Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 21, item 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 21, item 5 |
Aan de orde is het tweeminutendebat Nationaal Strategisch Plan (NSP) (CD d.d. 30/09).
De voorzitter:
Dit tweeminutendebat gaat over het Nationaal Strategisch Plan en dat betreft eigenlijk de invulling die Nederland geeft aan het nieuwe Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik zeg dat er maar even bij, omdat de mensen die dit debat volgen anders misschien niet helemaal weten waar het over gaat.
We hebben nu ook weer een aantal sprekers, maar er zijn ook andere debatten in dit huis. Daarom stel ik het volgende voor. De heer Bisschop heeft een ander debat en heeft aan de heer De Groot gevraagd of hij als eerste mag spreken. Ik hoop dat de andere leden daarmee kunnen instemmen. Dan geef ik zo dadelijk als eerste het woord aan de heer Bisschop. De heer Grinwis heeft al een ander debat en heeft zich teruggetrokken van de sprekerslijst. De heer Boswijk vraagt mij net of hij misschien als tweede mag spreken, omdat hij met een vergelijkbaar probleem zit. Dus ik kijk even naar de heer De Groot, die gebaart dat hij daarmee akkoord is. Tot slot heeft de heer Van Haga gevraagd of hij toestemming van u krijgt om ook aan dit tweeminutendebat deel te nemen. Is dat het geval? Dan wordt hij weer toegevoegd aan de lijst.
Goed. Daarmee kunnen we beginnen met de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Dan is dus het woord als eerste spreker aan de heer Bisschop namens de SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Alleerst dank aan de collega's die het betreft voor de welwillendheid hierin betoond. Ik heb een drietal moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering zich heeft verzet tegen een verzwaarde conditionaliteit, maar dat zij in het Nationaal Strategisch Plan wel verder wil gaan dan Europa vraagt;
van mening dat met het oog op een gelijk speelveld en de beperking van het budget voor de inkomenstoeslagen de basiseisen voor de inkomenstoeslagen niet strenger moeten zijn dan nodig is;
verzoekt de regering bij het vaststellen van de basiseisen niet verder te gaan dan nodig is, en derhalve ruimte te geven voor minder uit productie nemen van bouwland bij de teelt van vanggewassen of stikstofbindende gewassen, de uitzondering van de verplichte bufferstroken voor gebieden met veel sloten maximaal te benutten, en ruimte te geven voor invulling van de verplichte vruchtwisseling via gewasdiversificatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bisschop (SGP):
De volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de invulling van de ecoregelingen meer lijkt toegesneden op de veehouderij en minder op de akkerbouw, terwijl de akkerbouw relatief meer geraakt kan worden door de basiseisen voor de inkomenstoeslagen;
verzoekt de regering voldoende opties voor de akkerbouw op te nemen in de ecoregelingen, waaronder precisielandbouw,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bisschop (SGP):
De laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering bij het vaststellen van het percentage voor overheveling van budget van de eerste naar de tweede pijler rekening te houden met de verzwaarde conditionaliteit, met het budget dat ingezet moet worden voor ecoregelingen en met de gevolgen voor inkomens in onder meer de akkerbouw,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dat was mijn bijdrage in deze termijn.
Dank u zeer.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan zal de volgende spreker van de zijde van de Kamer de heer Boswijk zijn namens het CDA. Gaat uw gang.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan mijn collega's voor de flexibiliteit. Ik heb zelf geen moties. Collega Van Campen zal zo meteen ook namens ons een motie indienen.
Voor het CDA is heel erg duidelijk dat wij in een transitie zitten in een landbouw waarbij de rol van de boer anders, en wat het CDA betreft zelfs groter, gaat worden in de maatschappelijke opgaves waarvoor we staan. Alleen, deze aanpassingen vragen natuurlijk ook wel de tijd voor de ondernemers en boeren om daarop te kunnen anticiperen. Ik denk dat het van belang is, ook in het Nationaal Strategisch Plan, dat heel veel boeren kunnen meedoen aan het GLB. Dus als wij een overheveling gaan doen, is het belangrijk dat wij dat stapsgewijs doen, zodat we zo veel mogelijk mensen daarin mee kunnen krijgen. Maar ook is het belangrijk dat we continu peilen en onderzoeken of de doelen worden gehaald, zowel voor het verdienvermogen als voor de ecologische doelen, dus dat we tussenmomenten gebruiken om te kijken hoe het staat met de voortgang. Collega Van Campen zal mede namens het CDA ook daarover een motie indienen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. De volgende spreker zal mevrouw Koekkoek zijn namens Volt. O nee, sorry, dan maak ik toch weer de fout, want dan sla ik de heer De Groot over, die zo galant was, en dan vergeet ik hem.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Voorzitter. Ik heb twee snelle vragen en dan twee moties.
Dank voor de toezegging van de minister over "biologisch". Ik hoop ook dat de Kamer daarover wordt geïnformeerd.
Dan de volgende vraag. Kan de strategische MER over het Nationaal Strategisch Plan zo snel mogelijk ter inzage worden gelegd bij de Kamer, zodanig dat we die mee kunnen nemen in het debat op 8 december? Kan de minister schetsen hoe zij van plan is om artikel 66 — dat is een beetje technisch, maar dat gaat over de steun voor gebieden met een specifieke handicap — te gebruiken voor peilverhoging van veenweidegebied en extensivering? Graag voor het volgende debat. Ik zou ook graag willen vragen of zij de informatie mee kan sturen die is aangeleverd over de Europese Commissie. Er doen namelijk nog verschillende lezingen de ronde over de interpretatie van dit artikel.
