4 Onderwijs en zorg

Aan de orde is het VAO Onderwijs en zorg (AO d.d. 05/02).

De voorzitter:

We gaan door met het VAO Onderwijs en zorg. Ik geef het woord aan de heer Beertema.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter, dank u wel. In de debatten over onderwijs en zorg wordt al heel lang voortdurend schande gesproken over het aantal thuiszitters. Iedereen is het erover eens dat elke thuiszitter een schande is voor ons Nederlandse onderwijs, maar daar blijft het bij. Om de minister tot wat meer ambitie aan te zetten, heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het doel van het stelsel passend onderwijs nul thuiszitters was en dat dit doel diende als het belangrijkste argument voor de voorstanders van de wet;

constaterende dat het aantal thuiszitters met ingang van de Wet passend onderwijs 15.049 thuiszitters telde en aan het einde van 2019 14.897 thuiszitters;

van mening dat de samenwerkingsverbanden noch de minister hun streven van nul thuiszitters hebben gerealiseerd;

verzoekt de regering met een actieplan te komen om nog voor het einde van de regeerperiode het aantal thuiszitters in ieder geval ten minste te halveren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beertema en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 346 (31497).

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb nog een verhelderende vraag. We hebben een AO gehad over onderwijs en zorg. De heer Beertema was in dat algemeen overleg veel stelliger over de bereikte resultaten van deze minister en dit kabinet en heeft dit VAO aangevraagd om juist een veel forsere inzet te doen met betrekking tot de thuiszitters. Nu komt er een motie voor halvering. Een goede motie, denk ik, want een halvering is hartstikke goed, maar waar is die andere helft gebleven waar u in het AO zo helder over was?

De heer Beertema (PVV):

Ik ben een oude leraar en leerlingen die niet zo goed meekunnen, moet je toch wat ruimte geven om kleine stapjes te doen in plaats van grote stappen. Deze minister heeft er een puinhoop van gemaakt als het gaat om passend onderwijs. Het schiet niet op. We zitten al weet ik hoe lang te praten over de vermindering van het aantal thuiszitters, liefst naar nul, maar nul is een te grote ambitie voor dit kabinet, voor deze minister. Dus daarom dacht ik: laten we het een beetje rustig aan doen. Dat andere wordt net als heel veel problemen in het onderwijs over dit kabinet heen getild en doorgeschoven naar het volgend kabinet. Een schandalige zaak overigens, want dat is pas over je graf heen regeren. Het volgend kabinet krijgt het heel erg moeilijk, dat kan ik u verzekeren.

De voorzitter:

Op het gevaar af dat we weer een hele politieke discussie gaan voeren, de heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

Ik sta onder die motie en daar blijf ik ook onder staan, maar dat betekent niet dat ik alles deel wat de heer Beertema zojuist gezegd heeft over dit kabinet. Dat wil ik toch even in de Handelingen genoteerd hebben.

De voorzitter:

Het staat bij dezen in de Handelingen.

De heer Beertema (PVV):

Heeft u deze disclaimer erin meegenomen?

De voorzitter:

Het staat er nu in vermeld, maakt u zich geen zorgen.

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dien drie moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voor ouders van kinderen met een zorgvraag soms een hele zoektocht is om de juiste plek te vinden voor hun kind om onderwijs te volgen;

constaterende dat ouders in deze zoektocht tegen allerlei bureaucratie en wetten aanlopen, onder meer rond de verschillende potjes zorggeld en onderwijsgeld;

overwegende dat niet alle ouders even mondig zijn en begrijpen waar ze moeten aankloppen voor welk geld en welke formulieren ze moeten invullen;

verzoekt de regering om in kaart te brengen of sociaal-economische factoren en het opleidingsniveau van de ouders een rol spelen in de mate waarin een kind ondersteuning krijgt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 347 (31497).

