25 Leraren

Aan de orde is het tweeminutendebat Leraren (CD d.d. 06/10).

De voorzitter:

We gaan direct door met het laatste tweeminutendebat voor de dinerpauze. Dat debat gaat over leraren en wordt gehouden naar aanleiding van het commissiedebat dat daarover op 6 oktober heeft plaatsgevonden. Vijf leden hebben aangeven te willen spreken. De eerste spreker is de heer Kwint en hij zal namens de SP het woord voeren.

De heer Kwint (SP):

Dank, voorzitter. Het heeft iets geks om het een week voordat wij de OCW-begroting gaan bespreken, hier nog even kort te hebben over misschien wel het belangrijkste onderwerp in heel die portefeuille, namelijk leraren en het tekort aan leraren. Hoe zorgen wij met andere woorden voor voldoende leraren? U bent als trouwe volger van mijn inbreng natuurlijk hele grote voorstellen van mij gewend, maar die bewaar ik voor volgende week.

Er zijn nog wel twee kleinere dingen waarvan ik denk dat we die gewoon kunnen oplossen, begrotingsdebat of niet. Ik dien de moties daarover mede namens mevrouw Westerveld in, ook omdat zij hier al eerder aandacht voor heeft gevraagd. De eerste gaat over hoe wij als Kamer omgaan met noodmaatregelen als onbevoegde docenten, dagen geen les, enzovoorts.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er noodmaatregelen zijn ingesteld in de G5 om het lerarentekort aan te pakken, waaronder de mogelijkheid tot onbevoegden voor de klas;

van mening dat noodmaatregelen altijd tijdelijk dienen te zijn;

verzoekt de regering de noodmaatregelen ten aanzien van het lerarentekort in de G5 periodiek te herzien en op te heffen zodra ze niet meer nodig zijn, en dit steeds ter besluitvorming voor te leggen aan de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint en Westerveld.

Zij krijgt nr. 427 (27923).

De heer Kwint (SP):

De volgende motie gaat over de tweede lerarenopleiding. We zien bijvoorbeeld in het voortgezet onderwijs dat er vakken zijn waar er wel degelijk tekorten zijn en vakken waar er géén tekorten zijn. Maar als je je wilt laten omscholen en je wilt daarmee in februari beginnen, dan moet je heel veel geld betalen, namelijk het instellingscollegegeld. Maar je weet dan nog niet of je uiteindelijk de subsidie krijgt die het een beetje betaalbaar gaat maken. Volgens mij zijn dat nou precies die kleine dingen waar we mensen mee moeten kunnen helpen. Daarom het volgende voorstel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat leraren die in februari willen starten met een opleiding voor een tweede bevoegdheid, pas in oktober later dat jaar de subsidie voor een tweede lerarenopleiding kunnen aanvragen;

tevens constaterende dat zij genoodzaakt zijn om het hoge instellingscollegegeld al dan niet deels te betalen, voordat zij überhaupt zekerheid hebben of zij de subsidie wel toegekend zullen krijgen;

van mening dat dit onbegrijpelijk is gezien het hoge lerarentekort;

verzoekt de regering het mogelijk te maken de aanvraag voor de subsidie tweede lerarenopleiding al eerder in het jaar mogelijk te maken voor de februari-instroom op de lerarenopleidingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint en Westerveld.

Zij krijgt nr. 428 (27923).

Dank voor uw inbreng. De volgende spreker is mevrouw Westerveld en zij zal spreken namens GroenLinks. Gaat uw gang.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Volgende week praten we natuurlijk uitgebreid over de onderwijsbegroting. Ik kijk er nu al naar uit!

Ik wil terugkomen op één punt in het vorige debat hierover. Ik zei toen ook al dat er in 2015 een motie is aangenomen van oud-collega Rog van het CDA. Hij zegt daarin: als er akkoorden worden gesloten, doe dat dan met de hele sector. Volgens mij vindt de rest van de Kamer ook dat akkoorden met de hele sector gesloten moeten worden en niet alleen met de bestuurders, maar toch zien we dat dit soms niet gebeurt, zoals bijvoorbeeld bij het recente bestuursakkoord over de flexibilisering van de lerarenopleidingen. Ik wil nogmaals benadrukken dat het wat ons betreft — en ik denk dat ik dit namens meerdere collega's zeg — belangrijk is dat de hele sector aan tafel zit op het moment dat er afspraken worden gemaakt die de sector aangaan. Het is gewoon veel beter en duurzamer om alle mensen te betrekken bij het nemen van besluiten die hen aangaan, dus ook de vakbonden en als het even kan ook de leerlingen.

