleid van Liberia wordt beïnvloed door de afspraken die tijdens de onderhandelingen gemaakt worden.

Met betrekking tot de controle en handhaving van een duurzaam bestandsbeheer, wil ik u er op wijzen dat het gaat om een onderhandelingsmandaat en dat er nog geen visserijakkoord/protocol met Liberia is. Het is aan de onderhandelingspartners om invulling te geven aan de uitgangspunten en kaders zoals vastgelegd in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Wat betreft duurzaamheid moet de visserij op tonijn in ieder geval voldoen aan de kaders van de regionale visserij beheerorganisatie ICCAT (International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas) waar Liberia lid van is. Verder is Liberia als kuststaat in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de controle en handhaving van de visserijactiviteiten binnen haar wateren. Wel is het mogelijk dat de EU en Liberia afspraken maken over controle en inspectie zoals bijvoorbeeld het gebruik van het elektronisch logboek. Een partnerschap met Liberia op visserijgebied betekent ook dat Liberia ondersteuning kan krijgen van de Europese Unie met betrekking tot deze werkzaamheden en de strijd tegen illegale, ongereguleerde en niet gerapporteerde visserij.

Ten aanzien van het wetenschappelijk bewijs over het surplus van de bestanden kan ik aangeven dat ICCAT voor alle drie tropische tonijnsoorten een bestandsbeoordeling heeft uitgevoerd. Voor geelvin- en grootoogtonijn zijn in ICCAT kader toegestane vangsthoeveelheden vastgesteld. De bestandsbeoordeling voor skipjack is gedateerd en er is in ICCAT kader nog geen toegestane vangsthoeveelheid vastgesteld. Er wordt nu gewerkt aan een nieuwe bestandbeoordeling hetgeen kan leiden tot beheermaatregelen zoals een maximaal toegestane vangsthoeveelheid. Voor de bepaling van het surplus is het relevant dat de vangsten passen binnen de kaders van ICCAT en dat de vangsten niet ten koste gaan van de lokale vissers. Eerder heb ik aangegeven dat de vloot van Liberia niet de capaciteit heeft om deze tonijnen op te vissen.

Bij de visserij op tonijn is bijvangst van haaien deels onvermijdelijk. De bijvangstproblematiek van haaien krijgt veel aandacht binnen ICCAT. Er wordt in ICCAT-kader gewerkt aan een aantal maatregelen gericht op bescherming van bedreigde soorten en op reductie van de bijvangst. Ten aanzien van de vraag welke maatregelen worden genomen om bijvangsten tegen te gaan wijs ik erop dat het hier gaat om een onderhandelingsmandaat voor een nieuwe visserijpartnerschapovereenkomst met een bijbehorend protocol. Ik zal te zijner tijd de partnerschapovereenkomst en het protocol beoordelen op de uitgangspunten van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Eerste evaluatierapport van het zuivelpakket (EU-verordening 261/2012)

De leden van de CDA-fractie vinden het evenals de Staatssecretaris belangrijk dat er maatregelen worden genomen vooruitlopend op de afschaffing van het melkquotum. De leden van de CDA-fractie steunen de inzet van de Staatssecretaris om een overeenkomst te bereiken over de vetcorrectie tijdens de komende Landbouw- en Visserijraad. Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij een overeenkomst hieromtrent mogelijk acht. Indien er geen overeenstemming bereikt wordt tijdens de Landbouw- en Visserijraad op 16 en 17 juni, welke andere mogelijkheden resten dan nog?

Ik dank de leden van de CDA-fractie voor hun steun om een overeenkomst te bereiken over aanpassing van de vetcorrectiefactor tijdens de komende Raad. Momenteel worden de Raadsconclusies over de toekomst van de zuivelsector voorbereid. De aanpassing van de vetcorrectiefactor zal in die Raadsconclusies een plek moeten krijgen. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van deze discussie.

Mandaat Europese Commissie onderhandelingen over handelsakkoorden met derde landen inzake de import en export van biologische producten

De leden van de CDA-fractie willen dat voor de import van biologische producten uit derde landen geldt dat deze moeten voldoen aan standaarden van eenzelfde niveau als in de Europese Unie. De leden van de CDA-fractie vragen zich af waar de verandering van aanpak van de Europese Commissie in zit behalve dan dat het nu aparte handelsakkoorden gaat sluiten met derde landen. Daarnaast vragen deze leden om welke landen het gaat en of deze concept-handelsakkoorden inzichtelijk gemaakt kunnen worden.

Op dit moment hanteert de Europese Commissie bij de toelating van biologische producten uit derde landen een systeem van unilaterale equivalentie. Het systeem van equivalentie blijft bestaan. Het toetsen op gelijkwaardigheid van productiestandaarden en controleorganisaties wordt gezien als een adequate toets.

De Raad wordt gevraagd om in te stemmen met de aanbeveling voor een besluit waarmee de Europese Commissie wordt gemachtigd om onderhandelingen te openen over overeenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen betreffende de handel in biologische producten. Er is op dit moment nog geen sprake van concept-handelsakkoorden.

Naar verluidt hebben Costa Rica en Tunesië aanvragen voor equivalentie ingediend en zijn er aanhangige aanvragen van Ecuador en Thailand.

Implementatie van het GLB in de lidstaten

De leden van de CDA-fractie hebben ten aanzien van het GLB nog vragen over de verschillen in uitvoering van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3). Aangezien andere lidstaten aanzienlijk grotere budgetten hebben voor POP3, vragen deze leden of voor de Staatssecretaris inzichtelijk is of en hoe POP3 in de lidstaten Frankrijk, Duitsland en België wordt besteed aan kwetsbare sectoren? Zou de Staatssecretaris hierover de Kamer kunnen informeren? Voor de leden van de CDA-fractie is een gelijk Europees speelveld heel belangrijk en daarbij speelt ook de besteding van de POP-gelden een rol.

Op dit moment hebben nog niet alle lidstaten hun plattelandsontwikkelingsprogramma’s voor de periode 2014–2020 ingediend bij de Europese Commissie. De plattelandsontwikkelingsprogramma’s die wel reeds zijn ingediend zijn nog niet goedgekeurd door de Europese Commissie. De 27 regionale programma’s van Frankrijk zijn niet openbaar. Daarmee is het voor mij op dit moment niet inzichtelijk of en hoe het POP3 in Frankrijk wordt besteed, maar mij is wel bekend dat in Frankrijk in het POP een algemeen investeringsfonds voor de landbouw wordt ingericht ten behoeve van verduurzaming van de sector. Voor zover mij bekend is dit fonds niet gericht op specifieke deelsectoren.