Ik moest even kijken of vier mensen hun hand opstaken; ik zag er aanvankelijk maar drie, maar het waren er toch vier. En ik kan natuurlijk altijd nog mijn eigen hand opsteken.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik vervolg met mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het initiatief Samen naar School-klassen niet wordt erkend als een onderwijsprogramma, terwijl er wel degelijk onderwijs gegeven wordt;

constaterende dat Samen naar School-klassen daardoor worden gefinancierd vanuit het zorgbudget van de gemeente en niet vanuit het onderwijsbudget;

constaterende dat ouders hierdoor een leerplichtontheffing moeten aanvragen, zodat hun kind aan een Samen naar School-klas kan deelnemen;

overwegende dat Samen naar School-klassen bijdragen aan inclusief onderwijs dat zowel voor kinderen met als zonder een zorgvraag van meerwaarde is;

verzoekt de regering om initiatieven als Samen naar School-klassen officieel te erkennen als onderwijsprogramma's, zodat ouders niet langer een leerplichtontheffing moeten aanvragen en Samen naar School-klassen onderdeel kunnen uitmaken van een samenwerkingsverband en zodoende ook deels door onderwijsgeld bekostigd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 348 (31497).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ouders van een gehandicapt kind in het reguliere onderwijs soms elk halfjaar opnieuw een beschikking moeten aanvragen bij de gemeente om aanspraak te kunnen maken op bekostiging;

constaterende dat als een kind naar speciaal onderwijs zou gaan deze beschikking niet elk halfjaar aangevraagd hoeft te worden;

overwegende dat een handicap zoals het syndroom van Down niet verandert en het telkens opnieuw aantonen van de handicap zorgt voor extra bureaucratie en stress;

verzoekt de regering om met gemeenten afspraken te maken zodat een beschikking om een kind met een handicap naar het regulier onderwijs te laten gaan voor een langere tijd afgegeven kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 349 (31497).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag aan de minister over kinderen die om andere redenen uitvallen, bijvoorbeeld omdat ze autisme hebben. Onlangs was ik op werkbezoek bij TriUnity in Nijmegen. Daar worden kinderen begeleid en daar heeft men eigenlijk dezelfde problemen als de Samen naar School-klassen, namelijk dat ook voor een aantal van deze kinderen steeds een leerplichtontheffing moet worden aangevraagd. Ik vraag de minister of hij ook eens wil kijken naar dat soort initiatieven.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Kwint, namens de SP.

De heer Kwint (SP):

Dank u, voorzitter. We hebben heel uitgebreid gesproken over de problemen met de samenwerking tussen zorg en onderwijs, als gevolg van twee systemen die voor heel veel ouders en kinderen met een zorgbehoefte intrinsiek met elkaar verweven zijn, maar die in Den Haag soms twee aparte werkelijkheden lijken te zijn. Dat leidt er onder andere toe — het ging er net al even over — dat er duizend kinderen thuiszitten zonder dat zij onderwijs krijgen, terwijl wij wel vinden, zoals hier volgens mij breed gedeeld wordt, dat iedereen recht heeft op onderwijs. Daar zijn geen makkelijke oplossingen voor; de minister kan thuiszitters niet wegtoveren. Hij kan dat niet zomaar oplossen, want vaak gaat het om verschrikkelijk ingewikkelde dossiers. Maar het minste wat wij naar onze mening verplicht zijn aan ouders en kinderen is dat wij eens goed gaan kijken of wij nu echt niet een passende plek in het onderwijs kunnen vinden voor deze kinderen, al is het alleen maar omdat je dan ook weet wat wij nog in het onderwijssysteem zouden moeten veranderen. In de hoop iets te kunnen veranderen, hebben wij een motie opgesteld die als volgt luidt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog steeds duizenden kinderen thuiszitten zonder passend onderwijsaanbod;

overwegende dat een van de doelen van passend onderwijs was om het aantal thuiszitters zonder passend onderwijsaanbod naar beneden te brengen, maar dit tot op heden niet gelukt is;

overwegende dat onnodig lang thuiszitten schadelijk is voor de ontwikkeling van een kind;

verzoekt de regering de huidige thuiszittersproblematiek regionaal in kaart te brengen en te categoriseren naar redenen van thuiszitten en ondersteuningsvraag;

verzoekt de regering tevens ervoor zorg te dragen dat in samenspraak met betrokken partijen alle dossiers van thuiszitters opnieuw bekeken worden, met als doel het in gezamenlijkheid vinden van een passende plek in ons onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint, Westerveld, Van den Hul en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 350 (31497).