Voorzitter. Dan nog een ander punt uit het vorige debat. Ik heb toen ook gevraagd of niet ook in het onderwijs steeds meer geld naar coördinatiekosten gaat, iets wat we ook in de jeugdzorg zien. De minister zei toen daar niet precies de vinger op te kunnen leggen, maar dat hij er nog in een brief op terug zou komen als ze informatie tegenkomen. Wij hebben in ieder geval wel gezien dat in de afgelopen jaren in de meeste onderwijssectoren de directiefunctie wat is teruggelopen, als je kijkt naar de directe en de verhouding daarvan tot het aantal leerlingen en ook leraren. In het mbo is het niet teruggelopen; dat vond ik opvallend. Je ziet ook dat het aantal onderwijsondersteuners is toegenomen. Dat is misschien ook wel te verklaren vanwege het lerarentekort.

Ik ben heel benieuwd of de minister wat meer informatie heeft over hoeveel geld er nu bijvoorbeeld gaat zitten in het afstemmen met samenwerkingsverbanden. Dat is eigenlijk waar ik naar op zoek ben. Ik kon nog geen antwoord vinden op de vraag of er nou de afgelopen jaren veel meer geld is gegaan naar bureaucratie, dus niet binnen de school, maar juist naar afspraken met externen. Ik begrijp het wel als de minister die antwoorden misschien nu niet paraat heeft, maar als er een brief komt met informatie daarover, dan zou ik dat punt daar graag in terugzien.

De voorzitter:

Dank u wel. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is de heer Beertema namens de PVV.

De heer Beertema (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Een motie die helemaal voor zichzelf spreekt, dus ik hoef haar niet verder toe te lichten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onderwijswerkgevers zich niet aan de cao-regel houden dat leraren na een tijdelijke aanstelling van een jaar een vaste aanstelling aangeboden moeten krijgen;

constaterende dat daardoor slechts 55% van de beginnende leraren in het voortgezet onderwijs na een jaar een vaste aanstelling krijgt;

constaterende dat het argument van de zogenaamde "zwaarwegende redenen" om niet tot een vaste aanstelling over te gaan in een groot deel van de gevallen gelegen ligt in de behoefte van de bestuurders om een flexibele schil te creëren;

overwegende dat de stapeling van tijdelijke aanstellingen een belangrijke oorzaak is van het lerarenlek en het lerarentekort;

verzoekt de regering om zo spoedig mogelijk, samen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een wetgevingstraject in te stellen waarin dit misbruik van het begrip "zwaarwegende redenen" wordt voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema.

Zij krijgt nr. 429 (27923).

De heer Beertema (PVV):

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Dan is de volgende spreker van de zijde van de Kamer de heer De Hoop, die namens de PvdA het woord gaat voeren.

De heer De Hoop (PvdA):

Voorzitter. Ik zal ook niet mijn kruit voor de onderwijsbegroting verschieten en houd het bij drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de ongelijke spreiding van het lerarentekort sommige kinderen onevenredig schaadt in hun onderwijskansen;

constaterende dat vrijblijvendheid bij de regionale samenwerking om het lerarentekort tegen te gaan het mogelijk maakt dat er ook achterblijvers zijn bij de scholen;

verzoekt de regering om met een landelijke regie een stok achter de deur te zetten om te voorkomen dat scholen zich nog langer afzijdig kunnen houden bij de aanpak van het lerarentekort,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Hoop.

