21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 787 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juni 2014

Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die plaatsvond op 19 mei jl. in Brussel.

De Raad heeft een beleidsdebat gevoerd naar aanleiding van een presentatie door de Europese Commissie over de kleine toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen. Onder «diversen» is op verzoek van Nederland en Zweden gesproken over voedselverliezen en voedselverspilling. Voorts heb ik aandacht gevraagd voor de Alliance for Climate-Smart Agriculture. Verder is onder diversen gesproken over het verzoek van Ierland en Duitsland om ook in de Landbouw- en Visserijraad te spreken over het Europese Klimaat en Energie raamwerk 2020–2030, het transport van slachtdieren (verzoek Denemarken en Zweden), maatregelen omtrent de import van citrusvruchten uit Zuid-Afrika vanwege Citrus Black Spot (verzoek Spanje), de nieuwe landbouwsteunkaders (verzoek Italië, Frankrijk en Hongarije), de uitkomsten van een internationale plattelandsconferentie (verzoek Oostenrijk) en overstromingen in Kroatië (verzoek Kroatië).

En marge van de Raad heb ik bij de Roemeense delegatie aandacht gevraagd voor de behandeling van zwerfhonden aldaar.

Daarnaast informeer ik uw Kamer met deze brief over het streefbeeld paling, de herziening van het onderhandelingsmandaat voor tonijnvisserij, de vaststelling van het visserijprotocol tussen Sao Tomé en Principe en de EU en het onderhandelingsmandaat voor het visserijprotocol met Mozambique. Ik kom tenslotte terug op mijn toezeggingen van 14 mei jl. over voedselverspilling en de definitie van jonge landbouwers.

Kleine toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen

(Presentatie Europese Commissie en debat)

De Europese Commissie heeft in de Raad een presentatie gegeven over een rapport over de kleine toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen. De Commissie stelt daarin onder meer voor om een coördinatiefaciliteit op te richten die het toelatingsproces van kleine toepassingen moet coördineren en om een onderzoeksprogramma voor kleine toepassingen op te zetten.

Een groot aantal lidstaten steunde het voorstel van de Europese Commissie. Deze lidstaten wezen daarbij op het feit dat kleine teelten een significant deel uitmaken van de Europese landbouw en dat een dergelijke faciliteit een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren aan onder meer een betere coördinatie bij het aanvragen van kleine toepassingen en het uitwisselen van best practices tussen lidstaten. Een aantal lidstaten stelde dat de precieze vormgeving en financiering van de coördinatiefaciliteit nog nader dient te worden bezien in overleg met de lidstaten. Ook riep een aantal lidstaten op om financiering voor specifieke projecten voor kleine toepassingen ter beschikking te stellen.

Ik heb in de Raad aangegeven het oprichten van een coördinatiepunt te ondersteunen, omdat dit een belangrijke bijdrage kan leveren aan de samenwerking tussen lidstaten, toelatingshouders, Europese boeren- en tuindersverenigingen en andere betrokken koepelorganisaties bij het aanvragen van toelatingen voor kleine toepassingen. Ook heb ik aangegeven het belangrijk te vinden dat alle lidstaten in enige mate bijdragen aan een dergelijk coördinatiepunt.

Commissaris Borg stelde in reactie dat het voorliggende voorstel voor een coördinatiefaciliteit voorziet in drie doelstellingen: het coördineren van aanvragen voor kleine toepassingen, het uitwisselen van best practices tussen lidstaten en het bijhouden van een databank. Middelen voor de financiering van specifieke projecten zijn volgens Commissaris Borg in het huidige voorstel niet voorzien. De modaliteiten voor de oprichting van de coördinerende faciliteit zullen in expertverband worden uitgewerkt.

Diversen

Voedselverliezen en voedselverspilling in Europa en Europese regelgeving

(Verzoek Nederland en Zweden)

Tezamen met mijn Zweedse collega heb ik het onderwerp voedselverliezen en voedselverspilling in de EU en Europese regelgeving, in het bijzonder met betrekking tot de houdbaarheidsdata op verpakkingen, aan de orde gesteld in de Raad. Ik wil daarmee de Europese Commissie aanmoedigen in haar acties ter preventie en vermindering van de voedselverspilling in Europa. Ik heb daarom aan de Europese Commissie gevraagd om te overwegen om:

  • de lijst met producten waarvoor geen verplichting voor datumaanduiding geldt uit te breiden,

  • samen met de lidstaten mogelijke acties te onderzoeken om onduidelijkheid over datumaanduiding bij consumenten weg te nemen,

  • te onderzoeken welke belemmeringen er nog meer zijn in de Europese regelgeving die onnodige verspilling veroorzaken.