Ik heb geen inzicht in de 16 deelstaatprogramma’s van Duitsland. In Duitsland is er op deelstaatniveau reeds een gelijke hectarebetaling gerealiseerd. Voor zover mij bekend is in Duitsland geen sprake van knelsectoren, noch van sectoren die in het kader van de plattelandsontwikkelingsprogramma’s specifiek worden gesteund.

In Vlaanderen zijn in het kader van de 2e pijler geen specifieke maatregelen uitgewerkt voor bepaalde (kwetsbare) sectoren. Wel zet Vlaanderen in op stimulering van de verduurzaming en versterking van de concurrentiekracht van de landbouw.

Derogatie Nitraatrichtlijn

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de derogatiebeschikking. Deze leden vragen de Staatssecretaris waarom de aanvraag voor het derogatieverzoek pas gedaan is op 22 januari 2014 en niet eerder. Voor deze leden is het ook niet duidelijk waarom in de beschikking is opgenomen alsof het een nieuw gegeven is dat er productierechten zijn voor pluimvee en varkens. In de derogatiebeschikking lijkt het wel alsof er in de jaren 2004–2007 en daarna geen productierechten waren en dat deze met dit actieprogramma opeens ingevoerd zijn, terwijl deze nationaal al lang bestonden. De leden van de CDA-fractie vragen of dit wel goed voor het voetlicht is gebracht bij de Europese Commissie. Deze leden vragen tevens op welk moment productierechten zijn toegevoegd aan het voorgelegde actieprogramma. De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris hoe de Europese Commissie acteert bij andere lidstaten, waarbij de derogatiebeschikking al gedurende het jaar wordt afgegeven en afwijkt van een eerdere derogatie.

Zoals ik uw Kamer meermaals heb gemeld, is het streven steeds op gericht geweest op een verlenging van de derogatie 2010–2013 voor in de periode 2014–2017. Zo heb ik op 10 september 2013 aan uw Kamer geschreven «wij streven naar voorzetting van de huidige derogatie van de Nitraatrichtlijn in de periode 2014–2017»en «op 23 september aanstaande hoop ik de Nederlandse invulling van het vijfde actieprogramma en de inzet voor een nieuwe derogatie te presenteren in het Nitraatcomité» (Kamerstuk 33 037, nr. 74). Zowel de Europese Commissie als de lidstaten in het Nitraatcomité waren op de hoogte van de Nederlandse ambitie. Met uw Kamer is ook gewisseld dat overeenstemming met de Europese Commissie over het vijfde actieprogramma voorwaarde is voor het kunnen verkrijgen van derogatie. Het formele derogatieverzoek is daarom gedaan toen het onderhandelingsproces met de Europese Commissie over het vijfde actieprogramma daar aanleiding toe gaf.

De Europese Commissie is vanzelfsprekend op de hoogte van het feit dat Nederland al geruime tijd het stelsel van dierrechten kent in de varkens- en pluimveehouderij. In mijn brief van 12 december 2013 (Kamerstuk 33 037, nr. 83) heb ik aangegeven dat de Europese Commissie er, in het licht van de voorzetting van de derogatie sterk op aandrong om ook voor de periode van het vijfde actieprogramma blijvend te waarborgen dat voldoende maatregelen wettelijk zijn verankerd om het stelsel van gebruiksnormen effectief te ondersteunen. Aan die zorg van de Europese Commissie komt Nederland tegemoet, onder andere door voortzetting van het stelsel van dierrechten in de varkens- en pluimveehouderij. De Europese Commissie heeft dit voornemen vervolgens in de derogatiebeschikking voor de periode 2014–2017 opgenomen.

Ik heb geen informatie dat de Europese Commissie zich ten opzichte van Nederland anders heeft opgesteld dan bij andere lidstaten die de derogatiebeschikking gedurende het jaar ontvangen.

Vragen van de leden van de fractie van de Christen Unie

Gebruik van de facultatieve aanduiding «product van eilandlandbouw»

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er nieuwe aanduiding in de maak is (product van eilandlandbouw). Zij vragen de Staatssecretaris hoe zij tegen deze aanduiding aankijkt. Welke toegevoegde waarde heeft deze aanduiding volgens de Staatssecretaris voor boeren op de Nederlandse Waddeneilanden? En hoe kan in de praktijk worden voorkomen dat geen uitholling van bestaande beschermde (geografische) aanduidingen plaatsvindt?

Zie het antwoord op de vraag van de VVD-fractie over de Raadsconclusies inzake het gebruik van de facultatieve aanduiding «product van eilandlandbouw».

Zuivelmarkt

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het zuivelpakket voor Nederland geen toegevoegde waarde had. Zij zijn echter benieuwd hoe het zuivelpakket in zijn algemeenheid in de Europese Unie is geïmplementeerd door andere lidstaten en of de concurrentiepositie van Nederlandse melkveehouders en zuivelbedrijven hierdoor is veranderd. De leden van de ChristenUnie-fractie hopen van harte dat er tijdens de Raad een akkoord gesloten zal worden over het aanpassen van de vetcorrectiefactor, zodat Nederlandse melkveehouders volgend jaar een superheffing bespaard blijft. Zij steunen de Staatssecretaris in haar inzet hiervoor en vragen haar aan te geven welke openstaande punten er nog zijn in de onderhandelingen met andere lidstaten.

De leden van de fractie van de Christen Unie vragen naar de implementatie van het zuivelpakket in andere lidstaten. De implementatie van de maatregelen uit het pakket loopt in de verschillende lidstaten zeer uiteen. Dat is zeer begrijpelijk, aangezien de structuur en de organisatie van de zuivelsector in de verschillende lidstaten ook erg verschilt. De ambtenaren van DG Agri van de Europese Commissie hebben hier een interessante presentatie over gepubliceerd op hun site over het zuivelpakket. Zie http://ec.europa.eu/agriculture/milk/milk-package/ppt-implementation en.pdf. Voor het beoordelen van het precieze effect van de maatregelen uit het zuivelpakket is het eigenlijk nog te vroeg. Ik dank de leden van de fractie van de Christen Unie voor hun steun voor mijn inzet. In de onderhandelingen over de Raadsconclusies staan vooral de invulling van mogelijke crisismaatregelen en de aanpassing van de vetcorrectiefactor nog open.