Voorzitter, dan de moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Nederland voor verschillende opgaven staat in het kader van het behalen van het klimaatakkoord, de Europese Green Deal en aanbevelingen die de Europese Commissie daarover aan Nederland heeft gedaan;
overwegende dat het GLB-NSP voor 2023-2027 een belangrijk instrument is om aan deze uitdagingen het hoofd te bieden;
van mening dat publiek geld zo veel mogelijk ingezet moet worden voor publieke doelen en dat een verschuiving van inkomenssteun naar doelgerichte betalingen, waarbij boeren zo veel mogelijk worden gestimuleerd om via het GLB een bijdrage te leveren aan de oplossingen, daarbij helpt;
overwegende dat Wageningen universiteit diverse beleidsvarianten heeft doorgerekend en concludeert dat om de gestelde klimaat- en natuurdoelen te behalen een stapsgewijze 30% overheveling nodig is van pijler 1 naar pijler 2;
verzoekt de regering met de provincies en waterschappen een harde ambitie vast te leggen om de overheveling van pijler 1 naar pijler 2 stapsgewijs te laten groeien naar 30% om zo te voldoen aan klimaat- en natuurdoelstellingen;
verzoekt tevens hiermee een gedegen gebiedsgerichte aanpak voor stikstof, klimaat en biodiversiteit te programmeren en de Europese middelen die beschikbaar komen voor deze gebiedsgerichte aanpak te cofinancieren, onder andere met rijksmiddelen voor stikstof, klimaat en/of biodiversiteit,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Dan ga ik door.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de opgaven op het gebied van stikstof, water, klimaat en biodiversiteit groot zijn;
constaterende dat de opgaven voor boeren in sommige gebieden groter zijn dan elders in het land en dat boeren daarbij gesteund kunnen worden vanuit het GLB;
verzoekt de regering om boeren die additionele klimaat- en natuurdiensten leveren ruimhartiger te belonen door de ecoregelingen gebiedsgericht uit te werken in het NSP, zodat de ecoregelingen maximaal bijdragen aan de opgaven op het gebied van stikstof, klimaat en biodiversiteit;
verzoekt tevens de beschikbare middelen voor de ecoregelingen daarbij minimaal constant te houden, ongeacht de overheveling van pijler 1 naar 2,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Tjeerd de Groot (D66):
Voorzitter. Ook ik moet mij straks verontschuldigen, omdat ik naar een andere bijeenkomst moet.
Dank u.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. De volgende spreker is mevrouw Koekkoek namens Volt.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb geen moties, maar wel een aantal vragen. Het NSP moet een antwoord bieden op de overgang naar klimaatvriendelijke landbouw, zonder daarbij de boeren achter te laten. Dat betekent dat we ook Europese wetgeving, zoals Farm to Fork, LULUCF en de Bossenstrategie, mee moeten nemen. Deze worden bindend na het afronden van de nationaal strategische plannen van de verschillende lidstaten. Het is daarom van belang dat we de Europese doelstellingen nu al meenemen in het NSP. Vandaar de vraag aan de minister of er een overzicht kan worden gegeven van alle doelstellingen in de nationale en Europese wetgeving die impact hebben op de agrarische sector. Ook vraag ik om dat overzicht toe te zenden voor het volgende debat op 8 december.
De tweede vraag. Het klimaatprobleem dat we nu hebben, bijvoorbeeld met stikstof en bosbouw, verschilt van regio tot regio. De gebiedsgerichte aanpak werd al eerder genoemd. Hierbij is de vraag: in hoeverre werkt de minister al samen met de verschillende provincies en gemeenten? Kan de minister ook door middel van een brief de kaders en de criteria toelichten, waaruit die gebiedsgerichte inzet blijkt? Kan zij daarin ook toelichten hoe het staat met de onderhandelingen met de verschillende belanghebbenden daarover? Ik wil vragen of zij deze, indien mogelijk, ook voor het debat op 8 december toe kan sturen.