Zij krijgt nr. 430 (27923).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de systematiek van de toekenning van arbeidsmarkttoelagen op basis van BRIN-nummers ertoe leidt dat sommige scholen met een uitdagende schoolpopulatie zulke toelagen mislopen, terwijl wellicht andere scholen waar de problematiek best meevalt, profiteren van een andere school die onder hetzelfde BRIN-nummer valt;

verzoekt de regering om arbeidsmarkttoelagen niet langer toe te kennen op basis van het BRIN-nummer, maar aan de school die daadwerkelijk te maken heeft met een uitdagende schoolpopulatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Hoop.

Zij krijgt nr. 431 (27923).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op scholen sprake is van een vicieuze cirkel van een torenhoge werkdruk, mensen die onder invloed van het lerarentekort te snel voor de klas worden gezet en een derde van de leraren al na vijf jaar afhaakt;

overwegende dat deze vicieuze cirkel valt te doorbreken door buddysystemen, zoals het buddyinitiatief van de scholengemeenschap Canisius;

verzoekt de regering om de onderwijsinspectie te laten inventariseren of en hoe scholen voor funderend onderwijs gestalte geven aan buddysystemen voor beginnende leraren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Hoop.

Zij krijgt nr. 432 (27923).

Dank u wel. Tot slot is het woord aan de heer Peters. Ik hoor dat de heer Peters ervan afziet. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de termijn van de zijde van de Kamer. Ik kijk even of de bewindslieden eerst willen overleggen. Ik hoor dat ze gelijk door willen gaan. Dat is fijn. Dat bespaart tijd. Dan zal als eerste het woord worden gevoerd door de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media. Ik geef hem het woord.

Minister Slob:

Voorzitter. De heer Kwint heeft mede namens mevrouw Westerveld een motie ingediend op stuk nr. 427, die gaat over de noodmaatregelen ten aanzien van het lerarentekort in de G5. De motie verzoekt om de noodmaatregelen periodiek te herzien, op te heffen zodra deze niet meer nodig zijn, enzovoort enzovoort. Er gelden in principe voor de G5 geen specifieke noodmaatregelen. Die zijn voor het hele land hetzelfde. Zoals u weet, hebben we daar een handreiking voor gemaakt waar een soort escalatieladder in zit. U weet dat als je bijvoorbeeld denkt aan de vierdaagse schoolweek, dat dan zeven keer mag worden ingezet. Voor de G5 hebben we wel een apart convenant afgesloten. Daar zit inderdaad de regeling voor een andere dag- en weekindeling in. Dat hebben we heel specifiek voor een periode afgesproken; ik dacht voor vier jaar. We zijn inmiddels al even op weg daarmee.

Er wordt ook ieder jaar opnieuw gekeken of het nodig is om bepaalde onderdelen aan te passen. Er vinden ook ieder jaar weer evaluaties plaats. Dat hebben we denk ik op een goede manier met elkaar geregeld. Het is ook niet de bedoeling dat dat bij wijze van spreken tot in lengte van jaren op die wijze voortgezet gaat worden. Er wordt ieder jaar opnieuw gekeken wat er met betrekking tot de problematiek nodig is, eventueel ook nog aanvullend. Het is dus helder wat de algemene regels zijn. Deze gelden niet alleen voor de G5, maar voor het hele land. Als het specifiek gaat om het convenant: er wordt ieder jaar opnieuw gekeken of het nog nodig is om het door te trekken voor het jaar daarna, met een aflopende termijn uiteraard. Dat is voor de zomer van 2024; dan is het definitief over. In dat opzicht kan ik niet zo heel veel met deze motie. Ik ontraad deze motie dus.

De voorzitter:

De heer Kwint heeft daar nog een vraag over.

De heer Kwint (SP):

Ik ben nog even mijn gedachten aan het ordenen, maar laten we daar niet op wachten. Volgens mij zegt de minister: er gebeurt al een hele hoop. Maar in de motie staat één vrij belangrijk aspect, namelijk om dat ook aan de Tweede Kamer voor te leggen en met de Tweede Kamer te bespreken. Op die manier kunnen we in de Tweede Kamer besluiten: wacht even, wij vinden dat het nu mooi is geweest met deze uitzonderingsregels.