De heer Kwint (SP):

Ik hoop echt dat de minister met dit voorstel in de hand met al die partijen die zich met zorg en onderwijs bezighouden, om de tafel kan gaan zitten om te kijken of aan veel meer kinderen dan nu het geval is een passende plek kan worden geboden, want dat zijn wij die kinderen verschuldigd.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Van Meenen namens D66.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. We hebben een goed debat gehad met beide ministers. En toch, het kan altijd nog net iets beter. Daarom de volgende moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal thuiszittende leerlingen sinds het sluiten van het zogeheten Thuiszitterspact niet is gedaald;

voorts constaterende dat in het Thuiszitterspact geen jaarlijkse doelstelling voor de verlaging van het aantal thuiszittende leerlingen is bepaald;

en constaterende dat het Thuiszitterspact een voorbeeld is van een vrijblijvende bestuurlijke overeenkomst zonder bindende gevolgen;

verzoekt de regering bindende afspraken te maken met alle betrokken partijen over het terugdringen van het aantal thuiszittende leerlingen inclusief jaarlijks te behalen doelen, en de Kamer daarover voor de zomer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 351 (31497).

De heer Van Meenen (D66):

Dit is aansluitend op de motie die ik samen met de heer Beertema mocht indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat elk kind recht heeft op een optimale ontwikkeling en het beste onderwijs;

constaterende dat een deel van de kinderen ondersteuning en zorg nodig heeft om dit recht op ontwikkeling en onderwijs te kunnen uitoefenen;

overwegende dat de overheid de middelen, benodigd voor ondersteuning en zorg, strikt scheidt van die voor onderwijs;

overwegende dat die scheiding kansen van kinderen actief in de weg staat en zorgt voor een zware bureaucratische last voor ouders, leraren, schoolleiders en andere betrokkenen;

verzoekt de regering de middelen voor onderwijs en voor ondersteuning en zorg in onderwijs te ontschotten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 352 (31497).

De heer Van Meenen (D66):

Ten slotte, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering het voornemen heeft om in twee regio's pilots op te zetten en daarmee ruimte te bieden om de collectieve financiering van zorg in onderwijs in de praktijk vorm te geven;

overwegende dat daarmee beoogd wordt alle energie en tijd te kunnen geven aan de zorg en het onderwijs voor de meest kwetsbare groep kinderen door ouders, scholen en andere betrokkenen maximaal te ontlasten;

overwegende dat deze behoefte en deze noodzaak in het gehele land bestaat;

verzoekt de regering elke regio die verzoekt om een pilot en de daarbij horende regelruimte die gelegenheid te geven, en de mogelijkheid daartoe actief bekend te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 353 (31497).

Een interruptie van de heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb een vraag over de laatste motie. Het is een pilot. Je houdt een pilot omdat je wilt kijken of iets wat je later wilt inzetten, gaat werken. Door de pilot zo ver te verbreden zorgen we er ook voor dat het risico bestaat dat een veel grotere groep kwetsbare kinderen er nadelen van ondervindt als zo'n pilot niet wordt gehaald of niet effectief blijkt te zijn. Hoe kijkt de heer Van Meenen daartegen aan? Het is wel van belang voor het oordeel van mij over deze motie.

De heer Van Meenen (D66):

Ik begrijp het. We hebben volgens mij in het regeerakkoord een doelstelling afgesproken, namelijk om zo veel mogelijk naar een collectieve financiering te gaan en echt een voorziening te maken van de scholen die juist de meest kwetsbare leerlingen onderwijs geven. De pilot gaat in die richting. Maar die kinderen zitten overal in het land. Ik wil ze die gelegenheid geven. Ik denk dat die pilot vooral bedoeld is om die ruimte te geven en natuurlijk ook om daarvan te leren. Ik denk dat er veel meer plekken zijn waar we dat kunnen doen en dat er ook heel veel plekken zijn die eigenlijk al goed voorbereid zijn om die mogelijkheid te krijgen.