Voorzitter, tot slot. Boeren moeten inderdaad ondersteund worden met voldoende financiële middelen en een voorspelbaar langetermijnplan. De GLB-fondsen moeten daarom niet langer gebruikt worden voor inkomenssteun per hectare, maar die moeten worden ingezet ter compensatie van boeren die geraakt worden door de verduurzaming van de landbouw. Volt vindt het daarom, net als een aantal andere partijen, heel belangrijk dat ten minste 30% van de financiering van pijler 1 wordt overgeheveld naar pijler 2. Wij zullen daarom ook een motie, die later wordt ingediend door collega's van de PvdA en GroenLinks, medeondertekenen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. De volgende spreker van de zijde van de Kamer zal mevrouw Bromet zijn, die namens GroenLinks zal spreken. Nee? O, sorry, er staat inderdaad nul minuten. Mevrouw Vestering, Partij voor de Dieren. Gaat uw gang.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Met miljoenen tegelijk de klimaatcrisis, het verlies aan biodiversiteit en dierenleed subsidiëren; dat is wat het voorgestelde Nationaal Strategisch Plan, het NSP, van de minister doet. De minister had er ook voor kunnen kiezen om dit geld maximaal in te zetten om boeren te steunen in hun transitie naar duurzame landbouw, maar dat deed ze niet. Daarom doet de Partij voor de Dieren het via moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat geld uit de tweede pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid gebruikt kan worden voor duurzame plattelandsontwikkeling;
constaterende dat lidstaten de mogelijkheid hebben om een beperkt deel van het budget uit de eerste pijler over te hevelen naar pijler 2;
verzoekt de regering niet 15%, maar het maximale budget over te hevelen van pijler 1 naar pijler 2, zijnde 42%,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de eerste pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is opgedeeld in directe inkomenssteun en de ecoregeling;
overwegende dat publiek geld voor publieke doelen gebruikt moet worden en dat dit het geval is bij de vrijwillige ecoregeling;
verzoekt de regering het geld uit de eerste pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid maximaal in te zetten voor de ecoregeling, zijnde 40%,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het hoofddoel van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is dat "de boer in staat is een goede boterham te verdienen met de productie van voedsel";
verzoekt de regering de sierteeltsector uit te sluiten van subsidies uit het GLB,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Vestering (PvdD):
En de laatste.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat voedselbossen een positief effect hebben op het klimaat en de biodiversiteit en geen schadelijke emissies naar het milieu hebben;
verzoekt de regering voedselbossen automatisch tot het niveau goud te rekenen voor de ecoregeling,
en gaat over tot de orde van de dag.
Hartelijk dank. De volgende spreker zal de heer Mulder zijn namens de PVV. Gaat uw gang.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Voorzitter. Volgens het rapport van ABN AMRO zijn de Nederlandse boeren de beste ter wereld op het gebied van milieu. De milieu-impact per kilo landbouwproduct — dan heb je het over CO2, energie, pesticiden, antibiotica — is in Nederland namelijk het kleinst, niet van Europa maar van de hele wereld. Ook op het gebied van dierenwelzijn doet Nederland het relatief goed. Het kan altijd beter, maar er zijn nog heel veel landen waar ze het woord nog niet eens kunnen spellen.
Voorzitter. Ondanks dat wij de minister meerdere malen hebben gevraagd of ze een bewijs heeft van het tegendeel, hebben we dat niet gekregen. Er is geen rapport waaruit blijkt dat Nederlandse boeren het slecht doen. Iedere boer die uit Nederland wordt weggepest door deze minister en van wie de handel wordt overgenomen in het buitenland, betekent dus onder de streep verslechtering. Meer boeren in Nederland betekent juist dat het goed is voor Nederland en de gehele wereld. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de concurrentiepositie van de Nederlandse boeren niet nog verder moet verslechteren;
verzoekt de regering om zolang Nederland nog deel uitmaakt van de Europese Unie, het Nationaal Strategisch Plan zo in te vullen dat Nederland zo veel mogelijk geld terughaalt en dat onder soepele voorwaarden verdeelt onder Nederlandse boeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Van Campen, die namens de VVD het woord zal voeren. Gaat uw gang.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter, twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet voor het jaar 2023 een overheveling voorstelt van 15% eerstepijlergeld naar de tweede pijler en dat de WUR voor het vervolg een voorkeursscenario adviseert waarin 30% eerstepijlergeld wordt overgeheveld naar de tweede pijler;
van mening dat het GLB als subsidie-instrument voldoende aantrekkelijk moet blijven om een zo groot mogelijke deelname van boeren en doeleffectiviteit te garanderen en dat een te abrupte overheveling van eerstepijlergeld naar de tweede pijler hard kan aankomen op de bedrijfsvoering van boerenbedrijven;
verzoekt de regering een voorstel uit te werken met een stapsgewijze verhoging van eerstepijlergeld naar de tweede pijler per jaar, met als uitgangspunt dat deze middelen maximaal bijdragen aan het verdienvermogen van de boer;
verzoekt de regering de (sociaal-)economische en ecologische effecten van het Nationaal Strategisch Plan vanaf 1 januari 2023 jaarlijks te monitoren en een evaluatie hiervan in 2025 te delen met de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik wil de heer Van Campen toch iets vragen. De premier van zijn partij is in Glasgow geweest. Daar wordt geroepen "actie, actie, actie". We hebben hier een Nationaal Strategisch Plan liggen waarvan we weten dat het niet genoeg is om de landbouw klimaatneutraal te maken. We weten dat het niet genoeg is om de stikstofproblematiek op te lossen. Nou wordt hier een motie voorgesteld waarin de boel nog verder wordt afgezwakt, want we moeten het toch wel draaglijk houden voor de boeren. Daar ben ik helemaal voor; ik vind dat we naast de boeren moeten staan en moeten zorgen dat zij een gezonde boterham kunnen verdienen en goed voedsel voor ons kunnen produceren, maar ze moeten niet de wetgeving afzwakken. De natuur gaat naar de haaien. Ik heb de afgelopen week mensen gesproken wier huis letterlijk onder water verdwijnt omdat we de klimaatproblematiek niet oplossen. Dan staat hier de VVD met een premier die "actie, actie, actie" roept te pleiten voor te zwakke regels die nog zwakker gemaakt moeten worden.
De voorzitter:
En uw vraag?