Minister Slob:

U wordt altijd periodiek geïnformeerd over de voortgang, zoals u van mij gewend bent, en dat zal bij een ambtsopvolger niet anders zijn. Sowieso gebeurt dat aan het einde van het jaar weer, in december. Dan komen ook de nieuwe arbeidsmarktcijfers weer. En in de afgelopen jaren is er de gewoonte ingeslopen dat er ook voor de zomer geïnformeerd wordt. Ik denk dat die gewoonte nog wel even voort zal duren, gezien de problematiek. Ik kan u dus toezeggen dat als er voor de zomer van 2022 wordt geïnformeerd, we dit onderwerp dan zullen meenemen, zodat u zich daarover kunt uitspreken.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 427 wordt dus ontraden.

Minister Slob:

Ja.

Ik ga ervan uit dat mijn collega op de motie op stuk nr. 428 zal ingaan. De derde motie is geen motie, maar het ging over de motie-Rog en de wijze waarop die in algemene zin werd toegepast. Dat ging toen heel specifiek over de sectorakkoorden. Die waren eenzijdig door de werkgevers afgesproken. Bij alle gesprekken die er daarna zijn geweest, zijn de bonden gewoon aangesloten geweest. Sterker nog, ik kan me haast geen overleg van de afgelopen maanden meer herinneren waar de bonden niet bij waren. Dus in dat opzicht worden ze volgens mij écht volop bediend. Ik laat het even aan mijn collega om in te gaan op die ene keer waarop dat misschien iets anders is gegaan.

Het is ook gegaan over de middelen die gebruikt worden om af te stemmen in samenwerkingsverband. Ik zal dat inderdaad even nagaan. Als we daar informatie over hebben, zullen we dat in de decemberbrief meenemen.

Er is gezegd dat er zo veel onderwijsondersteuners bij zijn gekomen. We weten allemaal wat de directe oorzaak daarvan is. Die wordt gevormd door de werkdrukmiddelen. We zijn er ongelofelijk blij mee dat er zo veel handjes bij zijn gekomen. Het gaat echt over duizenden mensen die hun diensten aanbieden. En dat is heel erg hard nodig.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 429 is van de heer Beertema. Ik probeer die even te pakken. De regelingen rond de tijdelijke arbeidsovereenkomsten zijn, zoals u weet, vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Dat is gewoon vastgelegd. Die regelingen zijn van toepassing op alle werkgevers en werknemers in Nederland. Dat is misschien de reden dat u zei dat Sociale Zaken en Werkgelegenheid er ook bij betrokken moet worden, want dat ministerie heeft daar natuurlijk een specifieke verantwoordelijkheid voor. Volgens die regels kun je achtereenvolgens ten hoogste drie keer een tijdelijke arbeidsovereenkomst afsluiten. In een cao heb je eventueel de mogelijkheid om dat nog uit te breiden naar zes, als wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarden die daarbij horen. Als we dan kijken naar de onderwijscao's, dan zien we dat daar eigenlijk maar heel beperkt gebruik van wordt gemaakt. Alleen voor het p.o. is het mogelijk. Dan is het uitsluitend mogelijk om met dezelfde werknemer een beperkt aantal tijdelijke contracten af te sluiten bij vervanging wegens ziekte, dus als er door ziekte echt een noodzaak toe is.

Ik denk dat het heel netjes is hoe dat op dit moment in het onderwijs geregeld is in de wet- en regelgeving. Natuurlijk geldt de algemene regel van drie keer, maar in de cao's is dit de aanvulling die in het p.o. is gedaan. Ik zie dus eigenlijk geen reden om het onderwijs allerlei nieuwe, beperkende maatregelen op te leggen. Ik kan me alleen voorstellen dat zich misschien situaties voordoen waarin men zich niet houdt aan de regelgeving. Het is belangrijk dat we dan de rugnummers hebben om daar specifiek naar te kunnen kijken. Dan moet er gewoon opgetreden worden. Ik ontraad deze motie dus, want ik zie niet in waarom we nog iets aanvullends zouden moeten doen. Maar ik denk dat we wel de ruimte moeten hebben om voorbeelden, als die er zijn, specifiek te kunnen beoordelen. Daar hou ik me in ieder geval voor aanbevolen.