Implementatie van het GLB

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben gemengde gevoelens bij de gekozen uitwerking van de eerste pijler van het GLB. Zij verwelkomen de steun voor de kwetsbare sectoren, maar constateren ook dat Nederland daarin minder ver gaat dan andere landen, bijvoorbeeld Frankrijk en België als het gaat om de kalverhouderij. Deze leden hebben altijd gepleit voor een ambitieuze en flexibele vergroening van het GLB, die recht doet aan de bedrijfsspecifieke omstandigheden van boeren. Zij zijn van mening dat Nederland de ruimte die de Europese Commissie biedt moet benutten en moet waken voor het uit de pas lopen met andere lidstaten (gelijk Europees speelveld). Kan de Staatssecretaris in het verslag van de komende Raad op basis van de uitwisseling met andere lidstaten ingaan op de opvallendste implementatieverschillen met andere landen ten aanzien van de vergroening? Belangrijk voor de leden van de ChristenUnie-fractie is dat er voldoende mogelijkheden komen om afrikaantjes (Tagetes) en raketblad als vanggewas voor schadelijke aaltjes te kunnen gebruiken (als alternatief voor metam-natrium) binnen de condities van de Ecological Focus Area (EFA). In haar brief van 27 mei jl. (Kamerstuk 27 858, nr. 266) schreef de Staatssecretaris dat zij dit op korte termijn zou oppakken en de Kamer hierover zou berichten. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of volgens de Staatssecretaris de nu gekozen invulling van de EFA-verplichting inderdaad voldoende mogelijkheden biedt om een goed alternatief voor het gebruik van metam-natrium realiseren.

Voor het antwoord op de eerste vraag van de fractie van de Christen Unie verwijs ik graag naar mijn antwoord op de vragen ter zake van de fractie van de Partij van de Arbeid.

Ten aanzien van de mogelijkheden voor aaltjesbestrijdende gewassen als invulling van de EFA ben ik momenteel in constructief overleg met betrokkenen uit de sector. Ik zie mogelijkheden, maar ik wil niet vooruitlopen op een definitieve conclusie. Ik hoop u daar later over te kunnen informeren, voordat de invulling van het GLB in Brussel moet worden gemeld.

(Stunt)aanbiedingen van vlees in supermarkten

De leden van de ChristenUnie-fractie danken de Staatssecretaris voor de uitvoerige toelichting op de (on)mogelijkheden van een verbod op verkoop onder de inkoopprijs. Zij begrijpen dat het lastig is om stuntaanbiedingen van vlees in supermarkten aan banden te leggen, maar willen wel dat producenten(organisaties) voldoende mogelijkheden krijgen om samen te werken aan verduurzaming. Is de Staatssecretaris van mening dat de nieuwe Gemeenschappelijke Markt Ordening (GMO) van het GLB (artikel 106 lid 1) erkende producentenorganisaties in de vleessectoren voldoende mogelijkheden biedt om investeringen in milieu en dierenwelzijn terug te verdienen? Hoe gaat de Staatssecretaris initiatieven van Nederlandse veehouders op dit terrein ondersteunen? Hoe wil de Staatssecretaris borgen dat in het mededingingsbeleid voldoende aandacht zal zijn voor duurzame productie, ook als dit mogelijk leidt tot iets hogere consumentenprijzen?

In een producentenorganisatie kunnen producenten samen werken aan het creëren van producten met een toegevoegde waarde, waaronder producten die voldoen aan bovenwettelijke eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn. En door gezamenlijke onderhandeling over contracten kunnen producenten een betere prijs voor hun producten vragen. De producentenorganisaties dienen zich wel aan de mededingingsregels te houden.

De mededingingsregels bieden ruimte voor duurzaamheid. Om meer duidelijkheid hierover te bieden heeft de Minister van Economische Zaken op 6 mei de beleidsregel mededinging en duurzaamheid vastgesteld (Kamerstuk 31 532, nr. 134). Deze beleidsregel beoogt dat de ruimte die het mededingingsrecht biedt om duurzaamheidsafspraken te maken beter wordt benut door meer duidelijkheid te bieden over de beoordeling hiervan door de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De beleidsregel biedt ondernemingen houvast indien zij willen motiveren waarom hun afspraken aan de vrijstellingsvoorwaarden van het kartelverbod in artikel 6, derde lid, van de Mededingingswet voldoen. Daarnaast stelt de beleidsregel een aantal voor duurzaamheid specifieke aspecten vast die de ACM als toezichthouder dient te betrekken bij de beoordeling van het mogelijk van toepassing zijn van de vrijstelling van het kartelverbod. Tevens heeft de ACM een visiedocument mededinging en duurzaamheid naar buiten gebracht. In dit visiedocument verduidelijkt de ACM de wijze waarop zij de beleidsregel in de praktijk zal toepassen.

De ACM doet een onderzoek naar de prijsvorming in de voedselketen, vanaf de boerderij tot in de supermarkt van basisvoedingsmiddelen. Dit onderzoek is een update van een rapport van de NMa en het LEI uit 2009 hierover. Daarbij zal de ACM ook naar de pluimvleessector kijken, zoals door uw Kamer verzocht. Het onderzoek gaat over prijsvorming in de keten, waar een mogelijk wettelijk verbod op verkoop onder de inkoopprijs geen onderdeel van uitmaakt.