De heer Thijssen (PvdA):
Mijn vraag is: kunnen we het niet op een andere manier oplossen? Laat in ieder geval dit actieplan in stand, ondersteun de boeren op een andere manier, en kom zo snel mogelijk met een regering die de klimaat- en de stikstofproblematiek oplost. Kunt u uw motie niet intrekken?
De heer Van Campen (VVD):
Op mijn beurt kom ik op bezoek bij boerenbedrijven die vrezen dat hun bedrijf economisch gezien onder water komt te staan. Ik denk dat we met een stapsgewijze toewerking naar het overhevelen van het eerstepijlergeld naar de tweede pijler — dat is heel technisch — de boer echt meenemen in de transitie die wij belangrijk vinden: een economische landbouwsector met maatschappelijk draagvlak die ook een bijdrage kan leveren aan klimaatdoelen die we met elkaar belangrijk vinden. Deze motie draagt daaraan bij op een manier waarmee we dat niet alleen voor een kleine groep doen, zoals de heer Thijssen dat van vandaag op morgen wil regelen, maar de brede groep van boeren en mensen in de samenleving meekrijgen om die doelen daadwerkelijk te bereiken. Ik denk dat dat effectiever is.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik steun u dat boeren het wel mee moeten maken. Dat hoort u mij net ook zo zeggen. Ik steun dat. Maar tegelijkertijd constateer ik dat ik een groene Rutte hoor die in het buitenland "actie, actie, actie" roept op de klimaattop van de wereld waar het moet gebeuren en waar we de 1,5°C moeten halen, en dat hier de VVD staat te pleiten voor het afzwakken van die klimaat- en stikstofmaatregelen. Zoek een andere manier om die boeren te steunen, maar laat nou eens actie zien!
De heer Van Campen (VVD):
Soms kunnen de actie en de effectiviteit juist zitten in de geleidelijkheid daarvan. We hebben een gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid dat ooit is begonnen met een platte subsidiering van voedsel, en waarmee we voorzichtig toewerken naar een situatie waarin tegenover publiek geld publieke taken mogen staan. Doe dat niet op een manier van de ene op de andere dag waarmee je die boer direct hard in zijn portemonnee raakt, maar neem die boer daarin mee. Daarmee krijg je ondernemers aan je zijde om die opgave met elkaar daadwerkelijk te bereiken. Ik geloof dat dat op deze manier effectiever kan dan op de manier die de heer Thijssen wellicht voorstaat.
De voorzitter:
De heer Van Campen vervolgt zijn betoog.
De heer Van Campen (VVD):
De tweede motie, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het oorspronkelijke gemeenschappelijk landbouwbeleid twee pijlers bevatte: een garantiefonds en een plattelandsfonds;
constaterende dat het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid met het Nationaal Strategisch Plan wordt uitgebreid met zogenaamde conditionaliteiten, ecoregelingen, agrarisch natuur- en landschapsbeheer en niet-grondgebonden instrumenten;
overwegende dat hiermee een breed, maar ook complex aanbod van gereedschappen ontstaat waaruit de boer in het nieuwe beleid keuzes zal gaan maken;
van mening dat het nieuwe beleid eenvoudig, overzichtelijk en transparant dient te zijn zodat boeren zelf evenwichtige keuzes kunnen maken bij het gebruik van het Nationaal Strategisch Plan;
verzoekt de regering bij de inwerkingtreding van het Nationaal Strategisch Plan een tool te introduceren die boeren helpt om eenvoudig keuzes te kunnen maken in het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank voor uw inbreng. Tot slot van de zijde van de Kamer zal het woord gevoerd worden door de heer Van Haga namens de Groep Van Haga. O, ik ben echt te snel, sorry. Het komt doordat de heer Thijssen heeft geïnterrumpeerd. Daardoor dacht ik dat hij al geweest was, maar dat is natuurlijk helemaal niet waar. Hij is wel geweest, maar niet met zijn inbreng. Dat gaat nu gebeuren. Gaat uw gang.
De heer Thijssen (PvdA):
Dat gaat nu gebeuren! Dank u wel, voorzitter. Zoals ik al zei, zijn we de afgelopen dagen met een delegatie van de Tweede Kamer bij de klimaattop in Glasgow geweest. Daar kom je heel veel mensen tegen van landen die nu al te maken hebben met enorme gevolgen van klimaatverandering. Zij zijn er kei- en keihard voor aan het knokken dat ze het beloofde geld krijgen van de rijke landen, zodat ze zich kunnen aanpassen aan klimaatverandering, waar ze amper schuld aan hebben. Én zij zijn ervoor aan het knokken dat het Parijsakkoord netjes wordt uitgevoerd, en dat de 1,5 graad wordt gerespecteerd. Daarom vind ik het van belang dat we er bij de uitvoering van het Europees landbouwbeleid in Nederland voor zorgen dat dit beleid in ieder geval zo ambitieus mogelijk is, waarbij we tegelijk weten dat er nog veel en veel meer bij moet komen.