De voorzitter:

Dank u wel.

Ik schors voor enkele ogenblikken. Nee. Neem me niet kwalijk; ik was te snel. Meneer Heerema, u heeft volledig gelijk. U heeft ook nog twee minuten spreektijd. Ik ging te snel.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Je wordt duidelijk niet voorgetrokken van dezelfde partij, voorzitter!

De voorzitter:

Ik ging te snel.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Eén motie van mijn hand.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Thuiszitterspact als doel heeft gehad dat er in 2020 geen enkel kind langer dan drie maanden thuiszit en dat dit doel niet gehaald is, waarbij er in 2020 zelfs meer kinderen drie maanden of langer thuiszitten dan het jaar daarvoor;

constaterende dat na de slechte resultaten van het Thuiszitterspact de minister plannen heeft aangekondigd om samenwerkingsverbanden te verplichten om een doorzettingsmacht te regelen, maar dat de Kamer alsnog meer dan één jaar moet wachten op een wetsvoorstel hierover;

van mening dat alles op alles gezet moet worden om zo veel mogelijk kinderen weer op school te krijgen;

verzoekt de regering om vóór de zomer van 2020 een concreet wetsvoorstel rondom de verplichting van samenwerkingsverbanden om een doorzettingsmacht te regelen ter consultatie aan te bieden en voor 1 oktober 2020 naar de Kamer te sturen;

verzoekt de regering tevens een overzicht te geven van de concrete resultaten van de aangekondigde versnellingsaanpakken om het aantal thuiszitters te verminderen, en de Kamer hierover voor het zomerreces 2020 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rudmer Heerema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 354 (31497).

De voorzitter:

Dan schors ik nu voor enkele ogenblikken de vergadering.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Slob:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng tijdens dit VAO. We hebben inderdaad een zeer uitgebreid en intensief algemeen overleg gehad, waar ik overigens niet alleen aanwezig was namens het kabinet, maar ook mijn collega De Jonge. Om u moverende redenen heeft u hem gevrijwaard van de aanwezigheid hier, maar er zijn wel twee moties ingediend die hem raken. Dat gaat om de motie op stuk nr. 349 van mevrouw Westerveld en de heer Kwint en de motie op stuk nr. 352 van de heer Van Meenen. Ik zal collega De Jonge vragen om vóór de stemming daarop een schriftelijke reactie uw kant op te sturen.

De andere moties raken mijn beleidsterrein, dus daar zal ik op reageren. Allereerst de motie op stuk nr. 346, die ik even zie in het verlengde van de motie die de heer Van Meenen heeft ingediend op stuk nr. 351. Dat raakt een oordeel over de periode die we vóór de zomer gaan afsluiten, waar in de vorige kabinetsperiode twee ministers en een staatssecretaris, maar ook de PO-Raad, de VO-raad, Ingrado en de VNG, kortom een hele groep mensen die betrokken is bij het onderwerp thuiszitters, de afspraak heeft gemaakt eraan te werken om in de zomer van 2020 te zorgen dat geen kind meer langer dan drie maanden thuiszit. De constatering is inderdaad dat dat niet gelukt is. Wil dat zeggen — de heer Beertema gaf dat aan, en zo kennen we hem overigens wel in zijn rol oppositieleider — dat het dan direct een puinhoop is geworden? Het antwoord daarop is: nee. Er zijn namelijk op allerlei fronten ook hele goede dingen gebeurd. Er is veel meer samenwerking in de regio tot stand gekomen. Dat is nog niet voldoende, maar er is wel op allerlei fronten beweging. Het aantal kinderen dat lopende een schooljaar uitvalt, is echt heel erg teruggelopen. Het lukt ons ook steeds beter om kinderen weer terug te brengen in de scholen. Maar nogmaals, de cijfers voor "langer dan drie maanden" zijn inderdaad niet fijn en in mijn oordeel ook niet acceptabel. Daar gaan we ons ook niet bij neerleggen.