Voedselverliezen en voedselverspilling in Europa en Europese regelgeving

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd te vernemen dat er brede steun was in de Raad voor de Nederlands-Zweedse oproep tot een Europese aanpak voor voedselverspilling en dat het onderwerp houdbaarheidsdata prominent op de agenda staat. Zij vragen de Staatssecretaris wat het vervolg zal zijn op het agenderen van dit onderwerp. Is zij voornemens om samen met Zweden het onderwerp voedselverspilling op de Europese agenda te houden? Is de Staatssecretaris bijvoorbeeld bereid om te kijken naar best practices in andere lidstaten om voedselverspilling aan te pakken, zodat de lidstaten van elkaar kunnen leren? De leden van de ChristenUnie-fractie kunnen zich verder vinden in het standpunt van Eurocommissaris Borg dat het belangrijk is om nationale belemmeringen weg te nemen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het staat met de uitvoering van de motie van het lid Dik-Faber over het fiscaal aantrekkelijk doneren van voedsel (Kamerstuknr. 31 532-127)? Voorts vernemen deze leden graag wat de Europese Commissie precies voor ogen heeft met het onderwerp «duurzaam voedsel»? Komt er alleen een mededeling, of is er ook (aanpassing van) wetgeving voorzien?

In de Landbouw- en Visserijraad bestaat brede belangstelling voor het onderwerp voedselverspilling. In de Landbouw- en Visserijraad van 18 mei 2014 heeft Commissaris Borg aangegeven dat voedselverspilling onderdeel zal zijn van de door Europese Commissie te publiceren mededeling Duurzaam Voedsel. Publicatie daarvan is voorzien op 1 juli a.s. In de Mededeling zal de Commissie aangeven welke initiatieven zij zal nemen op het terrein van duurzaam voedsel. Momenteel is niet bekend of de initiatieven aanpassing van wetgeving zullen bevatten.

Internationaal gezien heeft Nederland diverse malen bijeenkomsten georganiseerd waar best practices rondom voedselverspilling zijn uitgewisseld. Nederland is regelmatig gevraagd haar beleid rondom voedselverspilling toe te lichten in het buitenland. Zo zijn in Brussel, Londen en recent in Spanje op ambtelijk niveau presentaties gegeven op conferenties over voedselverspilling.

De vraag over het fiscaal aantrekkelijk doneren van voedsel zal worden meegenomen in de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Dik-Faber van 28 mei 2014.

Jonge boeren

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd met de gekozen oplossing voor de jonge boeren-regeling, waarbij de regeling zoveel mogelijk wordt gericht op jonge landbouwers na bedrijfsovername en het subsidiepercentage te koppelen aan het aandeel eigen vermogen van de jonge landbouwer in de onderneming/ maatschap. Zij vragen of de Staatssecretaris inmiddels zicht heeft op het aantal jonge boeren dat gebruik wil gaan maken van de regeling.

Dit is afhankelijk van de investerings- en bedrijfsplannen van de individuele ondernemingen. Hier heb ik op dit moment nog geen zicht op.

Vragen van de leden van de SGP-fractie

Implementatie van het GLB in de lidstaten

Tijdens de Landbouwraad zal gesproken worden over de implementatie van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De leden van de SGP-fractie vragen de Staatssecretaris om, zo nodig na afloop van de Landbouw- en Visserijraad, een beeld te geven van de wijze waarop andere lidstaten invulling geven aan de vergroening in het kader van de eerste pijler. Nemen de meeste lidstaten de gehele Europese lijst met vergroeningsmaatregelen over in het nationale beleid? Hoe kijken de lidstaten aan tegen «greenwashing»? Hoe gaan andere lidstaten om met de teelt van vanggewassen en groenbemesters als vergroeningsmaatregel? Welke ruimte hebben lidstaten om implementatiebesluiten na 1 augustus 2014 aan te passen?

Graag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van de fractie van de Partij van de Arbeid terzake.

In aanvulling daarop graag het volgende. De ruimte om implementatiebesluiten na 1 augustus aan te passen is beperkt. Lidstaten hebben de mogelijkheid om de melding van 1 augustus a.s. nader te preciseren tot 1 oktober a.s. Tevens kan een lidstaat een gefaseerde invoering aangeven ten aanzien van met name de vergroening. Hierbij is er ruimte om niet nu al elk detail van een toekomstige fase vast te leggen. Daarnaast ga ik er van uit dat, zonder dat hiertoe al besloten is, bij de komende evaluatie van de vergroening in 2017 ook de mogelijkheid geboden zal worden om keuzes te herzien.

Verordening technische maatregelen

Tijdens de Landbouw- en Visserijraad zal gesproken worden over de verordening technische maatregelen. De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat de Noordzee-Regionale Adviesraad (RAC) zich enige tijd geleden heel kritisch uitgelaten heeft over de concept-verordening. De Noordzee-RAC gaf aan dat de verordening nauwelijks aangepast wordt aan de aanlandplicht en dat eerder sprake is van extra regelgeving dan van vereenvoudiging. De regels voor maaswijdte en vangstsamenstelling en de logboekverplichtingen met krappe toegestane marges zouden van kracht blijven. Er zou nog steeds uitgegaan worden van een soortbenadering in plaats van een visserijbenadering. Er zouden beperkingen gesteld worden aan het gebruik van aangelande discards. Ook zouden formuleringen over de quota die vissers bij aanvang van de reis moeten hebben niet de noodzakelijke flexibiliteit bieden. De leden van de SGP-fractie kunnen deze kritiek niet rijmen met de opmerkingen van de Staatssecretaris in de geannoteerde agenda over deze verordening. Is de concept-verordening inmiddels aangepast in lijn met de kritiek van de Noordzee-RAC? Zo nee, gaat de Staatssecretaris zich inzetten om de verordening in lijn met de genoemde kritiek aangepast te krijgen?

De kritiek van de RAC is gebaseerd op het oorspronkelijke voorstel. Deze tekst is mede op Nederlands initiatief vereenvoudigd en verbeterd. Daarmee wordt ook tegemoet gekomen aan de kritiek van de Noordzee-RAC.

Wat betreft de vangstsamenstellingsregels is de tekst juridisch verbeterd. De vangstsamenstellingsregels worden nu duidelijk buiten werking gesteld voor die visserijen waarop de aanlandplicht van toepassing is. Dit was overigens ook de intentie van het oorspronkelijke voorstel, maar de uitwerking was onduidelijk. De Europese Commissie heeft in haar voorstel een voorschrift dat voor onnodig veel discards zorgt, geschrapt. De eis dat een vaartuig binnen een etmaal aan de vangstsamenstellingsregels moet voldoen, vervalt. Voor zover de vangstsamenstellingsregels straks nog van toepassing zijn (voor die visserijen die nog niet onder de aanlandplicht vallen), gelden ze pas aan het einde van de visreis.