Voorzitter. Dan heeft de heer De Hoop zijn kruit nog een beetje bewaard voor de begrotingen. We zijn zeer benieuwd naar volgende week. Ik kijk ernaar uit. Maar hij heeft wel alvast drie moties ingediend. Zijn eerste motie is de motie op stuk nr. 430. Ik vind het altijd lastig als er in een motie wordt gesproken over "een stok achter de deur". Het is heel huiselijk taalgebruik, maar ik zou dan van de heer De Hoop willen weten wat voor stok hij bedoelt. Ik kan namelijk moeilijk in een wet of regeling gaan zetten: een stok achter de deur. Want ja, wat de één een stok achter de deur vindt, vindt de ander misschien helemaal geen stok. Als de heer De Hoop bedoelt dat het nu te vrijblijvend is en dat het misschien wel verplicht zou moeten worden, dan komen we iets meer op hetzelfde level. Daar zijn we naartoe aan het werken. We zijn sowieso bezig met de uitwerkingen — daar waren we al volop mee bezig — van de aanbevelingen van mevrouw Van Vroonhoven. Daar hoort ook de regionale aanpak bij. Als u hiermee uitspreekt dat we het strakker moeten gaan regelen en dat de vrijblijvendheid er vanaf moet, dan kan ik deze motie oordeel Kamer geven, want daar zijn we het volgens mij van harte mee eens.

De voorzitter:

Ik zie de heer De Hoop instemmend knikken.

Minister Slob:

Maar het is belangrijk om dit toch even vast te leggen, want op een bepaald moment weten we niet meer precies wat we bedoeld hebben met "een stok achter de deur".

De voorzitter:

Namens hem zeg ik dat hij heeft ingestemd.

Minister Slob:

Daar ben ik heel blij mee. Dan kan ik die motie dus oordeel Kamer geven.

De heer De Hoop heeft nog een motie ingediend. De motie op stuk nr. 431 gaat over de BRIN-nummers. Wij hebben heel veel moeite moeten doen om de uitspraak van de Kamer dat er specifiek voor deze scholen een regeling moest worden getroffen, uit te voeren op een manier dat die nog uitvoerbaar is. U weet dat de uitvoeringsorganisaties enorm onder druk staan. U weet dat ik er een voorkeur voor had om het via de cao te regelen, maar dat de cao-partijen dat niet wilden doen. Die gaven toen wel als advies om het dan op deze manier te doen. Dat hebben we uitgewerkt.

Ik weet ook dat als je het op BRIN-nummer doet, er dan soms wat moeite mee is als het een beetje de grensgebieden zijn. Het is al gebeurd, hè. Het is allemaal al uitgekeerd. We kunnen dat dus niet meer opeens heel anders gaan doen. Daarom hebben we op de site die over het Nationaal Programma Onderwijs gaat, heel specifieke voorbeelden gegeven van de grenssituaties, zoals ik het maar even noem, die een beetje ongemakkelijk voelen. We hebben daar ook brieven over gekregen, net als u waarschijnlijk. In die richting hebben we aangegeven: in bepaalde grenssituaties mag je iets schuiven, als je daar afspraken over kan maken met bijvoorbeeld je mr.

Ik wil echt vasthouden aan de wijze waarop we het nu geregeld hebben. Er zou een complete chaos ontstaan: ik moet weer geld terug gaan vorderen of wat dan ook als we het opeens heel anders gaan doen. Ik zou heel specifiek de scholen die nog wat moeite hebben met de uitvoering vanwege de grenssituaties willen wijzen op de voorbeelden die we hebben gegeven en die ook terug zijn te vinden op "nponderwijs.nl". Daar kunnen ze heel praktisch mee uit de voeten. Ik heb zelf begrepen dat het in de praktijk heel erg heeft geholpen op plekken waar het best wel even spannend was.

Ik ontraad deze motie dus. Het lijkt me zeer onverstandig om dat te doen. Het kan zelfs eigenlijk niet eens, het kan gewoon niet op die manier uitgevoerd worden. Dat weten we nu al en dan moeten we ook niet de indruk gaan wekken dat het wel zo is. Ik wijs u op de uitleg zoals we die nog heel specifiek aanvullend hebben gegeven.