Ook heb ik de Europese Commissie gevraagd om versneld te komen met een plan van aanpak voor deze problematiek.

In de Raad was er zeer brede steun voor deze oproep. Een groot aantal lidstaten merkte daarbij op dat het van belang is goede informatie aan de consument te verschaffen, om zo het kennisniveau over de betekenis van data op verpakkingen te vergroten. Ook stelde een aantal lidstaten dat het belangrijk is om bij de aanpak van deze problematiek te kijken naar de gehele keten, van boer tot aan retailer en consument.

Ook Commissaris Borg onderstreepte het belang van goede informatieverstrekking aan de consument en een integrale ketenaanpak. Daarnaast benadrukte hij het belang van het wegnemen van bestaande nationale belemmeringen, bijvoorbeeld belasting die het doneren van voedsel aan voedselbanken in de weg staat. Hij stelde dat de Europese Commissie weliswaar niet bevoegd is op het gebied van belastingbeleid, maar hiervoor wel aanbevelingen kan doen. Binnenkort verschijnt een mededeling van de Commissie over het thema «duurzaam voedsel», waarin ook haar visie op voedselverspilling aan de orde zal komen.

EU Klimaat en Energieraamwerk 2020–2030

(Verzoek Ierland en Duitsland)

Ierland en Duitsland hebben in de Raad verzocht om ook de Europese landbouwministers te betrekken bij de besluitvorming over het EU Klimaat en Energieraamwerk 2020–2030.

Ierland en Duitsland stellen dat de land- en bosbouwsector enerzijds verantwoordelijk is voor een aanzienlijk deel van de (Europese) broeikasgasuitstoot, maar anderzijds ook kan bijdragen aan de oplossing, bijvoorbeeld door het vastleggen van broeikasgassen in de bodem en in bossen. Belangrijke vraag daarbij volgens Ierland en Duitsland is hoe we kunnen bijdragen aan een duurzame voedselproductie en tegelijkertijd het klimaatprobleem kunnen aanpakken. Vanwege de verbondenheid van deze vraagstukken is het volgens beide landen van belang ook in de Landbouw- en Visserijraad over dit raamwerk te spreken.

Het Ierse en Duitse verzoek werd breed gesteund in de Raad.

Commissaris Borg stelde in zijn reactie dat belangrijke elementen van het nieuwe voorstel worden gevormd door een verplichtende doelstelling voor de reductie van uitstoot van broeikasgassen van 40% ten opzichte van het niveau van 1990, en een stijging van het gebruik van hernieuwbare energie met 27% ten opzichte van 1990. Daarbij is het volgens Commissaris Borg van belang voldoende flexibiliteit te waarboren zodat lidstaten de meest kostenefficiënte methodes kunnen toepassen voor het behalen van deze doelen. Commissaris Borg stelde voorts dat ook de land- en bosbouwsectoren hieraan een bijdrage kunnen leveren, door het verminderen van uitstoot bij de landbouwproductie en door het opnemen van broeikasgassen door bosbouw. Ook stelde Commissaris Borg dat landgebruik in het raamwerk dient te worden opgenomen. Tot slot zei hij dat de Landbouw- en Visserijraad zo spoedig mogelijk input dient te leveren aan de Milieuraad bij de vaststelling van het raamwerk.

Transport dieren

(Verzoek Denemarken en Zweden)