Het volledig schrappen van de vangstsamenstellingsregels en de maaswijdteregels, zoals de RAC suggereert, is niet realistisch in een overgangsfase waarin de aanlandplicht stapsgewijs wordt ingevoerd en een deel van de visserijsector hier nog niet onder valt. Evenwel is het helder dat de huidige gedetailleerde voorschriften over maaswijdte en vangstsamenstelling aan herziening toe zijn. Dit moet dan ook worden meegenomen in de komende herziening van de Technische Maatregelen verordening.

Verder blijven de bestaande vrijstellingen van de logboekverplichting voor kleine bijvangsten in het nieuwe voorstel in stand. Waar het gaat om het vraagstuk van de visserijbenadering versus de soortbenadering sluit de nieuwe tekst beter aan op artikel 15 van de basisverordening van het nieuwe Gemeenschappelijke Visserijbeleid. Daarmee kan er geen onduidelijkheid zijn over een stapsgewijze invoering van de aanlandplicht in de kottersector.

De beperkingen aan gebruik van de ondermaatse vis vloeien voort uit de basisverordening. Ondermaatse vis mag niet worden gebruikt voor humane consumptie. Deze beperking heeft een reden. Het is niet de bedoeling dat vaartuigen gericht op ondermaatse vis gaan vissen. De regels in de omnibusverordening moeten garanderen dat maatse en ondermaatse vis voldoende worden gescheiden. Tot slot is de eis dat vissers voor aanvang van de visreis over voldoende quota moeten beschikken aangepast en biedt nu voldoende flexibiliteit.

Discardplannen binnen het GVB

Tijdens de Landbouw- en Visserijraad zal ook gesproken worden over de discardplannen voor de pelagische visserij. De pelagische RAC heeft daar breed gesteunde adviezen voor uitgebracht. De leden van de SGP-fractie krijgen het signaal dat de lidstaten deze naast zich neerleggen. Steunt de Staatssecretaris de aanbevelingen van de pelagische RAC en zet zij zich ervoor in dat deze aanbevelingen in de discardplannen overgenomen worden? Is het de inzet van de Staatssecretaris om, binnen de kaders van de Europese regelgeving voor de aanlandplicht, de aanwezige rek en ruimte maximaal te benutten en bijvoorbeeld voor alle pelagische soorten, en niet alleen voor de evervis, een de-minimis regeling te bepleiten?

De PRAC heeft haar aanbevelingen eind april afgerond en begin mei vastgesteld. De Pelagische AC heeft veel tijd gestoken in haar advies en ik heb veel waardering voor het resultaat. Ik kan enkele elementen steunen en wil me daarvoor inzetten. Niet alles zal haalbaar zijn. Dit heeft een aantal redenen. De discardplannen worden in de regio's opgesteld. Er moet consensus gevonden worden tussen lidstaten met uiteenlopende ideeën. Bijvoorbeeld over de instandhouding van de minimale instandhoudingreferentiegrootten zoals bepleit door de PRAC. Ik steun hier de PRAC, maar een meerderheid van de Scheveningen-groep lidstaten tekent zich af vóór afschaffing van deze maten. Sommige lidstaten zijn erg terughoudend met het toekennen van de de minimis vrijstelling en willen dat eerst de mogelijkheid voor het afboeken van bijvangsten van de doelsoorten (zogenaamde «interspecies flexibility») volledig benut wordt. Waar de PRAC kiest voor een generieke toepassing van de de minimis vrijstelling, hebben de lidstaten nu gekozen voor een van geval tot geval benadering. De aanvraag van Nederland voor de onvermijdbare bijvangst van evervis in de visserij gericht op horsmakreel is er een voorbeeld van. Nederland heeft geen quotum voor evervis. Wanneer het PRAC-advies gevolgd wordt, zou Nederland niet in aanmerking komen voor een de minimis vrijstelling voor deze vissoort. Dit omdat het PRAC-advies voor de de minimis vrijstelling uitgaat van een percentage van de TAC (Total Allowable Catch) en Nederland heeft geen quotum voor evervis.

Voor andere aanvragen in de visserij op makreel en haring is momenteel geen draagvlak bij andere lidstaten. Het is dus niet zonder meer mogelijk om het hele advies over te nemen maar een aantal elementen kan op mijn steun rekenen. Discussies hierover met andere lidstaten zijn nog gaande. Zoals ik heb toegezegd in het AO op 4 juni jl., wordt u hierover geïnformeerd zodra de discussies zijn afgerond.

Vragen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren

Mandaat Europese Commissie onderhandelingen over handelsakkoorden met derde landen inzake de import en export van biologische producten

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren herinneren zich een prettig overleg met de Staatssecretaris over de voorstellen van de Europese Commissie over de biologische productie en etikettering. De Staatssecretaris en de aanwezige fracties waren eensgezind in hun afwijzing van de voorstellen, omdat deze niet proportioneel zijn en een grote negatieve invloed zullen hebben op de innovatieve biologische landbouw. Er is afgesproken dat de Staatssecretaris deze voorstellen niet zal steunen, en de invloed ervan op ontwikkelingslanden goed in de gaten zou houden. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn dan ook verbaasd te lezen dat de Staatssecretaris voornemens is het mandaat dat de Europese Commissie nu al vraagt om onderhandelingen met ontwikkelingslanden over de handel in biologische producten te steunen. De leden van de Partij voor de Dieren -fractie wijzen erop dat er een aantal producten is die we in de EU niet kunnen produceren maar die we wel in biologische kwaliteit kunnen importeren (koffie, thee, tropische vruchten en kruiden). Producenten en exporteurs van deze producten worden door deze systeemwijziging onnodig in moeilijkheden gebracht. Het is mogelijk dat zij voor hun productiesysteem, gegeven het klimaat en de ziekten en plagen die er heersen methoden moeten gebruiken die in de Europese regels niet zijn toegelaten, kan de Staatssecretaris dat bevestigen? Het systeem van equivalentie zal voor deze producten dan ook niet werken, omdat voor deze producten geen biologische productieregels zijn opgesteld. Naar de mening van de leden van de Partij voor de Dieren -fractie wordt in het impact assessment van de Europese Commissie te makkelijk geconcludeerd dat de veranderingen niet groot zullen zijn. Deelt de Staatssecretaris de mening dat het impact assessment de effecten op ontwikkelingslanden onvoldoende in beeld heeft gebracht? De biologische sector zelf stelt voor het huidige systeem te handhaven, waarbij wel zoveel mogelijk naar wederzijdse equivalentie wordt gestreefd en daarnaast de mogelijkheid voor importontheffingen in de wet te handhaven. Steunt de Staatssecretaris die inzet, en is zij bereid om dit in te brengen tijdens de Landbouw- en Visserijraad, en het door de Europese Commissie gevraagde mandaat dus nu niet te steunen

Volgens de huidige regeling is er sprake van een importsysteem waarbij sprake is van een erkenningslijst voor derde landen, een lijst van controle-instanties en importontheffingen. Het concept-mandaat aan de Europese Commissie doet hieraan niets af.

