10 Begroting Economische Zaken en Klimaat en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2018, deel Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Aan de orde is de behandeling van:

  • - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII), de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2018.

De voorzitter:

Aan de orde is de begroting van Economische Zaken en Klimaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en dan het deel Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit even voor de kijkers thuis. Een hartelijk woord van welkom aan de minister.

Wij gaan hier even wat tijd aan besteden. Ik heet alle woordvoerders van harte welkom. Ik hoop dat we het aantal interrupties in deze termijn kunnen beperken tot drie per fractie. Dat moet lukken, denk ik, want u wilt vooral de minister interrumperen. Dan bent u morgen lekker scherp voor de minister en kunnen we het vanavond kort en puntig houden.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

De eerste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Graus van de Partij voor de Vrijheid. Hij gaat elf minuten het woord tot ons richten.

De heer Graus (PVV):

Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Ik wil enkele bezoekers van harte welkom heten. Ze komen zelfs uit New York, maar ze wonen ook gedeeltelijk in Eindhoven. Dat zijn Lonneke Engel, een voormalig topmodel, Neerlands trots en een van de mooiste vrouwen die we ooit hebben gehad, en haar hulphond Bane. Ik heb het speciaal gevraagd aan de Kamervoorzitter, maar hulphond Bane ligt daar op de publieke tribune. Ik kom er dadelijk op terug waarom Bane hier is. Uiteraard heet ik ook haar man Dirk van harte welkom.

Mijnheer de voorzitter. Ik wil eerst iets zeggen over onze boeren, want LNV omvat boeren, tuinders, vissers en ook dieren, waar ik het natuurlijk ook veel over ga hebben. Maar ik heb me ook altijd ingezet voor onze boeren. Vrijwel alle boeren, tuinders en vissermannen klagen over hun verdienmodel. Ik heb daarover dus een motie ingediend. Die is door de hele Kamer gesteund — dank daarvoor, collega's — maar de boeren merken daar tot nu toe weinig van. We hebben nu eindelijk een minister, een boerendochter, en daar heb ik veel vertrouwen in. Dat heb ik trouwens ook altijd gehad in staatssecretaris Dijksma; dat moet ik eerlijk toegeven. Ik heb er veel vertrouwen in dat de minister hier als boerendochter iets aan gaat doen. Er liggen heel wat aangenomen moties-Graus, ook ten behoeve van boeren, tuinders en vissers, dus niet alleen ten behoeve van dieren. Ik wil graag dat daar iets mee gedaan wordt. Dus hoe zit het met het betere verdienmodel, ten laste van de machtige en rijke retailers? Wat gaat deze minister doen aan het ontbrekende gelijke speelveld binnen de interne Europese markt? Want onze boeren behoren, net als wij, tot de grootste nettobetalers per hoofd van de bevolking, maar zij zijn niet de grootste netto-ontvangers. Ik heb begrepen dat er met ons geld af en toe zelfs jeu-de-boulesbanen worden aangelegd in Roemenië. Of dat zo is, weet ik niet, maar dat hoor je weleens. Ik weet wel dat hier heel veel geld weglekt, waardoor onze boeren, die eigenlijk altijd voorop hebben gelopen, hun eigen concurrentie financieren. Want wij hebben hier een groeiend niveau van dierenwelzijn en nu wordt met ons geld en met het geld van de boeren gewoon valse concurrentie gefaciliteerd in landen waar ze het dierenwelzijn nog moeten uitvinden. Wat gaat de minister daaraan doen?

Waar de boeren heel erg tegen aanlopen, is het punt van de oer-Hollandse mest. Dat is een waardevolle bouw-, grond- en energiestof, en geen afvalstof. Bij ons wordt mest gezien als een afvalstof. Het is het bruine goud, rijk aan schaarse fosfaten. Mensen en dieren hebben fosfaten nodig om zuurstof te binden. Tot nu toe importeerden we die weleens uit China. De Chinezen zijn gestopt. Die denken: eigen volk eerst. En de Marokkaanse mijnen raken uitgeput, dus we moeten er wel iets aan doen. Waarom gaan we dus niet zelf nitraten en fosfaten extraheren? Dat is mij ook toegezegd door diverse voorgangers. Laten we ook iets gaan doen met de rest van het bruine goud. We kunnen er energiepellets en andere bouw- en grondstoffen van maken. We moeten mest in ieder geval niet meer als afvalstof bekijken. Daar hoor ik graag een reactie op. Op die manier kunnen de boeren torenhoge kosten besparen.

En ga iets doen aan de lobby van de kunstmesthandel. Die heeft volgens mij een grote vinger in de pap in Brussel. We willen herwinbaarheid en optimaal gebruik van mest, zonder belemmeringen vanuit Brussel.

De btw-verhoging helpt alles nog verder om zeep, dus die willen we niet. Wij willen een gelijk speelveld, dus hoe zit het met de ons omringende landen? Volgens mij is de situatie heel erg uit evenwicht. Er moet een gelijk speelveld zijn. Wat gaat de minister daaraan doen? Wij willen een gelijk speelveld met bescherming van de Nederlandse markt tegen valse concurrentie en tegen een vals klimaat- en milieubeleid, dat onze boeren ook om zeep helpt.

Wat ik zeg, geldt natuurlijk ook allemaal voor onze vissermannen; boeren, tuinders en vissermannen. Wat gaat de minister doen aan het reddingsplan ten behoeve van de IJsselmeervissers? Dat zijn oer-Hollandse jongens die nooit hun handen op hebben gehouden. Is het door hen gevraagde fonds haalbaar? Waar gaat de minister de financiële dekking vandaan halen?

Bij de NVWA, de Voedsel- en Warenautoriteit, is het budget verhoogd met 25 miljoen, maar dat heeft geen zin zonder dat recidivisten keihard worden aangepakt. Of de NVWA nou tegen voedselfraudeurs of dierenbeulen aanloopt, wij vragen om naming-and-shaming en sluiting van het bedrijf. Ein Berufsverbot! Dat zeggen de Duitsers altijd mooi. Als wij zeggen "beroepsverbod" klinkt dat een beetje zozo. Maar het gaat om een Berufsverbot, gevangenisstraffen en torenhoge boetes die in relatie staan tot het delict, dus die het delict gewoon niet aantrekkelijk maken.

Waar blijft de beloofde vervolgcampagne om de bekendheid van 144 Red een dier te verhogen? Ik heb hedenochtend de prijsuitreiking aan twee dierenpolitiemensen mogen bijwonen. Zij kregen de Ida Zilverschoonprijs voor hun inzet. Ik ben heel trots op die mensen, de dierenpolitiemensen aan het front. Wat gaat de minister doen zodat ze nog maar één taakaccent hebben: dierenwelzijn? Want ze kunnen de meldingen niet meer aan. Ze kunnen de meldingen van 144 echt niet aan. Daar was ook een meneer van de centrale 144 Red een dier. Dat is maar bij 30% van de mensen bekend en nu al komen er tienduizenden meldingen binnen. Het eerste jaar waren het meer dan 100.000 meldingen. Wat gaat de minister hieraan doen? Dat is mij ook beloofd door haar collega's van Justitie en Veiligheid. Dat was vroeger Veiligheid en Justitie; het mag wat kosten. Maar dat is me allemaal toegezegd. Dus wanneer komt die campagne?

Er zijn door de Staat erkende dierenambulances die 144 weigeren. Dat is puur een politiek spelletje. Die zijn niet met dieren bezig, maar puur met pesten, omdat dit bij mij vandaan komt. Op iedere ambulance moet gewoon 144 Red een dier staan, het nationale alarmnummer. Als je dat weigert, ben je niet bezig met dieren redden. Want dat is ons nationale alarmnummer, door de Staat ingesteld. Dus als dierenambulances dat weigeren, moet je ze gewoon niet certificeren. Ik vind dat de minister moet ingrijpen. Iedere Nederlandse dierenambulance moet, mits gecertificeerd, voldoen aan 144 Red een dier, ons nationale alarmnummer.

Ook vragen wij om net als in de Verenigde Staten zuurstofkapjes voor dieren te faciliteren ten behoeve van Brandweer Nederland en gecertificeerde dierenambulances. Sommige mensen thuis zullen nu gaan lachen, maar u en ook de minister zien vast weleens de beelden op Hart van Nederland. Dan ziet u een brandweerman met zo'n megagrote zuurstofkap een hond of een katje reanimeren, dat hij uit een brandend huis heeft gehaald. Waarom krijgen ze die kleine kapjes niet die ze in Amerika wel hebben? Waarom? Waarom doen we dat niet? Dat is het geld niet. Er zijn zelfs bedrijven die dat willen sponsoren. Ik vind dat de regering dat moet opleggen en faciliteren. Want dieren zijn deel van een gezin. Die hebben net zo goed als mensen het recht om uit een brandend huis gered en beademd te worden. Dieren zijn niet minder dan mensen. Sterker nog, of je nu in de evolutie gelooft of in het scheppingsverhaal — dit is een gelovige minister — dieren waren er zelfs eerder dan mensen. En wij mogen bij de dieren wonen. Jongens, kom op, laten we daar eens iets aan gaan doen!

Ik wil verder dat het Veterinair Forensisch Team, het VFT, dat nauw samenwerkt met de dierenpolitie van de nationale politie, wordt betrokken bij ons Landelijk Expertisecentrum Dierenmishandeling. Dat LED is vorige week geopend. Een van de directeuren van uw ministerie heeft daar nog gesproken. Die mevrouw is hier vandaag aanwezig: bedankt voor de mooie woorden! Waarom wordt het enige Veterinair Forensisch Team in heel Europa, dat wij in Nederland hebben — wij hebben in Nederland de enige veterinair forensisch arts die ook afgestudeerd is als veterinair forensisch arts — hier niet bij betrokken? Waarom niet? Is dat omdat ik dat gevraagd heb? Je gaat toch niet de enige deskundige die je hebt, niet betrekken bij een LED? Dat is toch allemaal kinderachtig. Sterker nog, die mevrouw is niet eens uitgenodigd en ik mocht er ook niet zijn, terwijl ik een paar jaar geleden een motie heb ingediend voor dat LED. Dat is te gek voor woorden. Ik mocht niet eens bij mijn eigen LED komen. Daar moet echt iets aan gebeuren, minister, zo vraag ik via de voorzitter. Dit zijn politieke spelletjes. Die mensen horen niet op die posten te zitten.

Ook bij de Universiteit Utrecht, de faculteit Diergeneeskunde, mogen geen politieke spelletjes worden gespeeld. Ik zet mij in voor dieren en dat heeft gewoon iedereen te accepteren. En als de regering het opdraagt, moeten ze het niet gaan belemmeren. Ik sta dat ook niet meer toe, meneer de voorzitter. Ik ben zelfs echt bereid om aangifte te doen als ik nog één keer op die manier behandeld word. Ik vind dat gewoon schandelijk. Ik doe ook normaal tegen iedereen, van links tot rechts, dus dat moeten ze ook tegen mij doen. Ik had er graag een reactie op gehad. Waarom wordt het Veterinair Forensisch Team buiten de deur gehouden bij het Landelijk Expertisecentrum Dierenmishandeling? Waarom gaan de twee ter zake deskundige mensen van het VFT niet samenwerken met het NFI? Dat wil het CDA zelfs. Het staat in het regeerakkoord, op pagina 62 als ik me niet vergis. Maar nee, in Nederland werken we liever met klinisch pathologen dan met forensisch pathologen. Dat is toch te gek voor woorden? Dat kun je toch aan niemand uitleggen? Graag een reactie.

We hadden graag een laag btw-tarief gehad voor dierenartsen en medicatie. Waar gaat de minister die dekking vandaan halen? Ik heb anderhalve medewerker. Nu zitten er toevallig twee, maar eentje telt voor een halve bij mij, hoewel niet als persoon. Maar help me alstublieft: hoe gaan we dat doen, zeker als het om noodmedicatie gaat? Het kan toch niet dat we daar mensen mee in de nek gaan slaan? Dat kunnen we toch niet maken, zeg ik tegen de minister.

Ik had graag een update van het stalbrandpreventieplan, volgend uit een aangenomen motie-Graus, en van een proef met Stable Safe ten behoeve van vluchtroutes tijdens brand. Honderdduizenden dieren komen om het leven door stalbranden. Waarom wordt die proefstal niet gefaciliteerd? Ik vraag daar al jaren om. Stalbranden ontstaan vaak doordat pest- en plaagdieren kabels doorknagen. Dokter Weijman is een deskundige als het gaat om knaagbranden. Ik heb al jaren geleden gevraagd om dokter Weijman erbij te betrekken. Twee bewindspersonen voor deze minister zegden mij dit toe. Het ministerie van Economische Zaken, dat nu weer LNV heet, neemt gewoon geen contact op met die man, terwijl het mij werd toegezegd als lid van de Staten-Generaal. Voorzitter, dat is onacceptabel, en daar zou iedere collega mij in moeten steunen. Ik vraag iets als lid van de Staten-Generaal. Ik spreek hier vaak namens meer dan 1 miljoen mensen. Als het om dierenwelzijn gaat, spreek ik vaak zelfs namens 80%, 90% van de Nederlandse bevolking. Ik vind dat dit weleens wat serieuzer genomen mag worden. Ik vertrouw erop dat deze minister dat doet. Dokter Weijman moet dus als knaagbranddeskundige betrokken raken bij het stalbrandpreventieplan. Ik krijg graag een update van het stalbrandpreventieplan en van de mogelijkheden om een proef te doen met Stable Safe, waarmee de dieren kunnen vluchten. Sprinklers helpen niet bij alles; daar gaat mevrouw Lodders misschien dadelijk over beginnen. Weet je wat het namelijk is? Door sprinklers krijg je rookontwikkeling waardoor dieren stikken. Je moet ze dus laten weggaan.

Als u even mijn tijd stopzet, voorzitter, zal ik de vraag van mevrouw Lodders beantwoorden.

De voorzitter:

U bent sympathiek. Mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD):

De heer Graus denkt dat ik een vraag ga stellen over sprinklers, maar nee, dit keer niet. De heer Graus haalt de knaagbranden aan.

De heer Graus (PVV):

Ja.

Mevrouw Lodders (VVD):

In het regeerakkoord hebben we daar volgens mij iets over opgenomen. Hoe kijkt de heer Graus aan tegen knaagdierbestrijding? In de afgelopen jaren hebben we die op een heel laag pitje gezet en wat verder van ons af geduwd. Daaraan lagen allerlei, ook goede, redenen ten grondslag. Maar we zien een toename van het aantal stalbranden. We zien dat knaagdieren overlast geven. Hoe kijkt de heer Graus daartegen aan?

De heer Graus (PVV):

Daar heb ik ooit een motie over ingediend: preventie als beste biocide. We hadden hier ook een muizenplaag. Wat gebeurt er? Allemaal gif en valletjes. Onzin. Je moet gewoon zorgen dat die dieren niet binnenkomen. Je moet de rotzooi van Kamerleden opruimen en niet laten staan, want dat trekt dieren aan. Wat is er gebeurd? De Kamer heeft er gehoor aan gegeven. Zij zijn eraan begonnen. Wij hebben geen muizen meer, maar we hebben nooit één valletje gezet. Ik heb ze bij mijn afdeling weggehaald. De Partij voor de Dieren heeft dat ook gedaan. Ik heb valletjes gezet waarin ze blijven leven. Ik heb er twee gevangen, die ik 3 kilometer hiervandaan heb losgelaten. Wij hebben geen last meer van muizen, puur door preventie en doordat we de rotzooi niet meer laten staan maar opruimen. Daar moet je allereerst mee beginnen. Het is vaak, ook bij boerderijen, te voorkomen. Daarom wil ik dat dokter Albert Weijman, een autoriteit als het gaat om pest- en plaagdieren en om knaagbranden ...

De voorzitter:

Helder.

De heer Graus (PVV):

Ja maar, mijnheer de voorzitter, als je daarom al vijf jaar vraagt en die man pas vorige week vlug werd gebeld uit angst dat ik er voor de achtste keer over zou beginnen, dan vind ik dat een schande. Echt waar. Zo kun je toch niet meer Kamerleden omgaan? Ik verwijt dat deze minister niet, omdat zij er pas zit. Ik heb met deze minister een aantal jaar in de Kamer gezeten. Ze was altijd eerlijk en correct en ik vertrouw erop dat ze dat nu ook zal zijn. Maar ik wil het wel kunnen zeggen.

De voorzitter:

Mevrouw Lodders, ten slotte.

Mevrouw Lodders (VVD):

Als het gaat om preventie, dan denk ik dat wij hier in de Kamer daar best wel wat aan kunnen doen. Ik doe mijn uiterste best, maar toch constateer ik dat er af en toe een muis rondloopt. Maar ik vind het problematischer in de veehouderij. Daar kan je namelijk niet ieder hoekje en kiertje dichtstoppen zodat je muizen en ratten buiten houdt. Daar is echt iets meer nodig dan die preventiemaatregelen. Is de heer Graus bereid om ook te zorgen dat boeren en tuinders, die hij hoog heeft zitten, als professionals zelf die knaagdierbestrijding kunnen aangaan?

De heer Graus (PVV):

Nee, er is maar één professional en dat is dr. Albert Weijman. Hij moet geraadpleegd worden over de manier waarop een knaagbrand op een boerderij voorkomen kan worden. U bent niet ter zake deskundig. Ik ben dat evenmin. De minister en de voorzitter zijn het ook niet. Ik zeg het heel eerlijk: ik ben ook niet ter zake deskundig. Ik vraag al vijf jaar lang om dr. Weijman erbij te betrekken, maar het gebeurt niet. Dat gaat er bij mij niet in. Waarom gebeurt het niet? Het is gewoon het bashen van een PVV-Kamerlid. Het is schandelijk. U moet niet nee schudden, want het is wel waar. Ik ben dat spuugzat. Er zijn honderdduizenden dieren naar de knoppen gegaan. Ik vind dat schandelijk. Wij hier in Nederland zijn een onderontwikkeld land als het gaat om dierenwelzijn. Dat mag u gerust weten. Ik erger me daar dood aan.

De voorzitter:

U heeft nog 30 seconden zuivere spreektijd.

De heer Graus (PVV):

Van onze secretaris, de heer Bosma, mag ik een paar minuten extra spreken.

De voorzitter:

Dat is een enorme softie, hoor ik weleens.

De heer Graus (PVV):

Mijnheer de voorzitter, ik ga in ieder geval proberen binnen twee, drie minuten af te ronden.

Waarom ligt Bane op de tribune? Bane is een hulphond uit New York. Hij steunt Lonneke Engel met haar PTSS. Hij heeft Lonneke Engel zelfs uit een bepaald isolement gehaald, uit een bepaalde pleinvrees geholpen. Bane is een American stafford. Die honden hebben ze hier tot 2008, 2009 gewoon spuitjes gegeven als ze geen papieren hadden, want ze waren gevaarlijk. Daar op de tribune ligt die goedzak. Het zijn heel stabiele honden. Daar wil ik iets over zeggen. Deze honden worden in Nederland ernstig tekortgedaan. Mijn eerste politieke succes was de RAD, de Regeling Agressieve Dieren; dat heeft mevrouw Verburg voor mij geregeld. Stop ermee. Ga baasjes aanpakken en niet honden die vals worden gemaakt. Nu gaat men weer terug een razzia beginnen tegen die stafford en die pitbullachtige honden met een iets hogere kaakkracht. Maar jongens, hou nou toch op. Deze zijn veel stabieler. Ik wed ook dat het een veel betere politiehond zou zijn dan de Mechelaars die we hebben. Ik doe echt een beroep op de minister. Ik hoop dat u een keer tijd heeft om kennis te maken met Bane en met Lonneke. Ik ga me hier heel erg voor inzetten. Ik wil dat die staffords uit het beklaagdenbankje komen. We kunnen niet zomaar honden op ras … Dat is dierenracisme. Dat kunnen we niet toelaten. Die honden komen vaak bij verkeerde mensen in huis, maar ga dan die gasten aanpakken en niet de honden spuitjes geven. Die gasten aanpakken, de gevangenis in en bij bijtincidenten een levenslang verbod op het houden van dieren. En zorg dan desnoods dat die hond na een bijtincident bij Graus of Gaus, Dion Graus of Martin Gaus, terechtkomt. En dan zult u zien dat die honden hartstikke lieve honden worden. Serpenten van dieren bijten mij niet, omdat ik zorg dat ze me niet bijten. Dus minister, doe er alstublieft iets aan. Ik maak me heel ernstig zorgen. Er zitten nu ook al honden in dodencellen. Echt, ga er iets aan doen. Het is te verschrikkelijk voor woorden. Het zijn gezinsleden.

Hulphonden worden hier gediscrimineerd, mijnheer de voorzitter. Bepaalde taxichauffeurs hebben, vaak vanuit hun geloof, een hekel aan honden. Maar dat mag niet. Dit is de minister van dierenwelzijn. Een hulphond mag niet geweigerd worden. Kijk, onze Kamervoorzitter, mevrouw Arib, heeft er meteen aan meegewerkt. Zij geeft het goede voorbeeld: hier is ook een hulphond welkom. Een hulphond moet overal welkom zijn, of het nu een blindengeleidehond is of een PTSS-hond, noem maar op. Ze moeten allemaal welkom zijn.

Hoe zit het met uithuisgeplaatste dieren, ook in het kader van huiselijk geweld? Blijf van mijn Dier, mogelijk heeft de minister er weleens van gehoord. Ga in gesprek. Ik hoop echt dat de minister dit toezegt. Dan hoef ik er geen motie over in te dienen. Ga in gesprek met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en Blijf van mijn Dier. Dieren die in beslag worden genomen of die geplaatst moeten worden na een geval van huiselijk geweld, moeten met een maximum van twee weken even opgevangen kunnen worden, in samenwerking met de gemeente. Kan de minister daar een reactie op geven? Ik zou dat echt graag willen. En ik hoop dat de minister Blijf van mijn Dier een bezoek zal brengen of zal uitnodigen, want ze zitten met een heel groot probleem.

Twee laatste punten, mijnheer de voorzitter. Het dierenwelzijnsteam van de NVWA had ik graag behouden. Dat is een heel specialistisch team dat in de knel zit, omdat het er eigenlijk 5 tot 10 fte bij zou moeten hebben. Kan de minister daar een reactie op geven? Voor de positieflijst voor dieren had ik mevrouw Herpen aangedragen als reptielendeskundige. Ik zou ook graag Clifford Warwick daar als deskundige bij betrekken. Kan de minister hem laten raadplegen door de ambtenaren van het ministerie? Het is een deskundige uit Engeland die ons heel goed kan helpen.

Tot slot wil ik ook weten hoe het zit met de vijf aangenomen moties over de versnelde afbouw van dierproeven en proefdieren. Er liggen vijf aangenomen moties, maar wat gaat ermee gebeuren? En wat gaat er met al die apen gebeuren? Daarover liggen er aangenomen moties van mij, de Partij voor de Dieren en, naar ik meen, de PvdA. Het gaat om 1.600 apen! Ik kom net bij Stichting AAP vandaan en die zitten nu al tot over hun oren vol met apen en andere dieren. Ga ze helpen! ik zou het heel fijn vinden als de minister die opvang zou kunnen bezoeken, want ik vind het — dat durf ik wel te zeggen — een van de beste dierenopvanglocaties van misschien wel heel Europa maar in ieder geval van Nederland. Voor Stichting AAP moeten we echt meer gaan doen, want daar werken de mensen zuiver en correct en niet commercieel. Ze waren tot nu toe in die zin ook altijd onafhankelijk van de regering; ze willen zich graag onafhankelijk opstellen. Daar zou ik heel graag een reactie op willen hebben. Is de minister bereid om dat te regelen en om daar een bezoek aan te brengen?

Ik ben één ding vergeten en dat is dat ik ook nog wil dat de minister afziet van de invoering van fosfaatrechten en het fosfaatreductieplan. Ik vraag dat om voornoemde redenen, want ik heb gezegd: het zijn waardevolle stoffen; maak ze herwinbaar.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

U bedankt! Dan mevrouw Lodders van de fractie van de VVD. Zij heeft een spreektijd van twintig minuten.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Iedereen in dit huis kent de viskraam hier op het Buitenhof. Ik durf wel te zeggen dat deze wel een beetje bij de inboedel hoort. Iedereen kent hem en ik denk dat sommige nieuwe Kamerleden er in hun inwerktraject al op zijn gewezen door al langer zittende collega's. De viskraam is een prachtig bedrijf dat al meer dan 25 jaar op het Buitenhof staat. Het is er een komen en gaan van allerlei mensen: medewerkers van de Kamer die tijdens de lunch een bakje kibbeling halen, een minister op weg naar een debat die snel een broodje makreel haalt en toeristen die voor het eerst onze bekende Hollandse nieuwe met uitjes proberen. Soms doen ze dat met gevaar voor eigen leven, want de meeuwen zijn net zo gek op vis als wij dat zijn.

Maar aan even een visje pakken gaat heel wat vooraf, iets waar de meesten van ons niet vaak bij stil zullen staan. Ik denk aan de visser die voor dag en dauw de vis vangt, de mensen die de vis schoonmaken en verwerken en natuurlijk de groothandel vanwaar de vis via de vervoerder bij de viskraam belandt. Er wordt dagelijks keihard gewerkt om ervoor te zorgen dat wij dat visje kunnen eten. En dat geldt natuurlijk niet alleen voor de vis van de visboer op het Buitenhof, maar ook voor de bakker die om een uur of vier opstaat om voor ons brood te bakken. Dat geldt voor de veeboer die ervoor zorgt dat de koeien op tijd gemolken worden en de tuinder die ervoor zorgt dat de komkommer en de tomaten in de schappen van de supermarkt liggen. Dat zijn hardwerkende mensen, die zich niet van negen tot vijf maar 24 uur per dag en zeven dag in de week inzetten om ons van voedsel te voorzien. Voedsel van hoge kwaliteit en tegen een zeer betaalbare prijs!

De agrofoodsector is van grote waarde voor Nederland en daar is de VVD trots op. Wij zijn trots dat we elke dag over voldoende en goed voedsel kunnen beschikken. Maar wij zijn ook trots omdat de sector van toegevoegde waarde is voor de BV Nederland. Wij zijn de tweede voedselexporteur van de wereld, terwijl Nederland qua oppervlakte het 135ste land van de wereld is. In dit relatief kleine land exporteerden we in 2016 voor maar liefst 85 miljard euro. Tel je hier de technologische export bij op, dan is de sector verantwoordelijk voor 22% van de export. Dat levert ontzettend veel banen op: maar liefst een op de tien werknemers is actief in die agrofoodsector.

Dit zijn een aantal cijfers, en absoluut noemenswaardige cijfers, maar misschien is het nog wel belangrijker dat de Nederlandse agrofoodsector een toonbeeld is voor de rest van de wereld. "Het kleine Nederland is uitgegroeid tot een landbouw van formaat", vrij vertaald een quote uit het artikel dat onlangs in National Geographic stond. Daarin werd vol lof, maar ook met verbazing, gesproken over het kleine Nederland, dat de wereld voedt.

Ter illustratie noem ik graag een voorbeeld. Gemiddeld genomen is de opbrengst van een hectare aardappelen wereldwijd ongeveer 9 ton. In Nederland ligt deze tussen de 40 en 50 ton. Het afgelopen jaar, de afgelopen oogst, lag dit zelfs nog hoger. Of neem de productie van 1 kilo tomaten. Waar een Spaanse tuinder gemiddeld 60 liter water nodig heeft voor 1 kilo tomaten, heeft zijn Westlandse collega, hier niet ver vandaan, gemiddeld slechts 4 liter water nodig. Dat noem ik nog eens een goed voorbeeld uit Nederland.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat zijn prachtige voorbeelden die mevrouw Lodders hier noemt. Ik zou haar de vraag willen stellen of zij denkt dat het misschien belangrijker is om de gemiddelde aardappelproductie over de wereld, die zij net noemde, omhoog te brengen, in plaats van de in Nederland al zeer hoge productie per hectare nog verder omhoog te brengen — misschien moet die zelfs wel een klein stukje terug worden gebracht — ten gunste van biodiversiteit en natuur.

Mevrouw Lodders (VVD):

Mijn antwoord daarop zou zijn dat ik vind dat de Nederlandse land- en tuinbouw het voorbeeld moet zijn voor de rest van de wereld. De wereld kijkt vol lof naar Nederland. Juist onze kennis en expertise zou ik graag willen exporteren, zodat die kennis in de landen om ons heen, want vergis je niet in Europa, maar zeker ook wereldwijd gedeeld kan worden.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Nederland voedt niet de wereld. Het is een speldenknopje op de wereldbol. Het is een buitengewoon klein deel van de voedselproductie. Mevrouw Lodders was niet bij de rondetafel over biodiversiteit. Dat vond ik erg jammer. Gelukkig kan zij de informatie nog ophalen bij haar collega Weverling. Bij die rondetafel antwoordde hoogleraar Louise Vet op de vraag "wat vindt u dat Nederland zou moeten exporteren?": het lijkt me een heel slechte zaak als we onze vervuilende, veel te intensieve landbouwmethoden gaan exporteren over de hele wereld; we zullen moeten veranderen. Wat vindt mevrouw Lodders als een expert op dit gebied een dergelijk hard oordeel heeft over de Nederlandse landbouw?

Mevrouw Lodders (VVD):

Nou, ik heb een andere mening; de VVD heeft daar een andere mening over. De heer Grashoff weet heel goed dat wij juist wel die intensieve landbouw waarderen. Ik kom daar zo meteen in mijn betoog nog op terug. Waarom waarderen wij die? Het klopt dat Nederland niet de hele wereld voedt. Maar we hebben in Nederland wel deze sector nodig om te zorgen dat boeren, tuinders en andere ondernemers kunnen innoveren en we die kennis ook wereldwijd kunnen vermarkten. De heer Grashoff doet alsof wij minder zouden kunnen produceren; wellicht is dat ook de intentie van de expert geweest, mijn collega was daarbij aanwezig. Dan zou ik de heer Grashoff toch graag willen herinneren aan de opgave waar we wereldwijd voor staan. De wereldbevolking groeit. Om alle mensen in de wereld te kunnen voeden, moet de voedselproductie minimaal worden verdubbeld. Dat is dus echt een andere boodschap dan de heer Grashoff hier doet voorkomen.

De voorzitter:

Heel goed. U continueert.

Mevrouw Lodders (VVD):

Zeker, voorzitter. Met innovaties kunnen boeren zorgen voor hogere opbrengsten per hectare, dus meer voedsel, bij gelijkblijvende hectares landbouwgrond. Dat is niet alleen belangrijk omdat de wereldbevolking groeit, ik gaf het al aan, maar ook omdat er meer voedsel nodig is. Daarnaast levert het ook nog eens een lagere impact op het milieu op en brengt het klimaatdoelstellingen dichterbij. We zien nu al dat de Nederlandse koe door slimme voeding en hoge productie minder methaan per kilogram melk uitstoot dan koeien in de omringende landen. De varkenshouderij heeft de ammoniakemissie tussen 1990 en 2015 met 80% weten terug te dringen. Dat is enorm. Innovatie zal voor de land- en tuinbouw, en voor de natuur en de visserij de komende jaren het sleutelwoord zijn.

Willen we voorop kunnen blijven lopen en onze kennis met de rest van de wereld delen, zeg ik in de richting van de heer Grashoff, zodat daar ook de voedselproductie omhooggaat, dan moeten we ondernemers door de hele keten de ruimte geven voor deze innovaties. Vorig jaar is op initiatief van de VVD een meldpunt geopend waar belemmeringen voor innovaties en precisielandbouw, en onnodige regeldruk gemeld kunnen worden. Ik zou de minister willen vragen naar de stand van zaken. Bijna bij toeval hebben we moeten zien dat het meldpunt geopend is. Mijn vraag is dus of ondernemers het dan wel weten te vinden. Is het voldoende onder de aandacht gebracht? Hoeveel meldingen zijn er gedaan? En nog belangrijker: wat zijn de vervolgstappen?

De heer Moorlag (PvdA):

Mevrouw Lodders staat hier ronkend van trots te oreren over onze prachtige agrarische sector. Ik begrijp dat heel goed, want onze agrarische sector is toonaangevend in de wereld en is heel erg innovatief. Maar de keerzijde is dat onze agrarische sector ook een te grote milieudruk en aanhoudende problemen met een te grote ziektedruk veroorzaakt. We zien de biodiversiteit en de kwaliteit van natuur teruglopen en we zien problemen met het dierenwelzijn. Wat is de visie van de VVD-fractie op die problemen, waarvoor je naar mijn oordeel je ogen niet kunt sluiten? Hoe wil zij die problemen echt aanpakken en daarin een wezenlijke kentering aanbrengen?

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik heb ervoor gekozen om bij deze begrotingsbehandeling vooral in te zetten op de trots. We hebben hier namelijk heel vaak debatten over kommer en kwel, over datgene wat niet goed gaat. Willen wij deze sector ook inzetten om bijvoorbeeld klimaatdoelstellingen dichterbij te brengen — ik kom daar straks nog op — dan is wederzijdse trots of in ieder geval respect voor elkaars ding ontzettend belangrijk. Vandaar dat ik begin met trots. Natuurlijk zijn er zorgen. Daar moeten we ook stappen zetten, en daar zetten we overigens ook stappen, maar het is niet zo ernstig als de heer Moorlag doet voorkomen.

De heer Moorlag (PvdA):

Die trots deel ik voor een groot deel. Op zichzelf bestaat onze agrarische sector gewoon uit hardwerkende mensen. Ik kom uit Noord-Groningen, en je ziet dat pootaardappelen worden geëxporteerd naar ten minste 70 landen over de hele wereld.

Mevrouw Lodders (VVD):

Fantastisch!

De heer Moorlag (PvdA):

Maar tezelfdertijd kan de VVD-fractie haar ogen toch niet sluiten voor de problemen die ik zo-even noemde? We kunnen toch niet op deze weg door blijven hobbelen, van incident naar incident en van schandaal naar schandaal? Dat is toch ook hartstikke slecht voor de sector? Hoe wil de VVD die crisis, die ook in de landbouw zit, gaan aanpakken?

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik zou niet willen spreken van een crisis. De heer Moorlag zegt dat we van incident naar incident lopen. Dat lijkt hier in de Kamer af en toe het geval, maar als wij hier een debat voeren over een crisis uit 2002 en daarbij net doen alsof dat gisteren aan de hand is geweest, dan creëer je dat beeld wel, ja! Ik denk dat er heel veel maatregelen genomen worden en genomen zijn op het gebied van milieudoelstellingen en klimaatdoelstellingen. We hebben daarvoor ook een ambitieuze agenda in deze kabinetsperiode. We hebben het gehoord bij de Algemene Politieke Beschouwingen: het groenste kabinet ooit. Er worden dus echt grote stappen gezet. Daar zijn wij overigens ook voorstander van. We introduceren bijvoorbeeld niet zomaar fosfaatrechten omdat we dat leuk vinden. Dat heeft alles te maken met de milieu-impact en de afspraken die we daarover in Brussel hebben gemaakt. Het is dus niet alsof we niks doen.