Daarom drie moties. Twee moties gaan over een goede inzet van de GLB-middelen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uit de effectenanalyse van Wageningen University & Research blijkt dat met het huidige voorstel voor het Nationaal Strategisch Plan slechts een gering deel van de klimaat- en stikstofdoelen wordt gehaald;
overwegende dat een gebiedsgerichte inzet van de GLB-middelen voor klimaat en stikstof ten minste tienmaal effectiever is dan een landelijke regeling waar boeren al of niet daarvoor maatregelen kunnen nemen;
verzoekt de regering de ecoregeling alleen nationaal open te stellen voor maatregelen die aantoonbaar overal zinvol en voldoende effectief zijn en de overige maatregelen gebiedsgericht in te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Thijssen (PvdA):
De tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het NSP maximaal moet bijdragen aan het oplossen van de stikstofproblematiek;
overwegende dat moet worden voorkomen dat een deel van de GLB-subsidies promoot wat het andere deel bestrijdt;
constaterende dat de WUR voorstelt om 30% van de grondgebonden subsidies uit pijler 1 over te hevelen naar de vergroeningssubsidies in pijler 2;
verzoekt de regering 30% van het budget over te hevelen van de eerste naar de tweede pijler,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Thijssen (PvdA):
En dan de laatste, over de werkomstandigheden in de landbouw.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de arbeidsomstandigheden van werknemers in de land- en tuinbouwsector niet uit het oog mogen worden verloren bij het maken van nieuw beleid;
constaterende dat het Europees Parlement werkgevers in de land- en tuinbouwsector een korting op hun subsidie wil geven als zij zich niet houden aan collectieve arbeidsomstandigheden voor hun werknemers, nationale arbeidswetgeving of Europese arbeidswetgeving;
verzoekt de regering vakbonden en werkgeversorganisaties te betrekken bij het opstellen van het Nationaal Strategisch Plan, en goed werkgeverschap als subsidievoorwaarde op te nemen in het NSP,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Thijssen (PvdA):
Excuus dat ik iets te laat ben.
De voorzitter:
Het valt mee, hoor. Dank u wel. Dan is tot slot echt het woord aan de heer Van Haga namens de Groep Van Haga. Gaat uw gang.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Nationaal Strategisch Plan de voedselzekerheid in gevaar brengt;
constaterende dat de energiezekerheid ook al onvoorzien in gevaar is voor 550.000 huishoudens;
constaterende dat het Nationaal Strategisch Plan leidt tot minder voedselproductie in Nederland;
constaterende dat het Nationaal Strategisch Plan armoede bevordert;
verzoekt het kabinet de conditionaliteiten te herzien en de 3 meter mestvrije zone en vruchtwisselingseisen en data rond inzaaien van vanggewassen van tafel te halen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat directe betalingen uit de eerste pijler bedoeld zijn voor inkomensondersteuning van boeren;
overwegende dat terreinbeherende organisaties, zoals Natuurmonumenten, nu nog profiteren van de directe betalingen;
verzoekt het kabinet terreinbeherende organisaties toe te voegen aan de bestaande "negatieflijst",
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
En dan de laatste.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er zorgvuldig omgegaan moet worden met broodnodige gelden van de eerste pijler die overgeheveld worden naar de tweede pijler;
overwegende dat hiermee de basisinkomenssteun in de eerste pijler nog verder daalt en dit het toekomstperspectief van boeren onder druk zet;
constaterende dat er veel ambities zijn in de tweede pijler;
verzoekt het kabinet cofinanciering als harde voorwaarde op te nemen bij de tweede pijler, zodat het budget uit de tweede pijler niet klakkeloos maar weloverwogen zal worden ingezet,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel.
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de termijn van de zijde van de Kamer. Er zijn achttien moties ingediend. Ik schors de vergadering tot 11.50 uur en dan geeft de minister haar appreciatie over de moties.
De vergadering wordt van 11.40 uur tot 11.52 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de termijn van de zijde van de regering in het tweeminutendebat over het Nationaal Strategisch Plan, dat de Nederlandse invulling is van het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid. Er zijn achttien moties ingediend. Ik geef het woord aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om daar een appreciatie van te geven. Gaat uw gang.
Minister Schouten:
Dank u wel, voorzitter. Eerst de moties en dan de vragen. De motie op stuk nr. 300 van de heer Bisschop vraagt in de basiseisen niet verder te gaan dan nodig. Hij noemt daar een aantal zaken op. Het uitgangspunt is om zo dicht mogelijk bij de EU-baseline te blijven en waar relevant synergie te zoeken met het zevende actieprogramma. Daar hebben we het zojuist al over gehad. Ik ben geen voorstander van het meenemen van vanggewassen. We hebben namelijk gezien dat dat de jaren hiervoor niet tot een significante verbetering heeft geleid. Daarom hebben wij de conditionaliteit ingevuld zoals die is ingevuld. Ik ontraad deze motie.
Dan de motie op stuk nr. 301. Wij hebben al gezegd dat we naar aanleiding van de praktijkproeven goed zullen kijken hoe de akkerbouw goed mee kan doen in de ecoregelingen. Daar is nog winst te behalen. Daar zijn we nog mee bezig. Ik kan de Kamer in aanloop naar het debat van 8 december daarover informeren, maar we zijn er nog net niet. Deze motie is dus te stellig op dit moment, maar ik snap wel de vraag die eronder ligt. Ik wil vragen of die motie aangehouden kan worden, maar ik besef dat de heer Bisschop er niet is.
De voorzitter:
Nee, maar het kan zijn dat een medewerker meeluistert. Dan denk ik dat het goed is om de motie nu even te ontraden.