Nederland is een voorstander van het versterken van het level playing field met betrekking tot de markten in derde landen, zolang dit is gebaseerd op wederkerigheid tussen Europese landen en derde landen. Het toetsen op gelijkwaardigheid van productiestandaarden en controleorganisaties wordt gezien als een adequate toets. Nederland zal daarom dit voorstel steunen.

Voor de vragen met betrekking tot de mogelijke gevolgen voor ontwikkelingslanden, verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen van de SP-fractie.

Implementatie van het GLB in de lidstaten

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren gaan op een ander moment graag uitvoerig met de Staatssecretaris in gesprek over haar uitwerking van het GLB en vooral over de «vergroeningsaspecten» daarvan. Graag willen zij voor die bespreking ook een reactie ontvangen van de Staatssecretaris op het recent in «Science» gepubliceerde artikel van 21 onderzoekers uit acht landen waaruit blijkt dat de magere vergroeningseisen in het nieuwe GLB geen enkele substantiële bijdrage leveren aan de biodiversiteit. De onderzoekers concluderen dat heel weinig boeren verplicht zullen worden hun dagelijkse bedrijfsvoering natuurvriendelijker te maken. Er worden zo veel uitzonderingen toegelaten dat dit het gangbare beheer van boeren niet echt beïnvloedt. Is de Staatssecretaris bereid om op korte termijn een uitgebreide kabinetsreactie te geven op dit artikel? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich grote zorgen over het verdwijnen van bestaande akkernatuur, waardoor de invulling van het GLB zelfs een negatief effect zal hebben op de biodiversiteit, in plaats van een positief effect zoals, dat is de Staatssecretaris vast met deze leden eens, de bedoeling was. Graag krijgen de leden alvast ook een nadere reactie op de aangehouden motie van het lid Ouwehand over het niet toestaan van het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen binnen de ecologische aandachtsgebieden (EFA’s). De Staatssecretaris is voornemens om de teelt van eiwit- en vezelgewassen – en daarna zelfs vanggewassen – mee te tellen als EFA’s. Daarvoor zou het gebruik van landbouwgif en mest noodzakelijk zijn. Dat vinden deze leden een zeer vreemde redenering, aangezien deze gewassen prima biologisch verbouwd kunnen worden, kan de Staatssecretaris dat bevestigen? Het gebruik van landbouwgif tast de biodiversiteit aan, terwijl EFA’s juist bedoeld zijn om biodiversiteit te bevorderen. Het gebruik van mest leidt tot vervuiling van het oppervlaktewater en daarmee tot een vermindering van de biodiversiteit in de sloten, terwijl de sloten zelfs meegeteld mogen worden in de EFA’s. Het meetellen van de genoemde gewassen, waarbij bovendien gif en mest gebruikt mag worden, is dus naar mening van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie pure greenwashing – iets wat de Staatssecretaris zegt te willen voorkomen. Graag ontvangen deze leden hierop een reactie. De Staatssecretaris heeft van een aantal organisaties die zich bezig houden met agrarisch natuurbeheer en het bevorderen van akkerranden een brandbrief gekregen. Deze organisaties voorspellen het verdwijnen van duizenden akkerranden met de huidige uitwerking van het GLB. De vergroeningseisen motiveren boeren niet om aan echte vergroening te werken, en er is grote kans dat bestaande akkerranden worden omgeploegd en vervangen door bijvoorbeeld de teelt van eiwitgewassen. Deelt de Staatssecretaris deze zorg? Zo ja, wat gaat zij doen om het tij te keren, de bestaande akkernatuur te bewaren en voor nieuwe akkernatuur te zorgen? Zo nee, waar baseert de Staatssecretaris dat op? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie ontvangen graag op korte termijn een reactie op de brandbrief, zodat zij dit punt nader kunnen bespreken met de Staatssecretaris, is zij daartoe bereid?

Voor de vragen van de fractie van de Partij van de Dieren verwijs ik graag naar mijn antwoord op de vragen van de Partij van de Arbeid. Hiernaast wil ik opmerken dat ik niet voornemens ben om een reactie op het artikel in Science te geven. De zorgen die in dit artikel worden geuit, heb ik meegenomen in mijn voornemen over de invulling van de vergroening van het GLB die ik uw Kamer heb gemeld. In deze brief ben ik ook ingegaan op de door de fractie van de Partij van de Dieren bovengenoemde aangehouden motie.

Vangstquotum voor lodde in 2014

De Staatssecretaris schrijft in haar brief van 6 mei jongstleden, aangaande de Landbouw- en Visserijraad op 16 en 17 juni 2014, over bevissing van lodde bij Groenland door vissers uit de Europese Unie. De Staatssecretaris verwijst naar een advies van International Council for the Exploration of the Sea (ICES). Dit advies pleit ervoor om de bevissing van lodde bij Groenland met 50% te beperken om het plaatselijke visbestand gezond te houden.