Voorzitter. "Een schoner milieu, meer natuur en welvaart voor iedereen? Het kan met compacte steden, hypermoderne landbouw en goedkope, betrouwbare, CO2-vrije energie." Dit is een citaat uit het boek Ecomodernisme: Het nieuwe denken over groen en groei, geschreven door groene denkers en doeners. De vraag die gesteld wordt, is een goeie vraag, want wie wil dat nou niet, een schoner milieu, meer natuur en welvaart voor iedereen? De visie van deze groene denkers en doeners sluit aan bij de visie van mijn fractie. In het boek wordt namelijk ingegaan op hoe ons voedsel betaalbaar blijft en zijn hoge kwaliteit behoudt en hoe je het meest efficiënt omgaat met kostbare grondstoffen. Het is eigenlijk een warm pleidooi voor de gangbare efficiënte landbouw die we in Nederland kennen, een punt waarvoor de VVD zich al jaren sterk maakt, voor een land- en tuinbouw waarin veel mensen een boterham verdienen en waarin wij onze kennis delen met de rest van de wereld. Met een efficiënte en intensieve landbouw blijft er meer ruimte over voor wonen en natuur terwijl onze voedselproductie niet in gevaar hoeft te komen.

De heer De Groot (D66):

Volgens mij is dat een boek van een D66'er.

Mevrouw Lodders (VVD):

U zegt het.

De heer De Groot (D66):

Het gaat even om het begrip "efficiëntie". Ik denk dat we daarover een misverstand hebben, want de efficiëntie die u bedoelt, is de efficiëntie per product. Ik denk dat u gelijk hebt dat we daarin de beste in de wereld zijn. De efficiëntie van het hele systeem dat we in Nederland hebben daarentegen is ver beneden de maat en nog echt voor verbetering vatbaar. Kijk naar de hoeveelheid voedsel die we nog verspillen, zowel op de akker als door consumenten. Daar kunnen we nog veel meer uit halen.

De voorzitter:

En uw vraag?

De heer De Groot (D66):

U zegt dat er meer voedsel moet worden geproduceerd. Mijn stelling is dat we meer van de bestaande akkers moeten halen: wel 70% meer voedsel, maar niet 70% meer eiwitten. Mijn vraag is: ziet u mogelijkheden om veel slimmer met het systeem om te gaan dan we nu doen?

Mevrouw Lodders (VVD):

Zeker. Ik ben de term even kwijt waar de heer De Groot mee begon. Vrij vertaald kwam het op mij over als: we zijn er nog lang niet. Ik denk juist dat we heel grote stappen gezet hebben, dat we daarin vooroplopen en dat de wereld ook op die wijze naar Nederland kijkt. Zijn we er dan? Nee, natuurlijk niet. Ik denk dat u doelt op de kringlooplandbouw. Ik denk dat daar kansen liggen. Voor de restproducten die op de akkers blijven liggen, zouden we best andere toepassingen kunnen vinden. Zou bijvoorbeeld het bietenblad in het veevoer moeten of zouden we er over drie, vier, vijf jaar wellicht textiel van kunnen maken of iets totaal anders waar we op dit moment niet aan denken? Zeker, die stappen kunnen we zetten. Ik blijf echter weg van de stelling dat we daar nog lang niet zijn. Ik denk dat we heel efficiënt produceren. Voor mij wordt het begrip "efficiëntie" ingegeven door het feit dat we met een hoge productie zorgen voor een zo laag mogelijke impact op het milieu. Daarin zijn we koploper in de wereld.

Voordat ik doorga met mijn tekst … Ik zie geen vervolgvraag van de heer De Groot, dus ik wil hem ook niet uitdagen. Het lijkt mij heel goed als deze Kamer — wellicht kan de minister daar een voorzet toe geven — eens nadenkt over wat kringlooplandbouw is en daar een nadere invulling aan geeft.

Met deze visie in het achterhoofd vind ik het dan ook jammer dat er steeds vaker een beeld wordt geschetst dat louter en alleen biologische landbouw beter zou zijn voor mens, dier en milieu. Dat is een fabel. Met biologische landbouw hebben we minimaal 20% meer landbouwgrond nodig om dezelfde hoeveelheid voedsel te produceren. De gangbare landbouw heeft in de afgelopen periode grote stappen gezet om ons voedsel zo duurzaam mogelijk te produceren. Iedere ondernemer kiest zijn eigen bedrijfsvorm en ook daar hoort biologische landbouw bij. Maar laten we ook de gangbare landbouw de ruimte geven, de gangbare landbouw waar men wereldwijd vol lof over is.

Dat brengt mij bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor de agrosector haar eigen minister. Zoals u weet, was een eigen ministerie voor de landbouw voor de VVD geen halszaak. Maar nu we weer een eigen minister hebben, gaan we deze minister wat mij betreft ook inzetten. Er liggen veel vraagstukken op het gebied van klimaat, milieu en water, maar ook de buitenlandse handel, onderwerpen die ook bij andere departementen zijn belegd. Mijn vraag aan de minister is op welke manier zij haar rol wil invullen richting de sector, maar ook richting de andere ministeries. Op welke wijze gaat de minister de kennis delen die binnen de landbouw beschikbaar is en hoe gaat zij ervoor zorgen dat ook de kennis vanuit andere sectoren weer bij de landbouw terechtkomt? Wij hebben een ambitieuze agenda.

Naast de kansen en mogelijkheden ziet mijn fractie dat er ook een aantal zorgen leeft binnen de samenleving: zorgen over de effecten op de volksgezondheid bij het wonen in een gebied met heel veel dieren, zorgen over de uitstoot van stoffen, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of stankoverlast die in sommige gebieden wordt ervaren. Ik begrijp deze zorgen. Iedereen wil dat hij of zij en zijn of haar kinderen opgroeien in gezonde lucht, in een mooie stimulerende omgeving. Mensen willen kunnen genieten van hun omgeving, 's zomers buiten zitten of een rondje fietsen. Als je vindt dat dit niet kan omdat het stinkt, maakt dat je boos. We zien in sommige delen van ons land, bijvoorbeeld Brabant, dat dit tot verhitte discussies leidt. Groepen mensen komen tegenover elkaar te staan en elk overleg leidt tot meer boosheid en leidt uiteindelijk tot niets. Het klopt dat er in delen van Brabant veel dieren worden gehouden. Veehouders hebben de afgelopen jaren fors moeten investeren om aan allerlei eisen te voldoen. Er zijn ook grote stappen gezet; ik heb eerder al een voorbeeld genoemd. Maar als partijen tegenover elkaar staan, dan worden die positieve ontwikkelingen niet gezien en niet gevoeld. Dat is zonde. Mijn vraag aan de minister is dan ook hoe zij hiernaar kijkt en of zij hier een rol voor zichzelf ziet. Naast het gesprek aangaan, blijft het natuurlijk ook belangrijk om een aantal andere stappen te zetten. De ingezette route naar meer onderzoek naar de gezondheidseffecten is hierin belangrijk. Kan de minister aangeven wanneer de uitkomsten van deze onderzoeken te verwachten zijn?

Ook wil ik kort stilstaan bij de berichtgeving rondom de veiligheid van ons voedsel. Dit weekend waren er berichten over rijstwafels, waar te veel arseen in zou zitten, en de afgelopen maanden waren er berichten over de residuen van gewasbeschermingsmiddelen op fruit en over eieren besmet met fipronil. Dat waren berichten die aardig wat stof deden opwaaien. Met deze berichten over wat mis is of kan gaan, is het niet gek dat mensen zich zorgen maken over de veiligheid van hun voedsel. Om zorgen weg te nemen, moeten we duidelijkheid bieden en die duidelijkheid moet bij de NVWA vandaan komen.

Voorzitter. Om als autoriteit te kunnen functioneren en je geloofwaardigheid te behouden, moet duidelijk zijn hoe je als instantie werkt. Ik merk dat in de afgelopen maanden bij consumenten en producenten onduidelijkheid is ontstaan over de adviezen van de NVWA. Als ik de volgende twee situaties mag voorleggen, snapt u waarom. De met fipronil besmette eieren werden uit te schappen gehaald bij 0,005 milligram per kilogram product. Volgens de NVWA was er, zo stond op haar website, geen risico voor de volksgezondheid. Maar het middel mag er niet in zitten en dus worden heel veel eieren vernietigd. Dit weekend de rijstwafels. In rijstwafels was sprake van een overschrijding van de gevaarlijke stof arseen. Maar hier zegt de NVWA dat zij pas gaat handelen bij een overschrijding van 20%, om zo rekening te houden met de meetonzekerheid.

Hier wringt duidelijk de schoen. Geen risico voor de volksgezondheid en veel eieren, voedsel, vernietigen versus een overschrijding van een gevaarlijke stof in rijstproducten, oplopend van 1% tot 17%. De VVD is van mening dat voedsel veilig moet zijn. Stoffen die er niet in mogen zitten, mogen dus ook niet in ons voedsel zitten. Maar het lijkt erop alsof hier met twee maten wordt gemeten. Ik vraag de minister of zij bereid is om deze voorbeelden met de NVWA te bespreken en om richting alle betrokkenen, ook de consumenten, een duidelijke lijn te hanteren in de handelwijze van de NVWA. Er moet een duidelijker kader gehanteerd worden voor wanneer wel of niet ingegrepen wordt.

De heer Graus (PVV):

Wat ik altijd jammer vind, is dat ik geen woord over het dierenwelzijn hoor en daar gaat het hier ook om. Ook dieren produceren. Ik nuttig zo min mogelijk dierlijke producten en ik zal zeker nooit meer vlees aanraken, maar dat is iets persoonlijks. Daarmee kun je namelijk echt iets aan het dierenwelzijn doen. Wat ik wil zeggen over de NVWA en de voedselschandalen, is dat het allemaal hufters zijn die dat doen. Dat zijn hufters. Die krijgen boetes en die boetes zijn zo aantrekkelijk dat ze het delict waard zijn. Dus wij vragen om ze in de gevangenis te gooien. Naming-and-shaming, een beroepsverbod, het bedrijf sluiten. Pak ze in hun kruis, waar je ze kunt pakken. En wat gebeurt er nu? Daar doet de grootste partij niet aan mee, terwijl die hier wel grote woorden heeft over de voedselschandalen. En dit is echt waar. Daar wil ik echt een antwoord op hebben, mijnheer de voorzitter. Geloof me, als je het zo gaat aanpakken als wij willen, als de PVV wil, ga je de hufters echt uit de maatschappij halen en pak je ze echt aan.

Ik wil nog een tweede reactie hebben. Het Dierenwelzijnsteam wordt dadelijk mogelijk ontbonden. Dat is het meest succesvolle team van de NVWA. Daar is iedereen het over eens, dat die mensen goud werk hebben verricht. Dat zijn maar enkele tientallen mensen, mogelijk nog maar 13 tot 26 mensen. Wil mevrouw Lodders dat behouden hebben, dat Dierenwelzijnsteam van de NVWA?

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik begin met de eerste vraag, die over de aanpak van hufters. We zijn het daar zeer over eens. Hufters moeten we aanpakken. Daar hebben we in dit huis al een aantal keren een debat over gevoerd met elkaar. De VVD heeft het wetsvoorstel — volgens mij is dat aan het eind van de vorige periode behandeld — om de strafmaat fors te verhogen, gesteund. Ik ben het zeer met de heer Graus eens dat die strafmaat echt aantrekkelijk was om gewoon de regels te overtreden. Op het moment dat je iemand €1.000 boete oplegt, dan vind ik dat veel geld, maar dat was voor die hufters blijkbaar niet het geval. Dan lok je dat dus uit. Dus een keiharde aanpak. De heer Graus gaat wat verder. Ik zal zijn bewoordingen niet herhalen. Forse geldelijke boetes zijn heel belangrijk en dat steunen wij.

Dan het Dierenwelzijnsteam van de NVWA. De NVWA is een onafhankelijke autoriteit en wij gaan als Kamer niet over de invulling en de bemensing van deze organisatie. Dat wil ik heel graag aan de NVWA overlaten. Volgens mij is het niet zo dat mensen met expertise verdwijnen als de NVWA ze op andere plekken zet. Integendeel, die blijven binnen de organisatie, en hun kennis daarmee dus behouden.

De voorzitter:

De heer Graus, afsluitend.

De heer Graus (PVV):

Vroeger was het de AID, de Algemene Inspectiedienst. De beste AID'ers zijn ook allemaal verdwenen. Daar waren gouden mensen bij. Die zijn allemaal verdwenen. Niemand weet waar ze zijn. Nu gaat dat Dierenwelzijnsteam verdwijnen. Ik wil toch vragen aan mijn collega van de VVD: ga nou eens met die mensen praten, want we hebben wel terdege invloed. We hebben ook invloed op de minister. De Tweede Kamer is het hoogste ambt dat er is. Alstublieft, mevrouw Lodders, gaat u echt informeren, want dat team mag niet verloren gaan. We mogen niet toestaan, terwijl het aantal hufters met de dag groeit, dat alles nu naar voedselveiligheid toe gaat en dat het Dierenwelzijnsteam wordt wegbezuinigd of dat die mensen ander werk moeten gaan doen. Dat is onacceptabel.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik ga graag de uitnodiging aan om samen met de heer Graus dat team te bezoeken, als de minister ons dat toestaat. Waar het mijn fractie om gaat, is dat de kennis binnen de NVWA behouden moet worden. Ik laat het graag aan de minister, aan de NVWA om daar de juiste invulling aan te geven.

De voorzitter:

Die toezegging heeft u binnen, mijnheer Graus.

Mevrouw Lodders (VVD):

Twee, hè!

De voorzitter:

Twee zelfs. De heer Futselaar.

De heer Futselaar (SP):

Ik denk dat mevrouw Lodders er terecht op wijst dat diverse voedselschandalen het vertrouwen van Nederlanders in hun voedsel ondermijnen en dat dit een slechte zaak is. Maar nu hebben wij enkele uren geleden van de minister een brief gekregen waaruit blijkt dat er nog steeds fipronil wordt aangetroffen in eieren in Nederlandse supermarkten. Ik zou toch mevrouw Lodders willen vragen om daarop te reflecteren. Het zou nu niet meer moeten gebeuren. Een aantal stallen zijn nog steeds afgesloten. Sommige zijn weer vrijgegeven. Dat betekent dat het de NVWA niet lukt om grip te krijgen op de keten en dat er kennelijk nog steeds ondernemers zijn waar iets gebeurt dat buiten de regels is, want dat spul hoort er niet in te zitten. Ik zeg er expliciet bij, boven de norm, geen direct gevaar voor de volksgezondheid — ik wil geen paniek veroorzaken — maar dit is nog steeds wel echt iets wat er niet in zou moeten zitten.

Mevrouw Lodders (VVD):

De heer Futselaar stelt een moeilijke vraag. Ik heb de brief gezien, maar ik heb 'm nog niet helemaal kunnen lezen. Dat vind ik eigenlijk wel belangrijk om erop te kunnen reflecteren. Ik wil wel een reactie geven. Ik weet niet of de NVWA geen grip krijgt op de hele keten. We weten volgens mij met elkaar in dit huis hoe enorm ingewikkeld deze crisis is geweest, als het gaat om fipronil, het meten van fipronil in eieren en de waarden ervan die fluctueren in eieren. Ik heb mensen gesproken die er vrij van waren. Die deden een week later nog een test en ineen keer zat het er weer in, terwijl er geen middel gebruikt was. Dat is volgens mij dus heel erg gevoelig. Misschien is het goed om op dit punt ook een reflectie van de minister te vragen. Ik zal de brief lezen, dus daar kom ik eventueel in tweede termijn bij de heer Futselaar op terug.

De heer Futselaar (SP):

Dat is prima. Mevrouw Lodders zei: hoe erg de crisis is geweest. Ik denk dat we moeten constateren hoe erg de crisis is, want ze speelt nog steeds.

Mevrouw Lodders (VVD):

Zeer eens, terecht. Ze speelt nog steeds, niet alleen gezien het feit dat fipronil nog wordt aangetroffen. We weten allemaal hoe ingewikkeld het is om dat spul uit de stallen te krijgen. De crisis telt wat mij betreft ook voor al die gezinnen die nog steeds tegen de gevolgen aan lopen, of ze dan vrij ervan zijn of niet. Dat is ernstig.

Voorzitter, ik ga verder. Ik was gebleven bij dat ik niet vaak genoeg mijn trots kan uitspreken over de Nederlandse agrofoodsector. We doen het goed en staan op veel lijstjes op nummer één: dierenwelzijn, het lage gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, het lage antibioticagebruik in de veehouderij, of onze duurzame visserijvloot. En toch krijgt mijn fractie steeds vaker het gevoel dat boeren, tuinders en vissers in het verdomhoekje worden gezet. Nog belangrijker dan het gevoel van mijn fractie is dat steeds meer boeren, tuinders of vissers zich afvragen waarom zij dat ooit wilden worden. Dat is een zorgelijke ontwikkeling. Bij onze boeren, tuinders en vissers ontbreekt het gevoel van maatschappelijke waardering. Ze worden in de media, hier in de Kamer, maar ook door bijvoorbeeld lesstof op scholen keer op keer in de hoek van de vervuilers geduwd. Dat is een doorn in het oog, niet alleen omdat het niet juist is, maar ook omdat het draagvlak bij zowel de agrarische ondernemers als bij de consument belangrijk is vanwege de maatschappelijke opgave waar de sector voor staat. Het helpt ook niet dat steeds minder mensen weten waar hun voedsel vandaan komt. Meer mensen groeien op in de stad en steeds minder mensen hebben een familielid dat werkzaam is in de agrofoodsector. Waar vroeger iedereen wist in welke tijd van het jaar de mais van het land werd gehaald, de appels werden geplukt of de suikerbieten werden gerooid, is dat nu steeds minder het geval. Ik moest laatst zelfs iemand uitleggen dat spinazie niet in de diepvries groeit maar op het land.

De minister heeft de afgelopen week aangekondigd om 75 miljoen euro beschikbaar te stellen voor jonge startende boeren. Dat is goed nieuws. Gelukkig zijn er ook mensen die de boeren een warm hart toedragen. En er zijn tal van initiatieven in de praktijk en op social media om de consument het eerlijke verhaal te vertellen en te proberen mensen weer de weg naar de boer te laten vinden. Naast de initiatieven van de boeren zelf bestaat bijvoorbeeld Boerburgertweet, Boer Bewust, de Dutch Agri Food Week, de Open Boerderijdagen, Bij de boer over de vloer, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Allemaal mooie en belangrijke initiatieven. Deze moeten ook zeker doorgaan, maar hoe mooi zou het zijn als deze initiatieven kracht kunnen vinden in de Week van de boer?

De heer Moorlag (PvdA):

Mevrouw Lodders heeft een punt als ze zegt dat boeren heel vaak in het beklaagdenbankje zitten en dat ze gefrustreerd zijn. Eerlijk gezegd begrijp ik dat ook wel, want ik zie dat de agrarische sector fors tussen hamer en aambeeld zit. Ik zie ook dat boeren gevangen zitten in een systeem waarin er een enorme productiedruk is, waardoor er ook allerlei schadelijke effecten ontstaan. Ik noemde al de milieuschade, de problemen met dierenwelzijn en de aantasting van natuur en landschap. Mijn vraag aan mevrouw Lodders is hoe je dat kunt doorbreken. En deelt mevrouw Lodders mijn opvatting dat het nodig is dat je álle partijen, dus niet alleen boeren, natuur- en milieuorganisaties maar ook de detailhandel en de voedingsindustrie, bij elkaar brengt om daar een doorbraak in te krijgen?

Mevrouw Lodders (VVD):

Ja, dat deel ik zeer, want wij kunnen het niet alleen. Ik denk dat wij echt voor een uitdaging staan. Ik heb het al een aantal keren genoemd: wij hebben de klimaatafspraken van Parijs ondertekend. Daarin liggen stevige doelstellingen, niet alleen voor de land- en tuinbouw maar voor iedereen in dit land, iedereen in Europa. Willen wij nog dat stapje extra vragen, dan moet er wel wederzijds respect zijn. Ik ben het zeer met de heer Moorlag eens dat het niet alleen gaat om respect tussen de boer en de consument; daar horen zeker ook een aantal andere partijen bij.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik zie een vergelijking met de energiesector, waar natuur- en milieuorganisaties en energieproducenten jarenlang in de schuttersputjes lagen en elkaar verbaal bestookten met lood en kruit. Dat is doorbroken door alle partijen aan tafel te brengen bij de SER.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik voel hem aankomen.

De heer Moorlag (PvdA):

Op die manier is men gekomen tot een nationaal energieakkoord. Is een vorm van pacificatie, waarbij men gezamenlijk de schouders eronder zet, een aanpak die mevrouw Lodders ook voorstaat?

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik heb in de media gelezen dat de heer Moorlag graag een landbouwakkoord ziet. Ik ga ervan uit dat hij dat straks in zijn inbreng ook naar voren zal brengen en dat de minister daarop reageert. Ik zit niet direct te denken aan een landbouwakkoord, want ik denk dat wij een regeerakkoord hebben met een duidelijke landbouwparagraaf met daarin zowel op nationaal als Europees niveau de stappen die wij willen zetten. Ik denk dat er ook een aantal belangrijke stappen gezet moet worden. Als ik er een mag noemen, dan is dat het verdienmodel van de boer. Dat staat al jarenlang onder druk. Daar heeft de heer Graus net ook al op gewezen. Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat datgene wat je vraagt aan boeren, tuinders en vissers ook betaald wordt, niet alleen door de consument; dat begint eigenlijk gelijk al bij de handel en de retail. Daar hebben wij een belangrijke stap in gezet. Ik had die vraag willen stellen, maar díé brief heb ik wel gelezen. Ik heb gezien dat wij daar in het eerste kwartaal van 2018 een uitwerking van krijgen; ik kijk even richting de minister.

Voorzitter. Een week waarin de boer, de tuinder, de visser centraal staat, waarin er extra aandacht is voor de wijze waarop ons voedsel geproduceerd wordt, en waarin er naast meer maatschappelijke waardering ook wederzijds respect komt voor de uitdagingen en de kansen waar wij voor staan. Ik benadruk dat wederzijdse respect. Is de minister bereid om met de sector, de verwerkende industrie en andere relevante partners, zeg ik tegen de heer Moorlag, zoals de supermarkten, in gesprek te gaan om te komen tot de jaarlijkse Week van de boer? Wat zou het mooi zijn als de aftrap van die eerste Week van de boer zou kunnen plaatsvinden op het in aanbouw zijnde terrein waarop in 2022 de Floriade plaatsvindt. Dan zult u denken: wat een bruggetje. Maar het thema van de Floriade, Growing Green Cities, sluit hier prima op aan. De wereldtentoonstelling wil bijdragen aan oplossingen voor vraagstukken rondom voedsel, de groene omgeving, energieproductie en gezondheid. Een mooier podium kan de minister niet hebben, omdat ook het kabinet voor dezelfde uitdagingen staat.

Voorzitter. Van de Floriade is het een mooie overgang naar de tuinbouw. Sinds 2004 hebben de zes voornaamste Nederlandse tuinbouwregio's zich georganiseerd als het greenportcluster, waarin niet alleen telers van groente en fruit en bloemen en planten zijn vertegenwoordigd, maar ook de gehele keten, zoals de zaadveredeling, de handel, de logistiek, de technische toeleveranciers, de kassenbouwers en de kennisinstellingen. Onlangs is de Impulsagenda Greenports 3.0 opgesteld, met als ambitie om de leidende positie van Nederland als tuinbouwland te behouden. Ik wil de minister graag vragen of zij met de Nederlandse greenports wil werken aan deze impulsagenda. Kan zij aangeven waar haar prioriteiten liggen en hoe zij die coördinerende rol kan gaan spelen tussen enerzijds de sector en anderzijds de verschillende ministeries, want er zijn ook raakvlakken met andere ministeries?

Voorzitter. Voor de tuinbouw maar ook voor andere sectoren is de veredeling een belangrijk instrument om tot een duurzamere voedselproductie te kunnen komen. De veredelingstechniek CRISPR-Cas9, waar de VVD tijdens de vorige begrotingsbehandeling uitgebreid bij stil heeft gestaan, is hiervan een mooi en belangrijk voorbeeld. Door de veredeling van rassen slagen we erin om de opbrengst van gewassen te verbeteren. In het regeerakkoord hebben we afgesproken dat Nederland zich zal inzetten in Europa. Op welke manier wil de minister dit op de Europese agenda gaan zetten? Welke stappen ziet zij voor zich om hiermee op korte termijn ook resultaat te kunnen boeken?

Voorzitter. Ook in de visserij loopt Nederland voorop. Nederlandse vissers hebben fors geïnvesteerd in een duurzame visserijvloot. Ook de pulskortechniek is een voorbeeld van duurzame innovatie. De bijvangst neemt af, de zeebodem wordt meer ontzien en er wordt bespaard op brandstof. De Nederlandse visser mag bij de nieuwe vismethode, zoals de pulskor, niet dwarsgezeten worden door verouderde regels of door belangen van andere landen. De eerste berichten uit Europa zijn hoopgevend als het gaat om het toestaan van pulskor als visserijtechniek. Kan de minister aangeven wat de stand van zaken is? En wanneer komt er voor de vissers echte duidelijkheid zodat ze weten waar ze aan toe zijn?

Voorzitter. Recent bleek uit berichtgeving dat er een pilot gestart wordt voor de teelt van zeewier tussen windmolenparken op zee. Kan de minister aangeven op welke wijze de visserij hierbij betrokken is? Het kan natuurlijk niet zo zijn dat de boterham van de vissers wordt weggenomen en pilots als deze aan de vissers voorbijgaan. In het regeerakkoord hebben we afgesproken dat de visserij zo veel mogelijk mede gebruik moet kunnen maken van de gebieden waar ook windmolens staan. Andere lidstaten lijken hier soepeler mee om te gaan dan Nederland. Kan de minister toezeggen dat het ook haar prioriteit is om vissers mede gebruik te laten maken van deze gebieden?

Voorzitter. Natuur is een belangrijk element in onze vrijetijdsbesteding. Niets is zo lekker als op zaterdagochtend een rondje hard te lopen of op zondagmiddag met de hele familie naar het bos te gaan om een stevige wandeling te maken. De afgelopen jaren is het natuurbeleid gedecentraliseerd naar de provincies. De VVD vindt het belangrijk om deze ingeslagen weg te continueren. De provincies gaan over de natuurontwikkeling in hun gebied. Zij weten als geen ander waar mensen behoefte aan hebben. We zien in dit land dan ook mooie initiatieven hiervoor en discussies hierover ontstaan. Ik zie het bijvoorbeeld in mijn eigen provincie, waar nu nagedacht wordt over het beheer van bijvoorbeeld de Oostvaardersplassen maar zeker ook over de uitbreiding van andere gebieden. Natuurlijk zullen een aantal collega's de discussie hierover graag zelf voeren, maar mijn fractie vindt dat die thuishoort bij de mensen in de omgeving en de mensen die er ook gebruik van maken.

Voorzitter. In het regeerakkoord is 275 miljoen euro vrijgemaakt om te investeren in natuur en waterkwaliteit. Kan de minister aangeven op welke wijze dit budget ingezet wordt? Voor de VVD is het belangrijk dat de inzet van middelen ook een bijdrage gaat leveren aan het halen van de doelen die we met elkaar geformuleerd hebben.

De heer Graus (PVV):

Het gaat nu over het behalen van natuurdoelen. Nu hebben wij een gebied, de Oostvaardersplassen. Dat schijnt ook natuur te zijn. Ik vind het maar tupperware-natuur, want het is aangelegd door de mens. Maar daar zijn allemaal dieren in gegooid, die zich hebben vermenigvuldigd. Die liggen daar nu weg te teren en hebben te weinig voedsel. Als er een strenge winter komt, gaan er weer duizenden dieren dood of moeten ze er weer honderden afschieten. Wat gaat mevrouw Lodders daaraan doen? Want er zijn oplossingen. We kunnen er met een prikpil voor zorgen dat ze zich niet vermenigvuldigen en dat de aantallen in ieder geval beperkt blijven. Hoe gaat mevrouw Lodders me daarin steunen? Ik probeer nog een derde toezegging te krijgen.

Mevrouw Lodders (VVD):

Nou, dan moet ik de heer Graus teleurstellen. Volgens mij heeft mijn collega Rudmer Heerema juist het initiatief genomen om het beheer van natuurgebieden te decentraliseren naar de provincies. Excuus, hij deed dat samen met de heer Geurts. Kijk, als je af en toe wat twijfelt, dan krijg je het antwoord. Het beheer van de Oostvaardersplassen is gedecentraliseerd. Dat vind ik juist een mooi voorbeeld. Daarom heb ik dit punt ook geadresseerd. Ik zie in mijn provincie dat men nu bezig is na te denken over het beheer van de Oostvaardersplassen en met name ook over het punt dat de heer Graus noemt. Wat de uitkomst is, weet ik niet, maar daar vindt de discussie op dit moment plaats.

De heer Graus (PVV):

Zeker. De heer Heerema heeft me ook wel eens geholpen met de zeehondjes, en de heer Geurts was de eerste varkensboer waarmee ik contact had toen ik in de Kamer kwam. Ik ken de heren dus wel, en ik weet ook wel wat ze allemaal wel en niet voor dieren gedaan hebben. Ik deel uw kijk op die decentralisatie ook. Maar, zeg ik via de voorzitter, mevrouw Lodders zei ook dat hufters moeten worden aangepakt. Als een boer één koe verwaarloost, staan de NVWA en de dierenpolitie op de stoep en heeft zo'n boer een vet probleem. Dat is terecht, vind ik; dat is een goede zaak. Maar als Staatsbosbeheer onder toeziend oog van de hele Kamer duizenden dieren per jaar laat creperen, dan kunnen we dat toch niet toestaan? Dan moeten we vanuit ons hoogste ambt toch ingrijpen? Je ziet dat het fout gaat. Die dierenellende haalt ieder jaar ook alle media. Ieder jaar hebben we het erover. Waarom zeggen we niet: jongens, nu zijn we het zat; nu gaan we met een oplossing komen? Ik vraag dit aan mevrouw Lodders omdat zij van de grootste en machtigste coalitiepartij is. Ik ben slechts een oppositiemanneke. Daarom heb ik wel hulp nodig.

De voorzitter:

Maar wel een grappig manneke.

Mevrouw Lodders (VVD):

De heer Graus moet zichzelf niet wegcijferen, want volgens mij zijn er best een aantal thema's die hij in dit huis geadresseerd heeft en waarin inmiddels ook stappen gezet zijn. Dat wordt niet altijd gewaardeerd door de heer Graus, merk ik dan ook maar op. Dat hebben we net in zijn eigen bijdrage kunnen horen. Dan worden er goede stappen gezet, en dan gebeurt dat net weer niet met de juiste mensen. Maar goed, ik denk dat de heer Graus een heel serieus punt aanhaalt over de Oostvaardersplassen. Ik woon in Flevoland; dat weet de heer Graus. Ik woon dicht bij het gebied. Ik reis niet vaak met de trein, maar als ik met de trein reis, dan zie ik ook wat er in dat gebied plaatsvindt. Daarom vind ik het nu zo goed dat de provincie Flevoland, die het beheer over de Oostvaardersplassen heeft gekregen, de discussie voert over het beheer. Voor zover ik weet, is die discussie nog niet beslecht. Op die uitkomst moeten we dus echt wachten.

Voorzitter. Dit is de eerste begrotingsbehandeling met deze minister. Ik heb haar de afgelopen weken vol trots over de boeren, de tuinders en de vissers horen spreken. Ik heb gezien dat zij in gesprek gaat met deze prachtige sector en maatschappelijke thema's bespreekbaar maakt, maar ook de verantwoordelijkheid bij de sector neerlegt als het nodig is. Daar heb ik veel waardering voor. Ik spreek de wens uit dat de minister haar trots, maar ook de opgaven die er liggen, tot uiting laat komen in de Week van de boer, de tuinder en de visser, een week waarin krachten gebundeld worden en waar iedereen energie van krijgt, want daar hebben we allemaal baat bij. Ik wens de minister veel succes.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is nog een vraag van de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Ik vind het een heel mooi idee, die Week van de boer. Wat mij betreft is het elke dag de dag van de boer. Maar is het niet verstandig om daar in de komende weken gewoon een week voor te prikken, zodat we bij de Floriade het vijfjarig jubileum kunnen vieren?

Mevrouw Lodders (VVD):

Nou, dat is niet wat ik bedoeld heb met mijn bruggetje naar de Floriade. Het is nog lang geen 2022. Ik zou willen voorstellen om de aftrap van de Week van de boer op het in aanbouw zijnde Floriadeterrein te organiseren, niet dit jaar, want dat zal moeilijk zijn, maar in 2018. Dat moet wat mij betreft ook gewoon jaarlijks plaatsvinden. De reden waarom ik het genoemd heb, is dat ik die thema's zo mooi vind aansluiten bij de opgave waar we in dit huis en ook in dit kabinet voor staan.

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan nu luisteren naar de heer Grashoff van de fractie van GroenLinks.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Twee weken terug was ik bij een bijeenkomst in Deurne, een dorp in de Brabantse Peel. De bijeenkomst was georganiseerd door lokale politici die wilden praten over mestfraude. Dat was niet omdat die hun voor de eerste keer ter ore kwam. Bepaald niet; zij wisten het allang. Er wordt grootschalig jarenlang gefraudeerd en zij ervaren elke dag de consequenties ervan in de vorm van stankoverlast. Deze mensen hebben het gevoel dat ze roepen tegen dovemansoren. Ze waren blij met de nu ontstane landelijke commotie. Maar ze vroegen zich wel af: gaat de landelijke politiek de mestfraude echt aanpakken? Die vraag geleid ik namens hen door naar de minister. Deze minister kan het verschil maken. Maar ik ben wel wat minder optimistisch geworden na de reactie van de minister op de motie die ik namens bijna de voltallige oppositie net in het VAO heb ingediend. Mestfraude is een hardnekkig vraagstuk. Het bestaat al decennialang. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Ik vraag me af of de reactie van deze minister niet opnieuw die is van een zachte heelmeester.