Op verzoek van Denemarken en Zweden, gesteund door Oostenrijk en Nederland, heeft de Raad gesproken over het transport van dieren. Deze lidstaten riepen in de Raad de Europese Commissie op om tot verbetering van de regelgeving bij het transport van dieren te komen, in het licht van de Raadsconclusies die de Landbouw- en Visserijraad van juni 2012 onder Deens voorzitterschap aannam. Denemarken en Zweden wezen er onder meer op dat er rekening gehouden moet worden met wetenschappelijk advies, zoals de opinies van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA). Ook is gewezen op de pleidooien in de raadsconclusies voor nadere uitvoeringsvoorschriften en richtsnoeren voor transport en tot wijziging van de bestaande bepalingen inzake navigatiesystemen en het reisjournaal. De opzet van dit laatste, administratieve voorschrift, zou moeten worden vereenvoudigd. Verder is gewezen op de verklaring van het Europees Parlement uit maart 2012 en een EU-brede petitie van NGO’s waarin gepleit werd voor een maximum transportduur voor slachtdieren van acht uur. Denemarken heeft – met steun van Nederland – de Europese Commissie opgeroepen hieraan gehoor te geven en te komen met nieuwe regelgeving waarin deze maximum transportduur wordt gerealiseerd.

Een aantal lidstaten ondersteunde de Deense en Zweedse oproep tot wijziging van de transportverordening en om de transportduur voor slachtdieren daarbij te beperken tot acht uur. Een aantal andere lidstaten keerde zich tegen deze oproep. Deze lidstaten toonden zich voorstander van het beter implementeren en handhaven van bestaande regelgeving voor diertransport, zonder daarbij de bestaande eisen aan te willen scherpen.

Ik heb aangegeven het Deense en Zweedse verzoek ten volle te steunen. Daarbij heb ik wederom opgemerkt het van belang te vinden om transporttijden voor slachtdieren in te perken tot acht uur. Ook heb ik gesteld te hechten aan betere uitvoeringsmaatregelen aangaande onder meer het gebruik van navigatiesystemen en GPS.

Commissaris Borg stelde niet van zins te zijn te komen met een voorstel voor herziening van de regelgeving, maar het met name van belang te vinden de handhaving van bestaande regelgeving te verbeteren.

Om de Nederlandse wensen en wensen van gelijkgestemde lidstaten met betrekking tot onder meer de inperking van de transportduur voor slachtdieren gerealiseerd te krijgen is een wijziging van de EU-transportverordening nodig. Er ontbreekt op dit moment nog steeds voldoende steun vanuit de lidstaten voor een dergelijke verordeningswijziging. Er is derhalve momenteel onvoldoende druk op de Europese Commissie om met wijzigingsvoorstellen op de Verordening te komen.

Ik zal doorgaan met het zoeken van steun bij voldoende lidstaten om de (volgende) Europese Commissie te bewegen tot het komen met regelgevingsvoorstellen die aan de geuite wensen tegemoet komen.

Vervolg: Afspraken met Minister Jørgensen tijdens bilateraal overleg op 21 mei jl.

Op het terrein van dierenwelzijn, waaronder transport, heeft op woensdag 21 mei jl. een werkbezoek van Minister Jørgensen aan Nederland plaatsgevonden. Tijdens dit overleg heb ik met hem afgesproken dat Denemarken en Nederland een initiatief gaan nemen, zo mogelijk ook met andere lidstaten, om op EU-niveau vooruitgang te boeken op het dossier van transport en mogelijk ook andere dierenwelzijnsdossiers, zoals ingrepen. Daartoe zal een gezamenlijk strategieplan worden opgesteld.

We zullen actie ondernemen om op basis van de beschikbare wetenschappelijke informatie een nieuwe Europese Commissaris te bewegen tot verbetering van de Europese transportregelgeving, mogelijk om te beginnen voor een aantal specifieke diersoorten. Hiertoe zal een gemeenschappelijk position paper worden opgesteld. We zullen er ook actief op inzetten om meer lidstaten, met name ook een aantal grotere, nader op dit dossier te mobiliseren.

Ook zal met Denemarken een strategiepaper over de aanpak van welzijnsproblemen bij varkens worden voorbereid, met name aangaande het uitfaseren van castratie.

Alliance for Climate-Smart Agriculture

(Verzoek Nederland)

Het realiseren van «klimaatslimme» landbouw is vanuit het oogpunt van verhoging van de duurzame voedselproductie een speerpunt van de Nederlandse regering. Klimaatslimme landbouw is nodig om voedselzekerheid voor 9 miljard mensen in 2050 te bewerkstelligen. Sinds 2010 heeft Nederland aan de wieg gestaan van de ontwikkeling van het concept van klimaatslimme landbouw, onder andere door het organiseren, met verschillende partners, van drie Global Conferences on Agriculture, Food Security and Climate Change.