De Staatssecretaris geeft verder aan dat Nederland geen belang heeft bij de visserij naar lodde bij Groenland. De leden van de Partij voor de Dieren fractie constateren dat dus niets de Staatssecretaris in de weg staat om zich in deze sterk te maken voor een duurzaam EU-visbeheer dat bijdraagt aan minder bevissing van lodde, zoals ICES adviseert. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie verzoeken de Staatssecretaris daarom om zich uit te spreken tégen de aanpassing in de Vangst- en Quotaverordening, die visserij naar lodde door EU-partijen bij Groenland mogelijk zou maken. Graag ontvangen deze leden hierop een reactie

De voorlopige Total Allowable Catch (TAC) voor lodde in 2014 werd in december 2013 vastgesteld op 0 ton, in afwachting van het wetenschappelijk advies en de onderhandelingen tussen Groenland en de EU hierover. Ondertussen is het wetenschappelijk advies, gebaseerd op het voorzorgsbeginsel en rekening houdend met de waarde van deze vis voor het arctische ecosysteem, gepubliceerd. Ik wil dat de TAC volgens het wetenschappelijk advies wordt vastgesteld. Hiermee wordt voldaan aan de doelstellingen van het GVB.

Plant- en diergezondheidspakket en voorstel voor verordening over teeltmateriaal

Zoals de Staatssecretaris weet maken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie zich grote zorgen over het voorstel over teeltmateriaal. De Europese Commissie wil het voorstel nu gaan herschrijven, en de Staatssecretaris lijkt de insteek van de Europese Commissie daarbij te steunen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn blij dat de Europese Commissie het aantal gedelegeerde taken zal terugbrengen, maar vinden de insteek van de Commissie nog veel te mager. De aangenomen motie Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 710) vraagt er duidelijk om de belangen van kleine veredelaars, de biologische landbouw en de agrobiodiversiteit voorop te stellen en deze belangen te beschermen tegen hoge administratieve lasten en dat de registratievoorschriften voor oude en traditionele rassen geen (financiële) belemmering vormen voor de instandhouding van deze rassen. Deze punten lijken nog niet meegenomen te worden door de Europese Commissie. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden de huidige voornemens van de Europese Commissie dus zeker niet tegemoet komen aan de wens van de gehele Kamer. Is de Staatssecretaris bereid om de aangenomen motie opnieuw onder de aandacht te brengen van de Raad en de Europese Commissie en aan te dringen op een volledige uitwerking ervan in het herschreven voorstel van de Europese Commissie? Graag horen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie ook wat de voortgang is op het gebied van het voorstel Diergezondheid. Ook daarin wordt zoveel in gedelegeerde handelingen verwerkt dat het erg moeilijk is om te beoordelen hoe de nieuwe wetgeving eruit zal gaan zien. Hoe staat het met de onderhandelingen over dit pakket?

Ik heb de aangenomen motie Ouwehand c.s. meerdere malen al onder de aandacht gebracht van zowel de Europese Commissie als de lidstaten. De Europese Commissie gaat nu aan de slag om het voorstel te herschrijven, met het oog op een betere acceptatie ervan door zowel Europees Parlement als van de lidstaten en heeft toegezegd goed te willen luisteren naar de kritiek die deze partijen hebben geuit. Ik ga er dan ook vanuit, dat het nieuwe voorstel aanmerkelijk beter zal zijn dan het huidige. Dat nieuwe voorstel zal opnieuw besproken moeten worden. Daarbij zal ik me dan weer kritisch opstellen, geruggesteund door de motie Ouwehand.

De teksten van het voorstel voor de Verordening Diergezondheid worden momenteel besproken in de Raadswerkgroep. Een compromisvoorstel dat kan worden voorgelegd aan de Landbouw- en Visserijraad is in ontwikkeling. Het uitgangspunt is dat bestaande regelgeving zoveel mogelijk wordt overgenomen in de gedelegeerde handelingen in de nieuwe verordening. De onderhandelingen in de Raadswerkgroep lopen volgens de lijnen zoals vermeld in het BNC-fiche. De Kamer ontvangt binnenkort een brief met een voortgangsrapportage over het pakket plant -en diergezondheid.

Stuntaanbiedingen vlees in de supermarkten

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn verontrust over de verkoop van kiloknallers. Het stunten met vlees kan niet samengaan met de voorgenomen verduurzaming van de voedselketen waar de Staatssecretaris over spreekt. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren stellen dat marktgestuurde verduurzaming van de productie en consumptie van vlees niet tegemoet komt aan de maatschappelijke wens ten aanzien van het dierenwelzijn. Zo heeft marktgestuurde verduurzaming geleid tot de plofkip-light ofwel de Kip van Morgen, die een smartphone meer aan ruimte heeft ten opzichte van de reguliere plofkip. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn teleurgesteld over de uitspraak van de Staatssecretaris dat op voorhand geen positief effect verwacht mag worden van een wettelijk verbod. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren willen graag weten of de Autoriteit Consument en Markt (ACM) in het uitvoeren van hun onderzoek de mogelijkheid van een wettelijk verbod op de verkoop onder de inkoopprijs meenemen.

De ACM doet een onderzoek naar de prijsvorming in de voedselketen, vanaf de boerderij tot in de supermarkt van basisvoedingsmiddelen. Dit onderzoek is een update van een rapport van de NMa en het LEI uit 2009 hierover. Daarbij zal de ACM ook naar de pluimvleessector kijken, zoals door uw Kamer verzocht. Het onderzoek gaat over prijsvorming in de keten, waar een mogelijk wettelijk verbod op verkoop onder de inkoopprijs geen onderdeel van uitmaakt.

Herkomstetikettering

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn teleurgesteld over het voornemen van de Europese Commissie om de aangenomen resolutie van het Europees Parlement, om naast de vermelding van het land waar het dier is gehouden en het land waar het dier is geslacht ook een vermelding waar het dier geboren is te verplichten, niet te honoreren. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn van mening dat een volledige verplichte herkomstetikettering een belangrijk instrument kan zijn om voedselketens te verkorten, de voedselveiligheid te vergroten en een krachtig wapen is in de strijd tegen voedselfraude. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben in een eerder overleg gepleit voor de komst van een bar- of Quick Response (QR)-code die door consumenten in te scannen is. Consumenten zouden zo gedetailleerd inzicht kunnen krijgen in het leven dat het dier heeft geleid, tot op het niveau van de veehouderij waar zij zijn gebleven, het aantal kilometers dat het dier tijdens zijn leven heeft afgelegd en de wijze waarop het geslacht is. Hiermee kan totale transparantie in de vleesketen geboden worden. De Staatssecretaris heeft aangeven dat zij de gevolgen van een dergelijke code in kaart zou gaan brengen. Wanneer kunnen de leden de uitkomsten van dit onderzoek tegemoet zien? Is de Staatssecretaris bereid zich in te zetten voor een dergelijke toevoeging aan het etiket en dit in Europees verband voor te stellen? Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer zij de Kamer kan informeren over de voorstellen van de Europese Commissie ten aanzien van herkomstetikettering?