Voorzitter. Eind vorige week werd de nieuwe versie van de rode lijst, de lijst van bedreigde diersoorten, gepubliceerd. Die lijst is weer langer geworden sinds de vorige keer. We hebben niet alleen te maken met een minister van Landbouw, maar ook met een minister van Natuur. Meer vogelsoorten zijn bedreigd. Met name de achteruitgang van heel veel gangbare soorten in Nederland is zorgelijk. Een paar dagen voor de publicatie hadden we hier een rondetafelgesprek over biodiversiteitsverlies. Ik vind "biodiversiteit" een vervelend woord. Ik zou het liever hebben over "natuurkapitaal". Dat is, denk ik, iets begrijpelijker. Dan weten we allemaal waarover we het hebben. Het was naar aanleiding van het onderzoek naar insectensterfte. De tien meest vooraanstaande wetenschappers brachten ons de ongemakkelijke waarheid over het verlies aan natuurkapitaal: het is hardnekkig, het gaat nog steeds door en in de afgelopen decennia is onze landbouwpraktijk weliswaar niet de enige maar wel by far de belangrijkste veroorzaker. Wil de minister daarop reageren?

Kijken we naar het klimaat, dan zien we dat het regeerakkoord voor de agrarische sector het doel van 3,5 megaton CO2-reductie in 2030 bevat. Compliment: er staat een kwantitatief doel. We weten dus een beetje waarover we het hebben. Het is wel een heel mager doel, want het is slechts 15%, terwijl het kabinet over het geheel ongeveer 49% CO2-reductie in 2030 wil realiseren. De sector wordt dus behoorlijk uit de wind gehouden. Het Planbureau voor de Leefomgeving becijfert echter dat de maatregelen in het regeerakkoord optellen tot slechts 0,6 megaton. Dat gat is heel groot. Wat gaat de minister daaraan doen?

Voorzitter. Willen we klimaat én biodiversiteit redden, dan zal onze landbouw fundamenteel moeten veranderen. Van de veel te smalle efficiencybenadering gericht op steeds verdere productieverhoging per hectare, waarop we net nog een lofdicht van mevrouw Lodders hoorden, moeten we naar een brede definitie van efficiency, die erop neerkomt dat we een optimale landbouwproductie moeten hebben maar wel binnen de grenzen van klimaat en ecologie. We moeten naar een landbouw waarin kringlopen consequent worden gesloten op regionale — in mijn woorden: Europese — schaal en waarin voedselzekerheid op Europese schaal wordt gecombineerd met bescherming en versterking van natuur en biodiversiteit. Als ergens in de wereld een dergelijke duurzame landbouwpraktijk ontwikkeld kan worden, dan is het hier. Want ja, ook ik ben trots op de kenniscentra die we hier hebben en op de organisatie- en innovatiekracht die we hebben. Maar dan moeten we die kracht wel daarvoor benutten en niet voor het steeds verder oprekken en opduwen van de productie per hectare, wat een eindige zaak is. Deelt de minister deze benadering van de landbouw, dus van landbouwproductie binnen de grenzen van klimaat en ecologie, als stip op de horizon? Is zij bereid om concrete stappen in die richting te zetten? Is de minister daarnaast bereid om voor het komende zomerreces een plan te presenteren waarin staat hoe zij het CO2-reductiedoel van 3,5 megaton wil gaan invullen? Is zij bereid om het initiatief voor een deltaplan biodiversiteitsherstel dat is gelanceerd door een groot aantal maatschappelijke partijen en een aantal wetenschappers, te omarmen?

In het regeerakkoord zien we een aantal goede punten. Laat ik een belangrijk punt noemen: de 200 miljoen voor vermindering van de varkensdruk in Brabant. Hoe is de minister voornemens om dat verder in te vullen? Met welk aantal varkens wordt de veestapel daar verkleind? Kan de minister bevestigen dat wat er in Oost-Brabant aan varkens af gaat, niet op een andere plek weer tevoorschijn komt? Kan ze er ook voor zorgen dat vrijkomende stalruimte niet wordt ingenomen door geitenhouderijen? Is de minister bereid om de provincie Noord-Brabant expliciet in de gelegenheid te stellen om hiervoor een doortimmerd plan van aanpak te maken, waarbij de ruimtelijke bevoegdheden van de provincie en de mogelijkheden die op deze manier tot stand komen voor sanering, aan elkaar geklikt kunnen worden? Dat zou een sterke strategie kunnen opleveren.

We zien in het regeerakkoord echter ook de hand van de kortetermijnoogkleppenlandbouwlobby. Die is hier stevig vertegenwoordigd in de fracties van VVD en CDA, die vooral meer van hetzelfde willen. Dat uit zich in het tegenhouden van verplichte weidegang, het niet willen tornen aan de falende aanpak van de stikstofreductie — de PAS heeft ons tot nu toe alleen maar méér ammoniak in de lucht opgeleverd in plaats van minder — de magere klimaatopgaven en de weigering, tegen beter weten in, om in te zetten op een substantiële verkleining van de veestapel. Het kabinet klopte zich op de borst — nou ja, eventjes dan, bij de start — omdat het het groenste kabinet ooit zou zijn. Maar we zien ook dat de bezuinigingen op het natuurbudget ten tijde van Rutte I nog steeds niet ongedaan gemaakt zijn. Waar Europese landen zich druk maakten over glyfosaat, ging Nederland voor de maximale termijn van toelating. En waar Europa probeert om de paling voor uitsterven te behoeden, maakt Nederland, en ook deze minister, daar bezwaar tegen. Als je het groenste kabinet wilt zijn, handel daar dan ook naar. Geen mooie praatjes maar echte, forse stappen in de goede richting.

Bij dat laatste wil GroenLinks graag helpen. Daarom heeft mijn fractie in elk geval twee amendementen ingediend: een om een stevige extra bijdrage te leveren aan de klimaatopgave natuurdoelen, en een ander om de transitie naar niet-chemische gewasbescherming te stimuleren. Het eerste amendement maakt 10 miljoen vrij voor onderwaterdrainage. Dat is een interessante techniek waarmee we ongeveer vier doelen parallel krijgen. Het is goed voor de landbouwpraktijk, het gaat bodemdaling tegen, het zorgt voor een forse CO2-reductie tegen relatief lage kosten en het levert, weliswaar in combinatie met andere maatregelen, een bijdrage aan het redden van onze weidevogels. Mijn tweede amendement gaat over geïntegreerde gewasbescherming. Dit behelst het opzetten van grootschalige proeflocaties waarin geïntegreerde gewasbescherming verder wordt ontwikkeld en geïmplementeerd, waarbij de resultaten nauwlettend worden gemonitord. Mijn fractie wil daarvoor 5 miljoen vrijmaken. Ik hoor graag de reactie van de minister.

Voorzitter. Met onze weidevogels gaat het nog steeds erg slecht. Ik had het daar zonet al over. Nieuwe cijfers, over het broedseizoen 2017, laten wederom achteruitgang zien. Er komen te weinig jongen om de populatie in stand te houden. Mijn fractie heeft eerder een initiatiefnota gemaakt om de weidevogel te beschermen. Kent de minister die nota? Zo niet, dan wil ik haar die graag toesturen. Ook is er de aangenomen motie-Grashoff/Leenders, waarin wordt gevraagd om een nationaal programma voor weidevogels. Gaat de minister die motie nu uitvoeren? Als het nodig is, wil ik die motie ook nog wel even toesturen. De voorganger van de minister heeft de Kamer gemeld dat voor weidevogelbeheer uitgegaan zal worden van het zogenaamde scenario 2 uit het WUR-rapport over de toekomst van de weidevogels. Is dat ook het uitgangspunt van deze minister? En gaat zij daar dan ook naar handelen? Want tijd om te wachten is er niet. In 2019 en 2020 komt er wat extra geld, via een verschuiving in het GLB. Da's mooi. Bij elkaar is het zo'n 40 miljoen. Wij willen graag dat dit geld wordt ingezet voor versterking van het weidevogelbeheer. Is dit ook het doel van de minister? Naar onze informatie is er in het agrarisch natuurbeheer sprake van een systeem van betalingen achteraf. Dat betekent dat het mogelijk zou moeten zijn om al in 2018 projecten op te zetten en uit te voeren ten laste van dit extra budget. Klopt dat? En is de minister ook bereid om dat in gang te zetten, zodat we zo snel mogelijk aan de slag kunnen? We vragen in dezen dus niet om meer middelen, maar wel om het eerder inzetten van middelen. Het broedseizoen 2018 zouden we niet moeten laten schieten.

De geitenhouderij groeit gestaag door, met alle risico's. De afgelopen maand zijn er opnieuw Q-koortsbesmettingen bij mensen vastgesteld. Dat geeft grote zorg. Het is tijd om ook voor de geitenhouderij te komen tot een dierrechtensysteem, voordat het te laat is en we moeten gaan krimpen. Dat pleidooi doen wij overigens niet alleen. Ook Provinciale Staten van Gelderland en Brabant hebben intussen een geitenstop afgekondigd. Zij vragen om landelijke maatregelen, die tot nu toe uitblijven. Wanneer gaat de minister dat beleid maken? Hoe kijkt zij aan tegen het advies van de Brabantse GGD om een afstand van 2 kilometer tussen geitenhouderijen en woningen te hanteren? Wil zij zo'n afstandscriterium ook invoeren? Eventueel overweeg ik een motie op dit punt.

Dan gewasbescherming, een onderwerp waar ik sinds mijn komst in de Kamer mee bezig ben. Door mijn motie uit 2011, intussen, mogen er door gemeenten nu geen glyfosaten meer gebruikt worden op verhardingen en sinds november ook niet meer op onverharde terreinen voor professioneel gebruik. Maar er zijn nog wel de nodige uitzonderingen. Wat GroenLinks betreft moeten wij daar voor het grootste deel vanaf. De afgelopen maanden is er een heftige glyfosaatdiscussie geweest in de EU, maar Nederland trok aan de verkeerde kant van het touw. Het ware veel beter geweest om van meet af aan actief te pleiten voor een verstandige afbouwstrategie. Klopt het nu dat ik de minister via Twitter toch ook voor zo'n afbouwstrategie heb horen pleiten? Is de minister bereid om dat dan ook op schrift te stellen en aan de Kamer toe te sturen, graag met bijbehorend monitoringssysteem, zodat we ook weten waar we het over hebben? Nu de Eurocommissaris vandaag nog weer eens heeft bevestigd dat het geheel aan de lidstaten is om producten met glyfosaat voor kortere termijn toe te laten en/of aan strengere criteria te binden, zou ik de minister willen vragen of zij die ruimte ook wil gaan benutten. Graag krijg ik een wat uitgebreidere reactie op dit punt.

Ik schrok van het regeerakkoord op het vlak van de visserij. Eigenlijk is de sfeer: we doen niks meer dan wat in Europa minimaal verplicht is en we doen vooral alles om de Europese regels zo ruim mogelijk te interpreteren. Past dat bij het goed omgaan met onze schepping, vraag ik de minister. Of bestaat die op zee niet? Het is de hoogste tijd voor echte zeereservaten. Daar zou de minister zich voor in moeten spannen. Het nieuwe kabinet wil 15 miljoen aan subsidies geven voor innovatie in de visserij. Oké. Kan de minister garanderen dat die subsidies ook echt worden ingezet voor projecten die aantoonbaar duurzaam zijn en/of het dierenwelzijn verbeteren?

Tot slot. De GroenLinksfractie wil dit kabinet en zeker deze minister graag van dienst zijn bij de groene ambities. Goede plannen zullen wij dan ook van harte steunen. Zelf zullen we ook voorstellen blijven doen. Het is wel aan deze minister om te kiezen. Kiest zij voor een standaard star departementale reactie, toch een beetje het "not invented here"? Of pakt ze de handschoen op en gaat ze welwillend in de richting van de Kamer kijken naar wat er wel kan in plaats van alle moties over mestfraude, zoals eerder deze avond, categorisch te ontraden? Het is echt aan deze minister zelf of ze uiteindelijk een van de zachte heelmeesters blijft of de geschiedenisboekjes ingaat als echt de groenste minister van Natuur en Landbouw ooit.

De voorzitter:

Was dat uw bijdrage?

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ja, dat was het.

De voorzitter:

Dank daarvoor.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

GroenLinks is wat teleurgesteld over het regeerakkoord en mist een aantal maatregelen. Ik wil er graag op wijzen dat er ook een bedrag van 275 miljoen in zit voor de natuur- en waterkwaliteit. Dat lijkt me niet niks. Als de fractie van GroenLinks het nou echt zo serieus meent, waarom ontbreekt natuur dan in de alternatieve begroting die dit jaar door een aantal linkse partijen is ingebracht?

De heer Grashoff (GroenLinks):

Nee, natuur ontbreekt niet, maar ik geef toe dat die er voor een deel in verstopt zit. Overigens is het niet zo — dat is van alle kanten benadrukt, ook door onze financiële woordvoerders — dat we hier te maken hebben met een volledig pakket aan alle kanten. Het ging om een globale reactie op het regeerakkoord op een aantal onderwerpen. De drie linkse partijen hebben daar een duidelijke keuze in gemaakt en hebben met elkaar met name op een aantal sociaal-economische thema's en op klimaat een heel duidelijk verhaal laten horen. Beoordeelt u het daarop en laten wij dan met elkaar kijken wat we op het gebied van natuur kunnen doen. Steunt u bijvoorbeeld mijn amendement op dit vlak.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik heb de alternatieve begroting goed bekeken. Ik heb daar een aantal maatregelen in gezien over de Maut en CO2, maar echt helemaal niks over natuur. De fractie van GroenLinks is kritisch op het regeerakkoord. Dat mag. Maar als je natuur zo belangrijk vindt, zet je dat niet verstopt in een alternatieve begroting.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Je kan altijd proberen om een aanval te plegen op deze wijze. Ik heb hier een heel duidelijk verhaal over natuur. Ik heb ook nog een amendement ingediend. Ik heb moties klaarliggen op dit vlak. Als mevrouw Dik-Faber serieus vindt dat natuur zo belangrijk is en dat ik dat zou onderschatten, dan is het eerste wat zij kan doen wel het steunen van die amendementen en moties. Dat is the proof of the pudding of je het echt meent.

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan luisteren naar de heer Geurts. Na de heer Geurts gaan we de proof of the pudding in de praktijk brengen en ga ik even schorsen voor het diner, opdat wij daarna weldoorvoed kunnen luisteren naar de heer Futselaar.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. We hebben in Nederland de beste boeren, tuinders en vissers ter wereld. Het CDA is trots op hen. Door de efficiënte werkwijze zijn in Nederland geteelde producten veelal beter voor het milieu. Onlangs gaven in de Kamer verschillende dierenartsen aan dat wij in Nederland het dierenwelzijn beter beschermen dan in het buitenland en dat de sector zelf op voortvarende wijze het antibioticagebruik heeft gereduceerd. De Nederlandse kottervisserij loopt voorop bij de verduurzaming met overschakeling naar pulsvisserij.

Toch richten diverse partijen graag hun pijlen op de landbouw en de visserij. Zo was daar het Duitse insectenonderzoek van enkele jaren geleden, waarvan de data recent opnieuw gebruikt werden en zo in allerlei media aan bod kwamen. Ik las dat er vaak gewezen wordt naar onze boeren. Natuurlijk is de terugloop van insecten zorgelijk en moeten we kijken hoe we hier gezamenlijk wat aan kunnen doen, maar dit onderzoek zei niets over of en hoe de landbouw hieraan bijdroeg. Inmiddels is er ook kritiek op het onderzoek. Laten we kijken waardoor de waarschijnlijke terugloop van insecten komt en daarmee aan de slag gaan. Het zal niet één oorzaak hebben. Bij de visserij was het nog bonter. Het Centraal Bureau voor de Statistiek ging zonder inhoudelijke kennis over de visserij gegevens zelfstandig vertolken.

Ik wil maatschappelijke organisaties op het hart drukken om het gesprek aan te gaan. Vele maatschappelijke organisaties worden gezien als goed doel. Gedraag je dan ook zo. Dan doe je echts iets goeds. Ik hoop dat er inspanningen geleverd worden om de nuance die er vaak is, te laten zien.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik ben heel blij dat de heer Geurts met ons vindt dat de enorme insectensterfte een serieus probleem is waaraan iets moet gebeuren. De heer Geurts was, in tegenstelling tot mevrouw Lodders, wel bij het rondetafelgesprek. Hij was er niet de hele tijd, waar hij denk ik goede redenen voor had, maar hij was er in elk geval; mijn waardering daarvoor. Hij heeft dan toch ook gehoord dat deze tien wetenschappers allemaal, met allerlei verschillende invalshoeken, wijzen naar de landbouwpraktijk als belangrijkste oorzaak? En is de heer Geurts het dan met me eens dat we in elk geval heel serieus moeten kijken naar die belangrijkste oorzaak en we echt een stap verder zouden moeten komen dan steeds het mantra van het lofdicht op de huidige landbouwpraktijk te laten horen?

De heer Geurts (CDA):

Misschien gaat de heer Grashoff het zo meteen als complimentendag beschouwen, maar ik wil hem complimenten geven. Ik heb de wetenschappers gehoord en heb daarna hun bijdragen goed bekeken. Ik vond dat ze het zeer goed gecoördineerd deden. Ze wisten precies van elkaar wat de een na de ander ging zeggen. Mijn complimenten daarvoor. Ik haalde er niet uit dat er één oorzaak is. Er zijn her en der wat nuances bij te stellen. Ik schrok wel van de arrogantie van een paar onderzoekers, met name één. Die zei, in mijn ogen heel arrogant, dat hij niet onder de indruk was van de kritiek op het onderzoek. Ik kan de kritiekpunten op het onderzoek allemaal afgaan. Als ik daartoe uitgedaagd word, ga ik dat zo meteen doen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik heb het gevoel dat ik helemaal geen antwoord heb gekregen op mijn vraag. De heer Geurts gaat zich verschansen achter een discussie van twee mensen die kritiek hebben op een onderzoek dat door vele anderen gesteund wordt. Dat is niet zo heel sterk. Het was ook niet de essentie van mijn vraag. De essentie van mijn vraag is: is de heer Geurts het met mij eens dat we met elkaar serieus naar de landbouwpraktijk moeten kijken, als dat de belangrijkste oorzaak is voor het biodiversiteitsprobleem dat we nu kennen?

De heer Geurts (CDA):

Op basis van dit onderzoek en de manier waarop het tot stand gekomen is, deel ik de uitkomsten die de GroenLinksfractie hier probeert te projecteren niet. Eén voorbeeldje. De onderzoekers maken gebruik van een uitzonderlijk goed insectenjaar als startjaar. Dan krijg je dus ook veel makkelijker een dalende trend in de tijdreeks. De heer Grashoff kan hier dan gaan lachen, maar dat is gewoon iets feitelijks. Ik heb nog heel wat meer feiten als u ze wilt hebben. Ik begon mijn betoog ermee dat het niet één oorzaak zal hebben, maar u probeert nu maar één oorzaak aan te wenden. Dat vind ik zeer ernstig.

De heer Futselaar (SP):

Ik begin hier nou toch wel een patroon te zien. Elke keer als er vanuit wetenschappelijke hoek boodschappen komen die negatief zouden kunnen uitpakken voor de traditionele landbouw, dan gaat de heer Geurts de boodschapper aanvallen in plaats van op de kritiek in te gaan. Dan is het: "de wetenschappers zijn arrogant" of "de berekeningen zijn niet goed". Ik wil de heer Geurts eraan herinneren dat de laatste keer dat ik hem dat hoorde doen vóór de biodiversiteitskwestie in het voorjaar was toen het Planbureau voor de Leefomgeving concludeerde: hé, volgens ons is er, als we kijken naar de berekeningen, heel veel mestfraude. Ook toen deugde er niks van. Hoe kon het PBL met zulke cijfers komen? Het klopte allemaal niet. En wat zien we nu in het najaar? Dat de kranten er vol van staan. Ik zou de heer Geurts willen vragen om hier ook te reflecteren op zijn eigen rol richting het slechte nieuws en daar misschien af en toe wat meer voor open te staan.

De heer Geurts (CDA):

De heer Geurts ziet meer een halfvol glas dan, zoals de SP-fractie nu beoogt, een halfleeg glas. Kijk naar mijn bijdrage bij het AO over het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn. Fraude is niet goed te praten en moeten we ook gewoon aanpakken. Ik weet niet of u dat was, maar er was toen iemand die een interruptie pleegde: wat was er de afgelopen jaren, door een kabinet waar het CDA niet in zat, aan acties ondernomen om die fraude tegen te gaan? De minister heeft dat toen aangegeven. Hier wil ik het bij laten.

De heer Futselaar (SP):

Meneer Geurts zegt heel wijze woorden. Hij zegt: kijk naar mijn bijdrage bij dat AO over mestfraude. Dat heb ik gedaan. Het waren twee zinnen. De eerste twee zinnen van het betoog van de heer Geurts gingen over mestfraude, ondanks het feit dat hij een van de mensen was die erop hadden aangedrongen dat tijdens dat AO over mestfraude moest worden gesproken en dat er geen apart debat over zou moeten worden gevoerd. Dan vind ik dat je duikt voor die discussie als je je dan beperkt tot: mestfraude mag niet. Want dat is feitelijk wat u toen heeft gezegd, en niets meer.

De heer Geurts (CDA):

Ik vind dit een bijzondere gang van zaken. Als een Kamerlid iets met een heel duidelijke zin afkan, hoeft hij die zin toch geen tien minuten in andere bewoordingen te gaan herhalen? Fraude mag niet. Fraude moet aangepakt worden. U zult er zo meteen in mijn bijdrage nog een paar andere woorden over horen.

Voorzitter. De golven van soms terechte, maar vaak ook onterechte kritiek, de onzekerheid over en druk op het inkomen van boeren en de druk om te investeren, zoals nu wordt afgedwongen in Brabant, dragen eraan bij dat boeren stoppen en er steeds minder opvolgers zijn. Het doet mij pijn dat ouders hun kinderen afraden het familiegezinsbedrijf over te nemen, terwijl boeren noodzakelijk zijn voor ons voedsel, een grote bijdrage leveren aan onze economie en het grootste deel van het Nederlandse landschap verzorgen. Ook zijn er de onzekerheden rondom dreigende dierziekte-uitbraken en fraude, zoals nu door het illegaal gebruik van fipronil door een schoonmaakbedrijf. Hierdoor is er veel leed voor mens en dier. Ik leef mee met de vele pluimveehouders en hun gezinnen die nog steeds worstelen om hier uit te komen.

Ook sommige melkveehouders zitten in een heel zware situatie, in dit geval door overheidsingrijpen met het Fosfaatreductieplan en de invoering van de fosfaatrechten. Ze hebben zich aangemeld als knelgeval of hun bezwaarprocedure loopt nog, maar ze kunnen zich nog niet als knelgeval onder het fosfaatrechtenstelsel aanmelden. Deze gezinnen leven in onzekerheid. Terwijl de rechtszaken liepen, hoefden zij nog geen boete te betalen. Nu is aangekondigd dat ze dat wel moeten doen. Mijn vraag aan de minister is of zij bereid is om te kijken of melkveehouders pas een boete hoeven te betalen als duidelijk is of zij een knelgeval zijn of niet. In het verlengde daarvan vraag ik de minister of, als een bedrijf zich meldt als een knelgeval bij het ingaan van het fosfaatrechtenstelsel, daarvan een opschortende werking uitgaat. Voor sommige melkveebedrijven is het zo knellend, dat ze het zonder erkenning als knelgeval niet volhouden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben een fervent lezer van Boerderij en ik vertrouw ze zeer daar. Vandaag las ik dat de heer Geurts van het CDA vindt dat de psychosociale gevolgen voor boeren van het overheidsbeleid meer onder de aandacht moeten komen. Toen dacht ik: ah, dat is interessant zeg, want ik heb het CDA eigenlijk helemaal geen oppositie zien voeren tegen het overheidsbeleid. Het CDA zat zelf aan het roer, bijvoorbeeld bij het afschaffen van het melkquotum. Toen zei men: nee hoor, er is geen productiebeperking nodig. Vervolgens moest het natuurlijk toch. En als het CDA niet aan het roer zat, voerde het geen oppositie. Het CDA voerde geen oppositie of bepaalde het beleid. Zegt de heer Geurts hier eigenlijk: boeren hebben psychosociale steun nodig als gevolg van de keuzes die het CDA al die jaren heeft gemaakt?

De heer Geurts (CDA):

Het lijkt wel of mevrouw Ouwehand mijn spreektekst kent, want ik kom daar in de volgende paragraaf op. Maar misschien even als aftrap …

De voorzitter:

Nou, zullen we niet gewoon doorgaan als u er toch op komt.

De heer Geurts (CDA):

Nou ja, ik wil …

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik wil antwoord!

De heer Geurts (CDA):

Door het ingrijpen van de voorzitter, ben ik de kernvraag van mevrouw Ouwehand kwijt.

De voorzitter:

Die wil ze best even herhalen, denk ik.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat denk ik ook! Zegt het CDA nu eigenlijk dat boeren psychosociale hulp nodig hebben als gevolg van keuzes die het CDA in de regering ofwel door geen oppositie te voeren, altijd heeft gemaakt?

De heer Geurts (CDA):

Kijk, het is altijd goed dat het frame dat de Partij voor de Dieren hier wil neerzetten, nog een keer herhaald wordt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Zo is dat!

De heer Geurts (CDA):

Het is een frame dat de Partij voor de Dieren neerzet. Ik zit even na te denken, voorzitter, hoe ik daar heel netjes op kan reageren. Ik zal het via een voorbeeld doen. De pluimveehouders zijn getroffen door een fraudezaak, fipronil, en gaan met man en macht, met buren en mensen uit hun omgeving, hun stallen schoonmaken. Op sommige plekken lukt dat niet en dan kun je het CDA niet verwijten dat die stallen niet schoon worden. Maar die mensen leven zo in onzekerheid en voelen zo'n druk op hun bedrijf en op hun voortbestaan dat ik de afgelopen zomer werd getriggerd om dit voor te stellen. Het heeft mij overigens mede getriggerd, want ik liep er al een poosje mee rond. Ik vind dus dat wij daar als overheid aandacht voor moeten hebben. Dat wil ik ook als er een NVWA-optreden is waar wat aan mankeert, maar daarvoor loopt nu de commissie-Sorgdrager. Daarom ga ik zo meteen ook het verzoek doen aan de minister om daar aandacht voor te hebben bij crisisaanpak en wetgeving.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dit is natuurlijk de brave uitleg, de politiek correcte uitleg. Maar het CDA moet toch zeker toegeven dat de onzekerheid, waar de heer Geurts het nu over heeft in verband met de fosfaatrechtendiscussie, eigenlijk ontstaan is omdat het CDA waarschuwingen wenste te negeren? Iedereen zag aankomen dat het loslaten van het melkquotum en het niet meteen regelen van een productiebeperking enorme drama's tot gevolg zou hebben. Iedereen wist dat er dan alsnog met stoom en kokend water een regeling zou moeten komen. Daar heeft het CDA toch zeker zelf voor gekozen? Ik vind dat ondernemers duidelijkheid verdienen en dat je ze moet ondersteunen als de overheid er een potje van heeft gemaakt, maar dan is het wel van belang om aan te wijzen wie daarachter zat. En dat was gewoon het CDA zelf!

De heer Geurts (CDA):

Dit is een herhaling van zetten. Het CDA heeft in het verleden ook gewaarschuwd rond het melkquotum: beste mensen, het melkquotum gaat eraf, want dat is al ongeveer 20 of 25 jaar geleden besloten. Houd er wel rekening mee dat we regels hebben in dit land en dat er niet onbegrensd gegroeid kan worden. En dat vergeet mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren te vertellen. De duidelijkheid die de Partij voor de Dieren dan kan bieden, is zeggen: beste mensen, jullie kunnen gewoon Nederland verlaten als ondernemer, want wij willen op korte termijn 70% en op langere termijn 100% van de veehouderij uit Nederland hebben. Als dat de duidelijkheid is die u graag biedt aan deze ondernemers, dan is dat de zaak van mevrouw Ouwehand, maar het CDA gaat daar niet voor.

De voorzitter:

U continueert. Neenee, mevrouw Ouwehand. We hebben u twee keer gehoord.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, ik heb een persoonlijk punt. De heer Geurts weet heel goed wat hij hier doet. De Partij voor de Dieren is voor een krimp van de veestapel met 70%, maar …

De voorzitter:

Punt is gemaakt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

… niet met 100%. En dat blijft de heer Geurts tegen beter weten in iedere keer weer zeggen.

De voorzitter:

De heer Geurts continueert.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Het zonder gedegen en gedragen plan ingrijpen door de politiek in de agrarische bedrijfsvoering heeft al geleid tot zelfmoorden onder nertsenhouders. Hoe heeft het zover kunnen komen in Nederland, vroeg ik me af. Het CDA stelt voor om de geestelijke gezondheidszorg voor boeren en tuinders een prominente plek te geven binnen de crisisaanpak en wetgeving die leidt tot ingrijpen in de agrarische bedrijfsvoering. Is de minister bereid om met een voorstel hiervoor te komen?

Met het aantreden van het nieuwe kabinet en een eigen minister van Landbouw en Visserij gloort er hoop op meer toekomstperspectief. Mensen die actief zijn in de agrarische sector verwachten veel van dit kabinet en het CDA wil daarom graag met de minister aan de slag om het regeerakkoord uit te voeren. En de minister is al druk met grote dossiers als het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn en het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Daarnaast zal er ook gewerkt moeten gaan worden aan de nieuwe programma's die in het regeerakkoord zijn voorzien, zoals het installeren van een voedselscheidsrechter, een bedrijfsovernamefonds voor jonge boeren, in samenwerking met de provincies een warme sanering van knelpunten in de varkenshouderij, en klimaatissues als bodemdaling en bodemgezondheid.

De voedselscheidsrechter moet de oneerlijke handelspraktijken en de verstoorde marktmacht in de voedselketen aanpakken en erop toezien dat boeren en tuinders hogere prijzen ontvangen van afnemers die bovenwettelijke eisen stellen. Wanneer kunnen we de eerste voorstellen van de minister ontvangen?

Het CDA ziet ook graag dat de minister aan de slag gaat met een regeling voor jonge boeren. We hebben boeren en boerinnen nodig. Ze zijn een deel van Nederland, voor ons voedsel en voor de zorg voor ons landschap. Naast een bedrijf overnemen kun je een nieuw bedrijf starten. Gaan ook nieuw startende boeren en boerinnen door het jongeboerenfonds geholpen worden? Op welke termijn komt de minister met voorstellen voor dat jongeboerenfonds?

In Brabant willen we diverse knelpunten voor de leefomgeving aanpakken. Hier moeten we werk van gaan maken, want gemeenten en familiebedrijven zitten knel. Is de minister bereid om op korte termijn gesprekken over een warme sanering te starten met de varkenshouderijsector, de gemeenten en, met name, de provincie Noord-Brabant?

Voorzitter. Dit was een korte opsomming van de eerste CDA-prioriteiten. Zijn dit ook de eerste prioriteiten van de minister, zo vraag ik mij af.

In de afgelopen jaren heb ik meermaals aandacht gevraagd voor het belang van vrijwilligers in het groen. In wisseldienst met de voorganger van de heer Moorlag van de PvdA-fractie hebben we daar ook moties c.q. amendementen over ingediend. Voor het onderhoud aan ons landschap, voor tellingen van vogels en vlinders, en voor hulp bij weidevogelbeheer is het belangrijk om deze vrijwilligers te helpen, evenals de organisaties die de inzet van deze vrijwilligers mogelijk maken. De vraag die ik daarbij heb, is of de minister het belang ziet van groene vrijwilligers en of zij bereid is om het landelijke netwerk te ondersteunen.

We hebben ook een verantwoording voor de instandhouding van de natuur op en rond de eilanden van Caribisch Nederland. Een verdere verslechtering van de natuur daar zal desastreuze gevolgen hebben voor de economie van de eilanden. Het CDA zou graag zien dat de minister in overleg treedt met de netwerkorganisatie van de natuurparken op de zes eilanden.

Mevrouw Lodders (VVD):

Nog even op het vorige punt. Ik hoorde de heer Geurts spreken over groene boa's en over beheer van natuur. Ik heb afgelopen week ergens gelezen dat een heel aantal organisaties klaarstaan om aan de slag te gaan als groene boa. Dit is op basis van vrijwilligheid, maar wel met mensen die heel erg betrokken zijn bij de natuur, ik noem de jagersverenigingen of in ieder geval mensen die daarin actief zijn. Hoe kijkt de heer Geurts aan tegen dat initiatief?

De heer Geurts (CDA):

Ik dank mevrouw Lodders voor deze interruptie, want dan kan ik die vraag doorleggen naar het kabinet. Hoe gaan we om met de groene boa's en de groene vrijwilligers? U vraagt ook wat het CDA ervan vindt. Toezicht in het buitengebied is op dit moment — laat ik het netjes zeggen — toch nog wel wat minder dan het zou mogen zijn. De minister van Justitie, of liever gezegd de ministers van Justitie en Veiligheid, gaan daar ook over. Maar ik leg deze vraag ook graag door aan deze minister. Hoe kijkt de minister ertegen aan, wat betreft het deel waarvoor zij verantwoordelijk is?

Mevrouw Lodders (VVD):

Dank u wel. Het was niet vooraf afgesproken, maar dit is wel een van de vragen die ook bij mij nog resteerden. Dus graag een reactie van de minister op dat voornemen.

De heer Geurts (CDA):

Ik verwacht altijd bij de heer Graus dat hij op deze manier probeert om vragen door te geleiden die in zijn bijdrage nog niet naar boven waren gekomen. Ik verwacht dat minder van mevrouw Lodders, maar ik ben graag de traffic manager, om maar een mooie Engelse term daarvoor te gebruiken.

Voorzitter. Deze minister is ook verantwoordelijk voor de regio's en hun knelpunten. Daarvoor heb ik drie voorstellen. Allereerst denk ik dat het belangrijk is om oude ambachten te behouden, bijvoorbeeld de bouw van traditionele houten boten zoals punters, riet snijden en het beroep van molenaar. Dit niet alleen ten behoeve van onze cultuurhistorie, het is ook toeristisch aantrekkelijk. Samen met de provincies zou hier een programma voor opgezet kunnen worden. Is de minister bereid om dit mee te nemen in haar gesprekken met de provincies en in haar gesprekken met haar collega's van OCW? Dit ministerie gaat immers over het materieel, en ik hoop ook immaterieel, erfgoed.

Mijn andere voorstel betreft leegstand op het platteland. We zien steeds meer dat verouderde schuren blijven staan doordat er minder boeren zijn en er nu gewerkt wordt met ruimere stallen en schuren. We willen geen verval van deze leegstand of gebruik ervan door de onderwereld. Daarom zou het goed zijn als deze stallen niet blijven staan. Om dat te bereiken, wil ik voorstellen om de afzet van puin goedkoper te maken — nadat je de stallen hebt gesloopt, krijg je puin — door verplicht te stellen dat voor infrastructuur puin uit de buurt gebruikt moet worden. Is de minister bereid om hierover het gesprek aan te gaan met betrokkenen?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Een hartverwarmend betoog over oude ambachten en oude tradities. De rietsnijders zijn genoemd. Daarop hebben we samen ook meerdere keren actie ondernomen. Maar nu dan toch de gescheperde schaapskuddes. Vallen die daar ook onder? Ik heb daar eerlijk gezegd nooit de steun van het CDA voor gekregen.