Ik heb in de Raad aandacht gevraagd voor de stappen die de alliantie de afgelopen maanden heeft genomen en opgeroepen om te participeren in deze alliantie. Van 9 juni tot 11 juni zal een laatste voorbereidende bijeenkomst van de partners in Nederland plaatsvinden voor de formele lancering van de alliantie tijdens de UN Leaders Summit on Climate in september a.s. in New York.

Een aantal lidstaten, waaronder Ierland, Oostenrijk en Spanje, gaf aan dit Nederlandse initiatief te ondersteunen en te willen participeren aan de alliantie.

Ook Commissaris Ciolos gaf aan blij te zijn met dit initiatief van Nederland. Hij stelde dat de alliantie kan bijdragen aan het verspreiden van kennis en best practices met betrekking tot klimaatslimme landbouw naar ontwikkelingslanden. Ook kan volgens Commissaris Ciolos de alliantie een nuttige bijdrage leveren aan de onderhandelingen in VN-verband over de mondiale post-2015 ontwikkelingsdoelstellingen.

Maatregelen omtrent de import van citrus uit Zuid-Afrika vanwege Citrus Black Spot

(Verzoek Spanje)

Spanje heeft in de Raad de Europese Commissie opgeroepen om strengere maatregelen te nemen tegen de import van citrusvruchten uit Zuid-Afrika, in verband met de mogelijke besmetting van deze vruchten met Citrus Black Spot. Spanje verwees daarbij naar wetenschappelijk advies van de EFSA. Insleep van deze ziekte naar de EU zou volgens Spanje grote economische schade tot gevolg hebben.

De Spaanse oproep werd ondersteund door een aantal citrusproducerende lidstaten.

Commissaris Borg stelde dat volgende week in het permanente fytosanitaire comité een nieuw voorstel van de Europese Commissie zal worden besproken waarin volgens hem een goede balans is gevonden tussen handelsbelangen enerzijds en fytosanitaire belangen anderzijds. Commissaris Borg zegde toe de situatie op de voet te volgen en niet te aarzelen verdergaande maatregelen te nemen als de situatie hierom vraagt.

Nieuwe Landbouwsteunkaders

(Verzoek Italië, Frankrijk en Hongarije)

Op verzoek van Italië, Frankrijk en Hongarije heeft de Raad gesproken over de nieuwe landbouwsteunkaders in het kader van de herziening van de staatssteunregels. De landen stelden in de Raad dat het voor jonge boeren moeilijk is om financiering aan te trekken voor de aanschaf van nieuw land. Daarom willen zij de steunkaders voor het verlenen van steun voor de aanschaf van landbouwgrond door jonge boeren verruimen.

Verder is in het Commissievoorstel in het kader van transparantieverplichtingen de eis gesteld dat informatie over staatssteun wordt weergegeven op nationale websites voor staatssteun. De genoemde lidstaten willen dat deze eis komt te vervallen.

Tot slot is in het Commissievoorstel de reikwijdte voor investeringen in irrigatie dusdanig afgebakend dat projecten uitgesloten kunnen worden. Genoemde lidstaten willen dat de enige eis moet zijn dat de investeringen moeten voldoen aan de Kaderrichtlijn Water.

Een aantal lidstaten steunde het verzoek van de Italiaanse, Franse en Hongaarse delegaties.

Commissaris Borg reageerde afhoudend op het Italiaanse, Franse en Hongaarse verzoek. Hij stelde dat steun voor de aanschaf van grond zich meestal direct vertaalt in een stijging van de grondprijs en daardoor dus niet de (jonge) boer, maar de verkoper van het land ten goede komt.

Ten aanzien van het verzoek voor de verruiming van de kaders voor steun voor irrigatiewerken stelde Commissaris Borg de toelatingeisen hiervoor gelijk te willen stellen aan die in de plattelandsontwikkelingsverordening (tweede pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid).

Internationale plattelandsconferentie

(Verzoek Oostenrijk)

Oostenrijk heeft een presentatie gegeven over de uitkomsten van een conferentie over de toekomst van het platteland, die op 9 mei in Oostenrijk plaatsvond. De Oostenrijkse Minister benadrukte een aantal belangrijke conclusies van de conferentie. Zo stelde hij dat het platteland meerdere doelen dient, waaronder landbouwproductie, en een ruimte biedt voor recreatie en wonen. Natuur- en milieumaatregelen, onder meer op het gebied van bodem- en luchtkwaliteit en biodiversiteit zijn onmisbaar om deze functies van het platteland in stand te houden.