In het Algemeen Overleg met uw Kamer op 9 april jl. heb ik over de QR code (Quick Response code) aangegeven dat ik dit voorstel ter sprake zal brengen bij de Alliantie Verduurzaming Voedselsystemen, een brede coalitie van de verschillende schakels van de AgroFood keten. Dit voorstel is ingebracht in de vergadering van de Stuurgroep van de Alliantie van 16 april jl. Het bedrijfsleven heeft toegezegd zich over dit voorstel te beraden. Zij zal het ministerie hierover schriftelijk informeren. Afhankelijk van de opvattingen van het bedrijfsleven zal ik mij nader beraden over de QR code. Het is daarom nog te vroeg om uitspraken te doen om dit onderwerp aan de orde stellen in Europees verband.

De voorstellen van de Europese Commissie ten aanzien van herkomstetikettering voor vlees van varkens, geiten, schapen en kippen zijn reeds beschikbaar en besproken in het PCVD, Het Permanente Comité voor de Algemene Levensmiddelenwetgeving. Ik verwacht niet dat die voorstellen op basis van de resolutie van het Europees Parlement worden aangepast. Na de komende Landbouwraad zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden over het standpunt van de Europese Commissie.

Het transport van slachtdieren

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van het werkbezoek van Minister Jørgensen aan Nederland. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke termijn de Kamer geïnformeerd zal worden over het gezamenlijk strategieplan ten aanzien het transport van slachtdieren? Kan de Staatssecretaris aangeven of en op welke wijze zij binnen dit strategieplan extra aandacht besteedt aan de problemen rondom het kalver- en paardentransport, als deze door het Platform LIS zijn geïdentificeerd?

Ik zal uw Kamer op basis van nader overleg dat met het Deense ministerie van voeding, landbouw en visserij zal worden gevoerd zo spoedig mogelijk na het zomerreces informeren over de inzet die Denemarken en Nederland voor staan. Eventuele welzijnsknelpunten inzake kalver- en paardentransport zullen hierin worden meegenomen.

Onderhandelingsmandaat voor een visserijpartnerschapsakkoord en protocol tussen de EU en de Republiek van Liberia

De Staatssecretaris schrijft dat ze voornemens is om een visserijpartnerschapsakkoord en protocol met de Republiek van Liberia te steunen. De visserij bij Liberia zal zich met name richten op tonijn. Voor de twee tonijnbestanden grootoog en geelvin zijn in de regionale beheerorganisatie International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT) reeds beheermaatregelen vastgesteld. Voor de skipjacktonijn wordt momenteel een bestandbeoordeling voorbereid met het oog op het vaststellen van beheermaatregelen in ICCAT eind dit jaar. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn van mening dat het ongepast is om te onderhandelen over een leegvisprotocol, terwijl beheermaatregelen door ICCAT zijn vastgesteld en terwijl er geen actuele bestandbeoordeling gereed is met betrekking tot de skipjacktonijn. De Staatssecretaris zegt verder dat het een leegvisprotocol bijdraagt aan duurzame visserij in de West-Afrikaanse regio. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren verder dat eerdere visprotocollen niet hebben bijgedragen aan duurzaam beheer van het visbestand en kunnen zich dan ook niet vinden in de visie van de Staatssecretaris dat een protocol met Liberia bijdraagt aan duurzame visserij. De leden van de Partij voor de Dieren fractie verzoeken de Europese Commissie om geen mandaat te geven om te onderhandelen over een visserijpartnerschapsakkoord met de Republiek van Liberia. Graag ontvangen deze leden hierop een reactie.

Met betrekking tot het akkoord tussen de EU en Liberia verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen van de SP-fractie.

Walvisvangst Japan

Is de Staatssecretaris er van op de hoogte dat Japan de commerciële walvisjacht in de Zuidelijke IJszee wilt hervatten, ondanks de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof dat Japan niet langer walvissen mag doden in het antarctisch gebied? Is de Staatssecretaris bereid dit sterkt te veroordelen en maatregelen te nemen om te voorkomen dat Japan de commerciële walvisjacht weer mogelijk maakt? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen zich af tevens hoe het zit met de onderhandelingen tussen de Europese Unie en Japan over het vrijhandelsakkoord? Is de Staatssecretaris bereid om er bij de Europese Commissie op aan te dringen dat de onderhandelingen over het vrijhandelsverdrag stilgelegd worden als Japan inderdaad de walvisvangst hervat? Zo nee, waarom niet? Graag een reactie.

Japan heeft aangegeven dat zij de uitspraak van het Hof zal respecteren. Ik vind dat positief. De uitspraak van het Hof houdt in dat niet aan de voorwaarden voor wetenschappelijke vangst zoals vastgelegd in de IWC voldaan wordt. Japan is nu aan het uitzoeken of, indien aan de bezwaren van het Hof tegemoet gekomen kan worden, de mogelijkheid om walvissen te vangen met een beroep op de wetenschappelijke uitzonderingsgrond van de IWC in de Zuidelijke IJszee toch open blijft.

Het Nederlandse standpunt ten aanzien van walvisvangst is bij de Japanse autoriteiten bekend. In contacten met Japan blijft Nederland dit aan de orde stellen. De walvisjacht is in het vrijhandelsverdrag tussen de EU en Japan geen onderdeel van of voorwaarde voor het sluiten van een vrijhandelsverdrag.

III Volledige agenda

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 6 juni 2014- Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 16 en 17 juni 2014 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 789)

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma- 2 juni 2014-Verslag Landbouw- en Visserijraad 19 mei 2014 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 787)

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 15 mei 2014-

Kabinetsreactie op artikel «Land management and land cover change have impacts of similar magnitude on surface temperature» (Kamerstuk 32 813, nr. 91)

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 2 juni 2014- Aanbieding derogatiebeschikking (Kamerstuk 33 037, nr. 123)


X Noot
1

PlattelandsPost.nl, 10 juni 2014.

Naar boven