De heer Geurts (CDA):

Ik had verwacht dat deze vraag zou komen. Het natuurbeleid is gedecentraliseerd naar de provincies en wij hebben altijd gezegd dat dit daaronder valt. De provincies en sommige gemeenten zijn verantwoordelijk voor de omgang hiermee. Het is dus geen rijksverantwoordelijkheid meer. Op basis van subsidiariteit zou ik het ook graag daar willen laten liggen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dat klinkt allemaal hartstikke mooi en als oud-Statenlid ben ik het natuurlijk helemaal met de heer Geurts eens dat we de verantwoordelijkheid moeten neerleggen waar die hoort te liggen. Maar de heer Geurts gaf zojuist terecht aan dat er zaken zijn in het land die ook tot het immaterieel erfgoed behoren. Ik weet even niet meer welke voorbeelden hij allemaal noemde, maar hij had het in ieder geval over de rietsnijders en de molens. Het is helemaal niet onlogisch dat het ministerie van OCW een mening over zulke zaken heeft. Ik vind dus wel dat er nu met twee maten wordt gemeten. De gescheperde gesch … schaapskuddes …

De voorzitter:

Wat zei u?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De gescheperde schaapskuddes moeten zich maar bij de provincie zien te redden, maar de rietsnijders en de molenaars kunnen bij het Rijk terecht. Laten we alsjeblieft de verantwoordelijkheid neerleggen waar die thuishoort. Dat is bij provincies en gemeenten. Als het Rijk daarin wat kan ondersteunen, be my guest, maar dan wel voor allemaal en niet alleen voor die paar die het CDA zojuist genoemd heeft.

De heer Geurts (CDA):

Er is nog een heel lange lijst van ambachten die ik ook niet genoemd heb. Dat paste ook gewoon niet in de spreektijd die ik had. Daar moeten we ook eerlijk in zijn. Als de ChristenUniefractie graag positieve woorden wil horen over schaapherders en hun kuddes: bij dezen. Maar we moeten de verantwoordelijkheden wel laten liggen waar ze liggen. Dit is een zwaarbevochten punt in de Tweede Kamer. Er zijn ook duidelijke uitspraken over gedaan. Ik heb het idee dat de coalitie die nu het kabinet draagt, daarin geen verandering gaat aanbrengen. Wel ben ik blij met uw woorden over OCW, want dan kan ik daar in deze interruptie nog een paar zinnen aan wijden. Er ligt een probleem bij dat ministerie op het gebied van immaterieel erfgoed. Daar hebben ze niet zo heel veel aandacht voor, terwijl ze daar medeverantwoordelijk voor zijn. Daarom doe ik bij dezen een poging via deze minister en doe ik een beroep op haar inzet richting haar collega's op OCW.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter, ik neem u graag mee op werkbezoek naar de gescheperde schaapskuddes.

De voorzitter:

Nee, ik wil wel naar de gescheperde bijenhouders.

De heer Graus (PVV):

Die kunnen we zelfs zien in onze eigen Kamertuin, als we naar onze binnentuin gaan!

Ik heb een vraag. Begint de heer Geurts nog over het punt in het regeerakkoord over het NFI en het Veterinair Forensisch Team? Ik weet niet goed wanneer ik de vraag anders moet plaatsen.

De heer Geurts (CDA):

Ik ben nu bij Justitie en Veiligheid, dus dit is een mooi punt om die vraag te plaatsen. Maar de heer Geurts heeft dat punt echt aan u overgelaten omdat u daar de afgelopen jaren heel veel op ingezet heeft.

De heer Graus (PVV):

Mijn dank daarvoor! Dan kan ik mijn vraag stellen. Ik denk dat uw collega's Van Dam en Van Toorenburg mede eraan hebben bijgedragen dat dit in het regeerakkoord is gekomen. Nu gaat het mij erom dat ze altijd naar u verwijzen als het om het Veterinair Forensisch Team gaat. Vandaar dat ik die vraag hier moet stellen. Het CDA en de regering willen dat het veterinair forensisch onderzoek terugkomt binnen het NFI, maar bent u het met mij eens dat die twee mensen van het Veterinair Forensisch Team, die twee ter zake deskundigen, daarbij betrokken moeten worden?

De heer Geurts (CDA):

Dank voor deze woorden van de heer Graus. Daaruit blijkt dat ik bij mijn collega's aardig de wind eronder heb. Ik weet niet of ze dat zelf ook zo voelen. Ook het regeerakkoord heeft vele vaders en moeders, dus die eer zou ik ook niet alleen willen hebben.

Dan het punt waarover uw vraag eigenlijk gaat. Ik denk dat we daar eens even goed naar moeten kijken, want daar is ook geld mee gemoeid. Dan moet je ook dekking hebben. Dat is in de begroting van LNV niet makkelijk, kan ik u zeggen. Samen met onze medewerker heb ik daar toch wel wat studies naar verricht. Ik heb u de vraag ook horen stellen richting de minister. Ik ben heel benieuwd naar het antwoord van de minister. Als het past binnen de kaders van het regeerakkoord, zeg ik tegen de heer Graus, gaan we eens kijken of wij een meerderheid in deze Kamer kunnen krijgen. Maar het moet wel passen binnen de kaders van het regeerakkoord.

De heer Graus (PVV):

Ik dank de heer Geurts voor wat hij zegt. Kan de heer Geurts mij wel steunen met een onderzoek? Waarom namelijk? Ik wil dat hier toch gezegd hebben. Het Veterinair Forensisch Team werkt voor een tiende tot een twintigste van de bedragen waar het NFI en de faculteit voor diergeneeskunde het voor doen. Ze vragen per obductie ongeveer €50 tot maximaal €200, €300. De faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht krijgt er €1.500 tot €2.000 voor en mag er ook nog dagenlang over doen. Het Veterinair Forensisch Team, dat zijn de enige ter zake deskundigen. Dierenarts Monique Verkerk is cum laude afgestudeerd in Amerika. Wij kennen de opleiding helemaal niet. Die kan binnen een paar minuten zeggen wat de oorzaak is en mogelijk binnen een paar uur, maar in ieder geval niet binnen twee dagen en niet voor duizenden euro's. Nu ik dit zo zeg, is mijn vraag of de heer Geurts bereid is te steunen dat er in ieder geval een onderzoek komt. Dat bespaart mij een motie en dat is ook fijn voor de minister. Kunnen de coalitiepartijen steunen dat we onderzoeken hoe die geldstromen werken en hoe er mogelijk door het Veterinair Forensisch Team een hoop geld bespaard blijft?

De voorzitter:

Duidelijk! De heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Het wordt steeds erger. Nou denkt de heer Graus dat ik ook al namens de hele coalitie kan spreken. Ik kan u vertellen dat ik dat niet kan. Mevrouw Lodders maakt al gebaren, dus er is redelijk transparantie over dat het niet zo is. U hebt net een heel aantallen getallen genoemd, zeg ik tegen de heer Graus. Ik denk dat het goed is dat we er samen nog eens even goed naar kijken. U zegt dan altijd: onder het genot van een gevulde koek.

Ik sprak net over de onderwereld. Daarbij wil ik nog enkele aanvullende opmerkingen over ondermijning plaatsen. Mijn CDA-collega's hebben er bij de begroting van Justitie en Veiligheid ook op gewezen. Een op de acht boeren wordt benaderd door criminelen of is er direct het slachtoffer van. Zo worden er vaten drugsafval op hun grond gestort. Kan deze minister ons toezeggen dat zij in gesprek gaat met haar collega van JenV om te bezien hoe boeren kunnen worden ondersteund en beschermd, bijvoorbeeld wanneer zij zich in een strafzaak willen voegen als benadeelde partij? Er is een fonds, maar dat biedt onvoldoende soelaas.

Ten derde. Het zou ten goede komen aan onze landbouw en aan de regio's als we het World Food Center in de Food Valley realiseren. Dit is belangrijk voor de regio en ook als uithangbord voor de Nederlandse landbouw. Is de minister bereid om in gesprek te gaan met de regio over deze vergevorderde plannen?

Wij vragen in Nederland veel van onze ondernemers en al helemaal van boeren, vissers en tuinders. Zij werken hard voor ons voedsel en daar ben ik hen dankbaar voor. Ik zei het in het begin al. Met het aantreden van het nieuwe kabinet en een eigen minister van Landbouw en Visserij gloort er hoop op meer toekomstperspectief. Ik heb vertrouwen dat deze minister meer dan haar best doet om de hooggespannen verwachtingen waar te maken.

Afsluitend. Het CDA heeft vertrouwen in mensen, vertrouwen in de samenleving en daarom vertrouwen in de toekomst. Bovendien doen we als CDA ons werk in de overtuiging dat Gods schepping ons gegeven is om goed te beheren en haar beter achter te laten voor onze kinderen en kleinkinderen. Ik wens ons als Kamer, de regering en de ambtenaren bovenal Gods zegen toe.

De voorzitter:

Dank u wel. Een vraag nog van de heer Bisschop, die blijkbaar de plek van de heer Dijkgraaf heeft overgenomen in dit debat.

De heer Bisschop (SGP):

Ja, ik moet hem verontschuldigen. Hij is door griep geveld en ik als boerenzoon kom dan uiteraard in aanmerking om hem te vervangen.

Ik had nog een vraag aan de heer Geurts. Ik zat er eigenlijk op te wachten dat hij erover zou beginnen. Ik las in de Boerderij over het voornemen van het CDA om stappen te ondernemen om de brede weersverzekering vrij te stellen van assurantiebelasting. Dat is een heel goed voornemen. Ik constateer wel dat een keurig gedekt amendement enige tijd geleden niet werd gesteund door het CDA. Gelukkig zijn er vorderingen in de ontwikkelingen; voortschrijdend inzicht zullen we maar zeggen. Is het een idee om gezamenlijk, als CDA en en SGP, aan de minister te vragen of zij ervoor kan zorgen dat in het Belastingplan 2019 een vrijstelling wordt opgenomen? Is dat wat wij gezamenlijk kunnen ondernemen?

De heer Geurts (CDA):

De citaten kloppen. Allereerst beterschap aan de heer Dijkgraaf.

De heer Bisschop (SGP):

Ik zal het doorgeven.

De heer Geurts (CDA):

Dat is niet om u te diskwalificeren, maar ik mis hem wel nu al. We hebben de discussie over die dekking ook achter de schermen gevoerd. Daar ben ik hier ook maar transparant over. Die dekking kon niet gedragen worden. Dan het punt dat u net aandraagt. De voorzitter keek me al aan van: daar heb je er weer een. Ja, de heer Geurts gaat uw verzoek doorgeleiden naar de minister en zegt u toe dat we samen gaan kijken of er mogelijkheden zijn om tot een betere dekking voor de brede weersverzekering te komen.

De heer Bisschop (SGP):

Oké. Dat is dan een gezamenlijk verzoek van de SGP en het CDA. Best.

De voorzitter:

We gaan eten en om 20.00 uur gaan we herbeginnen. Tot zover.

De vergadering wordt van 19.19 uur tot 20.03 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Grashoff.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter, aan het begin van het debat hebt u in een halve zin het aantal interrupties tot drie beperkt. Ik voel aan dat delen van dit debat erg op monologen gaan lijken. Ik zou het verzoek willen doen om daar ten minste een interruptie aan toe te voegen.

De voorzitter:

Ik ben in een feestelijke bui, dus dat gaan we zeker doen.

We vervolgen met de heer Futselaar van de fractie van de SP. Hij heeft een spreektijd in eerste termijn van twaalf minuten. Het woord is aan hem.

De heer Futselaar (SP):

Dank u, voorzitter. Het kan zo niet langer! Toen mij vorige week in de SP-fractie werd gevraagd wat nou kort de samenvatting was van mijn betoog bij de begroting, was mijn antwoord die vijf woorden: het kan zo niet langer!

Ik ben nu 258 dagen Kamerlid en woordvoerder op het gebied van landbouw. Wat heb ik in die tijd gezien? Dat de melkveehouderij grootschalig moest saneren, omdat na de afschaffing van het melkquotum de krankzinnige groei ervoor had gezorgd dat alle normen waren overschreden. Dat was in maart al. Dat geitenhouderijen en longklachten een direct verband bleken te hebben, dat onderkend werd, bewezen in onderzoek, waartegen provincies vervolgens maatregelen gingen nemen en waarbij Den Haag eigenlijk met overtuigende actie achterbleef, ondanks dat verschillende moties in deze Kamer zijn ingediend. Een zomer met een nieuw triest record aan stalbranden, met in augustus al 225.000 dode dieren, en het jaar is nog niet voorbij. Gisteravond hadden we er weer 100 in Ammerzoden. De fipronilaffaire, een van de grootste en kostbaarste voedselschandalen uit de Nederlandse geschiedenis, waarbij opnieuw enorme aantallen dieren sneuvelden, allemaal bedrijven in financiële moeilijkheden kwamen, en het geloof van Nederlanders in hun eigen voedsel opnieuw werd ondermijnd. Ik heb gezien dat de mestfraude die na decennia, zo niet nog langer, onder het oppervlakte te hebben voortgewoekerd in de mestvrijstaten Oost-Brabant en Noord-Limburg, eindelijk aan het daglicht kwam. En ik heb gezien hoe de berichten over de biodiversiteit, de toekomst van natuur in Nederland week na week alarmerender werden.

Voorzitter. Het kan zo niet langer! Vorige week vond hier in dit parlement een hoorzitting plaats over biodiversiteit in Nederland, met tien wetenschappers van tien verschillende vakgebieden, van de vlinders tot de gewervelden tot de bijen tot de bodemkwaliteit. Hun boodschap was gevarieerd. Er was een deel van de wetenschappers dat stelde dat het slecht tot zeer slecht gaat met de biodiversiteit in Nederland. Er was ook een deel van de wetenschappers dat stelde dat het desastreus slecht gaat met de biodiversiteit in Nederland. Wat er niet te horen was, was een positief geluid.

Twee dingen kwamen steeds terug op die hoorzitting. Wat er aan positiefs te noemen is, vindt plaats in de beperkte natuurgebieden die wij hebben, al staan die onder druk. Daarbuiten hebben de bebouwing, lichtschade, landbouwgif en monocultuur in de landbouw gezorgd voor gebieden waar biodiversiteit bijna geen kans meer heeft.

Het tweede centrale punt was nitraat, dat in bijna alle verhalen terugkwam als kernoorzaak van problemen. Nederland heeft een nitraatprobleem of, in simpeler bewoordingen, een mestprobleem. Een probleem dat niet opgelost gaat worden met mestvergisters of de zoveelste technische ontwikkeling die aan de horizon gloort. Het kan zo niet langer! Het mestprobleem en de mestfraude zijn niet meer dan symptomen van de kern van het probleem: te veel mest. En we hebben te veel mest omdat we te veel dieren hebben. Ik kan het niet simpeler maken. We kunnen honderden miljoenen of miljarden blijven besteden aan vergisters en techniek, als we de kern niet aanpakken, komen we ook niet van het probleem af.

Mijn eerste vraag, voorzitter. 200 miljoen trekt dit kabinet uit voor warme sanering van de varkenssector. Gaat deze sanering nou wel of niet gepaard met afname van het aantal varkensrechten? Gaan wij hiermee nou de veestapel terugbrengen of gaan we alleen een probleem verplaatsen, naar 50 kilometer verderop in Gelderland bijvoorbeeld? Wij verdienen duidelijkheid. Met "wij" bedoel ik de sector, bewoners in het landelijk gebied, maar ook Kamerleden die worden gevraagd om hierover te beslissen. Waar gaat dit geld nou voor worden gebruikt? Dit is een groot bedrag. Als dit een echte sanering betreft, met minder dieren, dan klinkt het als een zinvolle investering. Anders is het weggegooid geld. Dus graag duidelijkheid.

Voorzitter. Vorige week was ik in Herpen, in Noord-Brabant. En voor wie het niet weet: Herpen is het dorp waar voor het eerst in 2007 Q-koorts is vastgesteld. Het merendeel van de bevolking daar is besmet geweest. Ik hoef deze Kamer niet te vertellen over de duizenden zieken die wij hebben gehad en de minstens 74 doden. En juist in Herpen wil nu een geitenhouder uitbreiden en zijn veestapel vergroten. Wat een klap in het gezicht van de bewoners! Alsof je voorstelt om in de binnenstad van Enschede een vuurwerkfabriek te bouwen. Maar voor de gemeente, die hier ook niet blij mee is, is het heel moeilijk om in te grijpen. Weliswaar heeft Brabant wat maatregelen genomen op het gebied van geiten, maar dit is een uitbreiding binnen de bestaande stallen en eigenlijk ontbreken de wettelijke kaders om daar iets aan te doen. Daarin staat Herpen niet alleen. Er zijn verschillende gemeenten in Nederland op verschillende plekken die nu op wankele juridische gronden proberen de uitbreiding van de intensieve veehouderij te beperken uit vrees voor de gezondheid van de bevolking. Ik vind het overigens moedig dat ze dat doen. Ook de VNG heeft ons duidelijk gemaakt dat bestaande ruimtelijkeordeningskaders niet voldoen om actie te nemen als het gaat om volksgezondheid en intensieve veehouderij.

Laten wij niet vergeten dat de grootste veeprovincie van Nederland, Noord-Brabant, al jaren vraagt, smeekt, schreeuwt om meer juridische mogelijkheden. In het verleden kwam als antwoord op deze vragen de Interimwet veedichte gebieden, ontworpen door het kabinet-Rutte II, aangepast op advies van de Raad van State en in consultatie gebracht. Het is een kort, helder en praktisch stuk wetgeving dat provincies de mogelijkheid biedt om in gebieden te sturen op dierenaantallen als het gaat om zaken als volksgezondheid en kwaliteit van de leefomgeving. Deze coalitie heeft besloten dit wetsvoorstel terzijde te stellen. Daarbij hebben ze geen duidelijke motivatie gegeven, want de problemen worden wel erkend in het regeerakkoord. Voor de SP is dit niet acceptabel, dus ik wil graag aankondigen dat ik de Interimwet veedichte gebieden alsnog als initiatiefwet zal indienen. Deze wet is simpelweg nodig, ook nu bekend is dat de Omgevingswet sowieso tot 2021 is uitgesteld, als het niet al later wordt. Ik ga graag het debat met deze Kamer aan over nut en noodzaak van deze wet. Maar als hij wordt afgewezen, nodig ik iedereen uit om met mij terug te gaan naar Herpen om daar aan mensen uit te leggen dat wij hun regionale en provinciale overheden niet de mogelijkheden willen geven om in te grijpen voor hun gezondheid. Want het kan zo niet langer!

Voorzitter. Er wordt hier al jaren gesproken over maatregelen om stalbranden te voorkomen en niemand wil stalbranden. Wij moeten concluderen dat wij daar in het verleden niet bijzonder succesvol in zijn geweest, getuige de records van het aantal omgekomen dieren die elk jaar, elke zomer worden gebroken. Er is geen fenomeen, durf ik te zeggen, dat zo radicaal het draagvlak onder veeteelt wegslaat als stalbranden. Hoe kunnen wij die in de toekomst voorkomen? Wij hebben nieuwere stallen die aanzienlijk minder branden opleveren, maar wij weten dat in oude stallen nog steeds veel te verbeteren is.

In zijn laatste dagen als bewindspersoon heeft staatssecretaris Van Dam een aantal behoorlijk zinvolle en welkome maatregelen aangekondigd, en is hij in gesprek gegaan. Wij willen niet zuur zijn en zeggen dat de put wordt gedempt nadat het kalf verdronken is, maar uitspreken dat wij blij zijn met de inzet die toen is gepleegd. Maar het is nu ook tijd om door te pakken. Veel van de voorgestelde maatregelen kunnen op onze steun rekenen, maar wij horen graag van de minister wanneer het onderzoek naar de haalbaarheid van die extra maatregelen klaar is. Wij kunnen niet genoeg benadrukken dat alles in het werk moet worden gesteld om te zorgen dat dat zo snel het geval is dat de zomer van 2018 niet een nieuwe horrorzomer wordt zoals die van 2017 en 2016 en 2015. Zo nodig zullen wij een motie indienen om af te dwingen dat het onderzoek naar de haalbaarheid in het vroege voorjaar van 2018 besproken kan worden. Dan kunnen wij nog voor de zomer iets doen.

Vorige week is een eerste beeld naar buiten gekomen van het nieuwe Europese gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dat beeld is gemengd. Zoals ik al in een eerder debat heb aangegeven is een subsidiemaximum helaas verloren gegaan in de lobby. Dat betreuren wij. Brussel wil inzetten op minimalisering van regels en meer uitwerking van regels door de lidstaten. Dat biedt kansen en bedreigingen. Kan Nederland, dat op milieugebied zo veel normen overschrijdt, zulke verantwoordelijkheden aan? Of gaan wij hierin nieuwe excuses zoeken om niet te veranderen en vrolijk voort te gaan op de oude weg?

Voorzitter. Resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Daarom heb ik nog een klein beetje optimisme. Er zit tenslotte een nieuwe minister. Die vertegenwoordigt wat zichzelf het "groenste kabinet ooit" noemt. Laten wij dan beginnen met dat groene.

Voorzitter. Een van de meest hallucinante stukken die ik in mijn beperkte tijd in de Kamer onder ogen heb gehad, is het rapport dat ik nu in mijn handen houd. Het betreft het rapport "Feiten en cijfers vergroening GLB" van de universiteit van Wageningen, over wat er precies gebeurt met de 210 miljoen euro aan groene subsidies in Nederland. De conclusies zijn spijkerhard: een afname van blijvend grasland, zelfs binnen Natura 2000-gebieden waar dit niet zou moeten kunnen, vrijwel niets veranderd aan de gangbare landbouwpraktijk en voor het overgrote deel geen effecten op de biodiversiteit. Het groene effect van groene subsidies in de landbouw is hoegenaamd nul. Laten we bij de GLB-vernieuwing inzetten op echte vergroening, op vergroeningssubsidies die daadwerkelijk tot biodiversiteit en verduurzaming van de landbouw leiden. Laten wij vooruitgang belonen in plaats van stilstand financieren, zoals nu gebeurt. Wil de minister zich hiervoor inzetten, en dan niet alleen in de onderhandelingen in Brussel, maar ook in de specifieke Nederlandse uitwerking van het GLB in de toekomst?

Voorzitter. Groene maatregelen moeten nieuwe kansen voor duurzame verdienmodellen in de landbouw opleveren. De realiteit is echter dat voor een groot deel de voedselketen de andere kant opdrukt. Of het nu de voedingsindustrie, de voedselleveranciers, de supermarkten, de banken, het groene onderwijs of belangenorganisaties zijn, voor het overgrote deel zijn ze allemaal gericht op zo groot mogelijke bulkproductie voor een zo laag mogelijke prijs. En in die context is het voor boeren in de praktijk vaak financieel onmogelijk om noodzakelijke verduurzamingsmaatregelen te nemen. Daarvoor zijn de marges simpelweg te klein, en de winsten belanden elders. De miljonairs in de voedselketen vind je bijvoorbeeld bij de diervoederproducenten, de armoede vind je bij de melkveehouders.

Voorzitter. We moeten dus ook de hele keten weten te draaien en niet alles bij boeren neerleggen. Dat is niet eenvoudig, want de belangen zijn groot. Niemand wil duur voedsel, maar wij zijn collectief gebaat bij eerlijke en enigszins stabiele voedselprijzen als wij een serieuze vergroeningsslag willen maken. Hoe ziet de minister dit dilemma? Een eerste stap is wat mij betreft de volgende. Het stoort mij ontzettend dat supermarkten om de zoveel tijd gaan stunten met de prijzen van basisvoedsel als melk. Onlangs deed Jumbo dat nog, als ik het goed heb. Een paar cent meer of minder op een pak melk betekent voor een consument vrijwel niets, maar voor de melkveehouder kan dit de marge zijn tussen winst en verlies. Ziet de minister hier, in tegenstelling tot haar voorganger, een verantwoordelijkheid voor zichzelf? En is zij bereid om, zoals in landen om ons heen het geval is, te kijken naar de mogelijkheid van een verbod op de verkoop onder de inkoopprijs in supermarkten? In ieder geval voor een aantal basisproducten, want dan hebben we een basale bescherming.

Voorzitter. Het kan zo niet langer. Er is te veel aanleiding om wat anders te doen en er zijn ook genoeg mogelijkheden om het anders te doen: een nieuw GLB, budgetten in het regeerakkoord en een groot draagvlak in de samenleving voor een radicale verduurzaming van de landbouw. Laten we het dan ook doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een vraag van de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Ik heb geluisterd naar het betoog van de SP-fractie. Waarom heeft de SP-fractie geen verantwoording genomen toen zij de kans had?

De heer Futselaar (SP):

Wij hebben voorstellen gedaan voor coalities. Wat u vraagt is: waarom bent u niet toegetreden tot de enige coalitie die u werd voorgeschoteld? Drie partijen hebben gezegd: wij zijn een motorblok en iemand mag bij ons aansluiten. Wij hebben gezegd: wij zien, met deze politieke samenstelling, geen mogelijkheden om tot een coalitie te komen die enigszins een positieve verandering brengt. Dat is de reden dat wij deze keer niet de verantwoordelijkheid hebben genomen.

De heer Geurts (CDA):

Het is gewoon een grijze plaat die de SP-fractie afdraait: een hele hoop kritiek leveren en weinig oplossingen bieden. Het lijkt wel alsof u de boerderij ziet als een speeltuin voor allerlei zaken die moeten gebeuren. En de prijzen zijn te hoog en ondertussen: ach, arme boeren. Dan verwacht ik van de SP dat zij daar ook oplossingen bij levert. U had de kans om aan te treden in een kabinet, maar heeft die niet gegrepen. Kom dan niet met dit soort verhalen aanzetten.

De heer Futselaar (SP):

De heer Geurts stelt vaak dezelfde vragen, krijgt dan hetzelfde antwoord en klaagt er dan over dat hij een grijze plaat hoort. Ik vind dat consequent.

De voorzitter:

Mevrouw Lodders.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter, toch een punt van orde of in ieder geval een persoonlijk feit. Deze vraag heeft de heer Geurts in deze periode en ook in de vorige periode niet aan de SP-fractie gesteld.

De voorzitter:

Staat genoteerd.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik sprak er in mijn bijdrage over dat de boeren zo vaak in het verdomhoekje worden gedrukt. Ik hoor de heer Futselaar weer hetzelfde doen. Dat vind ik buitengewoon jammer. Mijn vraag aan de heer Futselaar is als volgt. In de afgelopen periode — daar kan ik de heer Futselaar natuurlijk niet op aanspreken — hebben uw collega's hier zo verschrikkelijk vaak staan praten over werkgelegenheid op het moment dat een bedrijf op omvallen stond of daadwerkelijk failliet is gegaan. Waarom telt de werkgelegenheid in de land- en tuinbouw niet voor de heer Futselaar?

De heer Futselaar (SP):

De werkgelegenheid daar telt zeker, maar bij al deze zaken moeten wij kosten en baten tegen elkaar afwegen. Als ik zie dat in een bepaalde sector de druk op de samenleving zo groot is dat ik denk dat die bedrijfstak op die manier niet meer kan bestaan, dan maakt het voor mij niet uit of het een chemisch bedrijf bij Dordrecht is, een landbouwbedrijf ergens anders, of laten we zeggen een overgesubsidieerde luchthaven in het noorden van het land. Dan moet je op een gegeven moment concluderen: dit kan zo niet doorgaan. En dan kan de stekker eruit gaan.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik constateer dat het glas bij de heer Futselaar niet halfleeg is, maar gewoon hartstikke leeg als het gaat om de Nederlandse land- en tuinbouw. Over de visserij heb ik hem al helemaal niet gehoord. Ik constateer dat u ook geen enkel voorbeeld kunt noemen waarin u trots bent op onze land- en tuinbouw. Dat is toch wel buitengewoon jammer. Ik moet helaas constateren dat de SP, de partij die hier te vaak bij de microfoon staat als het gaat om het omvallen van bedrijven, de boeren, de tuinders en de vissers nu in de kou laat staan.

De heer Futselaar (SP):

Ik vind dat geen terechte constatering. Ik wil dat ook wel toelichten. Ik denk dat je, als je nu niet erkent dat we op deze weg niet door kunnen gaan, diezelfde landbouwers geen plezier doet, omdat we op de langere termijn een rijdende trein zijn die recht op een muur afgaat. Maar mevrouw Lodders heeft mij uitgedaagd. Zij heeft gezegd: u heeft niet positiefs gezegd waar u trots op bent. Ik vind de afname van het gebruik van antibiotica in de Nederlandse veehouderij indrukwekkend. We zijn er nog niet; ik ben daar niet tevreden over. Maar ik vind de afname indrukwekkend. Daar heeft u het.

De voorzitter:

Prima. Dank u wel.

De heer Futselaar (SP):

Er gebeuren zeker goede dingen, maar ik heb een beperkte spreektijd. U heeft niets lelijks gezegd over de landbouw. Ik ben kritischer over dingen.

De voorzitter:

Heel goed. De heer De Groot. Nee, mevrouw Lodders, we gaan luisteren naar de heer De Groot van D66.

Mevrouw Lodders (VVD):

Nee, nee, voorzitter, ik heb een punt van orde.

De voorzitter:

U heeft een punt van orde.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ja, althans ik heb een persoonlijk feit. Ik heb het geleerd van de collega's. Mevrouw Lodders heeft wel degelijk de zorgen die ook leven in de maatschappij geadresseerd in haar bijdrage.

De voorzitter:

Heel goed. Ook dat staat voor de eeuwigheid genoteerd. Het woord is aan de heer De Groot van D66.

De heer De Groot (D66):

Voorzitter. Vandaag wil ik het hebben over gezondheid. Dan bedoel ik de houdbaarheid van onze voedselproductie, de vitaliteit van onze natuur en natuurlijk ook de gezondheid van onze kinderen. Allereerst de houdbaarheid van onze voedselproductie. Onze boeren behoren tot de meest efficiënte ter wereld. Mevrouw Lodders heeft het gezegd, maar dat is duidelijk beperkt tot per eenheid product. Toch putten we de aarde uit. Dat neem ik niemand kwalijk, maar onze manier van voedsel produceren is niet houdbaar. Het kan slimmer als we onze voedselproductie vanuit de gehele kringloop beschouwen. De sleutel tot vernieuwing ligt in de manier waarop we onze dieren voeren. We voeren onze dieren namelijk granen. Daar kun je ook brood van maken. In veel krachtvoer zit soja. Die wordt geïmporteerd uit Zuid-Amerika, en dat is niet gezond voor onze aarde. Als koeien vooral gras, varkens vooral restafval en kippen vooral insecten eten, dan houden we het Nederlandse landschap intact en sparen we de regenwouden. Als we tegelijkertijd met betere mest de bodem en gewassen weer gezond maken, hebben we veel minder bestrijdingsmiddelen of kunstmest nodig. Dat is uiteindelijk beter voor de boer en beter voor de aarde.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Deze analyse is me uit het hart gegrepen. Het sluiten van kringlopen, en zeker van de voerkringloop in onze veehouderij, is van groot belang. De heer De Groot legt de vinger ook precies op de zere plek, namelijk het gebruik van gronden die we ook voor menselijke consumptie kunnen gebruiken en de import van eiwitrijke gewassen uit andere werelddelen. Is de heer De Groot het met mij eens dat, als je dit serieus doordenkt, het niet anders kan dan dat dat consequenties heeft voor de omvang van onze veestapel?

De heer De Groot (D66):

De heer Grashoff is wel erg vroeg met deze interruptie, want ik ben nog bezig om het systeem te doordenken. Maar dit is het grappige. Ik volg even uw gedachten. Ik zie de interruptie van mevrouw Ouwehand ook al aankomen. Stel, we gaan met minder dieren verder. Dat is een oplossing op zoek naar een probleem. Waar het hier om gaat is dat we het hele systeem anders moeten maken. Daar gaat dit over. Als je al begint met "we moeten minder dieren", dan hou je hetzelfde systeem, maar dan met minder dieren. Daar schiet dus helemaal niemand iets mee op. U heeft dus geen oplossing.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dit is een heel bijzondere omkering. Ik zeg niet dat we minder dieren moeten hebben om er vervolgens een probleem bij te zoeken. Ik trek gewoon de redenering van de heer De Groot, waarmee ik het eens ben, door naar de consequenties daarvan. Die consequentie heb ik niet bedacht. Die blijken gewoon uit cijfers. De heer De Groot kent misschien ook het werk van mevrouw Imke de Boer, hoogleraar in Wageningen, die zich heel specifiek in dit punt heeft verdiept. Zij zegt: er is wel een plek voor de veehouderij en voor vleesconsumptie, maar wel even op een heel ander niveau dan we nu kennen. En: zoals het nu gaat, is het niet houdbaar. Als de heer De Groot nou zo fair is om dat gewoon hier te erkennen, dan kunnen we vandaaruit verder praten over hoe de oplossingsrichtingen in de verf gezet kunnen worden.

De heer De Groot (D66):

U creëert een beetje een schijntegenstelling. Natuurlijk ken ik het werk van Imke de Boer, eigenlijk van Hannah van Zanten, haar promovenda die dit idee goed heeft uitgewerkt. Ook de top van Wageningen is daarmee bezig. Zij kijkt naar het voedselsysteem als geheel. Daarin produceren we nu 70% dierlijke eiwitten en 30% plantaardige eiwitten. Dat is op termijn niet houdbaar, omdat je daarmee het hele Nederlandse systeem ontwricht, alleen al vanwege de hoeveelheid mest die we produceren. Het is eigenlijk een heel verspillend systeem. Daarom moet je tot een ander evenwicht komen. Maar je moet beginnen met het beschouwen van de hele kringloop en dan stap voor stap doorgaan. Dat zal ik ook in de rest van mijn betoog doen. Maar als je begint met "dus minder dieren", dan sla je de hele discussie plat. Als GroenLinks het op deze manier heel erg wil versimpelen, dan is dat prima, maar ik vind het zonde van onze capaciteit hier om het zo te doen en om het debat op deze manier aan te vliegen. Maar als je het goed doet, krijg je uiteindelijk een andere verhouding tussen dierlijke en plantaardige productie. Dat is heel logisch.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De vorige keer dat ik de heer De Groot hoorde over zijn kringloopidee, vroeg ik ook: maar het is toch onontkoombaar dat de veestapel dan ook krimpt? Toen zei hij: ik vind het een beetje vroeg voor die conclusie. Ik ben even teruggegaan in de geschiedenis van het parlement. Het allereerste burgerinitiatief in de parlementaire geschiedenis van Nederland was het burgerinitiatief Stop fout vlees. Zij hadden laten doorrekenen — het is allemaal niet nieuw — dat de vleesconsumptie, de vleesproductie in Nederland met 50% zou moeten dalen, willen we de natuur beschermen, recht doen aan bescherming van het regenwoud en noem alles maar op. Daar was D66 toen ontzettend voor. Ik weet dat nog goed. Er werden prachtige moties gesteund en prachtige uitspraken gedaan. Wat is er in die tien jaar gebeurd dat D66 nu zegt: eigenlijk weten wij het beter, eigenlijk moet de heer De Groot eventjes een plannetje voor kringlooplandbouw maken en dan zullen we daarna nog weleens zien of de veestapel moet krimpen of niet? Ik heb alleen maar wetenschappers gezien die dat burgerinitiatief verder hebben ondersteund voor klimaat, biodiversiteit, dierenwelzijn en voedselzekerheid.