Overstroming Kroatië

(Verzoek Kroatië)

Kroatië heeft de Raad op de hoogte gesteld van recente overstromingen in dat land, die grote schade berokkend hebben aan onder meer de landbouwsector, en heeft de hoop uitgesproken steun te ontvangen.

Commissaris Ciolos betuigde zijn medeleven. Hij stelde nog geen formeel steunverzoek van de Kroatische regering te hebben ontvangen. Hiervoor is het volgens Commissaris Ciolos van belang beter inzicht te krijgen in de precieze omvang van de schade. Volgens de Commissaris kan Kroatië mogelijkerwijs aanspraak maken op een vergoeding uit drie fondsen: het solidariteitsfonds, het plattelandsontwikkelingsfonds en het instrument voor pre-toetredingssteun.

Behandeling van zwerfhonden in Roemenië

En marge van de Raad heb ik de Roemeense delegatie gesproken over problematiek rondom zwerfhonden aldaar. Recent is in enkele Nederlandse media melding gemaakt van een beloning die zou worden uitgeloofd voor het vangen van zwerfhonden in Roemenië. Dit zou hebben geleid tot diefstal van honden uit opvangcentra door premiejagers.

Ik heb mijn zorgen uitgesproken over de behandeling van zwerfhonden in Roemenie en gevraagd of de bovengenoemde berichtgeving op waarheid berust.

De Roemeense delegatie stelde dat er geen wettelijke basis bestaat voor het uitkeren van beloningen voor de vangst van zwerfhonden, en heeft toegezegd de situatie verder uit te zoeken.

Hiermee heb ik invulling gegeven aan mijn recente toezegging, gedaan in antwoord op Kamervragen van het lid Thieme (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 1920).

Aangenomen A-punten

Herziening onderhandelingsmandaat Commissie voor tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC) en Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM)

De Raad stelt eens in de vijf jaar in een onderhandelingsmandaat de algemene uitgangspunten en principes met betrekking tot de inzet van de Europese Unie in de verschillende regionale visserij beheerorganisaties (RFMO’s) vast. Deze mandaten worden nu geactualiseerd en gaan gelden voor een nieuwe vijfjarige periode. De mandaten worden aangepast aan de afspraken die in het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid zijn gemaakt, met name ten aanzien van de externe dimensie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Ook wordt rekening gehouden met het Verdrag van Lissabon.

De Raad heeft met unanimiteit ingestemd met de mandaten voor het IOTC en de GFCM; de overige mandaten zullen spoedig volgen.

In de mandaten is vastgelegd dat de Europese Unie zich in de RFMO’s overeenkomstig de doelstellingen en beginselen van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid inzet, zoals de toepassing van de voorzorgsbenadering en het nastreven van de doelstellingen in verband met de maximale duurzame opbrengst. Daarbij moet de Europese Unie zich inzetten om de impact van visserijactiviteiten op het milieu te beperken en ongewenste vangsten zo veel mogelijk te voorkomen. Ook zullen de beheermaatregelen van de betrokken RFMO’s gebaseerd moeten zijn op de best beschikbare wetenschappelijke adviezen. De inzet van de Europese Unie is voorts gericht op de bestrijding van illegale, ongereguleerde en ongerapporteerde visserij en op efficiënte inspectie- en controlemaatregelen. Ook zal de Europese Unie ervoor waken dat de maatregelen in de betrokken RFMO’s in overeenstemming zijn met het internationaal recht, zoals het VN-zeerechtverdrag, en een uniforme implementatie van de aanbevelingen bepleiten. Op basis van deze mandaten zal per jaarvergadering de inzet van de Europese Unie meer specifiek worden vastgesteld.

Vaststelling van het visserijprotocol tussen de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe en de Europese Unie

Ik heb uw Kamer in het Algemeen Overleg van 14 mei jl. toegezegd u te informeren over de ontwikkelingen ten aanzien van het visserijpartnerschapsakkoord tussen de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe en de Europese Unie. In de Raad van 19 mei is met unanimiteit besloten tot ondertekening, namens de Europese Unie, en voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie. Ik heb mij, zoals aan u bericht in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 14 april jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 781), samen met het Verenigd Koninkrijk, onthouden van stemming en daarbij in een gezamenlijke verklaring mijn zorgen kenbaar gemaakt over de haaienvangsten in Sao Tomé en Principe. Een besluit over de definitieve toepassing van het protocol wordt pas genomen als het standpunt van het Europees Parlement bekend is.