Over de motie over de buddysystemen kan ik iets positiever zijn, maar niet als het erom gaat de inspectie daarin een rol te geven. Daar gaat de inspectie gewoon niet over. De inspectie moet toezien op bijvoorbeeld de uitvoering van deugdelijkheidseisen en dergelijke. Zij is er niet om al dat soort onderzoeken te doen. Maar ik vind het wel heel goed om zo'n onderzoek te doen, dus zeg ik u een onderzoek toe op dit punt, alleen niet door de inspectie. Als het klaar is, zullen we u daarover uiteraard informeren. Als u daarmee in kunt stemmen, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Ik zie de heer De Hoop instemmend knikken en daarmee heeft hij ingestemd.

Minister Slob:

Voorzitter, dan heb ik mijn onderwerpen volgens mij gehad.

De voorzitter:

Ja. Dan rest nog een oordeel over de motie op stuk nr. 428. Dat oordeel zal worden gegeven door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. De motie op stuk nr. 428 van de heer Kwint vind ik een sympathieke motie. Natuurlijk willen wij allemaal dat zo veel mogelijk mensen kiezen voor een tekortvak. Wij hebben niet voor niets die subsidieregeling gemaakt voor de tweede lerarenopleiding; u heeft er echt uw steentje aan bijgedragen dat die regeling er kwam. Maar het is jammer dat u niet even gewacht heeft tot de begroting volgende week. Ik zou u het volgende willen vragen. Als wij een nieuwe aanvraagperiode moeten toevoegen aan de procedure, dan betekent dat iets voor de uitvoering door DUO. U weet ook dat ik weinig rek heb in de uitvoering bij DUO en volgens mij gaat er nog van alles aankomen voor DUO. Als u mij een week gunt om uit te zoeken wat dit precies betekent voor de uitvoering door DUO — zijn daar kosten mee gemoeid? — dan krijgt u daar van mij volgende week bij de begrotingsbehandeling een antwoord op en kunnen we daarna erover stemmen.

De heer Kwint (SP):

Dat lijkt me een uitstekend voorstel.

De voorzitter:

Dan concludeer ik dat deze motie even is aangehouden.

De heer Kwint (SP):

Ik houd de motie aan tot na de begroting.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Kwint stel ik voor zijn motie (27923, nr. 428) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Engelshoven:

Dan wil ik ook nog even reageren op de vraag van mevrouw Westerveld over de betrokkenheid van de vakorganisaties bij bestuursakkoorden en bij afspraken. Net als collega Slob kan ik zeggen dat de vakorganisaties ik denk bijna wekelijks bij mij aan tafel hebben gezeten deze week als het gaat om de servicedocumenten en alles wat we de afgelopen jaren hebben afgesproken. Het is één keer niet gebeurd en ik weet dat ze daarover, waarschijnlijk ook bij u, de vinger hebben opgestoken, namelijk bij het bestuursakkoord over de flexibilisering van de lerarenopleiding, waar we echt mooie stappen zetten in het beter toegankelijk maken van de lerarenopleiding. Maar als je een bestuursakkoord sluit dat echt gaat over een akkoord waarin je over en weer verplichtingen afspreekt, dan vind ik het heel logisch dat je dat akkoord sluit met degene die de verplichtingen aangaat, en niet met de vakorganisaties. Zij zijn op een andere manier zeer betrokken bij wat wij allemaal doen om het lerarenvak aantrekkelijk te maken. Dus ja, ze zitten altijd aan tafel, maar akkoorden sluit je echt met degene die in het akkoord een verplichting op zich neemt.

Voorzitter, dan was ik klaar.

De voorzitter:

Dank aan beide bewindslieden, dank aan de leden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan volgende week woensdag, 17 november, stemmen over de ingediende moties. Ik ga de vergadering schorsen voor de dinerpauze tot 19.20 uur. Daarna zal de begroting Defensie haar voortzetting vinden.

De vergadering wordt van 18.33 uur tot 19.21 uur geschorst.

Naar boven