De heer De Groot (D66):

U hebt het over consumptie van vlees. Dat is een heel andere discussie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

En productie.

De heer De Groot (D66):

Ja, consumptie en productie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het was de veestapel waar het in 2007 en 2008 over ging.

De heer De Groot (D66):

Zal ik het dan even afpellen? Consumptie, dat is een heel ander verhaal. D66 is voor meer plantaardige producten in ons dieet. Dat is heel duidelijk, want we eten te veel vlees, meer dan nu wordt aanbevolen in de schijf van vijf. Dat is belastend. Als je gewoon volgens de schijf van vijf eet, dan mag je best vlees eten; dat is dan ook gewoon duurzaam. We moeten dus op allerlei manieren bekijken hoe we de consumptie van vlees kunnen minderen. Alleen, dat helpt natuurlijk helemaal niets voor de duurzaamheid van de totale voedselproductie in Nederland, omdat we heel erg exportgericht zijn. Twee keer gooit u in één zin consumptie en productie op één hoop, met het woord "minder" erbij. Dan wordt het een heel verwarrende discussie. We moeten dus zeker de consumptie minderen. Daar lossen we in Nederland niks mee op, maar ieder moet dat voor zich zeker gaan doen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Absoluut. We moeten minder vlees eten met z'n allen. Daar heeft D66 groot gelijk in. Ik ben zeer benieuwd naar de voorstellen op dat punt. Maar het gaat nog niet heel goed, hè? We eten nog steeds veel te veel vlees. Dat is niet goed voor onze gezondheid en voor duurzaamheid. Maar ik kom toch nog even terug op die veestapel. D66 was tien jaar geleden, bij de behandeling van het burgerinitiatief, ervan overtuigd dat de feiten voor zich spreken: gelet op klimaat, natuur, dierenwelzijn en voedselzekerheid moet ook in Nederland de veestapel krimpen. Nu is het verhaal: we weten het nog niet, we gaan even kijken of we het met een andere manier van voeren van de dieren kunnen oplossen. Wat is er gebeurd? U hebt de wetenschap niet aan uw kant. Die heeft alleen maar bevestigd wat we toen, tien jaar geleden, ook al wisten.

De heer De Groot (D66):

"De wetenschap", "het burgerinitiatief": het zijn grote begrippen, maar ik vraag mevrouw Ouwehand om gewoon met mij mee te denken. Ik zeg hetzelfde tegen haar als tegen de heer Grashoff. Laten we het hele systeem van kringlooplandbouw een keer met elkaar doordenken en kijken waar we de belemmeringen kunnen weghalen die er zijn. Ik kom daarover nog te spreken. Dan zie je dat we de duurzaamheid van onze voedselproductie ongelofelijk kunnen verbeteren. Als boeren zich daarin weten te onderscheiden in de markt, hoeven ze hun geld niet te verdienen met de huidige productie. Want uiteindelijk zijn boeren ondernemers met gezinnen, die geld willen verdienen. Ze kunnen dan met minder produceren, meer verdienen. Daar gaat het uiteindelijk over. Maar nogmaals, laten we deze discussie niet beginnen met "dus minder dieren". Het kan best zijn dat we daar uitkomen, maar laten we het even stap voor stap doen. Dat lijkt me een stuk zorgvuldiger.

De voorzitter:

Heel goed. U heeft één minuut van uw spreektijd verbruikt, dus u heeft er nog zestien te gaan.

De heer De Groot (D66):

De ondernemers gaan het uiteindelijk doen. Zij willen naar een gezonde kringloop, maar zij lopen tegen allerlei belemmeringen aan. Die belemmeringen moeten we gaan inventariseren. Ik noem een paar voorbeelden. Er zijn ongelofelijk veel reststromen, die we nu niet mogen gebruiken. En er is de kunstmest, die we moeten aanvoeren terwijl we de dierlijke mest moeten afvoeren. Ook geven we op grote schaal mais aan koeien. Dat geeft wellicht een grotere productie, maar leidt tot een mindere kwaliteit mest, laat staan dat het bijdraagt aan een gezonde bodem. Over die bodem gesproken: die zijn we eigenlijk vergeten in het hele agrarische onderwijs. De boer wordt geadviseerd, niet door adviseurs maar door verkopers van voer, van bestrijdingsmiddelen en van kunstmest. Daar moeten we natuurlijk goed naar kijken. Waar is de onafhankelijke advisering van de boer? Want al die adviseurs, verkopers, willen maar één ding en dat is geld verdienen aan de boer.

Ik spreek al mijn hele leven met boeren. Veel van hen willen wel gaan voor kwaliteit en een gezonde kringloop, maar lopen tegen allerlei belemmeringen aan. Is de minister bereid om met ondernemers, kennisinstellingen en anderen te komen tot een green deal kringlooplandbouw? Dan kunnen we concreet aan de slag om met minder regels tot een duurzamere landbouwproductie te komen. En is de minister bereid om een overzicht op te stellen van wetgeving die een gezonde kringloop belemmert? Ik vraag haar natuurlijk ook om deze belemmeringen vervolgens weg te nemen, maar eerst maar het overzicht.

Voorzitter. We hebben de laatste jaren in de politiek meerdere malen de put gedempt als het kalf verdronken was. Dan heb ik het over fosfaat, ammoniak en grondgebonden groei. Issue voor issue pakte deze Kamer aan; de heer Futselaar schetste het mooi. De noodzaak tot systeemverandering en visie is heel duidelijk en wordt ook erkend in het regeerakkoord. Kringlooplandbouw en de bodem staan daarbij centraal. Een efficiënte kringloop is ook beter voor het klimaat. Als er minder wordt weggegooid, meer wordt hergebruikt en duurzamer met de aarde wordt omgegaan, is dat natuurlijk goed.

Maar dan het regeerakkoord. Ik heb daar een vraag over. Er wordt voorgesteld om 3,5 megaton CO2 te reduceren in onze voedselproductie. Als ik het wel heb, is de totale klimaatbelasting van onze voedselproductie 18 of 26 megaton; het is maar net welke cijfers je gebruikt. Maar laat ik even uitgaan van 18 megaton. Dit voorjaar, in januari, komt er vanuit Brussel een voorstel om 36% te reduceren van onze CO2-productie. En dan kom ik niet tot 3,5 megaton die we zouden moeten reduceren, maar tot bijna het dubbele daarvan. Mijn oprechte vraag aan de minister is dus: hoe ziet u dat en hoe ziet u de voorstellen in het regeerakkoord ten opzichte van wat er nog vanuit Brussel op ons gaat afkomen? De andere vraag die ik daarbij heb, is hoe de minister staat tegenover de mogelijkheid die het verdrag van Parijs biedt om koolstof op te slaan in de bodem. Dat betekent niet onder de bodem, maar in de bodem die we gebruiken voor onze productie. Ierland zet daar goed op in en laat het ook meetellen. Ik ben heel benieuwd hoe de minister het voor zich ziet om de landbouw op die manier een positieve bijdrage te laten leveren aan het klimaat.

Om tot een transitie van onze voedselproductie naar gezonde kringlopen te komen, dient ook de filosofie van de topsector Agri & food te veranderen van verbetering van de lineaire efficiëntie — ik noem dat maar even de efficiëntie van mevrouw Lodders — naar een versterking van de circulaire efficiëntie. Dat betekent dat we eindige grondstoffen niet meer verspillen, maar ze gebruiken om onze dieren te voeren. Hoe staat de minister er tegenover om die filosofie in de topsectoren aan te passen?

Heel belangrijk is het versterken van het gelijke speelveld. Er is nu sprake van gedwongen winkelnering in de topsector, omdat instituten als TNO en Wageningen Universiteit eigenlijk concurreren met bijvoorbeeld het Veenweiden Innovatiecentrum of de Gezondheidsdienst voor Dieren. Dat komt zo: door de cofinanciering vanuit het bedrijfsleven komen de vragen die worden gesteld, eigenlijk steeds dichterbij in de tijd. Die worden dus minder fundamenteel van aard. Het zijn meer vragen die ook in de markt beantwoord kunnen worden. Op dit moment is er geen gelijk speelveld en is er dus sprake van valse concurrentie ten nadele van de instituten die ik net noemde. Daar zijn er een stuk of vijftien van, dus ik wil de minister echt vragen om dit punt met haar collega Wiebes te bespreken om uiteindelijk een gelijk speelveld te creëren voor het beste onderzoek voor de innovaties die we nodig hebben.

Een gezonde kringloop betekent dat je gericht moet saneren. In het regeerakkoord wordt voorgesteld om de varkenshouderij gericht, dus daar waar er problemen zijn voor de volksgezondheid of het milieu, te saneren. Dat is een goed punt, maar hoe gaat de minister dat vormgeven zonder dat er in de leegkomende stallen meteen een geitenhouderij wordt gestart? Dat is eigenlijk een subsidie aan de geitenhouderij. Hoe gaat de minister dat voorkomen?

Ik loop de kringloop nu even wat specifieker met u door. Ik begin met het voer. De FAO heeft gewaarschuwd tegen het verdere gebruik van graan als diervoeder. Dat brengt de voedselvoorziening in gevaar. Daar moeten we dus mee oppassen. We moeten meer reststromen gaan gebruiken als diervoeder. Het potentieel is enorm. Als we die reststromen, bijvoorbeeld het diermeel, beter gaan gebruiken, kunnen we de oppervlakte die nu nodig is voor de productie van varkensvoer met 20% verkleinen. We kunnen het aantal hectare soja dat wordt aangebouwd met 268.000 hectares terugbrengen; alleen maar door verandering van wetgeving! Hoe staat de minister tegenover het diermeelverbod in dit verband?

Ook kunnen we door het terugdringen van voedselverspilling enorm veel extra diervoeder vrijmaken. De ambities zijn enorm: terugdringen van de voedselverspilling met de helft in 2030. Ik heb de minister daar nog niet over gehoord. Dat is niet verwonderlijk, maar ik ben wel benieuwd hoe zij gaat bijdragen aan deze doelstelling, want dat is een behoorlijke ambitie.

Dan de bodem. Een gezonde bodem speelt een heel cruciale rol in een kringloop. In Brabant is ZLTO begonnen met een bodempaspoort. Dat is eigenlijk een website waarop boeren inzicht kunnen krijgen in de gesteldheid van hun bodem op basis van heel veel variabelen en ook in het gebruik van die bodem. Ga je er bijvoorbeeld met zware machines op? Minister, wilt u dit initiatief omarmen en ervoor zorgen dat dit ook in andere delen van Nederland kan worden gebruikt? Kunnen dit groene initiatief en de ervaringen daarvan worden gedeeld?

Kunstmest. Kunstmest is een eindige grondstof en past gewoon niet in een gezonde kringloop. Daarom wil D66 dat alternatieven voorrang krijgen. Ik heb het dan over de nieuwe regelgeving ten aanzien van biostimulanten. Dat is heel goed. Daar zijn we het mee eens, alleen is de uitwerking overgelaten aan het bedrijfsleven zelf in het Nederlandse normalisatie-instituut NEN. Daar geldt: wie betaalt, bepaalt. Kleine bedrijven die bijvoorbeeld met zeewier en andere innovatieve producten aan de slag willen, zitten daar niet bij. Hoe zorgt de minister ervoor dat de kunstmestlobby — de heer Graus noemde die — ook niet daar toeslaat?

Dierlijke mest. De regelgeving ten aanzien van dierlijke mest beperkt een gezonde kringloop. Ik noemde al de voorbeelden. Ook de regelgeving en de techniek ten aanzien van het uitrijden van mest zijn verouderd. Het is ook wetenschappelijk zeer omstreden of dat nou echt goed is voor de bodem. Het uitrijden van mest leidt tot blauwzuurgas en tot vermindering van het zuurstofgehalte in de bodem. Ik vraag aan de minister of deze wetgeving en techniek opnieuw kunnen worden bezien.

Gewasbescherming. Ik formuleer een uitgangspunt. Ik wil graag van de minister horen of ze het daarmee eens is: alleen chemische middelen als er geen effectieve en milieuveilige biologische middelen zijn. D66 maakt zich zorgen dat bij het verdwijnen van de Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen middelen van algemeen landbouwkundig belang maar zonder een duidelijke eigenaar, zoals knoflook en bier verdwijnen, hoewel sommige al wel toegekend zijn. Wie gaat daarop letten? Wie voelt zich eigenaar van deze stoffen? Wil de minister dat doen als adoptieminister?

Hoe gaat de minister om met de uitkomsten van de green deal gewasbescherming? Die lijkt nu een beetje dood te bloeden.

Tot slot over gewasbescherming: er geldt een 120 dagentermijn voor de goedkeuring van groene gewasbeschermingsmiddelen, maar die wordt niet gehaald. Hoe gaat de minister die 120 dagen halen bij het Ctgb?

Dan data. Er wordt veel gesproken over precisielandbouw. Er zijn een aantal veelbelovende initiatieven: SmartDairyFarming, Potato Valley, DroneHub Eelde en ga zo maar door. Er is vooral behoefte aan regie en een slim gebruik van data. Hoe gaat de minister de regie voeren?

Tot slot van dit blokje: hoe gaat de minister ervoor zorgen dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid bijdraagt aan de transitie naar kringlooplandbouw?

Dan de vitaliteit van onze natuur. Voor het nieuwe kabinet is de bescherming van belangrijke open ruimtes als het Groene Hart, de Waddenzee en de Veluwe een belangrijk onderdeel van het ruimtelijk beleid. D66 staat helemaal achter de 275 miljoen extra voor natuur en waterkwaliteit. Er zijn goede plannen vanuit de natuurorganisaties gekomen. Wat ons betreft horen de Marker Wadden daar zeker bij.

De heer Moorlag (PvdA):

Het betoog van de heer De Groot is mij uit het hart gegrepen. Hij pleit voor een samenhangende aanpak, waarbij het hele landbouwsysteem een systeemsprong maakt. In plaats van een lineaire stijging van de productiviteit moet de landbouw veel meer circulair gemaakt worden. Dat is mij dus uit het hart gegrepen, maar mij valt op dat de heer De Groot een aantal specifieke vragen stelt. Daarin ligt de vraag om een aantal specifieke maatregelen besloten. Zou dat niet veel beter in samenhang moeten en kunnen gebeuren? Zouden daar niet heel veel partijen bij betrokken moeten worden? U spreekt over een green deal. Ik zeg daarop: een nationaal akkoord landbouw en natuur. Daarvoor moeten alle partijen uit de hele keten bij elkaar gehaald worden om de sprong te maken. Zou u voor zo'n gedachte zijn?

De heer De Groot (D66):

In het regeerakkoord staat ook dat de minister partijen gaat betrekken bij het opstellen van langetermijnvisies. Ik denk dat u hetzelfde bedoelt, want dat doe je niet alleen. Dat doe je niet vanuit de Kamer. Je doet het ook niet alleen als minister als je draagvlak wilt. Ik neem dus aan dat de minister iets dergelijks gaat doen. Ik wil de minister wel vragen — misschien ben ik dat zelfs vergeten, dus ik dank u voor deze vraag — of zij bereid is om dat proces te beginnen met een goede inventarisatie van de wettelijke belemmeringen die je in de kringloop tegenkomt. Ik heb er een aantal benoemd. Je moet die goed in kaart brengen en dan inderdaad in gesprek gaan met de betrokkenen. Uiteindelijk moeten zij het doen. Dat is één aspect. Het andere aspect is dat je ondernemers die al willen en al ideeën hebben de gelegenheid geeft om het te gaan doen. Daar is de green deal voor bedoeld.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik hoor de heer De Groot zeggen dat er een gemeenschappelijke visie moet komen. Daar ben ik het wel mee eens, hoewel ik daar de kanttekening bij maak dat de grens tussen een visie en hallucinatie soms flinterdun is. Een gemeenschappelijke visie is belangrijk, maar met een samenhangend pakket aan afspraken naar analogie van het energieakkoord maak je naar mijn smaak pas echt voortgang. Deelt u die opvatting?

De heer De Groot (D66):

Nogmaals, dit kun je niet alleen doen. Ik vind uw gedachte heel sympathiek, maar ze staat ook in het regeerakkoord. Ik ga dus niet zeggen: mevrouw de minister, wilt u gaan doen wat de PvdA voorstelt? Ik vind het heel goed wat u zegt en sta er ook volledig achter, maar het is aan de minister om dit te doen en het regeerakkoord uit te voeren. Daarin staat dat er langetermijnvisies worden opgesteld met heel veel betrokkenen. Hoe we het dan gaan noemen, daar kunnen we een prijsvraag voor uitschrijven.

De heer Graus (PVV):

Ik wil graag aan mijn collega als coalitiepartner vragen hoe hij staat ten opzichte van een levenslang houdverbod en een beroepsverbod voor recidivistische dierenbeulen. Meneer Moorlag heeft tijdens een AO al gezegd dat hij sympathiek staat ten opzichte van een beroepsverbod. De woordvoerders van het CDA op Justitie en Veiligheid voelen er ook wel iets voor als het om recidivistische dierenbeulen gaat, maar hoe staat D66 hierin?

De heer De Groot (D66):

Met "beroepsverbod" bedoelt u niet dat ze niet meer in beroep mogen gaan, neem ik aan.

De heer Graus (PVV):

Laat ik het even houden bij het levenslang houdverbod. Als er bij een slachthuis meerdere malen iets gebeurt wat niet door de beugel kan, dan zijn het recidivisten en dan wordt het inderdaad een beroepsverbod. Dat zou ook kunnen gelden voor een boer die keer op keer de fout in gaat.

De heer De Groot (D66):

Vanuit mijn partij, D66, is door de heer Schouw ooit begonnen met een permanent houdverbod. Daar ligt nu een voorstel voor van de minister van Justitie en Veiligheid. Daar gaan we als Kamer over spreken. Ik denk dat u daarin al een heel eind tegemoet bent gekomen. Voor zover het past binnen dat voorstel, vinden we elkaar ook. Tegelijkertijd suggereert u dat we nog verder gaan. Daar ga ik niet in mee, maar we kunnen elkaar, denk ik, vinden in de voorstellen die er liggen.

De heer Graus (PVV):

Ik vraag bij iedere begroting om een levenslang verbod op het houden van dieren voor recidivistische dierenbeulen.

De heer De Groot (D66):

Maar daarvoor liggen er voorstellen in deze Kamer.

De heer Graus (PVV):

Dat klopt. Het is ooit een keer verhoogd van drie jaar naar tien jaar. Dat gebeurde in de tijd dat meneer Schouw hier nog in de zaal zat. Ik doel op iemand die een recidivistische dierenbeul is. En dat zijn er nogal wat, want een dierenbeul is per definitie een recidivist. Dan moeten ze een levenslang verbod krijgen op het houden van dieren.

De heer De Groot (D66):

Nogmaals, volgens mij liggen er voorstellen voor. Daar gaan we met elkaar over spreken. Mijn collega Groothuizen houdt zich daarmee bezig. Ik denk dat de ideeën van de heer Schouw hebben geleid tot heel zinnige voorstellen die een behoorlijk eind in de richting van de heer Grashoff, pardon, de heer Graus gaan. Deze vergissing komt door die hoofdelijke stemmingen; het zit altijd vlak na elkaar.

Voorzitter, ik grijp even terug op de plannen voor natuur en waterkwaliteit, de 275 miljoen. De vraag aan de minister was of zij met de betrokken organisaties tot een plan kan komen dat natuur en water duurzaam ondersteunt. De Marker Wadden horen daar wat D66 betreft ook bij.

Dan de nationale parken. Eigenlijk is dat een heel mooi stuk in het regeerakkoord. Alleen is er verder niet zo heel veel. Is de minister bereid om een beleidslijn op te stellen? Er is al iets voorbereid, maar dat moet worden afgemaakt. Vervolgens hebben wij voor de komende zes jaar ook financiering nodig. Er staat wel iets, maar wat is er nou structureel nodig om het beleid goed uit te voeren? Wat er nu staat, is wat onze fractie betreft niet voldoende. Wat zou er mooier zijn dan het toevoegen van een nieuw nationaal park aan de mooie lijst die we hebben. Ik heb het dan over Nieuwland. Daar liggen de Oostvaardersplassen in, die volgend jaar 50 jaar bestaan. De Zuiderzeewet is 100 jaar oud. Ze zijn al heel ver in de voorbereiding van een nieuw nationaal park. Wat zou er mooier zijn dan een heel welwillende beschouwing van de minister hierover? Dat is ook het verzoek dat ik hierbij doe.

De heer Geurts (CDA):

Even over de nationale parken. Ik ben voor mezelf even aan het ontleden wat D66 hier nou zegt. Het beleid is op dit moment toch zo dat Staatsbosbeheer gevraagd is om een uitvoeringsbureau op te zetten? Dat bureau moet de doelen van het Programma Nationale Parken structureel verankeren. Er is 2,6 miljoen voor vrijgemaakt voor de periode 2018-2022. Dat is toch staand beleid?

De heer De Groot (D66):

Ja, Staatsbosbeheer is bezig met die visie. Die is bijna klaar, naar ik begreep, maar nog niet heel erg praktisch. Dat was het eerste deel. Is de minister bereid om dat gewoon nu af te maken, zodat we ook weten wat de spelregels zijn voor de aanwijzing van nationale parken? Het andere deel is het financiële. Ik hoor uit de sector dat het niet voldoende is. Wat er is, is een beetje voor voorlichting. Afgezien van Staatsbosbeheer zijn er een paar vrijwilligers die het doen. Als we het doen, doen we het goed en hoe we het nu doen, hangt er een beetje tussenin. Het is natuurlijk ook iets waarvoor D66 zich samen met de Partij van de Arbeid altijd hard heeft gemaakt, denk aan Stientje van Veldhoven. Het is dus wel iets wat ons na aan het hart ligt. Ik wil graag van de minister horen wat er nodig is om het goed te doen.

De heer Geurts (CDA):

Ik concludeer hieruit dat de D66-fractie extra dingen wil boven op wat er is afgesproken in het regeerakkoord over de nationale parken.

De heer De Groot (D66):

Als dat past in de beleidslijn van de minister. Ze gaat zaken natuurlijk heel goed doen, maar als ze hiervoor ruimte heeft, geeft ze daarmee uitvoering aan de afspraak in het regeerakkoord dat het beleid wordt voortgezet. Als daarbij past dat je daar extra fondsen voor nodig hebt, past dat wat ons betreft. Maar laten we nu eerst het voorstel van de minister afwachten.

Dan het volgende punt. Als het gaat om behoud en herstel van de natuur is D66 verheugd over de ambitie van het kabinet, zoals die in het regeerakkoord staat. D66 heeft berekend dat er 400 miljoen per jaar nodig is om de Europese natuurdoelstellingen, waar de minister voor aan de lat staat, te realiseren. De verhoging van het Gemeente- en Provinciefonds is ongeveer 2 miljard structureel per jaar. Hoeveel denkt de minister nodig te hebben in de onderhandelingen met de provincies om haar doelstellingen, waarover ze aan Brussel rapporteert, te realiseren?

Voorzitter. Het bestuur van de Waddenzee verdient versterking. Drie kernbegrippen staan daarbij centraal: het moet daadkrachtig zijn; het moet praktisch zijn en het moet een breed werkgebied hebben, niet alleen natuur maar ook de scheepvaart en de havens. Maar het moet ook geen moloch worden en dat betekent dat het praktisch moet zijn. Het kabinet trekt 4,5 miljard euro uit voor wind op zee en ook is er geld voor de verduurzaming van de visserij. Wij vinden het van belang dat het proces van de inrichting van de Noordzee heel zorgvuldig plaatsvindt. Dat doen we ook met collega Wiebes, maar daarnaast zijn er een groot aantal organisaties die natuur op een slimme manier kunnen koppelen aan die investering van 4,5 miljard voor wind op zee. Ik vraag de minister dat proces heel zorgvuldig te gaan voeren, zodat alle belangen daar ook een plek in krijgen.

Dan de monitoring van natuur, biodiversiteit en landschap. In 2012 is het beleid gedecentraliseerd en er zijn allerlei organisaties die horen bij de systeemverantwoordelijkheid. Maar OBN, NEM en het NDFF zijn tussen wal en schip geraakt en de financiering en de ophanging zijn zorgelijk. De vraag aan de minister is dus of zij in 2018 met deze organisaties om de tafel wil gaan zitten, zodat in 2019, wanneer de huidige financieringsperiode afloopt, alles weer goed in de verf kan worden gezet, de ophanging is geregeld en de mensen weer weten waar het naartoe gaat. Tegen de heer Geurts zeg ik ook hier: de 30.000 vrijwilligers die daarachter zitten, verdienen het dat de organisaties die hen begeleiden — en we zitten echt voor een dubbeltje op de eerste rang — hun werk kunnen doen.

We hadden laatst over de teloorgang van de biodiversiteit een hoorzitting. Daaruit bleek eigenlijk dat we de bodembiodiversiteit en de kleine insecten heel slecht monitoren. De vraag aan de minister is of ze dat proces van het deltaplan biodiversiteit wil ondersteunen en of ze welwillend wil kijken naar de eventuele noodzaak om de monitoring uit te breiden tot bodem en kleine insecten.

Tot slot van dit stukje. U heeft gemerkt dat ik heb gesproken over de bescherming van de zeeën, herstel van ecosystemen en biodiversiteit. Dat zijn nou net twee Sustainable Development Goals. Sorry voor het Engels. Ik heb de minister er nog niet over gehoord, maar hoe gaat de minister deze doelstellingen verwerken in haar beleid?

Vroeger hadden we in Nederland één dik kind en dat heette Dik Trom. Tegenwoordig zijn veel kinderen minder gezond omdat ze niet meer weten waar ons eten vandaan komt. Wat zou er nou mooier zijn dan die kinderen weer een mogelijkheid te geven om te ervaren hoe mooi het is om zelf te oogsten en om op die manier een brug te slaan tussen stad en land? Daarmee kunnen we ook ongelofelijk veel meer gezondheid brengen naar die kinderen. We geven nu zonder met onze ogen te knipperen 90 miljard uit aan gezondheidszorg, waarvan zeker 10 tot 20 miljard aan het voorkomen van welvaartsziektes. Vaak gaat het om kinderen uit gezinnen met een kleinere beurs. Ik zou het dus eerder "armoedeziektes" noemen, zoals diabetes, bepaalde hart- en vaatziektes en hersenbloedingen. Het kabinet heeft 170 miljoen beschikbaar gesteld. Er is ook al een voedselbeleid, door uw voorganger neergezet. Het verzoek aan de minister is om met haar collega Blokhuis om tafel te gaan zitten om er één preventiebeleid van te maken, waar gezondheid, voedsel en voedselonderwijs een integraal onderdeel van zijn.

Voorzitter. Voordat ik afrond, draai ik een speciaal ererondje voor de dieren. Het regeerakkoord heeft daar het nodige over gezegd. Ik ben daar hartstikke trots op. Uit de hoorzitting over proefdiervrije innovaties bleek dat het vooral om de regie gaat. We kunnen de doelstelling halen om in 2020 proefdiervrij of proefdierarm te zijn, maar dan moeten we de regie versterken. De organisatie staat, de doelstellingen zijn er, het gaat alleen om de regie. Ik kijk naar de minister: hoe wil zij de regie gaan oppakken?

Voorzitter. Ik rond af. Gezondheid is onze basis. En die basis is ons voedsel. Laten we weer gaan nadenken over deze basis. Laten we als Nederland vooroplopen en de wereld leren hoe we weer vanuit een gezonde kringloop in balans met de omgeving ons voedsel kunnen gaan produceren. Wat zou er nou mooier zijn dan als onze kinderen weer ontzag krijgen voor en plezier krijgen in het wonder dat ons voedsel is?

Dank u wel.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik dacht inderdaad heel even "waar blijven de dieren?", dus namens mijn collega Wassenberg vraag ik D66 of ze zijn amendement gaan steunen om een einde te maken aan dierproeven door in te zetten op alternatieven.

Mijn vraag is hoe het zit met de dieren in de vee-industrie. Misschien is het volgende dan wel een relevante vraag. De heer De Groot deed net een voorstel betreffende voedseleducatie, als ik het goed begreep. Zitten daar dan ook concrete voorstellen in om ervoor te zorgen dat we met z'n allen minder vlees gaan eten en meer groente en fruit? Alhoewel dat laatste wel wat moeilijk wordt met die btw-verhoging. Hoe ziet D66 dat? Hoe gaan we daar echt op sturen?

De heer De Groot (D66):

Kunt u de vraag herhalen? Ik hoor zo veel vragen dat …

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vroeg het bij een eerdere interruptie ook al. D66 erkent dat we met z'n allen te veel vlees eten, zowel voor onze eigen gezondheid als voor duurzaamheid. Dan ben ik benieuwd hoe we het naar beneden gaan brengen. Wat zijn de concrete plannen? Ik hoor dat er 170 miljoen is voor iets van voedseleducatie. Die moet dan toch wel aan een aantal criteria voldoen? Of niet?

De heer De Groot (D66):

Eén op de 100 kinderen eet volgens de schijf van vijf. Dat is dus niet zo veel. De anderen zijn ook vaak kinderen die niet ontbijten en daardoor slechter leren, minder presteren, minder kans hebben op de arbeidsmarkt, eerder ongezond worden, enzovoort. Als het gaat over gezond eten, gaat het over balans. Die balans zit wat mij betreft gewoon in de schijf van vijf. Daar zit ook vlees in, daar zit zuivel in, daar zitten allerlei gezonde producten in en natuurlijk groente en fruit. Wat mij betreft wordt de insteek van dat voedselbeleid dat kinderen leren te eten volgens de schijf van vijf. Maar dat is niet alleen een mentaal proces, maar ook iets van beleven. Daarom vind ik dat idee van die schooltuinen zo charmant, dat overigens nu al een plek heeft in dat voedselbeleid. Als je zelf hebt geoogst en zelf dat eten mee naar huis hebt genomen om te koken, dan ga je zelfs spruitjes of radijsjes lekker vinden. Terwijl die normaal best lastig zijn voor kinderen. Ik weet uit eigen ervaring dat als je dat zelf een keer hebt gedaan en voor thuis hebt meegenomen, dat je altijd bijblijft. Dat is een mooie bijdrage aan eten volgens de schijf van vijf, gezond en duurzaam.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Maar dan toch even tot slot. Dat idee van een moestuin en schooltuin is natuurlijk hartstikke charmant. Daar is deze Kamer al best wel lang enthousiast over. Maar het lijkt een beetje op wat de PVV deed toen die ging regeren: fors bezuinigen op natuurbeleid en als doekje voor het bloeden kwamen er schooltuinen. Niemand is tegen schooltuinen. Maar dat bezuinigen op natuurbeleid was natuurlijk niet slim. Meent D66 het echt dat kinderen meer groente en fruit moeten gaan eten? Ze verhogen de btw op groente en fruit. Er komt ook nog eens geen voorstel om effectief de vleesconsumptie terug te dringen, terwijl ook het Voedingscentrum zegt dat we te veel vlees eten. Dan zijn die moestuintjes toch een doekje voor het bloeden? Er moet toch meer in zitten bij D66? Ze menen het volgens mij wel: meer groente en fruit, minder vlees. Hoe gaan we het regelen?

De heer De Groot (D66):

Het Voedingscentrum zegt vooral: eet volgens de schijf van vijf, want dat is duurzaam en gezond. Dát zijn de aanbevelingen van het Voedingscentrum. Voor het houden van de dieren zelf heeft het regeerakkoord heel mooie plannen waar we hartstikke trots op kunnen zijn. Dat is geen doekje voor het bloeden. Dit is voor het eerst in jaren. Er is nog nooit zo veel geschreven over dierenwelzijn als in dit regeerakkoord. Wat de btw betreft: als je een worteltje een cent goedkoper maakt, gaan kinderen daarvan echt niet meer worteltjes eten. Alle gezinnen gaan er gewoon op vooruit, dus ze kunnen veel meer groente en fruit kopen. Maar als je die ervaring van de schooltuinen hebt gehad, heb je ervaren hoe gezond en voedzaam het allemaal kan zijn.

De heer Grashoff (GroenLinks):

De heer De Groot en ik hebben samen met mevrouw Dik-Faber een hoorzitting over biodiversiteit georganiseerd. Ik had het gevoel dat we daar beiden in zaten met een flinke zorg over wat er in Nederland eigenlijk gaande is. Ik had ook het idee dat er een redelijk eenduidige analyse van onze tien topwetenschappers kwam. Welke conclusies trekt de heer De Groot hier nu uit over de urgentie en over de stappen die we de komende tijd moeten zetten op het vlak van het herstel van biodiversiteit?

De heer De Groot (D66):

Ik ben in ieder geval heel verheugd over de consensus onder de wetenschappers die wij hadden uitgenodigd. Als je wetenschappers bij elkaar aan de tafel zet, heb je normaal gesproken net zoveel meningen als wetenschappers. De urgentie is hier heel groot, want ze waren het er zeer over eens dat de biodiversiteit in Nederland echt in gevaar is. Ze waren het er ook over eens dat er op dit moment onvoldoende wordt gemonitord met betrekking tot de bodem en de kleine insecten. Dat lijkt me iets waar we acuut mee aan de slag moeten gaan. Vandaar ook het verzoek aan de minister daarover.