Overig

Streefbeeld paling

In mijn brief aan uw Kamer op 6 december 2013 (Kamerstuk 32 201, nr. 67) heb ik aangegeven dat ik bij de Europese Commissie zou pleiten voor richtlijnen voor de berekening van het streefbeeld paling, zodat een gelijk speelveld in de Europese Unie zal ontstaan. Op 16 januari 2014 heb ik Commissaris Damanaki een brief gestuurd. In antwoord heeft Commissaris Damanaki aangegeven dat de Europese Commissie zich bewust is van de verschillen tussen lidstaten in de gebruikte methoden en indicatoren voor de berekening. Ook geeft zij aan dat dit probleem in het advies van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) is gesignaleerd. De Europese Commissie onderzoekt daarom nu de mogelijkheden van een externe review naar de door de lidstaten gebruikte methoden bij de berekeningen. Dit met het doel de methoden te harmoniseren.

Onderhandelingsmandaat visserijprotocol Mozambique

De Europese Commissie heeft de Raad gevraagd om een mandaat voor de onderhandelingen over een nieuw visserijprotocol met Mozambique. Het huidige protocol loopt eind januari 2015 af.

Het protocol met Mozambique geeft tonijnvaartuigen de mogelijkheid tonijnen op hun trektocht door de Indische oceaan te volgen in de wateren van Mozambique. De vaartuigen vangen met name de tropische tonijnsoorten skipjack, geelvin en grootoog. Daarnaast richt een deel van de vloot zich op zwaardvis en commerciële haaiensoorten, met name de blauwe haai. De doelsoorten van de vloot zijn op dit moment niet overbevist.

EU-vaartuigen maken jaarlijks slechts enkele maanden, in het voorjaar, gebruik van het protocol. De afgelopen jaren was het gebruik lager dan voorzien. Volgens het evaluatierapport is het protocol desalniettemin economisch rendabel geweest voor de Europese Unie.

Het evaluatierapport gaat ook in op het toezicht op de visserij in de wateren van Mozambique. Mozambique heeft de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in monitoring, controle en de strijd tegen illegale, ongerapporteerde en ongereguleerde visserij en heeft daarbij onder meer technische ondersteuning gehad van de Europese Unie, IJsland en Noorwegen.

Zo heeft Mozambique geïnvesteerd in apparatuur om de vangstopgaven van EU-vaartuigen rechtstreeks via het elektronisch logboek te ontvangen. Hiermee zijn de vangstdata eerder beschikbaar, wat de mogelijkheden om toezicht te houden verbetert. Mozambique overweegt het elektronisch logboek ook in te voeren voor vaartuigen van niet-EU-landen. Mozambique beschikt over twee controlevaartuigen die geschikt zijn voor controle op zee en enkele kleinere controlevaartuigen voor de kustwateren.

Het evaluatierapport bevat echter ook een aantal kritische aspecten. Zo is er weinig informatie over de bijvangst van zeevogels bij de visserij met zogenaamde beuglijnen. Het gebied waarin wordt gevist is echter wel rijk aan albatrossen. Daarnaast is de bijvangst van een aantal kwetsbare haaiensoorten een aandachtspunt. Tevens wordt opgemerkt dat het protocol door het ontbreken van een goede haveninfrastructuur weinig heeft bijgedragen aan de werkgelegenheid voor de lokale bevolking. Vaartuigen kiezen er niet voor aan te landen in Mozambique.

Het ontwerp onderhandelingsmandaat voldoet aan de eisen van het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Zo mag de EU-vloot alleen vissen op het surplus, het deel van het bestand dat niet door de lokale bevolking wordt benut. Tevens moet het protocol mede ten goede komen aan de lokale bevolking. Ook moet in het protocol een mensenrechtenclausule worden opgenomen, zodat het protocol kan worden opgeschort bij schendingen van mensenrechten en democratische beginselen.