Maar ik heb ook aangegeven dat de afspraken die toen gemaakt zijn, ook het werken met "na drie maanden is het pas een thuiszitter", voor mij ook niet meer goed werkbaar zijn. Ik heb u dus aangekondigd dat ik voor de zomer zal komen met nadere voorstellen. De heer Van Meenen vraagt daar ook om in de motie op stuk nr. 351, samen met mevrouw Westerveld. Ik ga in de komende maanden natuurlijk onverminderd door met proberen het aantal thuiszitters terug te dringen, maar ik zal u voor de zomer een nieuwe opzet doen toekomen, met wat mij betreft duidelijke afspraken en duidelijke bepalingen van de rollen, en met wat mij betreft minder vrijblijvendheid dan tot nu toe het geval is geweest. Zo lees ik ook de woorden in de motie van de heer Van Meenen dat het "bindend" moet zijn. Dat is natuurlijk ook altijd nog een juridische kwestie, maar we zullen dan ook verder uitschrijven wat er wel en niet mogelijk is. Ik ontraad dus de motie op stuk nr. 346, zonder een gram af te doen aan de inzet die we hebben, en ik geef de motie op stuk nr. 351 oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 346 wordt ontraden. De motie op stuk nr. 351 is oordeel Kamer.

De heer Beertema (PVV):

Dat vind ik toch wel heel treurig. We krijgen nu weer een heel verhaal over het Thuiszitterspact en dat er over drie maanden iets komt. Ik heb opgeroepen tot een halvering. Dat is niet heel ambitieus, en toch wordt het nu weer doorgeschoven. Heeft de minister nou zo weinig vertrouwen in al die programma's en in zichzelf? Als het gaat om doorzettingsmacht en om urgentie, dan moet de minister hier toch met zelfvertrouwen kunnen zeggen: "Een halvering? Dat gaan we doen."

Minister Slob:

De heer Beertema gaat nu helemaal door met de oude systematiek. Dat is overigens in tegenspraak met de wijze waarop hij de getallen hanteerde tijdens het algemeen overleg. Hij vindt dat ik, conform het pact, door moet gaan met het halveren van het aantal thuiszitters, volgens de definitie waarvan ik heb gezegd dat ik die echt niet voldoende vind. Ik wil daar gewoon binnen een paar maanden vanaf, en u zegt: ga ermee door tot het einde van de kabinetsperiode. Dan moet ik nog bijna een jaar verder met een definitie die voor mij niet werkbaar is en waarvan ik vind dat er daarmee nogal wat kinderen die ook thuiszitten, niet eens in beeld zijn. Dat doe ik niet. Ik ga onverminderd door met onze aanpak. Ik heb daar veel vertrouwen in en ik zie ook resultaten. Maar ik wil ook nadrukkelijker veel eerder kunnen handelen en veel preventiever kunnen optreden. Die plannen zal ik voor de zomer aan u voorleggen. Ik wil ook de vrijblijvendheid die er nu nog is en die sommigen gebruiken om zich daar een beetje achter te verschuilen, wegnemen. Vandaar dat ik volmondig ja zeg tegen de motie op stuk nr. 351, terwijl ik tegen de motie op stuk nr. 346 zeg: het is eigenlijk een beetje ouwe hap, dus dat moeten we niet op deze manier doen. En dat zeg ik los van de doelstelling, want natuurlijk werken we dagelijks aan het terugdringen van het aantal thuiszitters.

De voorzitter:

De heer Beertema, kort.

De heer Beertema (PVV):

Ik vind het heel treurig. Jaren geleden, bij de ingang van het passend onderwijs, zaten er 15.049 leerlingen thuis, en nu 14.897. Dat is nauwelijks een verschil. Dat is de situatie waarin wij hier naar de minister en naar al die plannen luisteren. Laat ik het anders vragen. Het zijn er nu 14.897. Waar streeft u naar? Als u opstapt met uw kabinet-Rutte III, hoeveel thuiszitters zijn er dan?