Ten tweede ben ik echt verheugd over het initiatief voor het deltaplan biodiversiteit. Dat is een breed initiatief van wetenschappers, natuurorganisaties, maar vooral ook LTO Nederland. Ik moet ze echt prijzen dat ze zich hierbij aansluiten. Dit zal ook consequenties hebben, want je zult er met elkaar uit moeten komen. Ik denk dat we als Kamer dat proces moeten ondersteunen en dat we daar vol achter moeten gaan staan. Vandaar ook het verzoek aan de minister — misschien zal de ChristenUnie dat ook doen — om dat proces met raad en daad en misschien een heel klein beetje geld te ondersteunen. Dus ja, wat daar vorige week gebeurde, is ongelofelijk belangrijk.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik had graag iets meer ook een inhoudelijk antwoord gehad. Ik ben hier blij mee en deel overigens deze gedachtegang van de heer De Groot, maar volgens mij kwamen in het hele betoog van deze wetenschappers steeds twee begrippen naar voren. Het eerste was "gewasbeschermingsmiddelen", maar nog vaker kwam het woord "stikstof" tevoorschijn, volgens mij bij bijna alle wetenschappers. Vervolgens lees ik in het regeerakkoord dat de Programmatische Aanpak Stikstof gewoon wordt voortgezet, terwijl deze wetenschappers zeggen dat de stikstofbelasting veel te hoog is. De cijfers van het RIVM geven aan dat de hoeveelheid ammoniak in de lucht de afgelopen tien jaar eerder is toegenomen dan afgenomen. Is de heer De Groot het met mij eens dat de stelling dat we de PAS gewoon onverkort gaan doorzetten, eigenlijk niet houdbaar is? Zouden we dit mede in het kader van het biodiversiteitsvraagstuk niet met elkaar onder ogen moeten zien en serieus ter discussie stellen?

De heer De Groot (D66):

Ik denk dat de PAS nog te kort bezig is om nu al op de schop te gaan, maar u heeft gelijk: stikstof en gewasbeschermingsmiddelen waren beide problematisch. Maar ik zou het hier in deze Kamer niet issue voor issue willen aanpakken. Dat is de reden waarom ik de minister net heb gevraagd om die 120 dagen te halen bij de groene gewasbeschermingsmiddelen, die biostimulanten goed in de gaten te houden en de hele kringloop weer serieus te doen. Als je een gezonde bodem hebt, dan heb je veel minder of geen gewasbescherming nodig. Als je je dierlijke mest netjes en goed kan gebruiken en als die van goede kwaliteit is — die heb je dus niet in een mestkelder laten rotten in plaats van een mooi gerijpt product ervan te maken — dan kunnen we die mest heel slim gebruiken om de bodem weer gezond te maken. Volgens mij moet je het hele plaatje aanpakken. Dat is de kans die we nu hebben. Ik zou dat niet weer issue voor issue willen aanpakken.

De voorzitter:

U continueert.

De heer De Groot (D66):

Ik heb afgerond, maar ik kan nog wel een keer.

De voorzitter:

Nou, zullen we dat maar niet doen? Ga heel snel weg, want anders gaat meneer Futselaar u nog een vraag stellen. O, daar is 'ie al. Meneer Futselaar.

De heer Futselaar (SP):

Sorry, voorzitter, maar ik liet het debatje van net kort op me inwerken. Ik wil toch nog verdergaan over de urgentie van biodiversiteit. Ik begrijp dat de heer De Groot zegt: ik wil een aantal lijnen uitzetten, we gaan dan aan het werk en we kijken wat hieruit te halen valt. Laat ik hem deze vraag stellen. Stel, we zijn twee jaar verder, halverwege dit kabinet, en de cijfers zijn niet beter. De afname is doorgezet, zeg maar. Bent u nu zover dat u zegt: dan zullen we toch wat radicaler moeten ingrijpen en laten we bijvoorbeeld niet alleen maar iets aan de sector over? Het is heel mooi als er afspraken worden gemaakt, maar afspraken en ze uitvoeren zijn twee verschillende dingen. Dat weten we allebei. Het is mooi als er gemonitord wordt, maar met monitoren los je geen probleem op; het kan je alleen maar ontgaan. Bent u bereid om te zeggen: oké, maar dan moeten we vervolgens als overheid misschien ook wat harder gaan optreden om deze achteruitgang tegen te gaan?

De heer De Groot (D66):

Ik vind dit wel een goede vraag. Ik deel de frustratie van mijn collega. Ook ik zie deze Kamer eigenlijk van incident naar incident gaan. We moeten daar echt een keer uit komen. Dat is de kans die we nu hebben. En ja, we gaan eerst vrijwillig met elkaar om de tafel zitten. Maar als u de inbreng in de laatste maanden heeft gevolgd, dan heeft u ook gezien dat ik altijd heb gezegd, bijvoorbeeld over de Delta-aanpak agrarisch waterbeheer: we kijken of het werkt, maar als het niet werkt gaan we het zelf regelen. Voor een deel kan ik met u meegaan. We gaan er nu goed naar kijken. In het regeerakkoord lees je bijvoorbeeld over weidegang dat we de sector een kans geven om zijn eigen doelstellingen te gaan halen. Maar als dat niet het geval is, dan komt er in 2020 regelgeving. Ik ga een heel eind met u mee. De sector heeft nu de kans om het te doen. Dat vergt ongelooflijk veel leiderschap en dat willen we nu zien. Ik heb er alle vertrouwen in dat deze minister dat leiderschap weet te mobiliseren tot een aanpak waardoor we in 2030 weten waar we willen zijn.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Futselaar (SP):

Het is een heldere reactie. Het is nu 6 december 2017. Op 6 december 2019 kom ik terug bij de heer De Groot als er niets verbeterd is.

De voorzitter:

Het staat genoteerd. Dan de heer Moorlag van de fractie van de Partij van de Arbeid. Hij heeft in eerste termijn een spreektijd van vijf minuten.

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter. Laat ik maar met de deur in huis vallen. Hoe wil deze minister herinnerd worden, hoe wil ze de geschiedenis ingaan? Heeft ze zich die vraag gesteld toen ze aantrad? Wil ze de geschiedenis ingaan als een minister in de reeks van bewindslieden? Of wil ze de geschiedenis ingaan als een minister in de reeks van staatslieden: dus niet een minister die wordt herinnerd omdat zij een mooie glossy heeft uitgebracht, maar de minister die er echt in geslaagd is om de crisis in de landbouw aan te pakken en het hoofd te bieden? Heeft zij daarvoor de moed, de durf, de visie en het doorzettingsvermogen? Durft ze tegen de stroom in te gaan? Durft ze leiding te gaan geven aan een proces om de crisis in de landbouw op te lossen?

De landbouw verkeert in een crisis. De landbouw is — dat is ook door sommige woordvoerders onderstreept — van grote betekenis en van grote waarde voor dit land. Er zijn heel veel zaken waar we hartstikke trots op kunnen zijn. Maar de landbouw gaat ook gepaard met een onaanvaardbare milieuschade, vernietiging van natuur, te grote ziektedruk en verlies aan biodiversiteit. De PvdA vindt heel simpel: dat moet stoppen. We mogen daar onze ogen niet langer voor sluiten. De landbouw is een probleem. Maar de landbouw is ook de sleutel tot een oplossing, een oplossing voor grootschalige mondiale problemen. Want we staan voor de vraag hoe we in de toekomst 9 miljard mensen gaan voeden en hoe de sector in de toekomst ook groene grondstoffen gaat leveren, wat heel veel ruimte zal vragen. Mijn vraag aan de minister is heel concreet of ze leiding wil gaan geven aan een verandering die ertoe leidt dat de productie van voedsel en groene grondstoffen op een andere wijze gaat plaatsvinden, meer in balans met de ecologie.

Mijn vraag is of de minister een gebundelde inspanning wil organiseren om de agrarische sector, de voedingsindustrie, de detailhandel en de natuur- en milieuorganisaties om de tafel te brengen, om partijen uit hun schuttersputjes te halen en ze aan tafel te brengen om een nationaal akkoord natuur en landschap te sluiten naar analogie van het energieakkoord. Volgens mij schreeuwt dit land daarom. Het is gewoon hard nodig dat er zo'n samenhangende aanpak komt en dat we hier ook uit de schuttersputjes komen, want ik zie partijen die aan de ene kant bijna dienen als de stichting blijvend applaus voor de landbouw en aan de kant de sector geselen en martelen in de hoop dat het berouw in één keer gaat volgen. Wij moeten vanuit die posities loskomen.

Voorzitter, een ander onderwerp.

De voorzitter:

Voordat u dat doet, is er een vraag, de laatste interruptie voor de Partij voor de Dieren, van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Scherpe analyse van de fractie van de Partij van de Arbeid over de problemen waar de huidige landbouw in verkeert. Die onderschrijf ik, maar er dringt zich toch een vraag op. Het is niet nieuw en de heer Moorlag zat de afgelopen periode weliswaar niet in de Kamer, maar de Partij van de Arbeid had een zeer bekwame bestuurder op Landbouw, mevrouw Dijksma. Dan kan toch hier de zelfreflectie niet ontbreken? Waarom heeft de Partij van de Arbeid de kans niet genomen toe zij hem zelf had onder het vorige kabinet om de veranderingen in gang te zetten waar zij nu om vraagt?

De heer Moorlag (PvdA):

Anders dan de Partij voor de Dieren, heeft de Partij van de Arbeid ervaring met het in coalities moeten sluiten van compromissen. In de vorige kabinetsperiode is er met name op klimaatterrein ongelooflijk veel gebeurd. Daar is een nationaal energieakkoord tot stand gekomen. Het is nu hoog tijd voor een nationaal akkoord over landbouw en natuur, naar analogie van het proces zoals het bij het energieakkoord is gevolgd en waar de SER een leidende rol in heeft gehad. Dat energieakkoord smaakt naar meer. Daar is het gelukt om partijen die elkaar decennia lang naar het leven stonden — niet fysiek, maar mentaal wel — aan tafel te brengen en te komen tot een gemeenschappelijke langjarige agenda en ook tot een gemeenschappelijk programma om echt tot een systeemwijziging te komen. Die systeemwijziging is naar mijn smaak voor deze sector ook hard nodig. Het had wellicht eerder gekund, maar prijs u gelukkig dat de Partij van de Arbeid nu dat standpunt inneemt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, maar daar hebben we daar alleen iets aan als zo'n partij … Het lijkt wel alsof D66 en de Partij van de Arbeid een beetje stuivertje wisselen. Op het moment dat er geregeerd wordt met conservatieve landbouwpartijen — VVD of CDA, dat maakt eigenlijk niet zo veel uit — is landbouw ineens het ondergeschoven kindje. Dan gaan de idealen weg. We kunnen daar nu niets meer aan veranderen. De Partij van de Arbeid bestuurt niet meer. Het minste dat dat zij hier kan doen, is ruiterlijk toegeven dat zij de problemen kende, maar dat zij het gewoon niet belangrijk genoeg vond en dat zij daarom de problemen heeft laten voortbestaan. Terwijl mevrouw Dijksma misschien wel de verandering in gang had moeten zetten waar de Partij van de Arbeid nu om vraagt.

De heer Moorlag (PvdA):

Het snijdt me door mijn ziel heen als hier wordt gesteld dat de Partij van de Arbeid haar idealen verloren heeft of aan de kant geschoven heeft. Dat is niet zo. Maar de Partij van de Arbeid volgt wel een andere koers dan de Partij voor de Dieren. Dan is de vraag wat je doet. Blijf je zwelgend in je eigen gelijk aan de zijlijn staan met een pure en zuivere boodschap, wat natuurlijk heel legitiem is, of kies je voor de weg, als zondige reformisten, van het stapje voor stapje bewerkstelligen van verbeteringen. Soms is er een moment van urgentie waarop je zegt: nu is het tijd voor een systeemdoorbraak. Dat was vier jaar geleden het geval met de energieagenda. Naar mijn smaak moet er nu een systeemdoorbraak gaan komen met de landbouw- en natuuragenda en naar analogie van het energieakkoord een breed landbouw- en natuurakkoord komen.

Voorzitter, ander punt. De minister is coördinerend bewindspersoon voor regionaal beleid. Er is 900 miljoen uitgetrokken voor zes opgaven, niet limitatief. De PvdA wil graag dat geld wordt uitgetrokken voor meer vitaliteit op het platteland en dan specifiek in de topkrimpregio's Zuid-Limburg, Noordoost-Groningen, de Veenkoloniën en Zeeuws-Vlaanderen. Eberhard van der Laan had als bewindspersoon de generositeit om 33 miljoen voor die gebieden beschikbaar te stellen in 2009. Mijn vraag aan de minister is: wil zij in de voetsporen van de heer Van der Laan stappen en voor de krimpregio's een budget van gelijke omvang uittrekken om de leefbaarheid in die gebieden te verbeteren?

De Partij van de Arbeid wil dat de ecologische en CO2-footprint van de landbouw fors afneemt, nationaal en internationaal. Daarvoor is nodig — de heer De Groot heeft het betoogd — dat er verandering komt in ons voedselpatroon. Minder productie en consumptie van dierlijke producten, niet door burgers het pistool op de borst te zetten met de opdracht "gij zult vegetariër worden", maar wel met het stimuleren van de productie van voedingsmiddelen die qua voedingswaarde maar ook in belevingskwaliteit kunnen concurreren met vleesproducten. Mijn vraag aan de minister is of zij bereid is om internationaal en nationaal een inspanning te leveren om de productie en de consumptie van die volwaardige vleesvervangers te stimuleren. Er ligt een grote opgave. Er is daar heel veel winst te boeken. Is zij ook bereid om middelen uit te trekken om dat te gaan promoten?

Voorzitter. Natuur en landschap staan onder grote druk. De nationale landschappen zijn sinds 2010 geen nationaal belang meer en de nationale parken leiden een wat kwijnend bestaan. Ik wil mij graag aansluiten bij de heer De Groot om daar een inspanning voor te doen, zodat die nationale parken een beter continuïteitsvooruitzicht krijgen en minder bungelen dan ze nu doen.

Voorzitter, ten slotte nog twee punten. Het eerste is dat in het regeerakkoord staat dat er een beheerautoriteit voor de Waddenzee moet komen. De PvdA is het daarmee eens. We moeten de bestuurlijke spaghetti gaan ontwarren. De PvdA vindt dat natuur en toerisme de belangrijkste functies zijn in het Waddengebied. De PvdA vindt daarom ook dat het ministerie van LNV de centrale regie moet hebben en ook de sturing moet hebben op die beheerautoriteit. Mijn vraag is of de minister die opvatting deelt.

Voorzitter. Mijn spreektijd zit erop, maar ik wil nog wel een nabrander doen. Mevrouw Zwanet Faber vroeg mij zojuist per mail of ik de Groninger Blaarkop wil redden. Dat is mij uit het hart gegrepen. Mijn vraag aan de minister is of zij dit wil doen. Wil zij die andere zeldzame huisdierrassen ook de bescherming en de positie geven die ze verdienen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Dik-Faber. Zij heeft een spreektijd van negen minuten. Daarna gaan we een uur luisteren naar de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. 1 november was dankdag voor het gewas en de arbeid, maar hoe vaak staan we er eigenlijk bij stil hoe bijzonder het is om iedere dag weer voedsel tot onze beschikking te hebben? We mogen trots zijn op de mensen die ons voedsel produceren: boeren, tuinders en vissers. De ChristenUnie is blij dat er weer een minister is van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, inclusief een eigen ministerie. Er liggen ook flinke opgaven, bijvoorbeeld herstel van vertrouwen in voedselveiligheid, behoud van de derogatie, de aanpak van mestfraude, het verdedigen van de Nederlandse vissers in Brussel en bescherming van natuur, biodiversiteit en landschap in Nederland. Er zullen ook pijnlijke maatregelen genomen moeten worden, maar dan is het goed om te weten dat er een minister zit die hart heeft voor deze mensen en voor hun gezinsbedrijf.

Voorzitter. De ChristenUnie staat voor volhoudbare landbouw, met voedsel als leidraad. Volhoudbare landbouw gaat over een landbouwpraktijk die goed en veilig voedsel oplevert, met eerlijke prijzen voor boeren en tuinders, die het milieu ontlast en leidt tot verbetering van de biodiversiteit op het boerenland. Al in 2014 pleitte de WRR, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, voor een voedselbeleid, inclusief belangrijke thema's als volksgezondheid, ecologische houdbaarheid, biodiversiteit en goed beheer van natuurlijke hulpbronnen. Onlangs heb ik zelf het duurzameontwikkelingsdoel SDG 12 geadopteerd over duurzame consumptie en productie. Het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid biedt daarvoor kansen. De ChristenUnie ziet graag dat er een brede voedselagenda wordt opgesteld onder meer naar aanleiding van SDG 12 en het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Wil de minister dat ook?

Voorzitter. SDG 12 gaat ook over voedselverspilling. Jaarlijks gooien wij in Nederland minstens 5 miljard euro aan voedsel weg. De minister deed bij de Eurocommissaris een prima voorstel, waar ook de ChristenUnie vaak op heeft aangedrongen, om de houdbaarheidsdatum op producten als rijst te schrappen. In het regeerakkoord staat ook een mooie zin over voedselverspilling, namelijk: "Waar nodig en mogelijk krijgen supermarkten en horeca meer ruimte om overschotten aan voedselbanken te doneren." Gaat de minister dit wettelijk mogelijk maken? Gaat zij wetgeving aanpassen? Of ziet zij andere manieren om ervoor te zorgen dat goed voedsel ook goed gebruikt wordt?

Voorzitter. Houdbare landbouw gaat ook over een goed inkomen voor de boer en de toekomst van de gezinsbedrijven in ons land. In het regeerakkoord wordt de positie van boeren in de productieketen versterkt, zodat ze meer kunnen samenwerken en we marktmacht in de keten kunnen tegengaan. Het toezicht van de ACM en de algemeenverbindendverklaringen worden genoemd, ook in het regeerakkoord. Hoe gaat de minister dit uitvoeren? Slechts 40% van de agrarische bedrijven heeft een bedrijfsopvolger. Minder dan 4% van de Nederlandse boeren is jonger dan 35 jaar. Zonder een nieuwe generatie boeren verdwijnen de gezinsbedrijven en daarmee ook de voedselproductie uit ons land. Het is mooi dat er een fonds van 75 miljoen euro voor jonge boeren komt. Komend jaar gaat dit fonds al van start, maar wij krijgen nu vragen vanuit gezinsbedrijven hoe dat precies vorm gaat krijgen. Wanneer kunnen wij de plannen van de minister tegemoetzien?

Voorzitter. De ChristenUnie vindt het belangrijk om boeren en burgers meer met elkaar in verbinding te brengen, bijvoorbeeld via het initiatief Burgers & Boeren 4 Food, waarbij crowdfunding wordt toegepast. Maar ik noem ook Boerburgertweet. De regering gaat initiatieven ondersteunen die deze verbinding versterken. Hoe wil de minister dit gaan oppakken? Het gaat volgens de ChristenUnie om het realiseren van een maatschappelijk gezond voedselsysteem. Multifunctionele landbouw levert een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van het landelijk gebied en aan verdienmodellen van boeren. Is de minister bereid om initiatieven van multifunctionele landbouw te ondersteunen?

Voorzitter. Klimaatverandering zet de voedselproductie onder druk door extremere weersomstandigheden. Boeren kunnen bijdragen aan de oplossing. Innovatie op het boerenerf zorgt voor oplossingen voor maatschappelijke problemen. Voorbeelden zijn concepten als het vastleggen van koolstof in de landbouwgrond, minder uitstoot van fijnstof of schone energie. Een mooi voorbeeld is de Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw, die het chemischemiddelengebruik wil terugdringen. Ook de Regio FoodValley is aan de slag gegaan met het Manifest Gezonde Leefomgeving Veehouderij. Dan noem ik ook nog de koolstofboeren in Zuid-Nederland. Is de minister bereid om in de aanloop naar de Voorjaarsnota te kijken welke mogelijkheden er zijn om deze initiatieven een steun in de rug te geven?

Specifieke aandacht van de minister vraag ik voor de toekomst van de veenweidegebieden met hun hoge uitstoot van broeikasgassen. Op welke manier gaat de minister aan de slag met flexibel peilbeheer en onderwaterdrainage? Wil zij met de agrarische sector in gesprek over hoe de toekomst van de landbouw er in veenweidegebieden uitziet?

Voorzitter. Natuur en biodiversiteit staan onder druk in Nederland. Gisteren wees de Vogelbescherming ons op de nieuwe rode lijst van bedreigde Nederlandse broedvogels, waaraan onder meer de wulp is toegevoegd. Ook zijn er zorgen over insecten en het bodemleven. Achttien organisaties uit de land- en tuinbouw en wetenschap, en natuurorganisaties werken nu aan het deltaplan biodiversiteit om het natuurlijk kapitaal van Nederland te beschermen. Is de minister bereid om dit mooie initiatief te ondersteunen? Ik refereer in dit verband ook graag aan de 275 miljoen die in het regeerakkoord is vrijgemaakt voor natuur en waterkwaliteit. Wij zien uit naar de invulling van de plannen van de minister. Veel boeren zijn enthousiast aan de slag gegaan met het beschermen van weidevogels maar slagen er onvoldoende in omdat er geen goed predatorenbeheer mogelijk is. Zojuist las ik nog het verhaal van Cor, Menhard en Jaap van de Groningse grond, die daar al jaren mee bezig zijn maar gewoon echt niet slagen. Herkent de minister dit en is zij bereid een brede meerjarige pilot te starten waar deze jongens om vragen, waarin een combinatie van maatregelen mogelijk is, zoals waterpeilbeheer maar ook predatorenbeheer? Een jaar geleden is een motie van mij aangenomen over een betere bescherming van de boerenlandvogels. Wellicht heeft de minister daar al kennis van kunnen nemen. Ik ben benieuwd welke stappen zij op dit terrein wil gaan zetten.

Voorzitter. Voor het publiek lijkt de fipronilcrisis alweer maanden achter de rug, maar nog steeds bevinden 291 bedrijven zich in een zeer zorgelijke situatie. De recent vastgestelde norm voor fipronil in mest zorgt voor problemen bij ondernemers. Ziet de minister mogelijkheden om de NVWA de mest te laten bemonsteren om te controleren of alle mest daadwerkelijk vervuild is?

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Moorlag.

De heer Moorlag (PvdA):

Mevrouw Dik-Faber pleit voor herstel van de biodiversiteit, maakt zich zorgen over weidevogels. Ik ben wel heel benieuwd naar haar reactie op het betoog van de heer De Groot, dat impliciet ook een betoog was om tot een systeemsprong, tot een andere inrichting van niet alleen de sector maar het hele systeem te komen. Ik heb gepleit voor het bijeenbrengen van partijen om te bekijken of we tot een nationaal akkoord over landschap en natuur kunnen komen. Jarenlang hebben wij met allerlei lapmiddelen geprobeerd om de aantasting van de natuur tegen te gaan. Bent u het met mij eens dat er eigenlijk gewerkt moet worden aan een systeemsprong en dat je daarvoor de partijen bij elkaar moet brengen?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik heb een pleidooi gehouden voor houdbare landbouw. Voor mij is houdbare landbouw een vorm waarbij ecologie en economie hand in hand gaan. Dan heb je het over goed rentmeesterschap, zorg voor de schepping, maar ook over een eerlijk inkomen voor de boer, over een toekomst voor zijn gezinsbedrijf. Ik vind dat dat met elkaar in balans moet zijn. Wat ik zo mooi vind om te zien, is dat de agrarische sector zelf het initiatief heeft genomen, samen met groene organisaties, om te komen tot een plan van aanpak voor het herstel van de biodiversiteit. Ik heb ook gevraagd om dat initiatief te omarmen en wellicht ook te ondersteunen; dat zou heel mooi zijn. Ook vind ik het belangrijk om erop te wijzen dat boeren dat niet alleen kunnen. Daarvoor is echt medewerking nodig van alle schakels in de keten. Dus als de vraag is "gaan boeren het alleen fixen?", dan is het antwoord: nee, absoluut niet. Daarvoor is iedereen nodig, van boer tot supermarkt en uiteindelijk ook de consument.

De heer Moorlag (PvdA):

Die opvatting heb ik ook: je moet naar de hele keten kijken en niet alleen naar de boeren die vaak tussen hamer en aanbeeld zitten. De boeren zitten ook gevangen in een bepaald productiesysteem. Zou het, om dat te doorbreken, niet goed zijn om partijen bij elkaar te brengen naar analogie van het nationale energieakkoord? Daar zijn partijen uiteindelijk uit hun schuttersputjes gekomen. Die zijn erin geslaagd om een langjarige agenda, een langjarig programma te maken. Deelt u mijn opvatting dat dat een goede aanpak is die navolging verdient?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik weet niet welke naam je het beestje moet geven. Ik heb dat zelf een voedselagenda genoemd, omdat dat ook een manier kan zijn om partijen bij elkaar te brengen. Ik ben wel van mening dat partijen bij elkaar gebracht moeten worden omdat iedereen hier een steentje aan moet bijdragen. Iedere schakel in de keten heeft verantwoordelijkheid en zal daar dus aan moeten bijdragen. Het mooie aan het betoog van de Partij van de Arbeid vind ik dat, als er veranderingen plaatsvinden, we dat niet hier vanuit Den Haag moeten dicteren maar dat we dat samen met de boeren moeten doen en van onderop vorm moeten geven. Als we zo stappen kunnen zetten, wil ik hierin graag samenwerken.

Ik ga verder. Ik zat midden in de fipronilaffaire. Er is een capaciteitsprobleem bij de mestverwerking. Het tijdelijk opslaan van mest op Defensieterreinen als tussenoplossing lijkt ook niet mogelijk. Wil de minister hierover met de sector in gesprek gaan en de Kamer over de uitkomsten informeren?

Voorzitter. Gisteren was in de Kamer een delegatie van jonge boeren op bezoek. We hebben hen ontvangen naar aanleiding van de invoering van het stelsel van fosfaatrechten. Ze noemen zichzelf Innovatief uit de Knel. Deze jongeren begrijpen ontzettend goed dat behoud van de derogatie nu vooropstaat. Daar willen ze graag in meedenken. Tegelijkertijd zien ze heel graag een toekomst voor hun bedrijf. Ze hebben daar een aantal ideeën voor opgesteld. Wil de minister in de loop van volgend jaar met hen daarover het gesprek aangaan?

Voorzitter. Niet alle jonge boeren redden het. Ik krijg reacties vanuit het land dat er boeren zijn die binnen enkele weken hoge boetes moeten betalen. Dat gaat simpelweg niet. De AMvB voor knelgevallen is er nog niet en er heeft ook nog geen individuele beoordeling plaatsgevonden. Ik vraag de minister of er mogelijkheden zijn om voor deze jonge bedrijven een vorm van uitstel van betaling te krijgen.

Voorzitter. Dan kort de Stichting Zeldzame Huisdierrassen. Ik heb daar de afgelopen jaren ook aandacht voor gevraagd. Deze organisatie zet zich in voor het behoud van zeldzame runderen, paarden, schapen en andere dieren, maar ook van bijzondere gewassen. Mijn fractie stelt voor om met een amendement te komen, zodat we een relatief klein bedrag kunnen reserveren om het budget van deze stichting weer op peil te brengen. Het gaat om een bedrag van €120.000. Ik hoor graag hoe de minister daartegen aankijkt. In dit verband wijs ik ook heel graag op de gescheperde schaapskuddes. Die zijn al voldoende aan de orde geweest in de interruptie met de heer Geurts.

Voorzitter. De tijd gaat snel. Ik kom op de visserij. In het regeerakkoord is een innovatiebudget opgenomen voor de visserijsector. Zo is er in Nederland nog nauwelijks onderzoek gedaan naar technologische innovatie om vissterfte te verminderen. Innovaties zijn duur voor vissers. Bovendien is vaak ontheffing of tijdelijke aanpassing van regelgeving nodig. Hoe gaat de minister dit geld efficiënt inzetten, samen met de vissers? Wil zij overwegen om het onderzoek in nauwe samenwerking met vissers en tweedegeldstroomorganisaties voor universitair en praktijkgericht onderzoek op te zetten?

Dan de regionale knelpunten. Deze minister gaat zich ook bezighouden met de regionale economie en werkgelegenheid. In het regeerakkoord worden bijvoorbeeld deals met de decentrale overheden genoemd. De ChristenUnie ziet veel kansen, onder meer in Zeeland, Noord-Nederland en de regio Eindhoven, maar ook in de Food Valley met het World Food Center. Hoe gaat de minister hiermee aan de slag?

Voorzitter. Tot slot mijn afsluiting. Iedere dag wordt er weer hard gewerkt door boeren en tuinders voor ons dagelijks brood. Dat verdient onze waardering. Ik zie uit naar de samenwerking met de minister, maar ook met de boeren, tuinders, vissers en natuurorganisaties voor een volhoudbare landbouw en voor een gezond, duurzaam en goed voedselsysteem.

Dank u wel.

De voorzitter:

U bedankt. De heer De Groot.

De heer De Groot (D66):

De ChristenUnie houdt een warm betoog voor het deltaplan biodiversiteit. Daar ben ik het helemaal mee eens. Ook de monitoring van het landschap leidt eigenlijk een kwijnend bestaan. We hebben het Landschapsobservatorium. Vindt u ook dat dat een plek verdient in die hele delta-aanpak, en ook de steun van de minister om te kijken of we de kennis over ons landschap op die manier een plek kunnen geven in de monitoring?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dat is een heel goede vraag. Ik herinner mij dat ik nog niet zo heel lang geleden zelf ook een pleidooi heb gehouden voor het Landschapsobservatorium. Ik ben heel benieuwd hoe het daar op dit moment mee staat. Ik hoor ook graag de reactie van de minister daarop en de mogelijkheden die er daarvoor zijn. Ik draag ze een warm hart toe, maar ik weet nu gewoon even niet wat de stand van zaken exact is. Daar zou ik me nog even nader over moeten laten informeren.

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u.

De voorzitter:

Dan gaan we nu luisteren naar 53 minuten Partij voor de Dieren. De eerste spreker is mevrouw Ouwehand. Zij spreekt 30 minuten. Mevrouw Arissen spreekt twintig minuten en ten slotte spreekt de heer Wassenberg drie minuten. Zeg ik iets wat niet klopt, meneer Wassenberg? Ik lees even op wat er staat. Komt u maar even hierheen. Het woord is aan mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Wat voor de rups het einde is, is voor de rest van de wereld een vlinder. Ik probeerde het twee weken geleden met een Bijbelcitaat. Dat werd niet zo'n groot succes, want ik bleek Paulus met Petrus te hebben verward. Ook de ChristenUnie en de SGP faalden in hun Bijbelkennis. Dus ik dacht: ik pak een Chinese filosoof van 600 voor Christus; dat is ietsje veiliger. Wat voor de rups het einde is, is voor de rest van de wereld een vlinder. Dat gaat over de menselijke psychologie. We vinden fundamentele verandering eng, maar soms moet het misschien wel. Filosofen, psychologen, antropologen en historici hebben dat altijd benoemd. De mens heeft veel talenten, maar afscheid nemen van het oude vertrouwde is niet onze meest in het oog springende vaardigheid. Dat voelt als een bedreiging en dat vinden we eng.

Meer recent zegt historicus en filosoof Philipp Blom: "De keuzes waar we nu voor staan, zijn gewoon overweldigend. Het is niet makkelijk om het onbekende tegemoet te treden en een systeem op te geven dat nu nog afdoende lijkt te functioneren." Hij zegt ook: "In onze maatschappij wordt groei als hoogste doel gezien. Maar stel je voor dat een bedrijf naar je toe komt met als businessmodel dat het alleen maar blijft groeien, omdat het anders failliet zou gaan. Niemand zou zo'n bedrijf geld lenen. En toch werken onze maatschappijen wel zo. Ze zijn niet flexibel, en als er verandering of krimp nodig is, dan ontstaat er direct een ramp." Dat geldt voor onze economie als geheel en voor onze landbouw in het bijzonder. Die vergelijking met de rups is wel illustratief. Die rups deed gewoon wat hij moest doen: lekker eten, niks aan de hand. Dat heeft hem ook ver gebracht, tot in het stadium waarin hij de transitie naar vlinder kon maken. Maar op een gegeven moment is het gewoon ook op met dat alleen maar eten, met dat alleen maar meer. Dan is het óf veranderen, óf verkommeren, óf — zo stel ik me voor — uit elkaar ploffen. Die rups doet dat laatste dus niet. Het zou zomaar kunnen dat die kleine rupsjes-nooit-genoeg verstandiger zijn dan de mens.

De landbouw is al een poosje zo'n rupsje dat op barsten staat omdat die verandering naar vlinder maar niet wil komen. De industriële landbouw heeft van Nederland het meest veedichte land ter wereld gemaakt. Nergens zitten er meer dieren op een kluitje dan hier. Dat levert ontzettend veel problemen op. In de eerste plaats geldt dat voor de dieren zelf: honderden miljoenen per jaar komen nooit buiten, voelen nooit gras onder de voeten, kunnen nooit wroeten, scharrelen, zwemmen, stofbaden of hun eigen voedsel bij elkaar pikken. Deze dieren zitten hun hele leven in een potdichte stal in hun eigen mestdampen. Om een idee te geven van de giftigheid van die dampen: als de ventilatie uitvalt, wat een poosje geleden in een varkensstal in Heeswijk is gebeurd, zijn de dieren in een mum van tijd gestikt doordat de lucht waarin ze leven zo verschrikkelijk giftig is.

De intensieve veehouderij en haar enorme hoeveelheden mest zijn ook een gevaar voor de gezondheid van de mens. Het is niet alleen maar vervelend dat het in de ruime omtrek van veefabrieken structureel stinkt. Mensen krijgen hoofdpijn, krijgen last van hoesten, ontwikkelen luchtweginfecties en longontstekingen. De veehouders zelf trouwens ook. Huisartsen zijn bezorgd over antibioticaresistente bacteriën en over fijnstof dat zich in de lucht verspreidt en mensen op grote afstand ziek kan maken.

De veehouderij en haar mest zijn ook de grootste vijand van het klimaat en van natuur en biodiversiteit. Onze natuurgebieden zijn vergaand verzuurd. Bomen zijn ziek. We verliezen allerlei planten en dieren. Er zijn 30% minder vlinders. En vogelkuikens kunnen als gevolg van kalkgebrek geen volwaardig skelet meer aanmaken. "Brekebeentjes" noemden wetenschappers dat in een hoorzitting in de Kamer. En dat allemaal dankzij ammoniak uit de veehouderij. Ons drinkwater raakt vervuild. Waterbedrijven waarschuwen al jaren en vragen om maatregelen, maar ze hebben bijna de helft van de grondwaterwinningspunten moeten sluiten, vooral als gevolg van vervuiling met mest.

Is de veehouderij dan misschien van belang voor onze voedselvoorziening? Nee. Dieren zijn geen voedsel of voedselproducenten. Een groeiende groep mensen begint dat in te zien. Zelfs als je vindt van wel, blijft staan dat de productie van vlees, zuivel en eieren omgekeerd evenredig is aan een eerlijke verdeling van voedsel in de wereld. De veehouderij zet feitelijk kostbare plantaardige eiwitten, die we hadden kunnen voeden aan mensen, om in mest. Daar houd je dan wel wat hamlapjes en kippenpootjes aan over, maar daarmee kun je lang niet zo veel monden voeden als wanneer we deze eiwitten gewoon beschikbaar hadden gemaakt voor mensen. Met andere woorden: hoe meer vlees wij produceren, hoe minder andere mensen te eten hebben.