Het ontwerp onderhandelingsmandaat heeft de steun van alle lidstaten. Ik ben voornemens in te stemmen met het mandaat. Nederland zal evenwel aangeven dat ik het nieuwe protocol kritisch zal bezien op de informatie over impact op zeevogels en kwetsbare haaiensoorten, alsmede de bijdrage aan werkgelegenheid voor de lokale bevolking. Het voorzitterschap zal de goedkeuring van het mandaat als hamerpunt tijdens de Raad van donderdag 5 juni a.s. laten passeren.

Voedselverspilling

Tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op 14 mei jl. heb ik toegezegd aan te geven wat het effect is van de activiteiten op het gebied van houdbaarheidsdata en wat er eventueel landelijk nog meer mogelijk is.

Het bedrijfsleven is verantwoordelijk voor het vaststellen van de houdbaarheidsdata. In de etiketteringswetgeving zijn regels hiervoor vastgesteld. In het voorjaar van 2013 heb ik hierover met de Alliantie verduurzaming voedsel een conferentie georganiseerd. De Alliantie heeft vervolgens in de «Agenda verduurzaming voedsel 2013–2016» een actiepunt over «eerlijke data» opgenomen. Ik heb tevens een brochure ontwikkeld met uitleg over de toepassing van de (nieuwe) etiketteringsregels voor houdbaarheidsdata. De Alliantie verspreidt deze onder haar achterban, het bedrijfsleven.

Daarnaast is het zaak de consument bewust te maken van de betekenis van de houdbaarheidsdata. Het Voedingscentrum verstrekt hierover informatie op haar website en verspreidt deze ook via de campagne «Hoezo 50 kilo?» en in haar samenwerking met supermarkten (via acties op de winkelvloer of in magazines). Ook de Alliantie roept haar achterban op om de informatie van het Voedingscentrum te verspreiden. Het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel heeft onlangs laten weten hieraan gehoor te geven.

In Raadskader spannen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik ons er voor in dat er meer (zeer lang houdbare) producten komen waarvoor de verplichting tot het vermelden van een houdbaarheidsdatum wordt afgeschaft. Doel is om met andere lidstaten tot nieuwe inzichten te komen om de verspilling als gevolg van het onjuist hanteren van de houdbaarheidsdata door de consument en het bedrijfsleven te verminderen.

Het effect van deze inspanningen is dat het onderwerp houdbaarheidsdata prominent op de agenda staat. Daarbij ben ik mij ervan bewust dat verandering van gedrag bij consumenten een lange adem vergt. Daarom vind ik dat we met elkaar, het Voedingscentrum en het bedrijfsleven, over dit onderwerp moeten blijven communiceren. De recente berichtgeving in de kranten over dit onderwerp heeft de discussie flink aangewakkerd.

Ik vind het een verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven om informatie te geven over de houdbaarheid van hun producten en om geen datum op verpakkingen te zetten als dat volgens de regelgeving niet hoeft, zoals bij appels, zout en suiker. Ik zal het bedrijfsleven hierop blijven aanspreken.

Definitie jonge landbouwer

Ook in de tweede pijler zijn we gebonden aan de nieuwe definitie van jonge landbouwer. Dat heeft de Europese Commissie bevestigd. We zijn over de implicaties in overleg getreden met het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en de provincies. In het VSO over POP3 van 21 mei jl. is door het lid Dik-Faber gevraagd of het mogelijk zou zijn de regeling open te stellen voor alle jonge landbouwers, maar de hoogte van het subsidiepercentage te koppelen aan het aandeel eigen vermogen van de jonge landbouwer in de desbetreffende onderneming. Ik kan bevestigen dat we daarmee in mijn ogen een werkbare oplossing hebben gevonden om binnen deze definitie de tweede pijlermiddelen zo veel als mogelijk te richten op jonge landbouwers na bedrijfsovername.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Bijlage: Lijst van A-punten

Niet-wetgevingswerkzaamheden

  • Voorstel voor een besluit van de Raad inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC); vaststelling

  • Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM); vaststelling

  • Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen en de Democratische Republiek São Tomé en Principe en de Europese Unie; vaststelling

  • Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Democratische Republiek Sao Tomé en Principe; vaststelling

  • Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Democratische Republiek São Tomé en Principe; verzoek van de Raad om goedkeuring door het Europees Parlement

  • Een nieuwe EU-bossenstrategie ten bate van de bossen en de houtsector; vaststelling van de conclusies van de Raad

Naar boven