Minister Slob:

Het feit dat we nu meer zicht op cijfers hebben, heeft ook te maken met de aanpak van de afgelopen jaren. Er is veel meer aandacht voor gekomen. Er is veel meer boven tafel gekomen. De cijfers die u noemt, zijn voor een deel de cijfers voor "langer dan drie maanden". Ik heb het in het algemeen overleg ook aangegeven: als een kind drie maanden min één dag thuiszit, is het voor mij ook een thuiszitter, en als een kind twee maanden thuiszit, is het ook een thuiszitter. Iedere thuiszitter is er een te veel. Dus onze inzet zal er gewoon op gericht moeten blijven om thuiszitters weer op de scholen te krijgen, op een goede plek. En hoe meer, hoe beter. Maar u weet zelf ook hoe weerbarstig dat is. Daar blijven we dus ook onverminderd mee doorgaan. Het lijkt me niet verstandig om daar nu weer met allerlei aantallen te gaan schermen. We moeten gewoon scherp blijven en blijven streven naar een goede plek voor kinderen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even naar de heer Heerema. Gaat het om een verduidelijking van de motie?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ja, voorzitter, ik wil graag een verheldering van het antwoord van de minister. Hij gebruikt bij woord "vrijblijvend" twee verschillende interpretaties. Ik vind het wel belangrijk dat daar duidelijkheid over komt. Eerst spreekt hij over minder vrijblijvendheid richting scholen en samenwerkingsverbanden. Iets later zegt hij "geen vrijblijvendheid". Dan zegt hij dat de vrijblijvendheid eraf moet. Wat bedoelt de minister nu? Als het gaat om de ruimte die wij geven aan scholen en samenwerkingsverbanden om toch thuiszitters toe te staan, zit daar een heel groot verschil tussen.

Minister Slob:

Dat is het verschil tussen mijn constatering wat op basis van de huidige aanpak, met de huidige verantwoordelijkheidsverdeling, mogelijk is, en datgene wat ik als doel voor ogen heb en waarover ik u voor de zomer wil informeren. Dat is dat die rollen veel duidelijker zijn en dat je de betrokkenen, ook gemeentes, veel duidelijker en beter kunt aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Ik werk er hard aan om dat scherper aan u voor te leggen. Daar moeten we, volgens mij, onze energie in steken. We moeten niet nog langer dan de komende zomer doorgaan met iets waarvan we hebben gemerkt dat het op onderdelen prima gewerkt heeft, maar niet in alles optimaal was.

Voorzitter. Dan de tweede motie, de motie op stuk nr. 347 van mevrouw Westerveld en de heer Kwint. Die kan ik oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 347 krijgt oordeel Kamer.

Minister Slob:

Er zijn wel wat onderzoeken naar de mondigheid van ouders, maar nog niet in relatie tot dit onderwerp. Dus wat ons betreft kan dat meegenomen worden. U weet dat er op dit moment heel veel energie gaat zitten in de evaluatie, dus ik hoop dat u er begrip voor heeft dat die wel even voorgaat. Maar dit pakken we wel op als de Kamer dit van ons vraagt.

Dan de motie op stuk nr. 348 van mevrouw Westerveld en de heer Kwint. Het initiatief Samen naar School-klassen is inderdaad een heel mooi initiatief. Er is in principe ook geen wettelijk bezwaar om de kinderen die daarin zitten, ook in te schrijven op een reguliere basisschool. Dan ontvangt een school ook de basisbekostiging en kunnen er via de samenwerkingsverbanden extra middelen tot hun beschikking komen. En mocht er zorg nodig zijn, dan is de gemeente daarvoor aan bod. Het is ook niet nodig dat er een ontheffing van de leerplicht is en dat de bekostiging via de gemeente loopt. In dat opzicht heeft u dus gelijk als u constateert dat we dat niet moeten willen. Ik ben bereid om in gesprek te gaan met de samenwerkingsverbanden en met de Nsgk om dit ook verder vorm te geven. Bij het voortgezet onderwijs is de situatie iets anders, want daar geldt een diploma-eis en daar kunnen deze kinderen niet aan voldoen. Maar u weet — we hebben het er ook bij het algemeen overleg over gehad — dat via de school onderwijs geregeld kan worden als een nevenvestiging van bijvoorbeeld een speciaalonderwijsschool in de reguliere school. Ook dan valt het weer onder de vlag van onderwijs. Ook daarover ben ik in gesprek. Dus ik kan deze motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 348 krijgt oordeel Kamer.