Voorzitter. De intensieve veehouderij kent dus een lange lijst verliezers.

De heer De Groot (D66):

Suggereert de Partij voor de Dieren hier nu dat we allemaal een compleet plantaardig dieet moeten volgen en dat dat ook nog beter is voor de wereld?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het zou wel beter zijn voor de wereld, maar dat is niet mijn pleidooi. Mijn pleidooi is wel dat we inzetten op een forse vermindering van de vlees- en zuivelconsumptie, vooral in het rijke Westen — daar gaan we ook over, want daar wonen we toevallig — en op het stimuleren van een plantaardiger dieet. Overigens pleit het Voedingscentrum daar ook voor. We eten namelijk te veel dierlijke eiwitten. Ik niet; ik eet er nul. Maar andere mensen eten dan weer zo veel dat het totaal echt ongezond is, zowel voor de leefomgeving als voor onze eigen gezondheid.

De heer De Groot (D66):

Maar dan leeft u met uw dieet minder duurzaam dan iemand die bijvoorbeeld 20% dierlijke eiwitten in zijn dieet heeft die afkomstig zijn van varkens die worden gevoerd uit reststromen. U bent dus minder duurzaam dan iemand die een klein percentage dierlijke eiwitten tot zich neemt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik zou zeggen: loop eens een weekje met me mee, dan kunt u zien wat ik allemaal eet. D66 gaat zo prat op die reststromen uit de levensmiddelenindustrie, maar de Partij voor de Dieren houdt ervan om naar de hele keten te kijken. De levensmiddelenindustrie gebruikt natuurlijk ook grondstoffen waar nog wel wat op aan te merken is qua duurzaamheid. Neem de enorme hoeveelheid palmolie die in tal van producten is komen te zitten, bijvoorbeeld ter vervanging van rogge. Het zit gewoon in knäckebröd. Dat was niet nodig. Knäckebröd is rogge, water en een snufje zout. Dat is het. Kijk nu in de supermarkten en je ziet dat er palmolie in zit. Waar komt palmolie vandaan? Uit Indonesië en Maleisië. Kostbaar regenwoud is daaraan op gegaan.

De voorzitter:

Helder.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De klimaatimpact van wat we hier in de levensmiddelenindustrie gebruiken, moeten we natuurlijk ook bekijken van de voorkant.

De voorzitter:

De heer De Groot, afrondend, kort.

De heer De Groot (D66):

Het antwoord is dus: ja, uw dieet is minder duurzaam. Mag ik daar nog een persoonlijke opmerking aan toevoegen? Mevrouw Ouwehand heeft gesproken over een burgerinitiatief en over de inbreng van D66 daarbij. Een oplettende medewerker is de inbreng van collega Koşer Kaya uit die tijd nagegaan. Daarin wordt absoluut niet gesproken over de thema's die mevrouw Ouwehand suggereert. Dat wil ik graag even genoteerd hebben.

De voorzitter:

Het is vastgelegd voor de eeuwigheid.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

En we hebben gestemd over moties, ingediend naar aanleiding van het burgerinitiatief. Misschien kan de medewerker die ook nog even opzoeken. D66 was wel degelijk voor een krimp van de veestapel. Mevrouw Koşer Kaya heeft ook gezegd: D66 vindt — dat staat als een paal boven water — dat de milieubelasting gereflecteerd moet worden in de vleesprijs; die moet wel eerlijk zijn.

De heer De Groot (D66):

Voorzitter …

De voorzitter:

Ik heb u twee keer gehoord, meneer De Groot. Dit lijkt me een prima onderwerp voor uw tweede termijn. Dan kunt u alles rechtzetten en kunnen al uw medewerkers alle stemadviezen en moties van de afgelopen tien jaar nog even nakijken. Mevrouw Ouwehand, u continueert.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De intensieve veehouderij kent dus een lange lijst met verliezers. Mens, dier, natuur, klimaat, water en voedselzekerheid, ze verliezen allemaal. En waarom dan? Is er dan een winnaar die zo verschrikkelijk belangrijk is dat het dit allemaal waard is? Dat is het treurige: die is er niet. De boeren, die vastzitten in dit systeem, houden de almaar voortdurende schaalvergroting en concurrentie op de wereldmarkt niet vol. In 50 jaar tijd is Nederland 85% van zijn boeren kwijtgeraakt. Nog steeds stoppen er 50 boeren per week. Niemand wint. Dat geldt voor de intensieve veehouderij en dat geldt ook voor de rest van de industriële landbouw, waarin gif en monoculturen een einde maken aan de laatste ecosysteempjes die de ammoniakdeken nog hadden overleefd. Niemand wint, op een paar grote jongens na misschien die aan kop liggen in die race naar de bodem. De grote jongens houden het vol ten koste van de gezinsbedrijven. Dat zijn dan misschien de enige winnaars: de grote jongens, de Rabobank en de vlees- en zuivelbobo's.

De problemen zijn niet nieuw. Dat geldt ook voor de pogingen om ze aan te pakken. In weer een advies dat vorig jaar maar weer eens aan de SER werd gevraagd, schrijft de SER dan ook: "De afgelopen jaren is een karrevracht aan rapporten, analyses, nota's en documenten verschenen die de verduurzamingsopgave volledig in kaart hebben gebracht." We gaan niet het zoveelste onderzoek doen naar de knelpunten in de veehouderij, zegt de SER, want die liggen er al. De sector veroorzaakt nou eenmaal een forse milieudruk en risico's voor de gezondheid van mensen en het welzijn van dieren. "Ook de ernst van de situatie wordt breed onderkend. In de afgelopen jaren is een veelheid aan initiatieven genomen om de problemen aan te pakken en de verduurzaming op gang te brengen. Tot echte doorbraken heeft dit nog niet geleid."

Daar hebben we hem dus: doorbraken zijn er nodig, en durf, moed, visie en verandering. En laten wij bij de Partij voor de Dieren nou het idee hebben dat je daar het allerbeste een jonge, slimme, autonoom denkende vrouw voor kunt vragen. Een vrouw die met open vizier en gezond verstand gewoon durft te kijken naar de problemen die voorliggen. Een vrouw die de kracht en het karakter heeft om de bestuurder te zijn waar de landbouw in Nederland al zo lang naar snakt en die het coalitiegekrakeel — ik moet het zeggen — gaat overstijgen en de hervorming in durft te zetten die boeren, dieren, natuur, milieu en klimaat verdienen. Minister Carola Schouten trad aan op het dossier waarop de meest urgente en meest baanbrekende veranderingen nodig zijn, die van de grootst mogelijke invloed zijn op onze toekomst. En zij deed dat in het jaar waarin we 100 jaar passief vrouwenkiesrecht vieren. Dat doen we volgende week, op 12 december. Nou, wij kunnen u melden dat onze verwachtingen hooggespannen zijn. Tegen de minister zeggen wij dus: laat u vooral inspireren door die voorvechtsters van het vrouwenkiesrecht, die om de drommel geen makkelijke strijd voerden maar die alle tegenwerpingen en vooral tegenwérkingen dapper en standvastig hebben weerstaan. Want ze wisten diep van binnen: dit is wat de rechtvaardigheid gebiedt, dit is wat er moet veranderen, of dat nou makkelijk is of niet. Dit ben ik aan mezelf, aan mijn dochters, aan de toekomst en aan de samenleving verplicht.

Dus, voorzitter, makkelijk is het niet, maar de minister heeft het voorrecht op Landbouw te mogen besturen op het moment dat de landbouw echt op een kruispunt van wegen staat. Doorgaan op de oude weg zou een recept zijn voor ellende, ongelukken en doodlopen tegen de muur. Ik gun haar dat niet. Verandering is nodig. Dat lijkt eng. Dat roept veel weerstand op, maar het kan wel. Ik geef haar in dat licht mee dat het marshmallowexperiment in de jaren zestig een mooie illustratie is van hoe we de lange termijn op zich wel voorop kunnen stellen, maar daar niet zo'n talent voor hebben. Bij het marshmallowexperiment kregen jonge kinderen, kleuters, een marshmallowtje. Zij kregen te horen: als je hem niet meteen opeet, krijg je er straks nog een. De meeste kinderen konden dat natuurlijk niet opbrengen. Die werden alleen gelaten in die ruimte met dat lekkere snoepje voor hun snuit. Ze hielden het misschien 30 seconden of een minuutje vol en dan was die marshmallow toch op. Maar er waren kinderen — het is dus niet onmogelijk — die het wel wisten op te brengen. Zij wisten dat kwartiertje te wachten en hadden er dan twee. Het is dus niet gemakkelijk om de lange termijn centraal te stellen en we hebben er geen talent voor, maar er zijn mensen die dit kunnen. Wij hopen dat de minister één van hen is.

De voorzitter:

De heer De Groot heeft indertijd meegedaan aan dat experiment.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, ik zie het. Ik zie het. Ik zie het.

De voorzitter:

Hij wil daar nog even iets over vertellen, want dat zat hem niet lekker toen.

De heer De Groot (D66):

Ik heb ontdekt waar de doos met marshmallows stond, dus dat ging veel sneller.

Ik heb een vraag aan mevrouw Ouwehand. Als mevrouw Ouwehand morgen kan kiezen tussen minder dieren in de veehouderij of meewerken aan een daadwerkelijke transitie naar een verduurzaming van de hele Nederlandse voedselproductie — we moeten blijven eten — wat kiest mevrouw Ouwehand dan?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Allebei, want het moet allebei, met minder dieren. Als de heer De Groot de onderzoeken niet gelezen heeft, dan moet hij maar eens én meelopen met mijn duurzame dieet én alle rapporten lezen die bij de Partij voor de Dieren aan de muur hangen. Déze veehouderij met déze vleesconsumptie maakt het onmogelijk om de wereld op de lange termijn duurzaam te voeden.

De heer De Groot (D66):

Rapporten moet je niet aan de muur hangen. Die moet je gewoon lezen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ook.

De heer De Groot (D66):

U gaf een prachtig voorbeeld van die marshmallows. Ik geef het voorbeeld aan u. Als u mag kiezen, wat doet u dan: morgen minder dieren of meewerken aan een langetermijntransitie naar een werkelijk duurzame landbouw? En dan niet zeggen "allebei", want dat was in uw experiment ook niet het geval. Ik herhaal de vraag dus.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nee, kijk, dit experiment ging over de vraag of je bereid bent om de lange termijn prioriteit te geven boven kortetermijnbevrediging: één marshmallow en dan ben je klaar of even wachten en dan heb je er twee. Minder dieren is de langetermijnvisie waar we de landbouw in mee gaan nemen. Jazeker wel! De heer De Groot gelooft er niks van, maar dan zal hij toch echt een beetje moeten bijscholen. Ik weet dat hij afkomstig is uit de industriële landbouw. Ik snap dat de verandering in denken nog moeilijk is, maar het is absoluut noodzakelijk …

De voorzitter:

Prima, u continueert.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

... om de veestapel in te krimpen. Als D66 zijn idealen weer terugvindt, kunnen we dat samen gaan doen. De heer De Groot wordt er nu al moe van. We zijn pas begonnen!

De voorzitter:

U gaat hem uitdagen in de hoop nog wat minuutjes erbij te sprokkelen. Meneer De Groot, even heel kort.

De heer De Groot (D66):

Mevrouw Ouwehand heeft deze kans aan zichzelf voorbij laten gaan en ondergraaft op deze manier haar eigen betoog.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik geloof niet dat we elkaar begrijpen, maar misschien komt dat nog.

De voorzitter:

De heer Grashoff hebben we al vier keer gehoord. Zullen we er nog één keer bij doen? Maar dan wil ik hem ook niet meer horen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Slechts even een persoonlijk feit, misschien meer in de richting van de heer De Groot dan in de richting van mevrouw Ouwehand. Het is glashelder dat de standpunten van D66 die tot nu toe ingenomen zijn op dit thema, sinds de deelname aan deze coalitie fors veranderd zijn.

De voorzitter:

Nee, dit vind ik niet helder, want u gaat nu de heer De Groot interrumperen, terwijl die niet spreekt. Dan gaat de heer De Groot weer iets zeggen. Ja, de heer De Groot gaat even iets zeggen, maar net zo kort en puntig als de heer Grashoff. En dan gaan we echt verder, hoor.

De heer De Groot (D66):

Als er nog één keer gesuggereerd wordt dat we een heel ander verhaal hebben, dan ga ik de inbreng van mevrouw Koşer Kaya op het burgerinitiatief voorlezen.

De voorzitter:

Dat is een keihard dreigement. Zover gaan we het niet laten komen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben daar eigenlijk wel voor, voorzitter. Maar u gaat mij niet toestaan …

De voorzitter:

Nee, dat begrijp ik. Ja, ik weet precies waar u voor bent. Maar u gaat gewoon door met uw tekst en we laten de meter weer lopen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Hartstikke goed.

Voorzitter. Laat ik het positief formuleren: we staan voor een uitdaging. We zouden de minister graag meenemen in de langetermijnkwesties die voorliggen en waarvoor nu echt gezond verstand en moed nodig zijn. De vraag is dan: zou het misschien verstandig zijn om minder vlees, zuivel en eieren te eten met z'n allen? Het Planbureau voor de Leefomgeving denkt van wel. Alle klimaatwetenschappers denken van wel. De mensenrechtenrapporteur van de Verenigde Naties denkt van wel. Zelfs de favoriete universiteit van het ministerie van Landbouw, die van Wageningen, moest het toegeven in 2010: "Dierlijke eiwitten zijn een problematiek van de allerhoogste orde. Deskundigen voorzien dramatische gevolgen voor milieu, natuur en landschap en voedselzekerheid wanneer we er niet in slagen om ons verbruik van dierlijke eiwitten om te buigen naar een meer duurzaam, plantaardig dieet." Daar kon toenmalig CDA-minister van Landbouw Verburg het mee doen. Ze was er niet heel enthousiast over, maar ze moest het wel toegeven. Wij hopen op meer enthousiasme van deze minister. Ook het Voedingscentrum zegt dat we in Nederland sowieso te veel vlees eten met z'n allen. Alleen al om gezondheidsredenen heeft de minister dus alle ruimte om er echt werk van te maken. D66-senator Henriëtte Prast heeft eerder al aangetoond dat als je de norm verschuift, dus het aanbod standaard vegetarisch maakt en mensen die vlees willen eten daarom moeten vragen — het is nu andersom — je ontzettend veel resultaat kunt bereiken. Is de minister bereid om dat op haar ministerie door te voeren? Dat zou een prachtsignaal zijn.

Voorzitter. De volgende vraag: zou het misschien verstandig zou zijn om af te spreken dat voedsel een mensenrecht is? We hebben de discussies hier gezien. Dan zijn we af van die vermoeiende discussies over wat nou de beste manier van landbouw is. De keuzes zijn makkelijk. Wil je dat een kleine groep mensen een zak met geld verdient? Dan zeg je: voedsel is handelswaar, de enige manier is intensief en wie de meeste pootaardappelen of hamlapjes weet te produceren, heeft gewonnen. Dat is het verhaal van de VVD: topsportlandbouw. Dat is leuk, maar er kunnen maar een paar mensen topsporter zijn. Bovendien gaan ze ook niet heel lang mee. Er profiteren dus maar een paar mensen van. Zeg je anderzijds "het gaat erom dat mensen toegang hebben tot een gezond en volwaardig voedselpakket en dat vinden we fundamenteel", dan richt je je landbouw in volgens heel andere waarden. De vervolgvraag is natuurlijk of dat kan. Kunnen we iedereen voeden? Ja. Kan dat gif- en kunstmestvrij? Ja. Kan de natuur dan herstellen? Jazeker. Het enige wat we ervoor hoeven doen, is minder vlees eten en minder voedsel verspillen. We hebben de ChristenUnie en, ik geloof, een meerderheid van de Kamer echt wel mee als het gaat om de noodzaak om minder voedsel te verspillen. Complimenten aan mevrouw Dik-Faber voor haar initiatieven op dat punt. Waarom is dat andere dan zo moeilijk? Waarom kunnen we niet toegeven met elkaar dat dat nodig is voor voedselzekerheid in de toekomst en een gezonde landbouw? Wat kiest de minister: mensenrecht of handelswaar? Bij dit soort grote sociale veranderingen is het heel normaal dat er een paar mensen achteraan lopen. Dat moet: iemand moet de achterhoede vormen. Maar het is daar wel een beetje druk, met én de VVD én het CDA. We hopen dat de minister zich vrij voelt om niet in de achterhoede te blijven hangen maar gewoon voorop te lopen.

De volgende vraag. Zou het misschien verstandig zijn om nee te zeggen tegen megastallen? Een rekensommetje is snel gemaakt. Een varkensbaron, die overigens een beroepsverbod heeft in Duitsland, kreeg in Buren een vergunning voor een stal voor 20.000 dieren. Dat zijn 40 gezinsbedrijven met 500 varkens. Voor wie kiest de minister? Niet kiezen is kiezen voor het einde van de familieboeren. Dan zeg je dus: wij hoeven geen landbouw in Nederland, doe ons alleen maar agro-industrie. Illustratief in dit verband was de CDA-wethouder die dit jaar in Nieuwsuur een journalist te woord stond over de politieke crisis die was ontstaan in zijn gemeente, Bladel. De wethouder Volksgezondheid daar was afgetreden omdat zij de uitbreiding van de veestapel onverantwoord vond gelet op de gezondheidsrisico's voor de mensen die daar wonen. Aan de CDA-wethouder Milieu, die nergens een probleem in zag, werd de vraag voorgelegd hoe het er in Bladel over 25 jaar uit zou zien. Zonder blikken of blozen zei hij: nou, met substantieel minder boerenbedrijven. Van het toch al onvoorstelbare aantal van 121.000 naar 330.000 varkens, van 460.000 naar meer dan 1 miljoen kippen, maar substantieel minder boeren. Dat is het landbouwbeleid van CDA en consorten in een notendop, het conservatieve beleid waar we vanaf moeten.

Zou het misschien verstandig zijn om veel minder dieren te fokken en te slachten? We hebben het al gememoreerd: het eerste burgerinitiatief in de geschiedenis van de Nederlandse parlementaire democratie ging over een krimp van de veestapel. En daar was enthousiasme over, maar niet bij alle partijen in deze Kamer. Het is goed om te weten dat de kerken het destijds ook een goed idee vonden, omdat een krimp van de veestapel en een vermindering van de vleesproductie en -consumptie ook gewoon een kwestie is van internationale solidariteit. Het is voor de armsten in de wereld van belang dat wij onze consumptie en productie matigen. Verder vindt ook de politie het een goed idee, want bij deze aantallen dieren en dus deze mestproductie zal mestfraude nooit en te nimmer effectief kunnen worden bestreden. Gezondheidsexperts vinden het een goed idee, want de risico's voor de volksgezondheid zijn onverantwoord groot. Klimaat- en landbouwexperts vinden het een goed idee. Nederland moet gaan voldoen aan de klimaatdoelen in de landbouw en wat hebben de boeren eraan als we deze discussie voor ons uit schuiven, als de overheid eromheen draait?

Duidelijkheid voor boeren is een veelgehoord argument in dit huis, en zeer terecht vind ik. Maar dan moet je die duidelijkheid ook bieden. Natuur & Milieu heeft al een exercitie gedaan en gekeken naar de Nederlandse landbouw en de klimaatdoelen voor 2030 die nou eenmaal op ons afkomen. Zij hebben berekend en becijferd dat de veestapel in 2030 30% kleiner moet zijn dan hij nu is. De kosten en de baten daarvan zijn ongeveer gelijk, zo heeft het Centrum voor Landbouw en Milieu doorgerekend, omdat er veel milieuschade wordt vermeden. Waarom omarmen we dat voorstel niet? Waarom wachten we met duidelijkheid geven aan de boeren, met het risico dat op het allerlaatste moment de klimaatdoelen alsnog in regels aan ze moeten worden opgelegd? Ik vind het ook voor de boeren echt niet verstandig.

Het regeerakkoord spreekt over een warme sanering van de varkenshouderij. Dat is natuurlijk een goed idee, maar we moeten dan wel weten om hoeveel varkens het gaat en wat de krimp wordt. Wordt het daadwerkelijk krimp? Worden die rechten ook daadwerkelijk uit de markt genomen? We hebben daarover al bij het debat over het regeerakkoord gesproken. De Partij voor de Dieren wil ook een analyse, want wij vragen ons werkelijk af hoe het nou zover heeft kunnen komen dat die veestapel kennelijk toch te groot is, ook in de ogen van het kabinet — dank voor de erkenning daarvoor — terwijl ons al die tijd bezworen is dat iedere vergunning volledig in lijn was met de milieurandvoorwaarden. Hoe kan het nou dat er nu toch 200 miljoen aan belastinggeld moet worden uitgetrokken om een kennelijk uit de hand gegroeide situatie weer te herstellen? Graag een analyse én een toezegging dat de handhaving van het daadwerkelijk gehouden aantal dieren ten opzichte van de vergunningen inzichtelijk wordt gemaakt. De minister zei vanmiddag nog: ja, dat is aan gemeenten en provincies. De Partij voor de Dieren vindt dat onvoldoende als andere instituties ons erop wijzen dat daarmee wordt gefraudeerd. Hoe kunnen wij nou controleren dat daadwerkelijk het aantal dierrechten niet wordt overschreden? Meer inzicht graag.

Voorzitter. Zou het misschien verstandig zijn om weidegang te verplichten? Ja, een Kamermeerderheid vindt eigenlijk van wel. Het was ook een superverstandig plan van D66, SP en GroenLinks: beter voor de koe, beter voor de natuur, beter voor het klimaat en ook nog eens beter voor de boer. In de hoorzitting die wij vorige week over de biodiversiteit hielden, hoorden wij dat uit een pilot van het Louis Bolk Instituut blijkt dat biologische melkveehouders, die structureel aan weidegang doen, weliswaar een lagere productie hebben, 20% minder opbrengst, maar ook 30% minder kosten. Per saldo is er dus een betere marge voor de boer. Dat lijken hoopvolle perspectieven. We zijn dan ook teleurgesteld dat het kabinet zegt: we laten het de sector zelf doen. Terwijl er zo veel winst te behalen valt met die weidegang, ook voor het klimaat. Het zou het breekijzer zijn om de deur open te zetten naar grondgebonden landbouw en vrije uitloop voor niet alleen de koeien, maar op termijn ook de varkens en de kippen, zodat we bij een stalbrand niet meteen zo veel dieren in rook zien opgaan.

Voorzitter. Als de sector zijn doelen niet haalt — dat hoorden we net van D66 — dan komen er maatregelen. Maar de sector ging maar uit van 80% van de koeien, terwijl de Kamer eerder vroeg om 100% weidegang. Hoe ziet de minister dat? Ik geef haar mee dat de bezwaren die we vanuit de sector horen, dat het heus niet zo makkelijk zou zijn om koeien te weiden, toch wel wat bevreemdend zijn. Als we in Nederland zo trots zijn op de landbouw maar we weten niet meer hoe we koeien zouden moeten weiden, waar is het boerenvakmanschap dan gebleven?

Voorzitter. De discussie over de normen in de veehouderij als het gaat om de dieren. Zou het misschien verstandig zijn om de morele bezwaren tegen de veehouderij serieus te nemen? Het beeld dat aan de ene kant wordt geschetst dat mensen die opkomen voor het welzijn van dieren, te weinig begrip zouden hebben voor de veehouders, is onheus. Mensen die opkomen voor dieren, spreken over wat er met dieren gebeurt en dat dat moreel problematisch is. Het probleem is dat dat niet verandert, namelijk dat het moreel problematisch is, als er een economisch verdienmodel aan hangt. Laat ik het uitleggen.

Als we geitjes op de kinderboerderij, die net geboren zijn, meteen weghalen en laten verkommeren, wat in de geitenhouderij gebeurt, dan voelen mensen aan: dat klopt niet, dat deugt niet. Als we een biggetje op de kinderboerderij zijn staartje afsnijden, dan voelt iedereen: dat klopt niet. Als we honden nooit uitlaten maar hun hele leven in hun eigen uitwerpselen laten zitten, dan komt ook iedereen in verzet. Met andere woorden: de morele intuïtie van mensen, die staat. Dat verandert niet als we over bepaalde diersoorten zeggen: ja, maar daar maken we nou eenmaal een economisch product van; dat moeten hamlapjes worden of zij moeten melk leveren. Die morele intuïtie veeg je niet weg en daarom blijft, als we dat niet adresseren, de morele ethische kant van de veehouderij een issue, nu, morgen en overmorgen.

Voorzitter. In de melkveehouderij, binnen de gangbare veehouderij maar eigenlijk deels ook in de biologische sector, worden kalfjes binnen een dag weggehaald bij hun moeder. Dat is moreel problematisch. Een zoogdier wil haar eigen dier, haar eigen jong kunnen zogen. In de varkenshouderij — ik noemde het al — wordt bij biggetjes van een paar dagen oud zonder verdoving de staart afgesneden. Het is officieel verboden, omdat we met elkaar erkend hebben dat je dat eigenlijk niet met dieren doet, maar de regering staat erbij en kijkt ernaar. Ja, vind je het dan gek dat mensen in het geweer komen tegen deze industrie?

In de geitenmelkhouderij worden bokjes ook meteen weggehaald bij de moeder en 20% tot 66% overleeft dat niet. Die sterven van ellende. We zagen laatst dat het in de broederij van kuikens die ofwel in de leghennenhouderij ofwel in de vleeskuikenhouderij terechtkomen, als een hele revolutie wordt gezien dat er nu een systeem is waarbij ze wat te eten en te drinken krijgen als ze uit het ei kruipen. Dat zijn niet de stappen die tegemoetkomen aan de morele intuïtie die mensen leert dat kuikentjes gewoon bij hun moeder moeten kunnen opgroeien en natuurlijk, vanzelfsprekend te eten en te drinken moeten hebben. Laat staan, de vervolgstappen van het leven van die dieren. Als ze de pech hebben om een leghen te zijn — voor een vleeskuiken is het overigens ook geen feestje — dan worden ze aan het einde van hun korte leven gevangen en in kratten gepropt. Ze lopen dan een groot risico op botbreuken, maar toch komen ze op die manier aan hun einde. Mensen voelen aan dat dit geen manier is om met dieren om te gaan en dat zal dus niet verdwijnen.

Voorzitter. Ik wil aan de minister vragen welke ambities zij heeft op het gebied van dierenwelzijn. Laten we dan vooral gewoon beginnen met de sterftecijfers, een wrange illustratie dat marginaal sturen op dierenwelzijn een zwarte keerzijde heeft. Dat blijkt wel uit de hoge biggensterfte. Zeugen zijn zo doorgefokt dat ze inmiddels meer dan 30 biggetjes per jaar werpen. Bijna 14% van die jonge biggetjes overleeft het niet, omdat ze te zwak of te ziek zijn of omdat ze soms verhongeren. Welke sterftepercentages in de intensieve veehouderij vindt de minister acceptabel? En wat gaat ze doen om ervoor te zorgen dat die vroegtijdige sterfte vermindert?

Zullen we ook gewoon benoemen en laten zien hoe het is? De Partij voor de Dieren heeft een aangenomen motie over meer transparantie en helderheid over het leven en sterven van dieren in de veehouderij. We moeten constateren dat een morele blinde vlek bij een deel van de mensen die werkzaam zijn in deze sector, onvermijdelijk is. Maar dat neemt niet weg dat we moeten kunnen benoemen wat er met de dieren aan de gang is.

Een groeiende groep activisten voert tegenwoordig actie bij slachterijen. Dan staan ze daar en komen de vrachtwagens met de varkens erin. Ze maken foto's en zetten die op internet. Ik zal de foto laten zien: dit zijn dus die varkens. Die staan daar ellendig, met schrammen, in die vrachtwagen. Wat mij schokte, was dat een van de varkensboeren daar op internet op reageerde en zei: ja, maar dat doen ze zelf! Die varkens doen dat zelf … Tja, me dunkt. Ja, rangordegevechten. Ja, stress. Ja, ze verwonden elkaar. Maar die varkens hebben er niet voor gekozen om ter wereld te komen in een industrie die ze uiteindelijk op deze manier afvoert naar de slachterij.

Voorzitter. Ik wil maar zeggen dat de vooruitgang moet komen van durven benoemen wat er met de dieren gebeurt. Op de achterkant van die vrachtwagen staan trouwens lachende varkens getekend, die in hangstoelen zitten of op stro liggen, met daarbij de vrolijke boodschap "diervriendelijk vervoer". Terwijl dit de realiteit is van wat er in die vrachtwagens gebeurt. Daar zit natuurlijk een enorme spanning. Als we niet helder en zuiver kunnen benoemen wat er met die dieren gebeurt en niet gewoon toegeven dat dat moreel problematisch is, blijft het een kwestie van clashen tussen de boeren enerzijds en bezorgde burgers anderzijds. Terwijl het op te lossen is als we er eerlijk over zijn en ook echt ambitie hebben om het dierenwelzijn te verbeteren en het aantal dieren dat we gebruiken fors te verminderen.

Voorzitter. Het lijkt ons ook verstandig om gewoon te handhaven wat er is afgesproken. We hebben afgesproken dat de nertsenfokkerij uit Nederland verdwijnt. Dat is een mooi en belangrijk besluit geweest, ook al duurt het de Partij voor de Dieren te lang voordat er daadwerkelijk een einde komt aan het fokken van dieren voor hun pels in Nederland. Maar dat was nou eenmaal de uitkomst van het Kamerdebat en de besluiten hier. Maar wat zien we in de tussentijd? Dat er uitbreidingen zijn. Illegale uitbreidingen. Dat er met de dieren wordt omgegaan op manieren die — laat ik het voorzichtig zeggen, om niemand boos te maken op dit uur — niet helemaal volgens de regels zijn. Hoe kan het nou dat we dat niet handhaven, terwijl we toch hebben afgesproken dat er op dierenwelzijn wordt gelet en dat de sector moet stoppen en dus niet moet groeien? Kan de minister toezeggen dat ze inspanningen zal verrichten om te handhaven op de regels in de veehouderij, op de uitbreidingen en op de aantallen dieren die daadwerkelijk worden gehouden?

Voorzitter. Zou het misschien verstandig zijn om de basis van ons bestaan te beschermen? Deze vraag heeft betrekking op de biodiversiteit. Natuur heeft waarde in zichzelf, maar is ook de basis van ons bestaan. Het wordt wel "kritisch natuurlijk kapitaal" genoemd. Niet zomaar kapitaal, maar "kritisch". En denk maar niet dat we het zonder onze ecosystemen kunnen stellen. Het grappige is dat de landbouw dat al helemaal niet kan. Je kan niet boeren op een uitgeputte, verzuurde of vergiftigde bodem. En zonder insecten en waardplanten zijn we nergens. Het gaat dus niet goed. We zijn in de zesde uitstervingsgolf, zo waarschuwen wetenschappers ons. En dat zou de allereerste zijn die door de mens zelf veroorzaakt wordt. Tot zover de mens als superieure diersoort …

Aan mooie woorden ontbreekt het niet, maar mooie woorden hebben nog nooit een ecosysteem hersteld. Neem die bezwering over het gebruik van "gewasbeschermingsmiddelen", een aardig eufemisme voor "landbouwgif". Die zouden in Nederland alleen maar gebruikt worden als het echt niet anders kan; "geïntegreerde gewasbescherming" heet dat dan. Maar de Partij voor de Dieren waagt het te betwijfelen. Glyfosaat gaat met liters tegelijk, hoppekee, het gewas over, vlak voor de oogst. Is dat nodig? Nee, het maakt het oogsten gewoon wat makkelijker.

Voorzitter. Actie. Afstappen van het gebruik van landbouwgif en een einde maken aan die enorme ammoniakdepositie. Dat betekent dat we afstand moeten nemen van het wensdenken. De Programmatische Aanpak Stikstof heeft een hoog gehalte aan wensdenken en werkt niet. Het melkquotum moest eraf; de sector zou zichzelf wel reguleren. We hebben gezien wat er is gebeurd. Mestverwerking wordt als dé uitvlucht gezien voor de grote problemen met het mestoverschot in Nederland. Maar dromen in techniek heeft nog nooit de oplossing dichterbij gebracht waar de landbouw op zit te wachten.

Voorzitter. Dan is het dus ook verstandig om de sectororganisaties op een grotere afstand te zetten dan waar ze tot nu toe hebben gestaan. We zagen de woordvoerder van LTO, die zich versprak en blij was dat "hun eigen ministerie" weer terug was. Maar zo liggen de verhoudingen natuurlijk niet. Het is niet zo dat boeren niet vertegenwoordigd zouden moeten worden in het beleid. Dat moet wel degelijk gebeuren, maar we hebben de afgelopen jaren gezien dat die sectororganisaties helemaal niet spreken voor de belangen van de individuele boeren. Het waren de sectororganisaties die koste wat het kost de productiebegrenzing in de melkveehouderij wilden tegenhouden, waarna er alsnog op het laatste moment een fosfaatrechtenstelsel moest worden ingevoerd en allerlei koeien vervroegd naar de slacht moesten worden gestuurd. De meeste boeren konden zich helemaal niet vinden in dat beleid dat LTO en de NZO namens hen hier in Den Haag voor elkaar hadden gekregen. Hoe reflecteert de minister erop dat die sector verdeeld is en dat de belangen van de individuele boeren niet gediend zijn bij de praatjes van LTO, de NZO en de Producentenorganisatie Varkenshouderij?

Voorzitter. Ik roep de minister op om haar gezonde verstand te gebruiken en om zich schrap te zetten tegen de weerstand die zich zal voordoen als zij daadwerkelijk de keuzes maakt waar de landbouw om zit te springen. Wij waarschuwen haar voor meestribbelaars, dus partijen die wel zeggen dat er dingen moeten veranderen, maar er eigenlijk niet aan toe zijn om de radicale stappen die nodig zijn te zetten. Ik vraag de minister om het langetermijnperspectief te hanteren. De Partij voor de Dieren zou het best willen en ik droom er weleens van, maar de veehouderij is niet morgen 50% kleiner. Daar moeten we de tijd voor nemen, maar we moeten het wel doen. We moeten toe naar een landbouw waarin boeren kunnen werken op een manier die ze zelf ook prettiger vinden, want van het huidige intensieve systeem wordt niemand gelukkig. Het moet kleinschaliger, plantaardiger, duurzamer, zonder gif, zonder kunstmest en zonder grootschalige uitbuiting van weerloze dieren. Dank u wel.