Minister Schouten:
Ja, maar ik snap wel wat er staat. We zijn ermee bezig. Alleen, het is net te vroeg om het nu al zo op te nemen. Ik hoop dat de heer Bisschop de motie nog ergens kan aanhouden. Ik zie dat er wel geknikt wordt vanuit de coulissen.
De derde motie, de motie op stuk nr. 302, gaat over de overheveling. Er wordt gevraagd om daar nog onderzoek naar te doen. Er komt nog in aanloop naar 8 december een kort advies van de WUR. We hebben gevraagd om nog eens naar het geheel te kijken: hoe zit het nou precies met de budgetten, hoe komt dat en wat betekent het heel generiek voor inkomens? Dat advies gaat u krijgen. Maar de motie is te stellig geformuleerd, dus die moet ik ontraden.
Dan de motie op stuk nr. 303 van de heer De Groot en anderen, over het stapsgewijs toegroeien naar 30% om aan de doelstelling te voldoen. Die motie kan ik oordeel Kamer geven.
De motie op stuk nr. 304 van de heer De Groot vraagt om de ecoregelingen constant te houden in pijler 1 als de overheveling toeneemt. Zo lees ik die motie. Ook die motie kan ik oordeel Kamer geven.
Dan de motie op stuk nr. 305 van mevrouw Vestering. Ik heb zelf al aangegeven dat ik het belangrijk vind om een overheveling naar de tweede pijler te doen. Met de overheveling die mevrouw Vestering voorstelt, krijg je een omslag in de deelnamebereidheid van boeren. Dan zijn we, denk ik, weer verder van huis. Er moet ook voldoende budget zijn voor de ecoregelingen, dus ik ontraad deze motie.
Dan de motie op stuk nr. 306 over 40% inzetten voor regelingen. Zoals gezegd, is het ook een weging tussen de eerste pijler, de tweede pijler en ecoregelingen. Ik denk dat we die balans nu juist goed gevonden hebben. Deze motie gaat verder dan dat, dus deze ontraad ik.
Dan de achtste motie, de motie op stuk nr. 307. Ik denk dat het dan gaat om de sierteelt op de volle grond. Ook daar zijn er opgaves waarbij boeren juist goede stappen kunnen zetten naar meer vergroening. Ik ontraad dus deze motie.
Dan de voedselbossen. Ik snap de portee van de motie op stuk nr. 308. Het probleem hierbij is dat er gekeken wordt naar de hele bedrijfsvoering als je voor de standaard "goud" wilt worden aangemerkt. Stel, je hebt een bedrijf dat voor de rest helemaal niet voldoet aan de eisen, maar je hebt wel een stukje voedselbos. Dan zou je je gelijk kwalificeren voor goud. Dat lijkt me ook weer niet de bedoeling. We zijn aan het bekijken hoe we de voedselbossen een goede plek kunnen geven in alle maatregelen, maar zoals dit nu geformuleerd is, zou een klein stukje voedselbos aanleggen opeens ertoe leiden dat een heel bedrijf dat verder niet zo veel doet in de hoogste categorie belandt. Het lijkt me ook niet dat mevrouw Vestering dat wil. Ik ontraad deze motie dus.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ik moest even mijn stukken erbij zoeken, want ik hoorde de minister zojuist iets zeggen wat gewoon feitelijk niet klopt. Die overheveling binnen de pijlers zou ertoe leiden dat we dan minder geld over zouden hebben, volgens het voorstel van de Partij voor de Dieren, voor de ecoregelingen. Maar met ons voorstel zouden we 14 miljoen euro meer hebben voor de ecoregelingen dan met het voorstel van de minister. Dat wil ik dus wel even rechtzetten.
Minister Schouten:
Ik had het ook over de deelnamebereidheid van boeren. Er is ergens een omslagpunt waarbij het eigenlijk niet meer loont voor hen om mee te doen. We willen dat al die boeren zo veel mogelijk meegaan in de transitie. Die transitie is namelijk echt ook noodzakelijk. Maar als dat ertoe leidt dat zij niet meer met het GLB meedoen en vervolgens ook niet meer aan de eisen voldoen die eraan verbonden zijn, dan ben ik bang dat we juist verder van huis zijn. Dat is de balans die we aan het zoeken zijn. De motie op stuk nr. 308 heb ik dus ontraden, maar we kijken nog wel specifiek naar die voedselbossen. Ik wil dus wel toezeggen dat dat nog een punt van aandacht is.
De motie op stuk nr. 309 gaat over het terughalen van geld. Het geld dat Nederland krijgt, zetten we zo goed mogelijk in, ook voor toekomstbestendige landbouw. Deze motie gaat wat kort door de bocht op dit punt, dus ik ontraad deze motie.
Dan de motie op stuk nr. 310. Ik zie het maximaal bijdragen aan het verdienvermogen als een doel op korte, maar zeker ook op langere termijn voor de boeren. We streven naar een toekomstbestendige landbouw, ook in economische zin. Ik kan deze motie dus oordeel Kamer geven.
De motie op stuk nr. 311 gaat over de tool. Het is inderdaad belangrijk dat boeren inzicht hebben in wat het allemaal betekent voor hun bedrijf. Wij zullen dus ook weer verder werken aan die tool. Deze motie kan dus oordeel Kamer krijgen.