Minister Slob:

Dan zullen we het verder stimuleren en ook bevorderen. Want dat is natuurlijk datgene wat u van mij in dat opzicht vraagt.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 349. Ik heb aangegeven dat mijn collega daarover zal oordelen.

De voorzitter:

Volgens mij wordt dat oordeel schriftelijk gegeven.

Minister Slob:

Ik heb aangegeven dat mijn collega daarover zal oordelen.

De heer Kwint (SP):

Ik heb daarvoor uiteraard alle begrip, maar ik wil wel twee kanttekeningen maken. De minister zei dat wij het waren die in onze wijsheid hadden beslist dat minister De Jonge niet hoefde te komen. Dat was toch echt minister De Jonge zelf die in zijn eigen wijsheid besloten heeft om niet te komen. Ten tweede, als ik het goed begrijp, wordt er donderdag al over deze moties gestemd.

De voorzitter:

Dat is correct.

De heer Kwint (SP):

Dan kunnen wij in ieder geval vanaf deze plek tegen het ministerie van Volksgezondheid zeggen dat zij enige haast zullen moeten maken, aangezien die stemmingen al vrij rap plaatsvinden.

Minister Slob:

Dat zullen we dan ook doorgeven. Ik had iets anders begrepen. Maar hoe het ook zij, ik wil graag dat u vanuit VWS een goed oordeel over deze moties krijgt. Dat kan op deze manier geregeld worden.

De voorzitter:

Dat gaat dan om de moties op de stukken nrs. 349 en 352.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik heb nog een opmerking over de motie op stuk nr. 349. Ik snap heel goed dat er van minister De Jonge een reactie op die motie komt. Ik zou wel bij deze minister onder de aandacht willen brengen dat dit natuurlijk ook het onderwijs kan ontlasten. Ook het onderwijs moet telkens wachten op toch weer de volgende beschikking van de gemeente en weet daardoor ook niet waar het aan toe is. Dus misschien kan de minister dit nog ter aanmoediging aan zijn collega meegeven.

Minister Slob:

Dat begrijp ik.

De voorzitter:

Ik moet even een correctie doorgeven over de stemmingen. Ik meldde dat die op donderdag zouden plaatsvinden, maar ik kreeg net door dat ze na het reces zullen plaatsvinden. Er is dus iets meer tijd om de moties op de stukken nrs. 349 en 352 te voorzien van een appreciatie, zeg ik tegen de heer Kwint.

De minister gaat verder met de appreciatie. Volgens mij zijn we nu bij de motie op stuk nr. 350.

Minister Slob:

Ja, de motie op stuk nr. 350. Daar zitten twee onderdelen in die ook wel in lijn zijn met datgene wat ik zelf in het algemeen overleg heb aangegeven, waarvan ik wil dat dat de komende tijd gaat gebeuren. Het eerste verzoek is om het regionaal in kaart te brengen en om het te categoriseren. U weet dat we daar al mee bezig zijn. Ik heb zelfs het voornemen om ook maandelijks de cijfers daarvan te hebben, ook in het kader van de discussie dat we niet te lang willen wachten met ingrijpen als dat nodig is. Ik zie de motie dus als een aanmoediging om daarmee door te gaan. Het tweede dictum betreft het verzoek om de dossiers die er nu liggen, ook weer op te pakken. Ik zal bevorderen dat men in die regio's — want het moet daar gebeuren — met de onderwijszorgconsulenten en met Stichting Gedragswerk, die daar ook een rol in heeft, de dossiers die er liggen, waar mogelijk zal oppakken en verder zal gaan geleiden. Er staat nu heel strikt "alle dossiers". Laten we ze de opdracht geven om dossiers niet als vanzelfsprekend te beschouwen en zich waar dat mogelijk is ook in te zetten. Als ik de motie zo mag verstaan, dan geef ik haar oordeel Kamer. Dan is ze ook in lijn met wat ik zelf heb aangegeven over mijn ideaal bij dit soort ...