De voorzitter:

Perfect op de 30 minuten. We gaan nu luisteren naar mevrouw Arissen. Zij heeft een kwartier spreektijd.

Mevrouw Arissen (PvdD):

Voorzitter. In Nederland is er een enorme hoeveelheid natuuroppervlakte verdwenen: voor landbouwgrond, voor uitbreiding van steden en voor infrastructuur. Met de komst van de nieuwe Wet natuurbescherming heeft de rijksoverheid eerder dit jaar het natuurbeheer, de natuurbescherming en de zeer zinloze hobbyjacht over de schutting van de provincies gegooid. Vervolgens hebben die icoonsoorten uitgekozen, het liefst allemaal aaibare beesten, en besloten om deze soorten in bepaalde stukjes provincie te beschermen en in andere delen van de provincie niet. De bescherming stopt ook nog eens bij de provinciegrenzen, want, zo is het idee, provincies kunnen best hun eigen tuintjes beheren. We zijn op rijksniveau volledig de regie over onze natuurgebieden kwijt. In de Voortgangsrapportage Natuur werd vorige week de loftrompet gestoken over hoe goed provincies het doen en hoe goed het gaat met het inrichten van nieuwe natuur. Ecologen en biologen zijn een geheel andere mening toegedaan. Zij luiden de noodklok.

Voorzitter. Natuur en biodiversiteit staan zwaar onder druk in Nederland. We lopen op het gebied van natuurbescherming ernstig achter op Europa en het gemiddelde wereldwijd. In Nederland is het verlies aan oppervlakte en kwaliteit van oorspronkelijke natuur aanzienlijk groter geweest dan gemiddeld in Europa of de wereld, zo stelt het Compendium voor de Leefomgeving. Een recent gepubliceerd Duits onderzoek waarvoor tussen 1989 en 2016 insecten uit 63 Duitse natuurgebieden werden verzameld, toont aan dat in natuurgebieden die in alle opzichten goed vergelijkbaar zijn met natuurgebieden in Nederland, maar liefst 76% van de insectenpopulatie is afgenomen in 27 jaar tijd. Eenzelfde trend laten de weidevogels zien, die in Nederland ook ernstig bedreigd zijn. Maar ook de vlinderstand, verworden tot symbool voor verandering in onze biodiversiteit, laat een achteruitgang van 35% in 25 jaar tijd zien. Mijn collega is al uitgebreid ingegaan op de invloed van de landbouw. Ik wil hier graag nog de invloed van de versnippering van de natuur en de achteruitgang in natuurkwaliteit aan toevoegen.

De wilde bij is in Nederland ernstig bedreigd. Hier komen ongeveer 360 soorten wilde bijen voor. Ongeveer de helft daarvan staat op de rode lijst. Dit zijn bijensoorten die sterk bedreigd worden of zeer zeldzaam zijn. Bioloog Paul Ehrlich had in juli dit jaar een alarmerende boodschap in de publicatie van zijn wetenschappelijk onderzoek: "De populaties van een groot aantal diersoorten krimpen zo ernstig dat er sprake is van een massale golf van diersoorten die aan het uitsterven zijn. Het massale uitsterven van dieren wordt door de mens veroorzaakt en tast daarmee ook de fundamenten van de menselijke beschaving aan." Jelle Reumer, hoogleraar paleontologie van de gewervelde dieren van de Universiteit Utrecht, geeft antwoord op de vraag: waardoor wordt deze zesde uitstervingsgolf veroorzaakt? Hij zegt: "Simpel, de mens, punt. Dat is een feit."

Hoe komt het nou dat we in Nederland zo blind zijn voor wat er gaande is, hoe belangrijk natuur voor ons is en hoeveel waarde natuur heeft, met name de intrinsieke waarde? De intrinsieke waarde heeft betrekking op het welzijn van planten en dieren en niet op de welvaart voor mensen. In de nieuwe Wet natuurbescherming is een halfslachtige poging gedaan om de intrinsieke waarde van de natuur wettelijk te verankeren. En zoals verwacht: het blijkt een jaar na invoering een loze letter. Want wat gebeurt er? Er wordt gefocust op de economische waarde van de natuur. Dat zou ook de pleitbezorgers van de ongebreidelde economische groei een reden geven om de overgebleven natuur te beschermen, zo wordt beargumenteerd. De stelling is: we hebben het geprobeerd, maar we kunnen niet losstaan van de natuur; onze economie draait om natuur, de grondstoffen die we daaraan onttrekken en die eindig zijn.

Het plotselinge besef dat de natuur waarde heeft voor de mens, doet doorslaan naar de andere, verkeerde kant. In deze nieuwe visie wordt gekeken hoe de natuur bijdraagt aan onze welvaart in enge zin, onze economische groei. Het natuurlijk kapitaal wordt dat genoemd. In een wereld waarin het draait om kosten en baten wordt het hoog tijd dat de natuur een boekhouder krijgt, zo stellen de natuureconomen. Er worden rekenmodellen op losgelaten en businesscases geformuleerd. De ultieme boekhoudersmentaliteit wordt losgelaten op onze natuur. Er wordt een pragmatische aanpak verwacht van natuurorganisaties. De natuur als pretpark. De natuur als goedkope oplossing voor onze recyclingproblemen in de chemische industrie. En iets wat wellicht wel leuk is voor de zondagmiddag om een beetje in te kunnen recreëren als onze stenen omgeving ons verstikt. Maar dan wel met de auto komen: er zijn genoeg parkeerplaatsen, een luxe restaurant en we leggen er het liefst nog een paar wegen doorheen. Zo wordt het eeuwenoude bos bij Amelisweerd steeds kleiner en door de verbreding van de A27 blijft er überhaupt niets meer over van het kleine bos dat er nog over is.

Natuurfilosoof Matthijs Schouten merkte in een uitzending van Tegenlicht terecht op: "Als je gaat denken in ecosysteemdiensten — wat levert de natuur aan economische waarde op? — dan weegt de waarde van een stukje natuur al gauw niet op tegen de economische waarde van een stuk asfalt. Maar denken in economische waarde is een kokervisie, een vernauwde manier van naar de natuur kijken. Vanuit het ecosysteem denkend kun je gemakkelijk zeggen 'nou, dat stuk natuur kan wel verdwijnen, want dat is niet zo productief'. Daar bevinden we ons op een gevaarlijk hellend vlak."

Natuurbescherming is niet iets wat overgelaten moet worden aan de markt, aan het bedrijfsleven. Dan krijg je de situatie dat de herinrichting van de totaal leeggeviste en dichtgeslibde Marker Wadden met name een paradijs moet worden voor recreërende dagjesmensen en mede wordt gefinancierd door de ING en de Vereniging Sportvisserij Nederland, of dat belangrijke natuurgebieden en de stilte moeten wijken voor de uitbreiding van Lelystad Airport.

Earth Overshoot Day valt volgend jaar al in juli. In juli 2018 hebben wij al in krap zeven maanden tijd opgebruikt wat de aarde in dat jaar kan missen. De rest van het jaar leven we op krediet. We staan diep in het rood. De mens is de enige soort die in zijn leefomgeving en ver daarbuiten meer neemt dan de aarde aankan en die volledig uitput en uiteindelijk verwoest.

De Partij voor de Dieren is van mening dat we nu eindelijk eens natuurgebieden moeten gaan verbinden, juist omdat de natuur en natuurbehoud van onschatbare waarde zijn voor ons allemaal: voor de flora, voor de fauna en ook voor de mens zelf. De pessimisten zeggen: we hebben niets aan die idealisten, we moeten realistisch zijn. Maar natuur is onvervangbaar en als de waarde van natuur op een realistische, eerlijke manier zou worden doorberekend, zou er geen bedrijf dat de aarde en zijn grondstoffen uitbuit, meer winst maken. Idealisme is volgens de Partij voor de Dieren het nieuwe realisme. We kunnen niet anders.

Dan de jacht. Nog altijd worden jaarlijks zo'n 2 miljoen weerloze dieren naar de eeuwige jachtvelden geschoten en wordt eenzelfde hoeveelheid dieren aangeschoten. Zonder enig nut of enige noodzaak, enkel voor het plezier van de jager. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet natuurbescherming zijn de provincies volledig bevoegd ten aanzien van de jacht. Zij gaan over de samenstelling van de faunabeheereenheden, de goedkeuring van de faunabeheerplannen, de uitgifte van jachtvergunningen, de beoordeling van zogenaamde schade en, last but not least, het toezicht op de vijf vrij bejaagbare soorten: haas, fazant, wilde eend, konijn en houtduif. Dit ondanks dat ruim 80% van de Nederlandse bevolking tegen het doden van dieren als hobby is en in diverse Provinciale Staten het initiatief Stop de Hobbyjacht is behandeld.

Inmiddels wordt duidelijk dat de beloofde maatschappelijke organisaties als minderheidsstem in de faunabeheereenheden niet gehoord worden en in een enkele provincie, zoals Noord-Holland, zelfs helemaal niet willen aansluiten, omdat de drang van de jagers om te jagen te groot is en daardoor tegen de wet en tegen de belofte van de voormalige staatssecretaris Van Dam in de faunabeheereenheid zonder maatschappelijke organisaties als club van plezierjagers gewoon mag voorbestaan. Ook wordt er zelfs geen begin gemaakt met het instellen van een jachtstop als de vrij bejaagbare soorten wilde eend en konijn lijden onder een virus dat de populaties bedreigt en onder een kritiek niveau brengt. "Jachtongelukken" worden afgedaan als incidentjes en jagers komen ermee weg: het uit de lucht schieten van een zeearend, jacht in het broedseizoen, jacht in de zoog- en draagtijd met gruwelijke beelden van een jager die ongeboren reekalfjes uit de moederbuik snijdt, illegale jacht op roofvogels, het illegaal afschieten van houtsnippen en het afschot van grauwe ganzen.

De Partij voor de Dieren is van mening dat geen hobby kan rechtvaardigen dat een ander ernstig leed wordt aangedaan, maar jagers lijken daar wel mee weg te komen. Het beëindigen van de hobbyjacht kost ons niets, maar betekent voor de betrokken dieren hun leven. Het doden van dieren zonder nut of noodzaak wordt wat de Partij voor de Dieren betreft zo snel mogelijk verboden.

Dan de puppyhandel. In de afgelopen maanden hebben de onderzoeksjournalisten van Follow the Money een aantal schokkende artikelen gepubliceerd waarin beschreven wordt hoe handelaren op frauduleuze wijze dieren uit Oost-Europa verkopen aan Nederlanders. Dit komt helaas nog op grote schaal voor en vormt een lucratieve handel. Voormalig staatssecretaris Van Dam heeft aangekondigd met maatregelen te komen om malafide puppyhandel tegen te gaan. Het is hoog tijd dat deze maatregelen in de praktijk worden gebracht en ik vraag daarom aan de minister of zij dit op korte termijn kan realiseren.

Dan de fok. Katten zonder vacht, zonder staart of met extreem korte pootjes. Het fokken van designer cats is helemaal in, bijvoorbeeld de bambino sphynx. Dat is zeer dieronvriendelijk, omdat het de kans op invaliditeit, afnemend waarnemingsvermogen en zonnebrand vergroot. Het is onacceptabel dat we een dier misvormen zodat het wel aan onze wensen voldoet en dat we een kat modificeren tot die zich nog wel kat voelt, maar geen kat meer kan zijn. Er zijn ook voorbeelden van andere doorgefokte diersoorten in overvloed. Het fokken van gezelschapsdieren met een hoog risico op erfelijke aandoeningen is verboden, maar wat wordt eraan gedaan? Er worden vrijblijvende afspraken gemaakt met de fokkers zelf om de erfelijke problemen uit te faseren, het zogenoemde "Fairfok-programma", en er worden afspraken gemaakt met bijvoorbeeld rasverenigingen die zijn aangesloten bij de Raad van Beheer. Maar dit legt fokkers die niet zijn aangesloten bij een rasvereniging en die goud geld verdienen aan de handel in populaire rassen, geen strobreed in de weg. Waar sprake is van dierenleed, zijn vrijblijvende afspraken simpelweg niet genoeg. De overheid moet keihard optreden tegen deze vorm van verminking. Een keurmerk is leuk voor ons geweten, maar dat maakt een dier nog niet immuun voor het leed.

Voorzitter. Niemand zit te wachten op een impulsaankoop van huisdieren. Het probleem is alleen dat de persoon die een huisdier aanschaft, zich dat pas achteraf realiseert. Dit leidt te vaak tot situaties dat een dier in de al uitpuilende asielen belandt. Wat de Partij voor de Dieren betreft is niemand daarbij gebaat. Daarom zou er meer aan gedaan moeten worden om deze impulsaankopen te voorkomen. Dat is ook de toezegging die voormalig staatssecretaris Verdaas al in 2012 deed. Helaas moeten we concluderen dat impulsaankopen nog veel te vaak voorkomen. De Partij voor de Dieren zou graag willen dat de huidige minister met aanvullende maatregelen komt om impulsaankopen tegen te gaan.

Voorzitter, tot slot. De bescherming van dieren in Nederland kan zoveel beter. Laten we om te beginnen de basisrechten voor dieren opnemen in de Grondwet.

Voorzitter, dank u wel.

De heer Geurts (CDA):

Het was haast niet bij te houden in een factcheck bij mevrouw Ouwehand, zo veel onzin in een minuut, ook bij mevrouw Arissen. Ik heb er toch even een paar opgediept. Zei mevrouw Arissen nou dat het aandeel natuur in Nederland afneemt?

Mevrouw Arissen (PvdD):

Het is zo dat de biodiversiteit 15% is van wat het oorspronkelijk was. Volgens het Compendium voor de Leefomgeving is het inderdaad zo dat de natuur en de natuurkwaliteit drastisch afgenomen zijn.

De heer Geurts (CDA):

In aantal vierkante meters klopt die stelling niet. De natuur is niet afgenomen. Juist het agrarisch terrein is met 6% afgenomen. De rode ruimtes, lees woonterreinen en bouwterreinen, zijn met 5% toegenomen. Bos- en natuurterreinen zijn ook toegenomen in Nederland. Dat even als factcheck. Volgende, voorzitter. Zijn torenvalken boerenlandvogels? Het antwoord is ja. De buizerd daarentegen is geen boerenlandvogel. Weet mevrouw Arissen dat buizerds niet alleen een voedselconcurrent zijn van torenvalken, maar ook de jongen van de torenvalk doden? Kunt u daar eens op reflecteren?

Mevrouw Arissen (PvdD):

Moet ik gaan reflecteren op hoe de natuur werkt?

De heer Geurts (CDA):

Nou, het zou heel goed zijn als de Partij voor de Dieren dat eens deed. Maar dit zijn gewoon feiten. De Partij voor de Dieren zegt dat de biodiversiteit, het aantal boerenlandvogels afneemt. Maar neem het dan in de breedte. Wat ik probeer aan te geven, is dat de buizerd niet meegerekend wordt, terwijl die andere boerenlandvogels ook opeet. Dan kunt u heel bedenkelijk kijken, maar u moet gewoon uw stukken eens goed lezen.

Mevrouw Arissen (PvdD):

De heer Geurts heeft net van mijn collega, mevrouw Ouwehand, een hele verhandeling gehoord over hoe de landbouw heeft bijgedragen aan de vrije val van de weidevogelstand. Ik denk dat dat toch wel helder genoeg mag zijn voor het CDA.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Wassenberg. Hij heeft zeven minuten spreektijd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, in de wisseling kan ik een persoonlijk feitje maken. Als de heer Geurts vindt dat ik 1.000 onzinwoorden per minuut zeg, moet hij gewoon een interruptie bij mij plaatsen. Wat wel waar is, is dat we 1.000 dieren slachten per minuut in Nederland.

De voorzitter:

Helder, maar u bent één fractie, dus ik vind het niet zo heel gek van meneer Geurts. Meneer Geurts kan nog even twee seconden beantwoorden.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter, dat is al voorbij als ik "voorzitter" zeg en dat is hier toch wel gebruikelijk. Het is gewoon feitelijk onjuist. Ik had nog één interruptie en ik heb gekozen om die in het verdere betoog te gebruiken.

De voorzitter:

Heel goed. We gaan luisteren naar de heer Wassenberg. Het woord is aan u.

De heer Wassenberg (PvdD):

Nou voorzitter, de eerste drie kwartier zijn omgevlogen, vindt u niet?

Voorzitter. Mevrouw Ouwehand begon haar betoog met een Oosterse denker van 600 voor Christus. Ik begin minder filosofisch. Ik begin met een half miljard kilo vis. Verschil moet er zijn. Een half miljard kilo vis, zo veel vis vangen we elk jaar volgens het CBS. Dat zijn onvoorstelbaar veel vissen en toch is er voor het welzijn van die vissen niet of nauwelijks aandacht, terwijl vissen, net als mensen en zoogdieren, angst, pijn en stress kennen. Daar bestaat inmiddels brede wetenschappelijke consensus over. Veel van die kennis over angst, pijn en stress bij vissen is overigens afkomstig van onze eigen Wageningen Universiteit. Fishcount beschreef in 2010 reeds de doodsstrijd die vissen ondergaan. Ze worden opgehaald van grote diepten, hun blaas knapt door decompressie en ze worden doodgedrukt. En de vissen die de rit overleven, leveren aan boord een lange doodsstrijd tot ze uiteindelijk stikken in de lucht of levend worden gestript. Veel vissen ondergaan de slacht dus levend en bij bewustzijn. In het regeerakkoord staat: "Ook streeft Nederland internationaal met andere koplopers naar verbetering van het dierenwelzijn." Dat staat bij de maatregelen die over visserij gaan. Mijn vraag aan de minister is: hoe gaat Nederland streven naar verbetering van het welzijn van vissen?

Voorzitter. Op dit moment wordt schol aan boord van slechts één schip bedwelmd voor het slachten. Wat vindt de minister daarvan? Wat gaat ze doen om daar verandering in aan te brengen? Is zij bereid tot meer onderzoek naar de vangst- en dodingsmethoden van pelagische vissoorten, zoals makreel en haring?

Voorzitter. Ook over het levend koken van kreeften en krabben heb ik een vraag. Eurocommissaris Andriukaitis voor Gezondheid en voedselveiligheid zei vorig jaar dat het levend koken van schaaldieren en het plaatsen van zeewaterschaaldieren in zoetwater pijnlijk is en stress veroorzaakt. Er moet een einde komen aan het barbaarse doden van deze dieren. Daar zou ik graag nog een reactie op horen van de minister. Welke stappen gaat zij nemen om het levend koken van kreeften en krabben tegen te gaan?

Mevrouw Lodders (VVD):

Mijn vraag gaat nog even over het vorige punt: de visserij. Ik hoor hier een heel bevlogen betoog van de heer Wassenberg. Maar hoe kan het dan zijn dat hij voorstander is van de aanlandplicht? En waarom steunt de Partij voor de Dieren niet een heel aantal partijen in deze Kamer die af willen van die aanlandplicht?

De heer Wassenberg (PvdD):

Wij moeten zorgen dat wij minder bijvangst hebben. Met die aanlandplicht worden die vissen niet overboord gegooid. Daar is onderzoek naar gedaan. De overgrote meerderheid, meer dan driekwart, overleeft het niet. Dus er wordt gewoon dooie vis overboord gegooid. Met die aanlandplicht heb je tenminste nog enig idee van wat er allemaal wordt bijgevangen. Je hebt een idee van de bijvangst. Die is veel te groot.

Mevrouw Lodders (VVD):

Inderdaad, het is terecht wat de heer Wassenberg zegt: we moeten naar minder bijvangst toe. Maar vervolgens blokkeert de Partij voor de Dieren ook nog eens een keer alle innovatieve ontwikkelingen die er zijn in de visserijsector. Dus uw verhaal klopt hier niet.

De heer Wassenberg (PvdD):

Er is nauwelijks sprake van innovatieve ontwikkelingen. De pulskorvisserij is bijvoorbeeld ook een bodemberoerende techniek. Ik neem aan dat mevrouw Lodders daarop doelt. Daar zal ik het zo meteen over hebben. Daarmee wordt ook de zeebodem kapotgemaakt.

Daar wil ik het heel toevallig nu over hebben, dus u kunt het klokje weer aanzetten, voorzitter. Ik ga het hebben over de manier waarop vissen worden gevangen. Die boomkorvisserij richt veel schade aan. Intensieve visserij pleegt onvoorstelbare roofbouw in de zee. Boomkorkotters trekken met hun zware sleepketting letterlijk het bodemleven aan gort bij de vangst van platvissen, zoals tong, schar en schol. Het is alsof je in één klap een heel bos neermaait om de herten daarin levend te vangen. De Correspondent beschreef wat een vis overkomt: "Stel, je bent een schol. Je scharrelt wat boven de zandbodem (…) Opeens word je opgeschrikt door wat wel een bommentapijt lijkt, veroorzaakt door zware kettingen die op de bodem slaan. Je springt verschrikt omhoog, maar dan schuift een grote balk met een net onder je langs. Je zit gevangen. (…) Vermoeid beland je achter het net, waar je bekneld raakt tussen honderden andere schollen (…) Tot het net wordt opgehaald. Nu drukken honderden kilo's schol en bijvangst op je."

Ik heb een paar vragen aan de minister. Deelt zij de mening dat de boomkorvisserij, waarbij sleepnetten over de bodem worden getrokken en de bodem met zware kettingen als het ware wordt omgeploegd, een verwoestend effect heeft op het bodemleven in de zee? En wat is haar antwoord daarop? Waarom laten wij deze primitieve en verwoestende wijze van visvangst nog steeds toe?

Voorzitter. Volgens het Wereld Natuur Fonds en het CBS is de zeebodem nog steeds niet herstellende, ondanks dat de boomkor op zijn retour is. Volgens het Compendium voor de Leefomgeving wordt ook bij de pulsvisserij de bodemfauna, zowel in de ondergrond als op de bodem, weggevangen, gedood of verspreid. De pulsvisserij brengt dus nog steeds schade toe aan de zeebodem en aan kwetsbare soorten. Deelt de minister de mening dat de pulsvisserij schade toebrengt aan de zeebodem en dus geen goed alternatief is voor de boomkorvisserij?

Voorzitter. De laatste drie minuten ga ik het hebben over proefdieren. Over iets meer dan zeven jaar is het 2025 en dan moet Nederland wereldwijd koploper zijn op het gebied van proefdiervrij onderzoek. Die ambitie werd in 2015 uitgesproken door het toenmalige kabinet. Steunt de minister deze ambitie? Want dan moet er wel iets gebeuren. Met goede bedoelingen alleen kom je er niet. Afgelopen september hebben we in de commissie voor Economische Zaken een hoorzitting gehouden over proefdiervrij onderzoek. Daarin spraken we met wetenschappers en belangenorganisaties. En als er één rode draad viel aan te wijzen in de bijdragen van al die wetenschappers en ngo's, dan was het dat er dringend behoefte was aan een actieve rol van de overheid. Geen dwingend sturende rol maar wel een regierol. Wetenschappers weten zelf goed wat nuttig en nodig is, maar de overheid moet echt coördineren. Dan moet je denken aan een rol waarin kennis wordt gebundeld en beschikbaar wordt gesteld.

Voorzitter. Ik ben zelf ook op pad geweest. Ik heb werkbezoeken gebracht aan kennisinstellingen en labs, heb met veel onderzoekers gesproken, heb heel veel goede initiatieven gezien en heb veel steun gevonden om een einde te maken aan proefdiergebruik. Toen ik zelf biologie studeerde was dat nog heel anders. Toen waren wetenschappers die vraagtekens zetten bij proefdiergebruik, witte raven in de onderzoekswereld. Ze zijn gelukkig allang geen zeldzaamheid meer. De meeste wetenschappers zien de beperkingen van het proefdiergebruik, om maar niet te spreken van het vele dierenleed. Ik geef een recent voorbeeld. Onlangs stuurde de minister van Volksgezondheid het advies van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving over de hoge prijs van medicijnen naar de Kamer. Een van de belangrijkste oorzaken van die hoge prijs is volgens de raad dat de gebruikte diermodellen vaak ondeugdelijk zijn. Zo leidt 99,6% van de dierproeven die werden uitgevoerd naar de ziekte van Alzheimer tot niets. Dat betekent dus dat 0,4% wel effectief was: ongelofelijk weinig. We moeten dus stappen zetten om betere modelsystemen te ontwikkelen dan dierproeven. Dat zijn we verplicht aan de patiënten, dat zij we verplicht aan de samenleving, dat zijn we verplicht aan de honderdduizenden proefdieren die we elk jaar gebruiken. We moeten van het proefdiergebruik af. Die centrale regierol die een proefdiervrije wetenschap een flinke stimulans kan geven, kan worden ingevuld door een nationaal kennisplatform dat gericht is op proefdiervrije innovaties. Dan heb ik het niet over een nieuw instituut in een prachtig gebouw, niet over een nieuwe bureaucratische instelling, maar over een virtueel kenniscentrum dat kennis over biologische systemen, over proefdierenvrije onderzoeksmethoden, over medische kennis, over ICT en technische studies bij elkaar brengt, en samenwerking tussen pioniers op uiteenlopende kennisgebieden aanjaagt. Een nationaal kennisplatform regisseert, brengt samen, verbindt, coördineert, is een aanjager. Het stimuleert de ontwikkeling en implementatie van proefdiervrije onderzoeksmethoden en kan een pijler worden onder een door het kabinet uitgesproken ambitie om Nederland in 2025 wereldwijd koploper te laten zijn op het gebied van proefdiervrij onderzoek. Die doelstelling steunt de Partij voor de Dieren van ganser harte. En het amendement dat ik heb ingediend, geeft die doelstelling handen en voeten.

En ik heb nog acht seconden over.

De voorzitter:

Wilt u er iets mee doen?

De heer Wassenberg (PvdD):

Nee, ik gun ze aan u.

De voorzitter:

Ik geef het dan aan een goed doel.

Gaan we luisteren naar de heer Bisschop, de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Hij is de vertegenwoordiger van de Staatkundig Gereformeerde Partij en heeft acht minuten spreektijd, en acht seconden.

De heer Bisschop (SGP):

En acht seconden erbij. Dank, dank. Diepe dankbaarheid vervult mijn hart.

Voorzitter. Fijn dat er weer een minister is van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, met een eigen ministerie. De SGP heeft er lang voor gepleit, maar het ministerie is er en de minister ook. Wij zien uit naar een hartelijke samenwerking, en vol verwachting gaan wij samen op pad. De verduurzamingsopgave, het economische belang en de ingrijpende dossiers vragen om een dergelijk ministerie. Er is dus veel werk aan de winkel. Het vertrouwen van de boeren in de overheid is tot het minimum gezakt. Melkveebedrijven voelen zich gemangeld door onnavolgbare fosfaatregelgeving, pluimveebedrijven zagen hun toekomst aan diggelen gaan door de fipronilaffaire. De overheid laat hen nog steeds aan hun lot over. Waarom is er bijvoorbeeld zo weinig medewerking om de mest van hun bedrijven af te voeren? Goedwillende boeren wordt de duimschroeven aangedraaid, terwijl frauderende collega's lang hun gang konden gaan. Veel bedrijven draaien rode cijfers. Vissers vrezen de aanlandplicht en de gevolgen van de brexit. Ik wens de minister veel wijsheid toe om het vertrouwen van deze ondernemers in de overheid te herwinnen.

Ik wil ingaan op vier punten: verduurzaming van de landbouw, de Fosfaatwet, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, de NVWA, en de visserijen. Allereerst de verduurzaming van de landbouw. De natuur in landbouwgebieden staat onder druk. Zo is het aantal boerenlandvogels de afgelopen 30 jaar met meer dan een derde afgenomen. Maar de boeren zitten ook niet stil. Velen passen het maaibeleid aan en leggen houtwallen aan. Maar we zijn er nog lang niet, al was het maar omdat de vossen vrij en onbedreigd rondlopen. We kunnen de moordpartijen die vossen aanrichten wel op rekening van de boer schuiven, maar dan gaan we toch wat al te kort door de bocht. Een vos en een buizerd zijn wat dat betreft zeer vergelijkbaar. De SGP wil verduurzaming met de boer. De boeren willen wel, maar kunnen niet. Ze hebben de financiële middelen niet; het bedrijf laat het niet toe. Burgers willen wel, maar betalen niet. Milieubobo's roepen wel, maar hebben zelf niets, althans geen geld. Ze hebben wel ideeën.

Ik noem een paar aspecten van de verduurzaming van de landbouw. Allereerst het Europese landbouwbeleid. Door verplichte vergroening voor iedereen ligt de lat laag. Waarom geen basisbetaling met daarnaast een top voor serieuze vergroeningsmaatregelen, zoals houtwallen? Het kabinet wil werk maken van een eerlijke prijs. Dat is heel goed. Past daar dan ook niet een soort landbouwakkoord bij, zodat de hele keten meedoet? Dat lijkt een beetje instrumenteel, maar het kan wel heel goed helpen om de betrokkenen allemaal op hetzelfde spoor te krijgen.

Daarnaast vraagt de SGP om meer ruimte en budget voor innovatie. Ik noem twee punten. In de begroting zit minder subsidie voor verduurzaming van de veehouderij. Hoe voorkomt de minister dat de uitrol van duurzame stalsystemen stagneert? Er is immers geen innovatie zonder praktijkonderzoek. Het tweede punt is: gaat de minister de door de Brancheorganisatie Akkerbouw gevraagde gegevens ten behoeve van het samenwerken rondom teeltonderzoek verstrekken, zodat zij hun organisatie op poten kunnen zetten en daarmee aan de slag kunnen, zodat de akkerbouw ook kan innoveren? Soms zet regelgeving innovatie de voet dwars. Food Valley schrijft dat regels rondom fijnstof en ammoniak te eendimensionaal zijn. Veel technieken blijven daardoor op de plank liggen, omdat emissies tot op de komma nauwkeurig vastgesteld moeten worden. Dat slaat innovatie dood. Wil het kabinet experimenteerruimte zoeken en deze ervaringen meenemen in het traject van de invoering van de Omgevingswet?

Het mestbeleid verdient ook innovatie. Onlangs streden ICT'ers en mestdeskundigen op de Dairy Campus om de beste oplossing voor minder uitspoeling van nutriënten. Het winnende team kwam met gebiedscoöperaties en gerichte bemesting. Het werd "MaxiMi" genoemd. Het werkt met lokale metingen, benutting van bodem, weer en kringloopwijzerdata, en een belangrijke rol voor ICT. Sturing op waterkwaliteit zet mestfraudeurs schaakmat en geeft ruimte aan gezond boerenverstand, iets wat mij als boerenzoon altijd zeer aanspreekt. Dit idee sluit dan ook naadloos aan op de inzet van de SGP. Wil de minister dit punt oppakken?

Als laatste wil ik bij dit onderdeel, verduurzaming van de landbouw, aandacht vragen voor de veenweidegebieden. Door veenafbraak daalt de bodem, gaat de waterkwaliteit achteruit en CO2 de lucht in. Grootschalige onderwaterdrainage en aangepast peilbeheer gaan dit tegen. Dat kost geld, maar omgerekend gaat het om ongeveer €10 per vermeden ton CO2. Dat is goedkoper dan windmolens. Wil het kabinet dit meefinancieren, bijvoorbeeld door geld beschikbaar te stellen vanuit de middelen voor natuur en waterkwaliteit en regionale knelpunten?

Dan het tweede punt: de Fosfaatwet. Dat is een grote kluif. De toekomst van veel melkveebedrijven staat op het spel. Ik wil vier zaken vragen. Ten eerste: zorg ervoor dat bedrijven die over 2017 een gigantische heffing hebben gekregen, niet nog voor de rechter een uitspraak heeft gedaan over hun individuele geval failliet gaan. Dat is mijn eerste verzoek.

Ten tweede. Zorg vanaf 2018 voor meer fosfaatruimte, verbreding van de knelgevallenregeling, minder korting en rechtenverhuur zonder afroming. Neem de 3 miljoen kilo reductie van het voerspoor mee naar 2018. Benut wat overgebleven ruimte in de categorie "overige sectoren". Tel fosfaatexport naar fosfaatarme landen niet mee voor het fosfaatplafond. En maak een zwaluwstaart met de 200 miljoen euro voor sanering van varkensbedrijven.

Ik kom op het derde punt bij de fosfaataangelegenheden. Startende bedrijven dreigen alleen als knelgeval aangemerkt te worden als ze op 2 juli 2015 melk leverden. Verschillende starters hebben allerlei dure investeringen gedaan, maar waren daar op 2 juli nog net niet klaar mee en leverden dus nog net geen melk. De vraag is: is het dan redelijk om die investeerders, die starters buiten de regeling te houden? Het antwoord is wat ons betreft: nee. Vandaar ook de vraag aan de minister welke mogelijkheden zij ziet om hierin iets te betekenen.

Het laatste punt bij de Fosfaatwet is: maak afschrijving van fosfaatrechten mogelijk en voor stoppende bedrijven ook het doorschuiven van de opbrengst van fosfaatrechten naar de herinvesteringsreserve. Dan moet u ongetwijfeld in de slag met uw collega van Financiën, maar dat lijkt mij een fantastische uitdaging.

Ik kom op de NVWA. Wat zouden we beginnen zonder de wakkere Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit? Kijk alleen maar naar de mestfraudeproblematiek. Ondernemers vertellen ons echter dat de NVWA niet thuis geeft als ze verdachte transporten melden. Inspecteurs waren er niet. En het had onvoldoende prioriteit. Zo werkt het niet. Door bezuinigingsrondes heeft de toezichthouder achteruitgeboerd. Ook na het regeerakkoord komt het NVWA-budget per 2019 nauwelijks boven het budget voor 2017 uit. Er is meer nodig om een echt goede toezichthoudende instantie in te richten. Kunnen er meer inspecteurs voor opsporing van mestfraudeurs ingezet worden? Gaat de minister, zoals geadviseerd door het recente rapport dat een poosje in de la heeft gelegen, ten minste gebruikmaken van een expertgroep uit de sector om verdachte monsterresultaten op te sporen? Het regeerakkoord meldt dat voor de vervoerssector de retributies omlaag zullen gaan. Waarom voor de voedselketen niet dezelfde lijn?

Voorzitter, ten aanzien van de visserij had ik nog een puntje, maar ik zie dat mijn tijd verstreken is. Ik sluit mij graag aan bij de opmerkingen die de zorg rondom de ontwikkelingen en de innovaties in de visserijsector onder woorden hebben gebracht, en graag ook bij de vragen.

Dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u zeer. Tot zover de eerste termijn van de Kamer. Morgen om 18.45 uur kunt u met z'n allen luisteren naar de antwoorden van de minister. Ik neem aan dat dat debat in een kwartiertje voorbij is, of misschien iets meer. Ik dank de minister voor haar aanwezigheid.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

Naar boven