In de motie op stuk nr. 312 wordt voorgesteld om ecoregelingen alleen nationaal open te stellen voor maatregelen die overal effectief zijn. Dat is best ingewikkeld in een land waarin je heel veel verschillende soorten grond hebt en heel veel verschillende typen bedrijven. Daarom hebben we juist ook diverse ecoregelingen voorgesteld, waardoor een boer kan kiezen uit een ecoregeling die goed past bij zijn of haar bedrijf. Dat zou ik wel in stand willen houden, want anders houd je niet zo veel ecoregelingen over die overal een effect hebben. In een veenweidegebied kan het namelijk weer heel anders zijn dan bijvoorbeeld op de hoge zandgronden. Daaraan willen we juist ook recht doen met die ecoregelingen en met de diversiteit. Ik moet deze motie dus ontraden.
De motie op stuk nr. 313 vraagt om 30% overheveling. Er is ook net een motie ingediend om stapsgewijs naar 30% te gaan. Ik lees hier de vraag om in één keer naar 30% te gaan. Ik denk dat het wijs is om juist stapsgewijs die beweging te maken, zodat boeren hun bedrijf op kunnen aanpassen door de tijd heen. Deze motie gaat in één keer. De stapsgewijze benadering lijkt mij zinvoller. Dus ik ontraad deze motie.
Dan de motie op stuk nr. 314. Voor de duidelijkheid: vanaf 2025 is het een conditionaliteit. Dus dan moet je er ook aan voldoen om te zorgen dat je recht hebt op GLB. Dat is dus pas vanaf 2025. We gaan natuurlijk kijken hoe je daar goed mee om kunt gaan. Ik lees de motie zo dat we in de aanloop naar de implementatie — dat is niet nu, maar over een aantal jaar — de vakbonden en werkgeversorganisaties goed betrekken bij hoe we dat gaan doen. Hier staat echt "bij het opstellen" van het NSP, maar het NSP moet nu opgesteld worden. Dit gaat heel specifiek over een element in het NSP. Als ik de motie zo mag uitleggen en het t.z.t. zo mag doen, dan kan ik haar oordeel Kamer geven.
De heer Thijssen (PvdA):
Bedoelt de minister dan: in 2025? Of dat we wel proberen om eerder te zorgen dat mensen in de landbouwsector netjes betaald worden?
Minister Schouten:
De mensen moeten sowieso netjes betaald worden in de landbouwsector; overal overigens, niet alleen daar. Maar dat is nu al onderdeel van de wet- en regelgeving. Het gaat hier over de conditionaliteit, om goed werkgeverschap. Dat is vanaf 2025 een voorwaarde, een conditie om het geld te krijgen. Natuurlijk zijn we nu allemaal al bezig — kijk naar het rapport-Roemer en dergelijke — met stappen die genomen moeten worden, waar dat nu nog niet gebeurd is. Ik zou willen toezeggen dat ik in aanloop naar 2025 gesprekken met de vakbonden en de werkgevers ga voeren over wat dit nou precies betekent et cetera. Overigens is dat wel van de collega van SWZ, dus ik praat nu een beetje voor zijn of haar beurt. Dat is dan de interpretatie van deze motie: dat we ze op die manier erbij betrekken. Ik zou daar even de tijd voor willen nemen, omdat het toch nog even duurt.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik hoor dan toch dat het nog wel drie, vier jaar kan duren voordat het er echt is. Dat vind ik dan toch wel weer te lang duren.
Minister Schouten:
Nee. U zegt "voordat het er echt is". Dit gaat over het opnemen van de subsidievoorwaarden in de NSP. Dat is er, en in Europa is vastgesteld dat dit in 2025 is. Dus dat is niet mijn keus. Dat is in Europa vastgesteld. Dat wil niet zeggen dat we in de tussentijd niet naar arbeidsvoorwaarden en de handhaving ervan kijken. Maar nogmaals, dat is het terrein van mijn collega van SZW.
De voorzitter:
Meneer Thijssen, als u meegaat met de interpretatie, krijgt de motie oordeel Kamer, begrijp ik van de minister. Als u dat niet doet, wordt ze ontraden.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik denk dat ik het niet doe. Ik denk dat het eerder nodig is dat we meters hierop maken en de werkomstandigheden verbeteren.
De voorzitter:
Dan wordt de motie ontraden.
Minister Schouten:
Jammer, want ik denk dat we hetzelfde bedoelen.
De motie op stuk nr. 315: de conditionaliteit herzien. Conditionaliteit is een voorwaarde van Europa. Die kan ik dus niet even eenzijdig herzien. Dus ik moet deze motie ontraden.
Dan: terreinbeherende organisaties toevoegen. Dat gaan we niet doen. Dus de motie op stuk nr. 316 ontraad ik.
Dan de motie op stuk nr. 317: cofinanciering als harde voorwaarde opnemen bij de tweede pijler. Het is zo dat het Rijk voor de groei die in de overheveling zit, dus vanaf de 15% en wat we daarbovenop gaan doen, willen cofinancieren. We zijn hard aan het kijken waar we daar de middelen voor hebben, maar het is wel mijn intentie om dat te doen. We willen op die manier zorgen dat er ook voldoende middelen beschikbaar zijn, ook vanuit rijkszijde. Wat dat precies betekent en hoe dat allemaal gaat gebeuren, zal waarschijnlijk ook aan een nieuw kabinet zijn. Ik vind deze motie ook weer net even te vroeg, omdat we daar nog stappen moeten zetten. Dus ik wil vragen of deze motie kan worden aangehouden, totdat we zicht hebben op hoe een en ander eruit komt te zien en of dat voldoende is voor de heer Van Haga. Anders moet ik de motie ontraden, want we zijn daar nog naar aan het kijken.
De voorzitter:
De heer Van Haga heeft zich bij mij afgemeld, dus ik hoop dat er iemand van zijn Groep meeluistert. Dan zien we wel of de motie wordt aangehouden; anders wordt ze ontraden.
Minister Schouten:
Dan heb ik nog een aantal vragen, allereerst van de heer De Groot. Hij vroeg of de strategische MER ter inzage kan worden gelegd of aan de Kamer kan worden toegestuurd. Ik weet niet precies hoe hij dat noemde. Ik zal begin december, voor het debat, zorgen dat de Kamer daarvan kennis kan nemen. Verder vroeg de heer De Groot of artikel 66 gebruikt kan worden om peilverhogingen in de veenweidegebieden te compenseren. Dat artikel ziet op gebiedsspecifieke vergoedingen voor wat hij de niet-productieve arealen noemt. Maar daarbij is het wel een voorwaarde dat die niet-productieve arealen nu al bestaan. Je mag niet zomaar niet-productieve arealen aan dat artikel gaan toevoegen. Op dit moment is veenweide door Nederland niet aangemerkt als een niet-productief areaal, en dan kun je dus ook niet van die mogelijkheid gebruikmaken. Dat zit gewoon in de regelgeving. Dat is geen beleidsafweging, maar een juridische werkelijkheid.
Mevrouw Koekkoek vraagt om een overzicht van alle doelstellingen, nationaal en qua wetgeving, die impact hebben op de agrarische sector. Zij wijst daarbij op wetgeving die nog moet komen. Want het gaat bijvoorbeeld over Fit for 55, dat er nog niet is. Het is best ingewikkeld om een overzicht te geven van wetgeving die er nog niet is. Natuurlijk proberen we zo goed mogelijk rekening te houden met de bewegingen die ook in Europa worden gemaakt op dit soort terreinen. We hebben op verschillende plekken al laten zien hoe we daarmee omgaan. Maar ik kan dat niet tot in detail benoemen, omdat ik niet weet wat er op onderdelen nog uit komt. Het is een heel breed geformuleerde motie. Ik denk dat we aan de ene kant wat al wel moet in de publieksversie van de slotanalyse hebben laten zien, maar we zullen in december nog een integrale versie van het NSP naar de Kamer sturen, zodat de Kamer er zelf zicht op krijgt hoe we daarmee om zijn gegaan. Maar wel met de kanttekening dat ik niet echt kan rekenen met alle toekomstige wetgeving die nog niet duidelijk is.
De voorzitter:
Mevrouw Koekkoek heeft nog een interruptie op dit punt.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Wellicht ter verduidelijking: het gaat mij er niet om om dit tot in detail te zien. Maar een aantal doelstellingen, zoals dat we moeten toewerken naar de 25% biologische landbouw, is al wel vastgelegd. Het verzoek om een brief gaat puur en alleen om de doelstellingen die al wel zijn vastgelegd in het kader van nationale en voornamelijk Europese wetgeving, waarvan we weten dat we er over een aantal jaren rekening mee moeten houden.
Minister Schouten:
Om dit voorbeeld te pakken: dan is 25% opgenomen in de plannen van de Commissie, maar er is nog helemaal niet uitgewerkt wat dat betekent voor de diverse lidstaten. Of het dan meer of minder wordt per lidstaat weet je nog helemaal niet. Die wetten zijn ook nog niet aangenomen, dus er zit best nog wel een marge in van hoe je daarmee moet omgaan. Dat er een beweging komt, weten we. Ik denk dat we in het NSP laten zien hoe we daarmee omgaan, bijvoorbeeld dat biologische landbouw gelijk de gouden standaard heeft in de ecoregelingen. Maar om nou een soort totaaloverzicht te geven van zaken die we nog niet precies weten, is best wel lastig. We proberen in te spelen op de beweging, maar alle zaken die daaromheen kunnen gaan spelen zijn best ingewikkeld, ook omdat het nog jaren kan gaan duren. Maar ik zeg tegen mevrouw Koekkoek: kijk naar de integrale versie van het NSP die we straks naar de Kamer sturen. Mogelijk hebben we daar dan nog een debat over met elkaar.
Dan de vraag: hoe gaan we met de provincies en de gemeenten om? Ik heb regelmatig bestuurlijk overleg met de provincies en de waterschappen. We zijn nauw betrokken bij elkaar, want de provincies en waterschappen hebben natuurlijk ook een belangrijke plek in deze discussie. De gemeenten zijn daarop aangesloten via het zogenaamde liaisonoverleg op ambtelijk niveau. Wat betreft de gebiedsgerichte aanpak zou ik ook willen verwijzen naar de versie van het NSP die ik voor het debat in december naar de Kamer zal sturen. Dan kunt u zien hoe wij daar precies handen en voeten aan willen geven.
Voorzitter, ik denk dat ik daarmee de vragen heb beantwoord.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het tweeminutendebat over het Nationaal Strategisch Plan.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties zal dinsdag worden gestemd, niet vandaag. Dat laatste geldt wel voor de moties die in het vorige tweeminutendebat zijn ingediend.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20212022-21-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.