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 350 krijgt oordeel Kamer.

Minister Slob:

Dan de motie op stuk nr. 351. Daar heb ik al een oordeel over gegeven, namelijk oordeel Kamer.

In de motie op stuk nr. 352 vraagt de heer Van Meenen om ...

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 352 wordt schriftelijk behandeld.

Minister Slob:

Ja, die wordt schriftelijk behandeld. Ik moet zeggen dat het om de motie op stuk nr. 353 gaat. Daarin vraagt de heer Van Meenen om nog wat meer mogelijkheden voor de pilots te bieden. U weet wel dat, ook als het gaat om hoe we het een en ander financieren, er soms grenzen zitten aan wat er mogelijk is. Maar ik snap de wens om te kijken in hoeverre het mogelijk is om het toch breder op te gaan zetten. Ik ben bereid om dat op te pakken, om te kijken wat daar mogelijk is en om dus even buiten de kaders te stappen van die twee. Daarbij maak ik de opmerking dat het uiteindelijk allemaal wel betaald moet kunnen worden, maar dat zult u begrijpen. Ik geef deze motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 353 krijgt oordeel Kamer.

Minister Slob:

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 354 van de heer Heerema. Ik heb de motie nog niet in handen gekregen. Dat ligt aan mij, denk ik. Ik heb er zo veel gehad. Kan ik de motie nog even krijgen?

Allereerst het wetsvoorstel. Ik heb u al gemeld dat dat wetsvoorstel in het voorjaar in internetconsultatie gaat. Dat is in april. U weet dat, als het in internetconsultatie is gegaan, het nog niet direct bij de Kamer ligt. Uw wens is om dat al voor de zomer te hebben, maar dat is schier onmogelijk. Dit wetsvoorstel is wel al gewoon in de lijn gezet, om het maar even in ambtelijke taal te zeggen. Het tweede verzoek dat u doet gaat over iets wat ik u al heb toegezegd. Tijdens het algemeen overleg heb ik namelijk al toegezegd dat ik u voor de zomer daarover zal informeren. Dus ik ontraad deze motie. Zij is in zekere zin overbodig als het om het tweede dictum gaat. Wat in het eerste dictum staat, is onmogelijk, omdat het nooit zo snel kan als het in april in internetconsultatie gaat.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 354 wordt ontraden.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik had gevraagd om het voor de zomer ter consultatie aan te bieden. Volgens mij word ik op dat punt al geholpen.

Minister Slob:

Dan bent u daar al in bediend.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik vroeg om het vóór 1 oktober aan te bieden aan de Kamer. U zegt dat het voor de zomer niet haalbaar is. Dat snap ik, maar 1 oktober lijkt mij wel haalbaar. Als dat niet haalbaar zou zijn, welke datum heeft u dan in uw hoofd om het aan de Kamer aan te bieden?

Minister Slob:

Zo snel als dat mogelijk is. Als het in internetconsultatie is en het er vervolgens uit komt, dan gaat het verder in de procedure. Als het klaar is, dan proberen we naar u toe te komen daarmee. Wij denken dat het lastig zal worden om het 1 oktober aan te bieden, maar als het kan, dan doen we dat gelijk. Als het klaar is en het naar de Kamer kan, dan gaat het naar de Kamer. Er is geen enkele reden om het langer op de plank te laten liggen dan noodzakelijk is.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van het VAO Onderwijs en zorg.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties zullen na het reces plaatsvinden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven