Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 73, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 73, item 3 |
Aan de orde is het debat over het rapport van de tijdelijke commissie ICT (debat met de regering).
De voorzitter:
Een hartelijk woord van welkom aan de minister. Fijn dat u weer bij ons bent. Er zijn zes sprekers aan de zijde van de Kamer. De eerste spreker is de heer Verhoeven van de fractie van D66. Hij gaat maar liefst vijftien minuten het woord tot ons richten. Wij gaan er goed voor zitten, mijnheer Verhoeven.
De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. Dat klinkt in ieder geval heel inspirerend en dat zal nodig zijn.
Na het goede debat van een aantal maanden geleden met de tijdelijke commissie ICT sta ik hier nu met teleurstelling. De Tweede Kamer vindt vrijwel unaniem dat de aanbeveling van onze onderzoekscommissie overgenomen moeten worden. Het kabinet zegt dat het de analyse van de commissie herkent en dat het waardevolle maatregelen in het rapport ziet, maar het is een feit dat het kabinet weinig tot niets doet. De brief van de minister ademt het afzwakken en uitkleden van scherpe aanbevelingen, het aansluiten bij bestaande structuren en het inpassen in lopende projecten en processen, die volgens de commissie na twee jaar onderzoek juist niet goed werken. Er is dan ook geen enkele reden om aan te nemen dat er ook maar iets zal veranderen bij de ICT-projecten van het Rijk. Dat is teleurstellend, verbijsterend en ontluisterend. Mijn conclusie is dat het kabinet door wil gaan met het verspillen van miljarden door mislukte ICT-projecten. Mag ik een reactie van de minister op deze conclusie?
Voordat ik op de kabinetsbrief inga, ga ik eerst in op de relatie tussen de overheid en de markt, want daar ligt, wat mijn fractie betreft, de kern van het ICT-probleem. De overheid heeft te weinig kennis van ICT. Dat wordt door de commissie maar ook door het kabinet onderkend. Hierdoor is een innige afhankelijkheidsrelatie met het bedrijfsleven nodig. Het is een soort gedwongen huwelijk, een soort wurgsamenlevingscontract. De liefde komt weliswaar van twee kanten, maar is gericht op totaal verschillende zaken. De overheid wil nuttige ICT-projecten, maar weet niet hoe. De markt wil geld verdienen en weet heel goed hoe. De overheid laat zich als het ware gijzelen door op de schoot van het bedrijfsleven te gaan zitten, met als gevolgen: zwak ICT-projectmanagement, perverse prikkels in aanbestedingstrajecten en onprofessioneel contractmanagement. In normale mensentaal: uitloop van kosten en uitloop in tijd, veel meerkosten door projecten die aan het oorspronkelijke project worden vastgeplakt en heel vaak uurtje-factuurtje. Wil de minister deze relatie, deze manier van werken, deze samenhang en deze verkleefde verbinding tussen het bedrijfsleven en de overheid eigenlijk wel veranderen en kan hij dat wel als men zo afhankelijk van elkaar is? Op die kernvraag wil ik graag een reactie voordat ik op de verschillende punten van het kabinet inga.
D66 ziet eigenlijk drie manieren om grip te krijgen op de ICT en op de miljardenmislukkingen uit het verleden. Het eerste punt is: vooraf scherper en onafhankelijk toetsen. Daar heeft de commissie aanbevelingen voor gedaan. Het tweede punt is: transparantie en openheid tijdens een project. Het derde punt is: achteraf scherp afrekenen en consequenties trekken ten opzichte van de desbetreffende bedrijven op basis van de geleverde prestaties.
Ik ga eerst in op het vooraf toetsen. De commissie heeft dat vormgegeven door het Bureau ICT-toetsing, het BIT. Dat is volgens mij de belangrijkste aanbeveling van de commissie. Het moest een BIT met tanden worden. Ik hoorde de voorzitter van de commissie zeggen dat het kan gaan om jongens met scheve petjes, die echt op de rem kunnen trappen, een onafhankelijke groep, een kleine, dynamische club met kennis van zaken, die op de rem kan trappen als de Kamer of het kabinet een project begint dat niet reëel is of te optimistisch wordt benaderd qua tijd of kosten die daarvoor nodig zijn. Misschien is het project helemaal niet haalbaar en bestaat er overdreven optimisme over een ICT-toepassing, terwijl die helemaal geen oplossing van het probleem is. Kortom, een onafhankelijke groep mensen die kan zeggen: dit moet je niet doen. De minister heeft dat BIT met tanden als het ware in de tandartsstoel gelegd en de tanden er één voor één uitgetrokken.
Ik loop die tanden even langs. Allereerst moest het BIT geen nieuwe bureaucratische laag worden, maar een kleine, slagvaardige, onafhankelijke club. De regering schrijft: wij brengen het BIT onder bij de chief information officier van het Rijk, de rijks-CIO, binnen Wonen en Rijksdienst. Daarmee wordt het dus een bureaucratisch orgaan. Door het onder te brengen bij deze hoge ICT-ambtenaar, de rijks-CIO, is het niet onafhankelijk meer en ook niet slagvaardig, zoals blijkt uit het rapport van de commissie-Elias. Ik zou dit een soort WC-EEND-constructie willen noemen. Hoe wordt de onafhankelijkheid van dat BIT, waarvan het kabinet zegt, het wel in te willen voeren, geborgd? Hoe leidt dit tot versterking van het CIO-stelsel? Is de minister het eens met de tijdelijke commissie ICT dat het BIT geen nieuw bureaucratisch orgaan moet worden, maar juist een kleine, efficiënte en slagvaardige club, die op de rem kan trappen?
Ten tweede zou het BIT als een soort sluis moeten functioneren. Een project kan alleen van start gaan na groen licht van het BIT. Deze minister wil alleen dat de CIO van elk departement "de toets van het BIT betrekt in zijn oordeel". Dan is het dus geen onafhankelijke club meer die op de rem kan trappen, maar een club die een advies geeft, waarvan een ambtenaar of de minister kan zeggen: dat leg ik naast me neer. Op deze manier wordt het BIT dus een tandeloze tijger. Ook krijgt het BIT, als het aan de minister en aan het kabinet ligt, geen wettelijke basis, terwijl de commissie die heel nadrukkelijk wel heeft geadviseerd. Waarom vindt de minister een wettelijke basis van het BIT niet nodig? Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de CIO's van elk departement voldoende doorzettingsmacht krijgen? Ook op dat punt blijft de minister heel terughoudend.
Ten derde moet dat Bureau ICT-toetsing volgens de onderzoekscommissie van de Kamer alle projecten boven de 5 miljoen gaan toetsen. Ook deze tand trekt de minister als een grijpgrage tandarts uit de mond van het BIT. Hij zegt namelijk: we gaan dit niet bij elk project boven de 5 miljoen doen; wij gaan op een heel andere manier beoordelen of zo'n toets van het BIT wel nodig is. Waarmee de ontmanteling van het oorspronkelijke idee van de tijdelijke onderzoekscommissie ICT-projecten compleet is. Wat overblijft, is een tandeloze tijger zonder toegevoegde waarde.
Tot overmaat van ramp wil de minister dat toch al helemaal uitgeklede Bureau ICT-toetsing ook nog gaan vullen met mensen uit het bedrijfsleven, terwijl de innige band tussen bedrijfsleven en overheid — ik begon daar net mee — juist een van de hoofdoorzaken van het probleem is. Hoe gaat in zijn ogen de verdeling tussen ambtenaren en het bedrijfsleven binnen het BIT precies uitzien?
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik maak mij ook zorgen over de invulling van het BIT en over welke poppetjes daar nu precies komen te zitten, maar ik moet de opmerking van de woordvoerder van D66 toch niet zo opvatten dat hij zegt dat er helemaal geen expertise uit het bedrijfsleven in het BIT terecht moet komen? Dat kan ik mij dan toch bijna niet voorstellen.
De heer Verhoeven (D66):
Ik snap de vraag van mevrouw Gesthuizen. Kijk, het BIT moet een organisatie zijn, een kleine, onafhankelijke groep mensen, die volledig onafhankelijk en zonder eigen belang kan oordelen over de haalbaarheid en realiseerbaarheid van ICT-projecten. Dan moet je niet zeggen — dat ben ik met mevrouw Gesthuizen eens en zo heb ik het ook niet bedoeld — dat daar geen mensen uit het bedrijfsleven in zitten. Wat we moeten voorkomen, is dat het een club wordt van een aantal ambtenaren en een aantal mensen van de grote dienstverlenende ICT-bedrijven, die met elkaar gaan beslissen of een project wel of niet doorgaat. De overheid en het bedrijfsleven zitten bij elkaar op schoot en ze zijn van elkaar afhankelijk. Er zijn ook allemaal geluiden als zouden ze elkaar voortdurend fêteren op allerlei feestjes, waarbij ze elkaar onder het mom van een e-dialoog allerlei projecten toeschuiven. We moeten er in ieder geval voor zorgen dat dát niet de mensen zijn die in het BIT terechtkomen. Ik wil echt een club die buiten de overheid staat, die onafhankelijk is van de gevestigde bedrijven en die met de blik van een buitenstaander naar die projecten kan kijken. Anders verandert er niets aan de verkleefde structuur waar wij nu in zitten en die tot miljardenkosten heeft geleid.
Ik ga verder met mijn betoog. Ten slotte wil de minister dat het BIT ook tijdelijk is. Kan hij aangeven wat het bereikte resultaat moet zijn voordat hij het BIT opheft en kan hij hiervoor concrete doelstellingen formuleren? Wat mijn fractie betreft komt er dus een Bureau ICT-toetsing, zoals de commissie dat heeft bedoeld, een Bureau ICT-toetsing dat onafhankelijk is van het CIO-stelsel van hoge ambtenaren op het gebied van ICT per departement, dat ook onafhankelijk is van de gevestigde bedrijven die alle ICT-opdrachten uitvoeren en dat op een onafhankelijk wijze op de rem kan trappen op het moment dat er te optimistisch, te naïef naar een ICT-project wordt gekeken, ook door de Kamer. Daar hebben wij het de vorige keer uitgebreid over gehad in het debat. Ik heb toen aangegeven dat ik niet wil dat wij de democratie volledig in handen geven van het BIT. Maar er moet wel een onafhankelijke toetssteen komen die serieus wordt genomen, zodat wij niet elke keer een project starten waarvan wij een paar jaar later denken: Tjonge, tjonge, hoe heeft het toch zo ver kunnen komen?
Mevrouw De Caluwé (VVD):
Is de heer Verhoeven klaar met zijn onderdeel over het BIT?
De heer Verhoeven (D66):
Dat klopt.
Mevrouw De Caluwé (VVD):
Ik heb een vraag. De heer Verhoeven stelt dat het bureau onafhankelijk moet zijn en dat het erbuiten moet worden geplaatst, ook onafhankelijk van het bedrijfsleven. Alles moet dus onafhankelijk. In zijn vorige betoog, tijdens het debat met de commissie, gaf de heer Verhoeven nog aan dat het hem logisch leek om het bureau onder Wonen en Rijksdienst te plaatsen. Nu vindt hij het logisch om het bureau daar vooral niet onder te plaatsen. Wat zijn de overwegingen voor de heer Verhoeven geweest om wat dat betreft van mening te veranderen? Wat stelt hij concreet voor om met het BIT te doen qua personele bezetting en qua plaatsing? Ik hoor nog geen oplossing.
De heer Verhoeven (D66):
Ik heb nog niets gezegd over de ophanging van het Bureau ICT-toetsing. Ik ben ook niet van mening veranderd, zoals mevrouw De Caluwé misschien dacht. Ik heb bewust niets gezegd over het ophangen van het BIT onder een bepaald ministerie, omdat het alleen gaat om de vraag of het wel of niet onder de minister-president moet komen. Ik wil uit die discussie blijven. Ik vind namelijk dat, als je een BIT optuigt onder leiding van een ambtenaar zonder wettelijke basis, een bureau dat geen project boven de 5 miljoen mag toetsen, het niet uitmaakt of je dat onder de minister-president hangt, de minister voor Wonen of de minister van Infrastructuur. Een onafhankelijke toetsclub kun je in principe onder elk ministerie hangen. We hebben ontzettend veel toezichthouders en waakhonden in dit land die ergens zijn opgehangen maar die wel degelijk onafhankelijk kunnen opereren. Mevrouw De Caluwé kent ze ook. Als wij de discussie beperken tot "het moet opgehangen worden onder de minister-president", wordt het een symbooldiscussie. Ik wil een echt Bureau ICT-toetsing. Ik wil, zoals ik zojuist heb aangegeven, dat het een wettelijke basis krijgt. Die hebben de andere toezichthouders in het land ook. Het bureau moet op een dusdanige wijze worden bemenst dat de betrokkenen uit de ICT- en de overheidslagen die al die ICT-projecten doen niet aan tafel zitten. Ik wil voorts dat het bureau elk project boven de 5 miljoen gaat toetsen. Dat heeft de commissie allemaal geadviseerd. Als mevrouw De Caluwé aan mij vraagt waar het bureau moet worden opgehangen, zeg ik: niet onder de minister-president, want die krijgt in ons land nooit de rol die de commissie wil. Ik zou zeggen: hang het bureau gewoon onder de minister voor Rijksdienst, maar zorg wel voor onafhankelijkheidswaarborgen. Dan heb je een sterk BIT maar het maakt echt niet zoveel uit waar je dat aan ophangt.
Mevrouw De Caluwé (VVD):
Als ik de heer Verhoeven goed begrijp, vindt hij de onafhankelijkheid doorslaggevend, maar niet de ophanging.
De heer Verhoeven (D66):
Exact. Dat is een heel mooie samenvatting van wat ik zojuist zei.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
… in een heel lang betoog.
De heer Verhoeven (D66):
Het mooie is inderdaad dat ik het vrij uitgebreid zei, maar dat mevrouw De Caluwé het kort samenvatte. Dat is de samenwerking zoals ik die graag zie in deze Kamer.
Ik ga door naar mijn volgende punt. Dat valt nog wel onder het kopje "vooraf ingrijpen", namelijk de centrale regie, de centrale ICT-regie. De commissie heeft aanbevolen om één minister verantwoordelijk voor ICT-projecten te maken. In het debat met de commissie hebben mevrouw Gesthuizen en ik het uitgebreid gehad over "wel of geen minister voor ICT". De commissie zegt: niet één minister voor ICT maar wel één eindverantwoordelijke minister. Ik vergelijk dat in mijn beeld een beetje met de minister van Economische Zaken, die verantwoordelijk is voor alle administratieve lasten van alle ministeries. Zo zou ik het een beetje voor mij zien. Ik vond het een goede aanbeveling, maar het kabinet zegt: wij gaan die aanbeveling niet opvolgen, wij gaan geen centrale regie voeren maar wij blijven gewoon doorgaan met elk departement voor zich. Zo blijft de versnippering in stand, zo blijft de wirwar voortbestaan en zo blijft het ICT-bord vol spaghetti dat op de voorkant van het rapport van de commissie staat gewoon gevuld. Hoe wil de minister structuur en regie brengen in de spaghetti van organisaties en verantwoordelijkheden? Is de reden om niet één minister verantwoordelijk te willen maken in feite niet gewoon de angst voor de grote chaos die dan op één iemands bord terechtkomt, met mogelijk alle gevolgen van dien?
Het tweede punt om ICT-projecten onder controle te krijgen, is transparantie tijdens een ICT-project. Ik ga dus nu van "vooraf" naar "tijdens een project". We hebben allereerst het berucht geworden ICT-dashboard. Dat was een soort overzicht waarop je de stand van zaken bij ICT-projecten kon zien. Daaraan werden lampjes gekoppeld. Het is bekend dat alle lampjes de afgelopen jaren op groen stonden en dat alle projecten volgens het dashboard goed gingen, terwijl de kosten intussen uit de klauwen gierden. Het kabinet heeft gezegd dat het dit compleet onnavolgbare en irreële dashboard gaat aanpassen. Je zou dan denken: gelukkig, dat is goed nieuws. Maar nee, de oplossing voor de lampjes, die altijd op groen stonden terwijl de kosten uit de hand liepen, is niet het aanpassen van het systeem. De criteria op basis waarvan de kleur van de lampjes wordt bepaald zodat er misschien een keer een oranje lampje kan komen of misschien zelfs een keer een rood lampje, worden niet aangepast. Nee, het kabinet heeft de lampjes weggehaald. Dat is hetzelfde als in een stad waarin allerlei stoplichten kapot zijn en op groen staan zeggen: weet je wat, we halen alle stoplichten weg; probleem opgelost! Ik vind dat ridicuul. Dit dashboard moet een reëel en waarheidsgetrouw beeld gaan geven zodat mensen mee kunnen kijken met projecten zodat ze zien waar het misgaat en er tijdig kan worden ingegrepen.
Ook het totaalinzicht in de gemaakte ICT-kosten, zoals de commissie heeft geadviseerd, ligt volgens het kabinet heel moeilijk. Er zou een meerjarig traject met departementale administraties voor nodig zijn om dat mogelijk te maken. We hebben het al eerder gehad over het gebrek aan mensentaal als we het over ICT hebben. Ik vraag de minister of dit niet gewoon betekent dat het kabinet geen idee heeft wat het uitgeeft aan ICT-projecten. Wil het kabinet daar geen verandering in brengen?
Op het gebied van kennis en kunde ben ik iets positiever. Op dat gebied neemt het kabinet een aantal aanbevelingen over, al blijft de tendens ook hier heel erg: we doen al zo veel, het gebeurt allemaal al en we zijn er druk mee bezig. Maar ik heb het idee dat er op dit gebied wel een schepje bovenop gedaan wordt. Ik lees bijvoorbeeld dat het Rijk beschikt over een interne pool van ongeveer 100 flexibel inzetbare professionals. Het is mooi dat deze interne pool wordt verdubbeld naar 200 fte, zoals de minister schrijft. Dat kan de relatie tussen bedrijfsleven en overheid wellicht iets uit elkaar halen zodat de overheid zelf meer voldoende kennis in huis kan hebben. Op welke basis worden deze flexibele professionals ingezet? Gebeurt dat alleen als het ergens slecht gaat of worden zij bij de start van elk groot project betrokken?
Zelf heeft D66 in het debat met de commissie gepleit voor een zogenoemd MIT, een Mobiel ICT-team, een groep ambtenaren die bij elk departement ingezet kan worden op het moment dat daar een groot ICT-project begint. De commissie was daar heel positief over. Ik hoor de heer Ton Elias, de voorzitter van de commissie, nog zeggen dat het een goed idee was. Omdat hij dat niet zo heel vaak zegt, is mij dat bijgebleven. Is dat wat de minister nu schrijft het MIT dat wij voor ogen hadden? Is dit nu dat Mobiele ICT-team dat in elk departement kan worden ingezet? Zo ja, dan ben ik heel blij dat het er komt en ben ik ook heel benieuwd wanneer we de uitwerking daarvan tegemoet kunnen zien.
Het laatste punt dat ik wil maken is het achteraf afrekenen op prestaties. De commissie doet op dit gebied een aantal goede aanbevelingen om de markt aan de ene kant — dat is een spanningsveld — beter te benutten en aan de andere kant de perverse prikkels het hoofd te bieden. Zo wordt op het gebied van opensourcesoftware een gedragscode voor leveranciers voorgesteld, al moet die gedragscode natuurlijk niet volledig gedicteerd worden door de lobbyorganisatie van de ICT-bedrijven. Verder moeten resultaten uit het verleden meegewogen worden, moeten er ontsnappingsclausules komen in contracten en moet er harder worden opgetreden bij wanprestaties. De minister gaat in woorden wel akkoord met de aanbevelingen op dit gebied, maar de oplossingen zijn niet concreet en boterzacht van aard. Eigenlijk wordt aan geen enkele aanbeveling waarin de minister meegaat, een termijn of deadline gekoppeld. Wat gaat hij nu concreet doen? Hij schrijft dat hij van mening is dat een uurtje-factuurtjementaliteit moet worden vermeden. Maar wat zal hij concreet doen om dat te vermijden?
Hetzelfde geldt voor de gang naar de rechter bij wanprestaties. Wanneer zal dat gebeuren? Kan de minister een voorbeeld geven van een project uit het verleden waarvoor hij nu naar de rechter zou stappen? Ook de dialoog met de markt roept vragen op. Hoe wil de minister die precies vormgeven binnen het huidige aanbestedingsbeleid?
Het kabinet wil de prestaties uit het verleden ook laten meewegen. In welke gevallen zal de minister dat doen? Kan hij ook hier een concreet voorbeeld uit het verleden noemen waarbij hij dat zou doen?
Het laatste punt heeft betrekking op de zogenaamde rijkscloud. Aan het slot van zijn brief schrijft de minister zeer positief over de mogelijkheden van cloudtechnologie en over de mogelijkheid om allerlei informatiebestanden aan elkaar te gaan koppelen. Dit lijkt een klassiek voorbeeld van het bedrijfsleven dat tegen de overheid zegt "wist u dat dit ook allemaal kan" en van de overheid die antwoordt: wat fantastisch, dat gaan wij inderdaad doen. De minister schrijft dat de meerwaarde van big data ligt in het combineren van databestanden van verschillende uitvoeringsorganisaties. Daarmee impliceert hij dat het doel van de rijkscloud het koppelen van allerlei datasets is om die vervolgens voor zeer uiteenlopende doeleinden te gaan gebruiken.
De minister schrijft verder dat het doel een netwerk is van onderling verbonden datacenters binnen de Europese lidstaten. Wat is daarvan precies het doel? Heeft het kabinet wel goed nagedacht over de mogelijke impact van het koppelen van al deze gegevens op bijvoorbeeld privacy- en persoonsgegevens? Zijn de datacenters waar de overheid alles wil opslaan, wel goed beveiligd? Dit lijkt mij een voorbeeld van een situatie waarin het kabinet misschien weer te optimistisch kijkt naar een ICT-project zonder vooraf na te denken over de mogelijke consequenties.
Ik sluit af. Ik zie dat mijn tijd al in het rood staat en ik houd het dus kort. De commissie heeft goed werk geleverd. De leden van de Kamer hebben dat zo ongeveer unaniem onderstreept. Zij hebben ook gezegd dat er echt iets moet worden gedaan met de aanbevelingen van de commissie. Het kabinet heeft een brief geschreven van, naar ik meen, 34 kantjes waarin vooral alle aanbevelingen voorzichtig worden ontmanteld, uitgekleed en afgezwakt. Mijn centrale vraag in dit debat is of het kabinet echt de ICT-kosten in de hand wil krijgen of dat het eigenlijk stiekem op dezelfde manier als nu wil doorgaan. Daarbij zit de overheid op schoot bij het bedrijfsleven, heeft zij onvoldoende kennis om tegenkracht te bieden en laat zij zich eigenlijk voortdurend in de luren leggen. Ik hoop dat het antwoord van de minister op die vraag ondubbelzinnig nee zal zijn.
De voorzitter:
Na het kwartiertje van Verhoeven krijgen wij nu het halfuurtje van Keijzer, althans 25 minuten, ik rond het even naar boven af. Het woord is aan mevrouw Keijzer van het CDA.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Voorzitter. In de zomer van 2012 werd de tijdelijke commissie ICT-projecten bij de overheid onder voorzitterschap van Ton Elias ingesteld. Het CDA heeft dit samen met de SP vlot getrokken. Het doel van het onderzoek was tweeledig, namelijk het in kaart brengen van maatschappelijke en financiële kosten als gevolg van falende ICT-projecten, en duidelijk maken hoe ICT-projecten beter kunnen worden ingericht.
De commissie heeft onderzoek gedaan naar de gang van zaken in zeven cases. Dat is goed, want dan kun je bekijken wat er is misgegaan en kun je zien of er rode lijnen zijn die aanleiding kunnen geven voor verbetering. Ik noem de tunnels A73, C2000 en Werk.nl. Dit onderzoek heeft twee jaar geduurd en op 15 oktober vorig jaar is het rapport gepresenteerd. Dank aan Paul van Meenen, Hanka Bruins Slot, Manon Fokke en Paul Ulenbelt en natuurlijk aan de voorzitter, Ton Elias. Hoe frustrerend moet het voor deze collega's zijn om de reactie van de minister voor Wonen en Rijksdienst van 30 januari te lezen. Daarover later meer.
De commissie begint haar rapport met een vaststelling. Dat wordt ook onderstreept: "De commissie stelt het volgende vast." Ik noem drie of vier van die vaststellingen. De rijksoverheid heeft haar ICT-projecten niet onder controle. De politiek beseft het niet, maar ICT is overal. De Rijksoverheid heeft onvoldoende inzicht in de kosten en baten van haar ICT.
De commissie doet op basis van haar onderzoek 34 concrete aanbevelingen. Daarvan is voor het CDA de belangrijkste aanbeveling de instelling van een tijdelijke IVT-autoriteit, het BIT; dat staat voor Bureau ICT-toetsing. Het BIT moet een kleine, efficiënte en slagvaardige organisatie zijn, waarvan de medewerkers bestaan uit onafhankelijk denkende en werkende experts; niet per definitie allen ICT'ers, maar wel mensen die op basis van hun kennisexpertise en ervaring snel kunnen beoordelen of een project kans van slagen heeft. Het BIT toetst de plannen en documenten vervolgens aan een aantal basisregels, de tien BIT-regels, die door de commissie ook wel de boerenverstandregels worden genoemd. Het BIT zal alle projecten van de Rijksoverheid boven de 5 miljoen waarbij de ICT-component een belangrijke rol speelt op een aantal punten toetsen, voorafgaand aan de aanbesteding. Het zal echter ook tussentijds bekijken of het goed gaat.
Uit de reactie van de regering blijkt dat zij niet ziet dat het BIT bij het ministerie van Algemene Zaken ondergebracht moet worden, maar bij de minister voor Wonen en Rijksdienst, met de reeds bestaande CEO aan het hoofd van dit BIT, zonder wettelijke basis en zonder wettelijke doorzettingsmacht; dus zonder tanden. Het gaat hier wel ergens over: jaarlijks verspilt de overheid tussen de 1 miljard en 5 miljard aan mislukte ICT-projecten, los van alle ellende die voor de gebruikers van deze mislukte projecten ontstaat. Ik hoef hier alleen maar de afkortingen pgb en SVB te laten vallen en iedereen weet wat ik bedoel.
De berichten over de verspilling van miljarden aan mislukte ICT-projecten bij de overheid zijn niet nieuw. Het systeem werkt niet, of de kosten rijzen de pan uit en het systeem werkt nog steeds niet. Daarom is het goed dat de tijdelijke commissie die zeven ICT-projecten heeft uitgespit. Wat is daar aan de hand? Uit de meest recente jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2013 blijkt dat de Rijksoverheid sinds 2013 met drie middelgrote en vier grote ICT-projecten is gestart. Middelgroot gaat over een project tussen de 10 miljoen en de 20 miljoen, een groot project gaat vanaf 20 miljoen euro. Als de commissie de statistieken op deze zeven toepast, zo lezen wij in het rapport, dan zullen daarvan in de komende jaren zes mislukken. Als er niets gebeurt, blijven wij berichten krijgen zoals in de afgelopen tijd.
Welke zijn dat in de afgelopen tijd? Het project KEI bij Veiligheid en Justitie, een programma voor kwaliteit en innovatieve rechtspraak met een begroting van 60 miljoen en een realisatie van 200 miljoen; of het geïntegreerd processysteem strafrecht GPS met een begroting van 30 miljoen en een realisatie van 400 miljoen. Bij de Sociale Verzekeringsbank is het multiregelingensysteem geflopt; kosten: 44 miljoen.
De CDA-fractie onderschrijft dan ook zeer de aanbevelingen die de commissie doet. Als de regering die aanbevelingen niet ter harte neemt, kunnen we alvast de stoelen neerzetten voor de volgende parlementaire enquêtecommissie over ICT-projecten bij de overheid. Het is tot nu toe niet gelukt om grip te krijgen op de ICT-projecten bij de overheid, niet door de Kamer en niet door de politieke en ambtelijke leiding van de departementen. Daarom steunt de CDA-fractie de belangrijkste aanbeveling van de commissie, de instelling van een tijdelijke ICT-autoriteit, het BIT. In dit verband spreekt het pleidooi voor het gebruik van de tien BIT-regels ons bijzonder aan.
Om de urgentie en de breedte van de problematiek te onderstrepen, moet het BIT direct onder de minister-president vallen. Minister Blok schrijft in zijn brief als reactie hierop het volgende: toebedeling van specifieke verantwoordelijkheden voor deelterreinen, hoe belangrijk ook, zou de uitvoering van zijn taak om de eenheid van het regeringsbeleid te bevorderen, juist ondermijnen. De CDA-fractie ziet dit niet en krijgt hierop graag een toelichting van de minister. De CDA-fractie is namelijk van mening dat het BIT alleen een onafhankelijk en gezaghebbend orgaan kan zijn als we de minister-president er verantwoordelijk voor maken. De CDA-fractie heeft in het debat met de ICT-commissie een motie hierover ingediend, die nu nog boven de markt hangt. Ik krijg graag een toelichting hierop van het kabinet. En als het kabinet volhardt, wat is dan de positie van de Ministeriële Commissaris Digitale Overheid en welke mogelijkheid heeft deze commissaris om zelf te rapporteren? De minister-president zit deze commissie voor. Het klinkt allemaal als ICT-spaghetti. Maar wellicht zie ik iets over het hoofd en dan hoor ik dat graag van de minister.
De heer Verhoeven (D66):
Mevrouw Keijzer somt eerst alle problemen op. Ik ben het daarover met haar eens. Vervolgens zegt zij dat zij het BIT heel belangrijk vindt. Conform de door haar fractie ingediende motie wil zij het BIT onder het ministerie van Algemene Zaken hangen. Mevrouw Keijzer zegt verder niks over allerlei andere randvoorwaarden, waarover ikzelf wel heel veel heb gezegd, bijvoorbeeld de wettelijke basis, boven de 5 miljoen, de invulling enzovoorts. Gaat zij daar nog op in of blijft het CDA zich blindstaren op die ophanging? In het vorige debat was dat namelijk ook een beetje het geval. Het CDA diende toen een motie in terwijl er nog geen reactie van het kabinet was. Ik vrees dat we nu alleen maar over de ophanging gaan praten, terwijl in mijn ogen de randvoorwaarden veel belangrijker zijn.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik kom nog te spreken over al die andere onderwerpen waarover de heer Verhoeven spreekt. De ophanging van het BIT onder het ministerie van Algemene Zaken is namelijk geen dingetje. Dit is niet de plek om een wedervraag te stellen, dus laat ik maar gewoon een stelling poneren: hoe ... O nee, zo begin ik toch vragenderwijs.
De voorzitter:
Stellingen beginnen nooit met "hoe", mevrouw Keijzer.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Stellingen beginnen inderdaad nooit met "hoe", dus laat ik het gewoon op een vraag houden. De stijlfiguur van de retorische vraag kan hier natuurlijk ook nog.
De voorzitter:
Inmiddels ken ik meneer Verhoeven wel; hij gaat daar toch gewoon antwoord op geven.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Dat vrees ik ook.
De voorzitter:
Zeg gewoon uw dingetje.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Mijn "dingetje", voorzitter?
De voorzitter:
Dat woord gebruikte u net zelf.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Meent u dat? In dat geval is dit dan het dingetje van meneer Verhoeven.
Hoe krijg je het voor elkaar dat bijvoorbeeld het ministerie van VROM zich serieus kwetsbaar opstelt en verantwoording gaat afleggen aan het ministerie voor Wonen en Rijksdienst? Daarvoor heb je toch juist iemand nodig die boven de partijen staat? In de ogen van het CDA is dat de minister-president en het ministerie van Algemene Zaken.
De heer Verhoeven (D66):
Ik zal niet ingaan op de verschillende dingetjes van mevrouw Keijzer, maar over één ding wil ik wel heel duidelijk zijn. In dit land hebben we veel sterke toezichthouders, waakhonden en organisaties die alle kabinetten op allerlei punten kunnen terugfluiten. We hebben bijvoorbeeld de Autoriteit Consument & Markt, die niet onder de minister-president hangt. We hebben de AFM, die niet onder de minister-president hangt. We hebben allerlei inspecties, die organisaties voortdurend terugfluiten of dingen tegenhouden, en die allemaal niet onder de minister-president hangen. Ze hebben wel allemaal goede randvoorwaarden gekregen: een duidelijke taak en opdracht, een duidelijke positionering. Waaraan je een organisatie als Bureau ICT-toetsing ophangt, maakt in mijn ogen voor de mogelijkheid om onafhankelijk te toetsen minder uit dan de harde randvoorwaarden die je eraan geeft. Ik hoop dat mevrouw Keijzer bereid is om ook naar die punten te kijken. Ik hoop oprecht dat zij zich niet blindstaart op die ophanging onder Algemene Zaken. Als het debat nu daarover gaat, verliezen of winnen we alleen die strijd, terwijl het moet gaan om de miljarden die we jaarlijks verspillen, en waarover mevrouw Keijzer het in haar betoog ook zo goed over had.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Juist, dat is correct. Daarom ook heeft de heer Van Meenen, de collega van de heer Verhoeven, dit in het rapport opgeschreven als een van de bepalende punten: zorg dat de minister-president hiervoor verantwoordelijk is. Ik ga verderop in op de andere punten.
De personele invulling is ook al in kannen en kruiken. De CIO Rijk krijgt namelijk de leiding over het BIT. Dat is vreemd. De commissie concludeerde dat de huidige CIO Rijk geen zelfstandige en onafhankelijke positie heeft, en bovendien geen doorzettingsmacht. De minister schrijft in zijn brief: "Het BIT geeft derhalve geen oordeel over de vraag of het project moet starten of niet. Dat oordeel geeft de departementale CIO." Dat is fout; precies dáár gaat het dus mis. Het BIT heeft een zelfstandige en onafhankelijk positie nodig, én doorzettingsmacht. Ik krijg graag een verduidelijking hierover van de minister. Hoe kan hij deze zin opschrijven in zijn brief? De commissie-ICT zegt dat zij een Duitse herder wil en deze minister geeft een poedel. Dat is gewoon niet wat hier moet gebeuren.
De commissie stelde strakke criteria voor toetsing door het BIT. Alle projecten van meer dan 5 miljoen zouden door het BIT moeten worden getoetst. Alleen projecten met een positief BIT-oordeel kunnen van start gaan. In het voorstel van de minister wordt die grens van 5 miljoen ook losgelaten. Bovendien wordt het oordeel van het BIT gereduceerd tot een advies. "Dat nemen wij mee". Dat is niet de bedoeling. Wat verstaat de minister precies onder "dynamische toetsing"? Is het volgens de minister mogelijk een project te stoppen aan de hand van tussentijdse toetsresultaten? Gaat het BIT ook die lopende ICT-projecten toetsen? De commissie-Elias was van mening dat dit wel moest gebeuren. Dit is fundamenteel ter voorkoming van valkuil nummer 1 bij falende ICT-projecten, namelijk "voortmodderen". Al met al laat de regering bij monde van minister Blok een van de belangrijkste aanbevelingen van de commissie-Elias vallen, namelijk een minister-president die verantwoordelijk is voor grote ICT-projecten. Ik voel de frustratie van de leden van de tijdelijke commissie ICT-projecten bij de overheid en ik kan mij die na twee jaar werk goed voorstellen.
De commissie constateert dat het geheel van instanties dat zich bij de Rijksoverheid bezighoudt met ICT chaotisch en onoverzichtelijk is. Er is de laatste jaren wel het een en ander verbeterd, zoals de centralisatie van ICT-inkoop en de bundeling van ICT-voorzieningen bij de rijksoverheid. Er moet echter nog veel gebeuren. Onderkent de minister dat en hoe gaat hij dit aanpakken? Ik denk aan de toepassing van de ARBIT, de Algemene Rijksvoorwaarden bij IT-overeenkomsten. Hoe gaat hij dit aanpakken? De CDA-fractie wil graag van de regering weten op welke termijn de verschillende aanbevelingen kunnen en moeten worden doorgevoerd. Cultuurverandering en mentaliteitsveranderingen zijn processen van lange adem, maar de problematiek is zeer urgent. Hoe ziet de regering dat? Worden straks alle BIT-rapporten, ook die over de tussentijdse toetsingen, naar de Kamer gestuurd? Transparantie is een voorwaarde voor het oplossen van ICT-falen.
Hier staat een woordvoerder die ook woordvoerder is over de problemen bij de Sociale Verzekeringsbank. Ik kan melden dat het daar nog lang niet goed gaat. De rapporten die ik op 3 maart heb opgevraagd, heb ik nog steeds niet gekregen. Hoe kun je komen tot betere ICT als je daar niet transparant over bent?
De CDA-fractie begrijpt echt niet hoe de minister tot het voorstel komt om de normen van goed en slecht op het ICT-dashboard te laten verdwijnen. Het voorbeeld van de niet-functionerende verkeerslichten dat de heer Verhoeven zojuist gaf, sprak mij zeer aan. Dat was zeer beeldend. Dit moet toch beter? Hoe bestaat het dat de minister dit geschreven heeft? Ik krijg graag een toelichting hierop en wellicht een mea culpa voor deze — in ieder geval — vergissing.
De samenleving is in toenemende mate afhankelijk geworden van ICT-systemen. Dat merkt iedereen in het dagelijks leven. Hoe kwetsbaar burgers zijn die afhankelijk zijn van ICT-systemen, zien we bij de uitbetaling van de persoonsgebonden budgetten door de Sociale Verzekeringsbank. We hebben hierover al herhaaldelijk gedebatteerd met de staatssecretaris van VWS, maar het einde van deze problemen is nog niet in zicht. Hadden we maar een BIT dat zijn tanden erin kon zetten. De constructie die de minister voorstaat, heeft echter bij lange na geen tanden. Vandaag heeft de regering de kans om de aanbevelingen van de commissie-Elias serieus te nemen en ervoor te zorgen dat er daadwerkelijk iets gedaan wordt met de aanbevelingen die de commissie-Elias zo helder en leesbaar opgeschreven heeft in het rapport. Ik ben zeer benieuwd naar de antwoorden van deze minister. Ik vraag hem ook om een oordeel te geven over de motie die de CDA-fractie eerder heeft ingediend en die nog boven de markt hangt.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Ik wil de minister complimenteren met zijn brief. Een dikke brief en die dikte doet volledig recht aan het uitstekende werk dat de commissie heeft afgeleverd, die een dijk van een rapport heeft geschreven. Ik debatteer niet heel vaak met deze minister en daarom leg ik hem even uit hoe ik mijn betoog ga opbouwen. Ik begin hoog, himmelhoch jauchzend, dan ga ik naar een absoluut dieptepunt om uiteindelijk ergens een beetje in het midden te eindigen. Het begin van de brief van de minister is namelijk best goed. Die begint met een erkenning van het probleem, alleen, een eigen analyse van de problematiek blijft in mijn ogen uit. Een voorbode van weinig goeds is de opmerking van de minister op pagina 2: "Daarnaast is meer centrale sturing ingericht op de uitvoering van aanbestedingstrajecten voor generieke ICT via het stelsel van Chief Procurement Officers en Centrale Directeuren Inkoop (CPO/CDI). Het kabinet ziet in het rapport aanleiding de ingezette koers door te ontwikkelen en te verbeteren". Dat doet bij mij meteen de wenkbrauwen fronsen. Want waar in het rapport van de commissie-Elias lees ik nu dat we wel door kunnen gaan op de ingezette koers? Ik ben het namelijk niet tegengekomen.
Tegelijkertijd erkent het kabinet de tekortkomingen. De cijfers die in de tabel op pagina 3 zijn opgenomen, liegen er niet om. Het staat er gewoon zwart-op-wit. 29 van de onderzochte projecten, namelijk 70%, doen er veel langer over om klaar te komen en voor 50% geldt dat de kosten worden overschreden. Doorzetten op de ingezette koers? Ik dacht dus niet dat dit de bedoeling is.
Ik ben wel enorm blij — toen gingen bij mij de wenkbrauwen weer wat omlaag — dat het kabinet heeft besloten om het BIT in te stellen, en ook nog heel erg snel, namelijk al in 2015. Ik zou de minister graag willen vragen hoe het ermee staat. Hoe ver is het kabinet daarmee?
De heer Verhoeven (D66):
Voordat mevrouw Gesthuizen ingaat op het BIT wil ik haar een vraag stellen over haar analyse met hoogte- en dieptepunten en die vervolgens ergens in het midden eindigt. Mevrouw Gesthuizen zegt dat we niet door moeten gaan op dezelfde weg en zij concludeert dat het kabinet in de brief eigenlijk zegt dat het wel door wil gaan op dezelfde weg. Is dat hoopvolle begin van die kabinetsbrief dan niet gewoon een vorm van beleefdheid van deze minister? Is het niet gewoon zo dat het kabinet een paar aardige woorden tegen de commissie spreekt, dat het zegt dat het haar analyse deelt en dat het in haar aanbevelingen waardevolle handreikingen ziet maar vervolgens zijn eigen weg gaat?
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ja, dat is het.
De heer Verhoeven (D66):
Oké, dus mevrouw Gesthuizen is het met de fractie van mevrouw Keijzer en met mijn fractie eens dat het kabinet eigenlijk de commissie negeert en haar aanbevelingen terzijde schuift en dat het eigenlijk een brief schrijft waarin het aangeeft hoe het door wil gaan met zijn eigen beleid? Het zou toch schokkend zijn als het kabinet dat zou doen? Hoe kan mevrouw Gesthuizen daar dan nog positief over zijn? Zij is van de SP, zij is van de echte oppositie, zij is van de partij die altijd zegt: we moeten aanpakken, we moeten de koers stevig veranderen en het moet allemaal anders. En zij is positief over een minister die zegt op dezelfde voet door te willen gaan?
De voorzitter:
Dat is een ernstige aantijging.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Zeker, ik laat mij niet graag woorden in de mond leggen, maar om nog even terug te komen op de eerste lange vraag die de heer Verhoeven in zijn vervolginterruptie stelde: ook daarop is het korte antwoord "ja". Dit kabinet slaat de adviezen van de commissie op een aantal heel belangrijke punten in de wind. Ik vind dat kwalijk. Ik heb mij gisteren ook een paar keer afgevraagd of ik dat hier niet gewoon zou moeten zeggen, maar dat vind ik dan de eer te na van de commissie, van de voorzitter ervan en van alle Kamerleden die in de commissie hebben gezeten. We hadden het op deze manier beter niet kunnen doen. We hadden ons beter tijd en moeite kunnen besparen. Als dit de uitwerking is van wat de commissie-Elias allemaal te berde heeft gebracht, dan hadden we ons beter de moeite kunnen besparen. Ik vind die constatering heel erg. Ik vind het dus ook een beetje jammer dat de heer Verhoeven mij nu al die uitlating ontlokt. En nu krijg ik ook nog mevrouw De Caluwé over mij heen.
De voorzitter:
Ja, maar die komt niet echt bij de interruptiemicrofoon. Oh, toch wel.
Mevrouw De Caluwé (VVD):
Ik dacht dat de heer Verhoeven nog een tweede interruptie had.
De voorzitter:
Hij was uit het veld geslagen denk ik. O nee, de heer Verhoeven heeft al twee interrupties geplaatst.
Mevrouw De Caluwé (VVD):
Dan heb ik niet goed geteld. Maar dat is weer een ander debat. Mevrouw Gesthuizen zegt: als dit de uitwerking is van wat de commissie-Elias te berde heeft gebracht, dan hadden we ons de moeite kunnen besparen. Maar is de verantwoordelijkheid van de Kamer nu juist niet om te zeggen: kijk, minister, u hebt een brief geschreven die nog niet uitblinkt in helderheid, en wij willen graag op die en die punten die en die aanscherpingen. Dat is toch de rol van de Kamer? Dat heeft ook de commissie aangegeven: de Kamer moet haar rol pakken en daarbij ook aangeven hoe zij het dan wel zou willen hebben. Ik hoop dat mevrouw Gesthuizen daar verder in haar betoog ook op ingaat.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Zeker. Dat zie ik als een welkome aanmoediging. Dat ga ik zeker doen. Maar wat ik in de Kamer heb geleerd — van die tactiek bedient het kabinet zich ook in zijn brief — is dat het goed en netjes is om eerst even te zeggen wat er goed is gegaan en waar je echt blij mee bent, voordat je begint te schieten. Daarom was ik aangekomen bij het punt van het BIT. Het kabinet heeft wel besloten om in ieder geval een BIT in te stellen en daar ben ik ontzettend blij mee. Toen ik dat las, werd ik blij. Het BIT wordt ook al snel ingesteld, zoals ik net al zei, in 2015. Ik zou de minister willen vragen: hoe staat het ermee? Wanneer kunnen we inderdaad de openingsceremonie van het BIT tegemoetzien?
Ook over het integrale afwegingskader zegt het kabinet positieve dingen. Het kabinet zal de ICT-consequenties van een bepaald voorstel, c.q. de keuzes die daarbij aan de orde zijn prominenter in beeld brengen door deze expliciet een belangrijker onderdeel te laten zijn van het bestaande Integraal Afwegingskader, het IAK. Daarmee neemt het kabinet de aanbeveling van de commissie voor een beoordelingskader over. Dat vind ik allemaal hartstikke goed klinken, maar daarna begint het te kraken. Hoe wil men dat BIT precies positioneren? Welke functie moet het krijgen? Welke rol moet het spelen? Het is op zich niet gek om het in te bedden in de bestaande structuur. Ook al zijn er heel veel hiaten en tekortkomingen geconstateerd, de structuur die we nu hebben werkt voor bepaalde delen natuurlijk wel. Er zijn ook ICT-projecten die wel goed gaan. Dan is het helemaal niet zo gek om te zoeken naar een plek waar je een nieuw instituut, een nieuw instrument, een toezichthouder zou moeten plaatsen. Als je echter verder leest, komt de aap wel uit de mouw. De commissie beveelt heel duidelijk aan om het BIT onder AZ te plaatsen. Ook mijn fractie zou daar een voorstander van zijn. Het kabinet besluit echter om dat niet te doen: de CIO Rijk wordt verantwoordelijk. Dat snap ik echt niet. De CIO Rijk is onderdeel van het bestuurlijk apparaat. Volgens mij heeft de commissie — ik heb gehoord dat de woordvoerders die tot nu toe gesproken hebben, daar positief over zijn — gezegd: wij willen een onafhankelijke toezichthouder, iemand die niet tegelijkertijd op een andere manier is gelieerd aan en verantwoording moet afleggen over andere zaken. Dan gaat het BIT niet werken. Dat lijkt mij niet de bedoeling te zijn geweest van de commissie.
Niet alle projecten met een ICT-component boven de 5 miljoen worden getoetst. Zowel mevrouw Keijzer als de heer Verhoeven heeft dat punt al genoemd. De commissie heeft geschreven over tussentijdse toetsen die ervoor zouden kunnen zorgen dat we niet blijven doordenderen op een weg waarvan we halverwege zouden kunnen zien dat die brokken gaat opleveren en dat het niet goed gaat aflopen. Die tussentijdse toetsen, die dat zouden kunnen voorkomen en op grond waarvan het BIT zou kunnen zeggen "beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald", komen niet voor in de kabinetsbrief. Ze worden gewoon niet genoemd. Ik begrijp dat niet zo goed. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister. Waarom is hij daar niet op ingegaan?
Mijn een-na-laatste punt vind ik zelf het kwalijkst. Het BIT wordt niet gevraagd om een oordeel. Het staat er niet zo heel letterlijk, maar er staat eigenlijk: het BIT geeft een soort advies; daar kunnen wij ons voordeel mee doen; dat zullen wij ook doen. Dat is een mooie toezegging van het kabinet. Het gaat dat advies expliciet of impliciet — hoe stond het ook al weer in de brief? — betrekken bij zijn beoordeling. Het BIT geeft echter geen oordeel over de vraag of het project moet starten of niet; dat oordeel geeft de departementale CIO. Uiteindelijk is het de verantwoordelijkheid van de vakminister om de combinatie van risico's en doelstellingen van een project te wegen en een besluit te nemen over de start van het project. Gezien de analyse, gezien het rapport van de commissie en gezien het resultaat van het werk van de commissie, is dat vragen om problemen. Dat is vragen om bewindslieden die opnieuw in het nauw komen, want op deze manier is de toets niet onafhankelijk. Volgens mij was mevrouw Keijzer degene die het het duidelijkst heeft benoemd: de minister lijkt op dezelfde voet door te willen gaan als we eigenlijk al deden. Op de een of andere manier is er een soort kluwen ontstaan van een samenleving die een vraag heeft, een kabinet en een overheid die daar graag aan tegemoet willen komen en een markt die dingen aanbiedt die eigenlijk te mooi zijn om waar te zijn en die je eigenlijk niet zou moeten geloven. Er is een soort bijna explosieve mengeling ontstaan die ervoor zorgt dat er volgens mij ondoordacht besluiten worden genomen en dat mensen denken van "we gaan er maar gewoon voor" zonder dat een op afstand gezette organisatie zoals het BIT kan zeggen: hoho, wacht eventjes, wij hebben nog wel wat extra expertise in huis en volgens ons moet je het op deze manier niet doen; dat wil niet zeggen dat je het project helemaal moet laten schieten, maar je moet het aanpassen, want op deze manier kun je het niet doorzetten.
Tot slot wijs ik erop dat er ook geen wettelijke basis is voor het BIT. Het lijkt op deze manier eerlijk gezegd een beetje een speeltje te worden. Mijn bezorgdheid daarover is groot.
Laat ik wat concreter worden. Projecten met een ICT-component van meer dan 5 miljoen worden dus niet standaard getoetst, maar mij is onduidelijk volgens welke criteria de minister dan wel wil gaan toetsen. Wanneer voldoet een project wel aan criteria om te worden getoetst? De minister is daar uiterst summier over in zijn brief. Ik vraag hem om daar nu wat explicieter over te zijn. De aanbeveling van de ICT-commissie, die dus in de wind wordt geslagen, heeft het over 5 miljoen. Ik kan mij voorstellen dat je als kabinet zegt: we vinden dat een te lage grens; we vinden dat het 10 miljoen moet zijn. Maar stel in ieder geval in deze Kamer vast wat de regel is.
Ik vind dat de minister verderop in de brief op pagina 10 steeds meer verzandt in bestuurlijke taal. Zo schrijft hij: "De departementale CIO weegt het BIT-rapport expliciet mee in zijn uiteindelijke CIO-oordeel." Wat moet ik mij nu voorstellen bij "expliciet meewegen"? Wat is het verschil met "gewoon meewegen" of "impliciet meewegen"? Het is heel erg bestuurlijk. Ik wil mij eigenlijk niet door dat soort mooie taal om de tuin laten leiden, want uiteindelijk krijgen we, zoals collega's ook al zeiden, bitter weinig terug voor hetgeen de commissie ons heeft aangeraden.
Hoe wordt de Kamer geïnformeerd? Ik wil op basis van een streng of negatief BIT-oordeel weten wanneer ik extra moet opletten. Als ik een rapport voorgeschoteld krijg met als bijlage een rapport van het BIT waarin staat dat er wel bijzondere grote risico's zijn als je het op die manier uitvoert, dan weet ik dat ik extra moet opletten en dat de Kamer extra alert moet zijn. De minister zegt nog dat de Kamer via de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk wordt geïnformeerd. Dat zie ik liever minstens twee keer per jaar en apart voor ICT gebeuren. Kan de minister daarop reageren?
Ik kom op een aantal andere punten, te beginnen met het meer samenbrengen van de plekken waar het over ICT gaat. Nu zijn dat Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het onderdeel van deze minister, namelijk Wonen en Rijksdienst, Veiligheid en Justitie en Economische Zaken. Ik ben namens mijn fractie woordvoerder ICT en ik kan deze minister vertellen: ik ren me rot van het ene overleg naar het andere. Dat mag ook weleens gezegd worden. Dan weet mijn fractie dat tenminste ook eens. Nu zegt die commissie: breng dat wat meer samen; zorg er in ieder geval voor — we suggereren eigenlijk al om het ministerie van EZ meer verantwoordelijk daarvoor te maken met dat BIT — dat de verantwoordelijkheden van BZK, Binnenlandse Zaken en Wonen en Rijksdienst, waarbij de een gaat over de dienstverlening aan burgers en ondernemers en de ander over de bedrijfsvoering van het Rijk, samen worden gebracht. Nee, zegt het kabinet, dat gaan we niet doen. De commissie zegt dat het te versnipperd is en dat er te weinig doorzettingsmacht is bij ambtenaren en bij bewindspersonen. Als de minister zegt dat het kabinet het niet op deze manier gaat doen en dat het blijft doorgaan op de manier waarop het het al deed, hoe wordt de situatie, die spaghetti, dan verbeterd? Ik zie het niet.
De redenering dat het BIT niet onder Algemene Zaken zou kunnen vallen, vind ik sowieso in argumentatie tekortschieten. Waarom wordt daar nu zo snel van afgestapt? Waarom kunnen de verantwoordelijkheden van deze minister die verantwoordelijk is voor de verbetering van de bedrijfsvoering, niet samengebracht worden met de verbetering van digitale dienstverlening van de overheid voor burgers en ondernemers waarover het ministerie van BZK dus gaat? De commissie stelt immers dat het algemene voorwaarden scheppende ICT-beleid bij één minister moet worden geplaatst. Dat heeft zeker ook onze voorkeur. Hopelijk zal een meerderheid van de Kamer daarin volharden.
Ik kom te spreken over uurtje-factuurtje. Ik noem betalingen, te hoge kosten, meerwerk; kortom: een drama. We hebben het dan over de Algemene Rijksvoorwaarden bij IT-overeenkomsten(ARBIT). De minister geeft niet aan hoe hij ervoor zal zorgen dat de toepassing van de regels van de ARBIT wordt verbeterd. Dat is nodig, omdat de praktijk laat zien dat de bepalingen niet goed werken. Zie de soms dramatische kostenoverschrijdingen! Wat gaat de minister hier concreet aan doen?
Een ander punt is het ICT-dashboard. De kritiek van de commissie-Elias was heel fundamenteel. Zij vroeg namelijk om betere, nuttigere en beter gepresenteerde informatie. Het is natuurlijk een beetje flauw van het kabinet om te doen alsof die kritiek alleen maar van doen heeft met de kleur lampjes of met het feit dat er überhaupt lampjes branden. Volgens mij heeft de heer Verhoeven dat ook al aangegeven met zijn voorbeeld van de stoplichten in de stad. Daar ging het natuurlijk helemaal niet om. De commissie zei gewoon dat het ICT-dashboard zo snel mogelijk goede en nuttige informatie moet bevatten. Volgens mij gebruikte de commissie in dit verband de term "zinvolle informatie". Dat wil ik ook. Dan kom je er niet door te zeggen: dan schaffen we datgene wat eigenlijk geen enkele indicatie was, namelijk altijd op groen staande lampjes, maar af. Nee, dan moet je meer doen. Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat het ICT-dashboard wordt verbeterd?
Ik heb nog een vraag over leren en kunde. De minister schrijft op pagina 19 van zijn brief dat er voor het topmanagement van de rijksdienst een speciaal opleidingsprogramma op ICT-terrein is ontwikkeld. Dit programma richt zich op het besturen van ICT-projecten en op de rol van opdrachtgever. Ik vind dat op zich heel positief. Er wordt duidelijk gekeken naar de wijze waarop de pool van mensen van wie we gebruik kunnen maken, kan worden vergroot. Er wordt ook heel creatief nagedacht over bijvoorbeeld beloningsbeleid. Ik moedig de minister aan om daarin niet te ver door te schieten, maar het is goed dat er door het Rijk wordt gekeken naar de wijze waarop slimme, goede ICT'ers kunnen worden aangetrokken. Welke mogelijkheden hebben we en hoe kunnen we ze goed belonen? Maar een programma voor het topmanagement smaakt voor mij alsof er gewoon een cursus voor managen is gevolgd, en niet eentje die echt over ICT gaat. Klopt dat vermoeden? Dat is immers niet de bedoeling.
Als het gaat over het goed bemensen van een project, dan schrijft de minister steeds "dat hebben we al", "dat doen we al", "dat hebben we al sinds 2008", "sinds 2010 beschikt het rijk met I-Interim Rijk over een interne pool van circa 100 flexibel inzetbare en ervaren professionals" en "er zijn al projecten om meer ICT-professionals aan te trekken". Dat soort commentaar versterkt bij mij het vermoeden dat het kabinet de bevindingen van de commissie-Elias eigenlijk niet zo heel erg belangrijk vindt. Het kabinet vindt het rapport blijkbaar een stuk minder belangrijk dan de Kamer. Klopt dit?
Ik rond af. Mijn conclusie is dat het kabinet de portee van wat de commissie-Elias heeft gezegd, heeft gemist. De commissie-Elias zei: meer centrale sturing en verantwoordelijkheid en meer totaaloverzicht van projecten en uitgaven. De reactie van de minister vind ik ronduit defensief. Ik zou willen zeggen dat de minister maar eens uit zijn schulp moet kruipen en niet zo bang moet zijn voor wat de commissie-Elias heeft voorgesteld.
Mevrouw De Caluwé (VVD):
Voorzitter. Het kabinet heeft een stevige opdracht meegekregen van de tijdelijke commissie ICT. De lijst met 34 aanbevelingen van de commissie moet ervoor zorgdragen dat de enorme jaarlijkse verspilling in de toekomst wordt voorkomen. Een grote meerderheid van de Kamer heeft de minister per motie gevraagd om aan te geven hoe de 34 aanbevelingen van de commissie kunnen worden geoperationaliseerd, uitgevoerd en gemonitord.
Ik wil graag beginnen met nogmaals dank te zeggen aan de tijdelijke commissie ICT voor haar gedegen werk, de uitvoerige analyse en het heldere rapport. De minister heeft in zijn reactie op het rapport van de tijdelijke commissie aangegeven, vrijwel alle aanbevelingen te omarmen. Voor de VVD is het belangrijk dat het geheel aan maatregelen ertoe leidt dat de door de commissie geconstateerde misstanden in de toekomst worden voorkomen. De conclusies van de commissie zijn stevig: de rijksoverheid heeft haar ICT-projecten niet onder controle, de businesscase is zwak, de aanbestedingen en het projectmanagement schieten te kort.
Gezien de stevige conclusies in het eindrapport vindt de VVD dat het geheel aan maatregelen nog onvoldoende leidt tot het voorkomen van toekomstige problemen, al neemt de minister de aanbevelingen over en pakt hij ze op. De brief blinkt niet uit in duidelijkheid, zullen we maar zeggen. De commissie heeft zeer heldere aanbevelingen gedaan. Dan wil de VVD ook graag concrete en heldere maatregelen zien. Daarom wil zij een aantal belangrijke maatregelen scherper neerzetten. Laat ik meteen beginnen met het onderwerp dat tijdens het debat met de tijdelijke commissie ICT-projecten en vandaag weer de meeste aandacht krijgt: het tijdelijk Bureau ICT-toetsing, oftewel het BIT. Een gedegen toetsing aan het begin van een project is het halve werk. De oprichting van het BIT vormt dan ook de belangrijkste aanbeveling van de commissie. Over de plaatsing van het BIT lopen de meningen van de commissie en de minister uiteen.
De VVD heeft de aanbeveling van de commissie en de insteek van de minister zorgvuldig tegen elkaar afgewogen en is tot de volgende conclusie gekomen. Het ministerie van Algemene Zaken is belast met het bewaken van de eenheid van kabinetsbeleid en heeft geen verantwoordelijkheden voor deelterreinen van het kabinetsbeleid. Plaatsing van een bureau onder een bepaald ministerie alleen geeft ook nog geen macht. Om die redenen vindt de VVD plaatsing onder het ministerie van Algemene Zaken niet wenselijk, al begrijpt zij de zorg van de commissie heel erg goed dat de onafhankelijkheid van het BIT van het grootste belang is.
De heer Verhoeven is in zijn eerste termijn ook al teruggekomen op het grote belang van onafhankelijkheid. Het BIT moet onafhankelijk een oordeel kunnen vellen. Indien dat kan worden gegarandeerd, is het voor de VVD aanvaardbaar dat het BIT onder de CIO Rijk bij het ministerie voor Wonen en Rijksdienst wordt geplaatst. Dan dient wel aan een aantal strikte voorwaarden te zijn voldaan die nu niet in de brief van de minister staan. Voor de VVD is het van belang dat het merendeel van de expertise in het BIT extern wordt aangetrokken en dat de kwaliteit en onafhankelijkheid van het BIT worden gemonitord.
Verder wil de VVD dat de vakminister niet zomaar van een BIT-advies kan afwijken. Daartoe moet een speciale procedure worden doorlopen. De minister moet dan bijvoorbeeld zijn of haar besluit eerst met redenen omkleed aan de ministerraad voorleggen, waarna hij of zij dat gemotiveerde besluit met de Kamer zal moeten delen. Een advies van het BIT mag dus niet vrijblijvend zijn. Alleen in hoogst uitzonderlijke gevallen en onder strikte voorwaarden kan daarvan worden afgeweken. Ik hoor graag van de minister hoe hij over deze voorwaarde denkt. Als het helpt, is de VVD graag bereid om daaraan richting te geven, bijvoorbeeld via een motie.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Verhoeven.
De heer Verhoeven (D66):
Ik vind het wel hoopvol dat mevrouw De Caluwé, die toch in zekere zin klem zit tussen de minister en de commissie-Elias, een positie probeert te vinden waarin de VVD grip kan krijgen op ICT-projecten. Zij zegt: ik vind het goed als het BIT onder de hoogste ICT-ambtenaar komt te vallen. De term "CIO Rijk" ga ik niet meer gebruiken. Ik noem hem vanaf nu gewoon de hoogste ICT-ambtenaar. Dan weten we allemaal waarover we het hebben. Het is de centrale ICT-baas op ambtelijk niveau. Is het voor mogelijk te houden dat het misgaat met de onafhankelijkheid als een onafhankelijke waakhond onder leiding van een ambtenaar wordt geplaatst?
Mevrouw De Caluwé (VVD):
Zoals de commissie ook heeft aangegeven, is het heel erg belangrijk dat de CIO Rijk — ik blijf hem wel even zo noemen — voldoende doorzettingsmacht krijgt. De minister heeft aangegeven dat hij deze CIO Rijk een zelfstandige positie geeft. Ik hoor graag van de minister hoe hij de invulling van die zelfstandige positie ziet. Hoe dan ook, als hij de CIO Rijk meer doorzettingsmacht, overzicht en inzicht wil geven in wat er zoal speelt, is het helemaal niet zo gek om zo'n BIT, dat een oordeel velt waarmee de organisatie zelf aan de slag gaat, onder een CIO Rijk te hangen. Maar het betekent wel dat je de onafhankelijkheid voldoende moet waarborgen door de personele invulling van het BIT. Die moet voldoende onafhankelijk zijn. En je zult de boerenverstandregels die de commissie heeft aangedragen moeten toepassen; daar kom ik nog op. Die zul je ook SMART moeten maken. Dan heb je heel eenduidige regels volgens welke je zo'n project gaat toetsen.
De heer Verhoeven (D66):
Ik zeg het maar even scherp. De commissie heeft geconcludeerd dat het politieke keuzes zijn en dat het politieke naïviteit is geweest, zowel van het kabinet als van de Kamer, die hebben geleid tot verspilling van miljarden door ICT-projecten. Vervolgens zegt mevrouw De Caluwé: we kunnen de club die op de rem gaat staan wel onder een ambtenaar hangen. Ik zeg het ook maar gewoon even zoals het is. Een ambtenaar is een ambtenaar en kan geen politieke besluiten terugdraaien. Daartoe is een ambtenaar niet in de positie. Een ambtenaar voert beleid uit dat politici hebben gemaakt. Hoe kun je nu een onafhankelijke waakhond, die op de rem kan trappen, onder een ambtenaar hangen? Dat kan toch nooit leiden tot de functie waarnaar wij op zoek zijn?
Mevrouw De Caluwé (VVD):
Ten eerste, als je het onder Algemene Zaken zou hangen, komt het ook onder een ambtenaar. Bij de overheid zit het nu eenmaal vol met ambtenaren.
De heer Verhoeven (D66):
Daarom moet het niet onder een ambtenaar komen.
Mevrouw De Caluwé (VVD):
Maar dat zou ervoor pleiten om het er helemaal buiten te hangen. Daar heeft de commissie ook naar gekeken, maar die heeft daarvoor geen mogelijkheden gevonden. Als je het dan ophangt bij een ambtenaar, kun je het maar beter daar ophangen waar ook de verantwoordelijkheid ligt voor de uitvoering van de projecten die voorliggen, want je moet continuïteit hebben, je moet een linking pin hebben. Maar om die onafhankelijkheid te waarborgen, zul je heel strikte toetscriteria moeten hebben. Die moet je SMART maken om te zorgen voor onafhankelijkheid van de positie van het BIT, waarover de heer Verhoeven het ook met mij eens was toen ik hem interrumpeerde. De positie van het BIT doet er niet zo veel toe, het gaat erom dat er een onafhankelijke afweging moet komen, dat die afweging en het oordeel dat daaruit volgt niet vrijblijvend is en dat dat vervolgens losgeknipt wordt van de uitvoering van een project.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Is die linking pin waarover mevrouw De Caluwé spreekt niet de minister-president?
Mevrouw De Caluwé (VVD):
Nee, want de minister-president gaat absoluut niet over ICT-projecten. Algemene Zaken is nu juist zodanig opgezet dat het geen vakdepartement is. Misschien doelt mevrouw Keijzer op het voorzitterschap van de minister-president van de commissie over ICT, maar het gaat er gewoon om dat zo'n BIT onafhankelijk kan opereren. Die onafhankelijkheid waarborg je niet door het bij de minister-president op te hangen. Je moet een escalatiemodel hebben. Op het moment dat twee ministers niet met elkaar door één deur kunnen en van mening verschillen over de invulling van ICT-projecten, moet je ook nog een escalatie kunnen hebben en niet alvast een BIT onder de minister-president hangen.
Mevrouw Keijzer (CDA):
De minister-president is voorzitter van de Ministeriële Commissie Digitale Overheid en voorzitter van de ministerraad, maar de VVD wil niet de minister-president leider laten zijn van het BIT, terwijl de commissie waarvan Ton Elias prominent voorzitter is dit toch zo nadrukkelijk adviseert op pagina 115 van haar rapport. Ik begrijp het niet. Is mevrouw De Caluwé nu niet van mening, net als het CDA, dat wij als wij dit niet doen over vijf jaar weer hier staan voor de bespreking van een rapport van een parlementaire commissie?
Mevrouw De Caluwé (VVD):
Het is niet verstandig om de minister-president voorzitter te maken of deel te laten uitmaken van een deelproject. Dat moet je niet beleggen bij Algemene Zaken. Er is net een Woonautoriteit gekomen. Die is ook belegd bij Wonen en Rijksdienst. Men had er ook voor kunnen kiezen om die bij Algemene Zaken te leggen. Je schept een precedent; je moet geen deelprojecten bij Algemene Zaken willen leggen.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Dit gaat niet over deelprojecten. Mevrouw De Caluwé zei net dat de minister-president niet verantwoordelijk is voor delen van het beleid. Dit gaat over ICT. Een van de vaststellingen van de commissie-Elias is dat ICT overal is. Misschien is de VVD na het antwoord van minister Blok, als dat hetzelfde blijft als zijn oordeel in de brief, wel bereid om te bewegen op dit punt, maar ik vind het op dit moment zeer teleurstellend.
Mevrouw De Caluwé (VVD):
ICT is overal, personeelsbeleid is overal. Er zijn veel onderwerpen die overal zijn, maar die beleg je dan ook niet bij het ministerie van Algemene Zaken.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik hoop wel dat mevrouw De Caluwé zich realiseert dat de ICT momenteel een enorme omwenteling teweegbrengt in de wijze waarop onze maatschappij functioneert, maar dat terzijde. Ik heb alleen nog een opmerking over het feit dat het BIT gaat vallen onder de CIO Rijk. Mij bekruipt het gevoel — want het is natuurlijk een farce om te denken dat het een onafhankelijke commissie, een onafhankelijke club, gaat worden — dat het de VVD, die nu bestuurt, erg gemakkelijk uitkomt om te zeggen dat men het liever niet heeft. Zou het niet zo kunnen zijn dat op het moment dat de VVD weer in de oppositiebankjes plaatsneemt, de VVD er dan spijt van heeft en zegt: we hadden toch moeten kiezen voor een echt onafhankelijke ICT-commissie die grote projecten toetst, want nu zitten we nog steeds met de gebakken peren?
Mevrouw De Caluwé (VVD):
Die afweging wordt onafhankelijk van de positie waarin je zit gemaakt. Ik vind echt dat zo'n BIT onafhankelijk moet zijn. En dat het onafhankelijk tot een afweging moet kunnen komen. Daarom wil ik ook van de minister weten hoe hij die zelfstandigheid van de positie van de rijks-CIO wil vormgeven. Dat vind ik heel erg belangrijk. Dat is onafhankelijk van de positie waarin ik zit.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik vind dat erg lastig te geloven. Zo werkt het in de politiek nu eenmaal, dus ik benoem het maar: mevrouw De Caluwé maakt één fout, die CIO Rijk is niet onafhankelijk. Ik weet anders echt niet welk rapport deze woordvoerder van de VVD heeft gelezen, maar ik heb juist in het rapport van de commissie-Elias gelezen dat die CIO Rijk volstrekt onvoldoende onafhankelijk is. Dus ik vind het een heel ongelukkige conclusie die mevrouw De Caluwé trekt.
Mevrouw De Caluwé (VVD):
Daarom vind ik het heel erg belangrijk om die onafhankelijkheid te waarborgen door het merendeel van de mensen die betrokken zijn bij het BIT extern aan te trekken. Je moet ervoor zorgen dat je een goede mix hebt van mensen in het BIT, zodat je die onafhankelijkheid waarborgt.
De heer Verhoeven (D66):
De commissie onder leiding van de heer Elias zegt: hang die waakhond onder de minister-president. Het kabinet en de VVD-fractie zeggen echter: hang hem maar onder een ambtenaar. Je zou het bijna niet kunnen geloven, maar het is zo. Mevrouw De Caluwé maakte de vergelijking met de woonautoriteit. Toevallig ben ik daar zelf nauw bij betrokken geweest. Ik wil mevrouw De Caluwé meegeven dat die woonautoriteit niet onder een ambtenaar komt te vallen. Die komt namelijk te vallen onder een onafhankelijke inspectie, buiten het ministerie. Dat is dus iets totaal anders dan direct onder een ambtenaar. Ziet mevrouw De Caluwé dat cruciale verschil?
Mevrouw De Caluwé (VVD):
De commissie heeft ook gekeken of het mogelijk was om het onder een inspectie te laten vallen of onder de Algemene Rekenkamer. De commissie heeft echter geconcludeerd dat dat geen mogelijkheid was. Je kunt het dus niet onder die organen laten vallen, maar je wilt wel onafhankelijkheid garanderen. Eigenlijk is toen de vraag gesteld: bij welke ministeries kunnen we het plaatsen? Daarop zei men: bij die ministeries allemaal niet. Het was dus een negatieve keuze om het dan maar bij Algemene Zaken neer te leggen. Mevrouw Keijzer zegt dat de minister-president er dan voor verantwoordelijk wordt. Maar zoals de commissie het aangaf, wordt de minister-president niet verantwoordelijkheid voor het BIT als zodanig. De minister-president wordt dan alleen verantwoordelijkheid voor de onafhankelijkheid en de kwaliteit van het BIT, maar niet voor de inhoudelijke adviezen. Die komen daar dus ook niet onder te hangen.
De heer Verhoeven (D66):
Mevrouw De Caluwé en ik vinden elkaar als we zeggen dat de waakhond niet per se onder de minister-president, onder het ministerie van Algemene Zaken hoeft te vallen om succesvol te zijn. Maar we vinden elkaar niet op het punt dat het kan volstaan om een onafhankelijke waakhond onder een ambtenaar te hangen, terwijl een ambtenaar per definitie uitvoerder is van politieke keuzes en van kabinetsbeleid. Een ambtenaar gaat geen minister terugfluiten en zeggen: ho, ho, ho, mijnheer of mevrouw, u moet dit ICT-project helemaal niet doen. Ik vind het naïef van de VVD dat zij denkt dat je dit kunt oplossen door de onafhankelijke waakhond voor ICT-projecten onder een ambtenaar te hangen. Is de VVD-fractie bereid om daar nog eens goed over na te denken? Het zou namelijk echt een gruwelijke weeffout zijn.
Mevrouw De Caluwé (VVD):
De VVD komt tenminste met oplossingsrichtingen en met oplossingen om die onafhankelijkheid te waarborgen. Ik heb in mijn interruptie aan de heer Verhoeven gevraagd wat voor oplossingen hij dan ziet. Hij wilde wat dat betreft geen keuzen maken. Hij heeft alleen gezegd dat het bureau onafhankelijk moet zijn, maar ik kon niet vinden op welke manier dat dan moet gebeuren. Ik krijg daar ook graag hulp van de heer Verhoeven bij. De VVD komt tenminste met oplossingen en geeft aan hoe je die onafhankelijkheid kunt waarborgen.
De voorzitter:
Ik begrijp dat de heer Verhoeven nog iets wil zeggen maar ik heb de ICT even tegen hem gebruikt.
De heer Verhoeven (D66):
Dit was niet de ICT, maar de voorzitter die een klein foutje maakte.
De voorzitter:
Ik denk heel digitaal.
De heer Verhoeven (D66):
Absoluut. Ik zal mevrouw De Caluwé de hand reiken. Ik kom straks in tweede termijn met een motie waarin precies wordt geformuleerd hoe het BIT moet worden opgehangen. Ik hoop dat de fractie van de VVD mij dan steunt.
Mevrouw De Caluwé (VVD):
De VVD is ook bereid, zoals ik zojuist heb aangegeven, een oplossingsrichting aan te geven. Daar zou ik ook een motie over kunnen indienen.
Dat brengt mij op de politieke verantwoordelijkheid van de Kamer. De commissie heeft aangegeven dat de Kamer veel alerter moet zijn op ICT-projecten en haar rol moet pakken. Dat betekent enerzijds erbovenop zitten als het gaat om het bewaken van de businesscase en de kosten en anderzijds voorkomen dat door allerlei extra eisen van de Kamer een project nodeloos ingewikkeld en kostbaar wordt. Het BIT-oordeel geeft de Kamer meer inzicht in hoe die rol moet worden vervuld. Bovendien krijgt de Kamer de mogelijkheid krijgen om moties en initiatiefwetsvoorstellen te laten toetsen door het BIT. Nu wij de mogelijkheid krijgen om gedegen parlementaire controle uit te oefenen op grootschalige projecten, moeten wij die ook grijpen. Verder heeft de minister in zijn brief niet expliciet aangegeven dat hij de toetsing van het BIT volgens de door de commissie aangereikte tien boerenverstandregels wil laten lopen. Gaat de minister deze regels door het BIT laten hanteren en gaat hij die regels ook nog SMART maken? Het SMART maken van de regels zal de onafhankelijkheid van het BIT namelijk bevorderen. Er staat bijvoorbeeld in de boerenverstandregels van de commissie dat er moet worden getoetst op de zakelijke rechtvaardiging. Een meer SMART-doelstelling zou zijn om aan te geven wat het doel moet zijn van een project, wie het gaat uitvoeren, wanneer het klaar moet zijn en wat het gaat kosten.
Een laatste opmerking over het BIT betreft een passage op pagina 10 van de brief van de minister, waarin hij stelt dat de CIO Rijk een afschrift ontvangt van het BIT-rapport. Aangezien volgens de minister de CIO Rijk hoofd wordt van het BIT ga ik ervan uit dat hij bij ieder actief advies is betrokken. Graag een bevestiging van de minister.
De minister geeft in zijn brief van 30 januari aan dat hij niet alle projecten boven de 5 miljoen wil laten toetsen door het BIT maar vooral de complexe projecten. Verschillende collega's zijn daar al op ingegaan. Bij een dergelijk onderscheid zou duidelijk moeten zijn wat precies wordt verstaan onder "complex". Hoewel dit een logische keus lijkt en er zeker iets voor te zeggen valt, is de VVD van mening dat de keus voor alle projecten boven de 5 miljoen een zuiverder keus lijkt. Ik vraag de minister daarom toch in te stemmen met het laten toetsen van alle projecten boven de 5 miljoen. Wanneer het simpele projecten blijken te zijn, is het BIT vrij snel klaar met de toetsing, dus zal het niet veel extra werk opleveren. Op dit moment wordt trouwens naar tevredenheid gebruikgemaakt van Gateway Reviews voor collegiale toetsing van projecten. Hoe ziet de minister de toekomst van deze Gateway Reviews nu er BIT-toetsen komen en het niet wenselijk lijkt om dingen dubbel te doen?
De commissie heeft aanbevolen om meer informatie op het dashboard op te nemen, zoals de kosten en de baten van een project, de personele bezetting en de zakelijke rechtvaardiging, door meer inzicht te geven en meer controlemogelijkheden te bieden. De minister geeft aan eerdere voorstelen te willen bekijken en de Kamer voor de zomer te informeren over de uitbreiding. Dat is te vrijblijvend. De minister vindt dat vooral de kosten en baten van projecten dienen te worden opgenomen, mede gezien het feit dat het voor de commissie onmogelijk is gebleken de overschrijdingen en verspillingen op projecten te achterhalen. Kan de minister in ieder geval nu al toezeggen deze gegevens te gaan opnemen?
De tijdelijke commissie ICT heeft een aantal aanbevelingen gedaan over aanbestedingen en contractmanagement. Ook wat dat betreft worden de meeste aanbevelingen door de minister overgenomen. Een aantal wijzigingen is reeds voortvarend in gang gezet, zoals centralisatie van de ICT-inkopen en het professionaliseren van contractmanagement. Echter, de aanbevelingen van de commissie over overleg met de markt en het functioneel aanbesteden van projecten zegt de minister lastig te kunnen uitvoeren vanwege de generieke aard van de Aanbestedingswet en de administratieve lasten ervan. Nu de Aanbestedingswet wordt aangepast vanwege de EU-aanbestedingsrichtlijn, ziet de VVD echter een kans om deze nieuwe elementen toe te voegen. Kan de minister zich daarvoor inzetten en er tevens voor pleiten om overbodige en belemmerende regels uit de huidige wet te schrappen? Kan de minister ook aangeven of de ontsnappingsclausules van de ARBIT ook gelden voor de inhuur van individuele ICT-consultants? Oftewel: is bij inhuur van consultants altijd sprake van een overeenkomst tot opdracht, waarbij opzeggen mogelijk is?
Veel aanbevelingen worden door de minister overgenomen. Mijn inbreng concentreert zich op de maatregelen die cruciaal zijn voor het succesvol laten verlopen van de aanbevelingen van de commissie en op de maatregelen van de minister die nog zeer onduidelijk zijn. Naast procedures en regels gaat het rapport van de commissie echter ook over de noodzakelijke cultuurverandering. Het opzetten en het uitvoeren van projecten blijven mensenwerk. De maatregelen moeten gepaard gaan met een verandering van de omgang met projecten. Hoe gaat de minister deze verandering vormgeven?
Mijn laatste punt gaat over een volgende stap. Wij spreken nu over de projectfase van ICT-trajecten, maar in de beheersfase valt ook nog veel winst te behalen. Ik hoor graag van de minister wanneer en hoe hij de beheersfase onder de loep gaat nemen om te achterhalen hoe verspilling en verkeerd management daar aangepakt kunnen worden.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Fritsma van de Partij voor de Vrijheid. Ik overweeg sterk om na de bijdrage van mevrouw Oosenbrug, die na de heer Fritsma het woord zal voeren, te schorsen voor de lunch. Dat lijkt mij een natuurlijk moment. Dat is wellicht een tikje vroeg, maar dan kunnen we na de lunch, wanneer we een beetje aan het uitbuiken zijn, luisteren naar de minister.
De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter. De tijdelijke commissie ICT heeft op een heel goede wijze aan het licht gebracht hoe ernstig de overheid heeft gefaald op het gebied van ICT-gebruik en ICT-projecten. Dit falen heeft de belastingbetaler helaas bijzonder veel geld gekost. Het verspilde bedrag ligt volgens de commissie tussen 1 miljard euro en 5 miljard euro. Dit astronomische bedrag bewijst natuurlijk meteen dat er heel snel moet worden ingegrepen en dat er geen tijd te verliezen is om orde op zaken te stellen. De eerste voor de hand liggende vraag aan de minister is wat er sinds het uitkomen van het rapport van de commissie al is ondernomen om verdere financiële schade te beperken. Welke verbeteringen zijn inmiddels in gang gezet? Belangrijker: kan de minister beter uitleggen waarom belangrijke aanbevelingen van de commissie niet worden overgenomen? Ook de PVV-fractie vindt namelijk dat het commissierapport onvoldoende serieus wordt genomen door het kabinet.
Wat de PVV-fractie betreft, kunnen alle aanbevelingen van de commissie worden overgenomen, met inbegrip van het voorstel om een Bureau ICT-toetsing in het leven te roepen en dat bureau onder te brengen bij Algemene Zaken. Gelet op alle bedragen die met ICT-projecten zijn gemoeid en alle problemen die we de afgelopen jaren hebben gezien, is zo'n onafhankelijke waakhond op die plek uiterst noodzakelijk. Die waakhond moet natuurlijk sterk genoeg zijn om een streep te halen door twijfelachtige projecten of aanbestedingen. Waarom kiest het kabinet daar niet voor? Aan een tandeloos clubje hebben we natuurlijk niets. De belastingbetaler moet gewoon veel beter beschermd worden dan het kabinet en andere fracties voor ogen hebben.
De ICT-debacles bij de overheid zijn natuurlijk ook een uiting van slecht bestuur binnen de overheid in het algemeen; laten we dat niet vergeten. Onkundige managers kregen alle ruimte om zaken in de soep te laten lopen, zonder dat er werd ingegrepen. Hoe beoordeelt de minister dit punt en welke oplossingen ziet hij om het functioneren van de overheid en haar personeel sterk te verbeteren? Gaan er bijvoorbeeld onkundige managers ontslagen worden en gaat er iets gebeuren om vastgeroeste werkwijzen binnen de overheid om te gooien? Hoe ziet de minister dit?
De ICT-debacles zijn natuurlijk ook verklaarbaar vanuit een veel te logge en veel te bureaucratische overheid. Deelt de minister de mening van de PVV-fractie dat ook daar iets aan gedaan moet worden? Als je de overheid kleiner en overzichtelijker maakt, dan gaan de ICT-systemen daar natuurlijk in mee. Een minder complexe overheid leidt tot minder complexe ICT-systemen. Je kunt zeggen dat een logge overheid met een veelheid aan kleine regeltjes en een veelheid aan afdelingen en ambtenaren die aan elkaar gekoppeld zijn, niet eens valt te automatiseren.
Ook de politiek valt veel te verwijten. Dat is ook aangetoond door de commissie. Zo kwam toenmalig minister Donner met het al vaak genoemde ICT-dashboard. De herbouw van de Gemeentelijke Basisadministratie kreeg daarin bijvoorbeeld een 10, het hoogste cijfer. Dat werd trots aan de Kamer gepresenteerd, terwijl het ICT-project in werkelijkheid op alle fronten in het honderd liep. Vindt het kabinet ook niet dat de Kamer met dat ICT-dashboard eigenlijk gewoon zand in de ogen is gestrooid? Er werd een beeld gecreëerd van fantastisch lopende ICT-projecten, terwijl in feite alles mislukte. Graag een reactie.
Al met al spreken we hier over een groot financieel drama. Als miljarden euro's aan belastinggeld in rook opgaan, dan moet ook duidelijk zijn wie daarvoor politiek verantwoordelijk is te houden. De commissie kon die vraag helaas niet goed beantwoorden. Misschien kan de minister zelf een poging wagen om die vraag te beantwoorden. Het kabinet moet de hand namelijk ook in eigen boezem steken, want er moet heel veel vertrouwen terug worden gewonnen na de chaotische en ongecontroleerde geldsmijterij, die helaas gepaard ging met alle ICT-projecten.
Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Voorzitter. Er zijn tien soorten mensen: degenen die binair begrijpen en degenen die het niet begrijpen. Zo lijkt het na lezing van het eindrapport van de tijdelijke commissie ICT ook met ICT-projecten en de rijksoverheid. Dit is helaas niet de eerste keer dat blootgelegd wordt dat ICT-projecten en de rijksoverheid maar moeilijk samengaan. We zijn nu al vele rapporten van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, vele Gateway Reviews naar grote ICT-projecten en een rapport van de Tweede Kamer zelf verder, maar blijkbaar is daar nog onvoldoende van geleerd.
Afgezien van het feit dat inmiddels allang duidelijk moet zijn dat er veel belastinggeld verknoeid wordt met overheids-ICT-projecten en los van de vele aanbevelingen van de tijdelijke commissie ICT zou ik ervoor willen pleiten om in ieder geval nu dit duidelijke rapport en het momentum aan te grijpen om daadwerkelijk iets te gaan doen. "Naar grip op ICT" klinkt de PvdA-fractie dan ook als muziek in de oren.
Dat lijkt ook zo te zijn bij de regering, als zij zegt, de aanbevelingen over te nemen. Als ik de uitwerking daarvan echter lees, bekruipt mij toch wat twijfel. Dat begint al met de relativering van de slechte ervaringen met ICT bij de overheid, door te stellen dat ook in het bedrijfsleven projecten uit de hand lopen en mislukken. Dat mag dan zo zijn, maar laat volstrekt onvoldoende urgentie zien ten aanzien van de grote verspilling van overheidsgeld. De vergelijking met het bedrijfsleven laat zien dat ICT-projecten zeer complex kunnen zijn, maar dat laat onverlet dat wij elke kans moeten grijpen om de verspilling te verminderen. Kan de minister dat standpunt met ons delen? Deelt hij tevens de mening van de PvdA-fractie dat het verkeerd is om de gevolgen van de problemen bij de overheid met ICT te bagatelliseren?
De regering maakt een andere keuze voor de positionering van het meest opvallende adviesorgaan dat de commissie voorstelt, het BIT, het Bureau ICT-toetsing. Waar de commissie een plek voorstelde op het ministerie van Algemene Zaken, onder de minister-president, maakt de regering de keuze om het BIT onder de rijks-CIO te plaatsen en dus op het ministerie van Wonen en Rijksdienst. Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft deze taak al zo'n 25 jaar, zo lezen we in het rapport, maar voert die niet voldoende uit. Er moet dus echt iets gebeuren om te zorgen dat een en ander nu wel uitgevoerd gaat worden. De PvdA kan de keuze van het kabinet op zichzelf steunen, maar dan is het wel van het grootste belang dat het bureau onafhankelijk, objectief en zeer deskundig wordt. In dat kader heb ik al eerder gesproken over een BIT met een byte. In mijn optiek is het een stevig orgaan met uitmuntende ICT-kennis.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Het is fijn dat ook mevrouw Oosenbrug zegt dat de reactie van het kabinet wel wat zwaarder mag zijn en wat meer om het lijf mag hebben. Ik maak mij net als bij de inbreng van mevrouw De Caluwé zorgen over de constatering dat het BIT bij de CIO Rijk mag worden ondergebracht. Als mevrouw Oosenbrug nu zelf constateert dat dit al decennialang niet goed gaat, hoe kunnen we dan een nieuwe organisatie, waarvan we vinden dat die onafhankelijker, strenger, leaner-and-meaner moet zijn dan dat wat er nu is, onderbrengen bij een instituut dat tot op heden alleen heeft laten zien dat het niet op die manier kan functioneren?
Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Voor zover ik weet, is er nog nooit een BIT georganiseerd onder de CIO Rijk. Wat wij als Kamer gaan doen, is het heft in eigen handen nemen. Wij gaan nu de kaders stellen met de Kamer. Ik hoorde dat verschillende mensen moties aan het voorbereiden zijn. Dat is hartstikke goed. Laten we dat als Kamer doen. Laten wij die tanden meegeven en zeggen: prima, het wordt daar ondergebracht. Het gaat immers om de positionering van het BIT en niet over de vraag waar je dat op een gegeven moment neerzet. Het BIT, en niet de CIO Rijk, is uiteindelijk de afdeling die ons gaat adviseren. Als wij het BIT genoeg handvatten meegeven om dat te organiseren, dan moet dat gewoon goed komen. Tenminste, wij moeten daarop sturen als Kamer en de kaders meegeven.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Maar dat zie ik als een visie die erop neerkomt dat er een BIT zou komen zoals wij dat allemaal willen met experts die er veel van weten en die kritisch zijn en onafhankelijk nadenken. Dat BIT mag aan de Kamer rapporteren, moet tegelijk onder de verantwoordelijkheid van een CIO Rijk vallen en mag tegelijk zelfstandig — dat houdt in dat het dus geen verantwoording hoeft af te leggen over een rapport aan de CIO Rijk alvorens de Kamer te informeren — de Kamer informeren met zijn kritische analyse. Die analyse kan natuurlijk ook positief zijn, maar zal in een aantal gevallen zeer kritisch zijn.
Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Zeker. Dat is uiteindelijk de visie van mijn fractie. Daaraan kunnen wij als Kamer bovendien onze eigen moties en vragen voorleggen.
De heer Verhoeven (D66):
Ik vind het een visie van niks van de Partij van de Arbeid-fractie.
Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Dat mag.
De heer Verhoeven (D66):
Er wordt gewoon niet goed nagedacht over het probleem. Laten we dat nu wel doen. We hebben de kans om een aantal aanbevelingen van een Kamercommissie op te volgen om ervoor te zorgen dat we geen miljarden meer verspillen aan ICT-projecten. Net als mevrouw De Caluwé zegt nu ook mevrouw Oosenbrug dat we die waakhond wel onder een ambtenaar kunnen hangen. Dat werkt gewoon niet. Ik hoop dat mevrouw Oosenbrug bereid is om na te denken over de consequenties als je een waakhond onder een ambtenaar hangt. Dan wordt het namelijk een uitvoerend schoothondje. Onder een ambtenaar kan het geen sterk toetsingsbureau worden. Dat de minister dat probeert, valt nog te begrijpen. Hij wil de regie immers liever in eigen hand houden. Maar de Tweede Kamer heeft hierbij een dure verantwoordelijkheid, namelijk het voorkomen van die miljardenverspilling. Ik stel dezelfde vraag aan mevrouw Oosenbrug als net aan mevrouw De Caluwé: wilt u uw standpunt overwegen en erover nadenken om de waakhond niet onder een ambtenaar te plaatsen?
Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Ik wil heel graag nadenken. Dat doe ik eigenlijk altijd, dus dat zit een beetje standaard bij mij in het pakket. We kunnen er heel moeilijk over doen, maar mijn visie is zoals die is. Ik geloof dat we als Kamer de kaders stellen. De heer Verhoeven zegt eigenlijk dat elk voorstel dat we als Kamer doen, helemaal niks waard is. Deze Kamer dient straks misschien een motie in waarin duidelijke kaders worden gesteld aan wat zij wil van het BIT, maar dat zou volgens de heer Verhoeven niks waard zijn. Ik deel die visie niet. Ik geloof er namelijk wel in dat ik als onafhankelijk Kamerlid een motie kan indienen waarin ik kaders kan meegeven. Ik wil een onafhankelijk bureau dat deze toetsingen doet. Het wordt wellicht onder de CIO Rijk gehangen of onder wat dan ook. Het gaat uiteindelijk om het BIT. Wat gaat het BIT doen? Geven wij het BIT tanden mee of zeggen wij inderdaad: als het daar komt te hangen, wordt het niets waard?
De heer Verhoeven (D66):
Mevrouw Oosenbrug is een onafhankelijk Kamerlid, net als alle andere 149 Kamerleden. De vele tienduizenden ambtenaren die het Rijk in dienst heeft, zijn echter per definitie niet onafhankelijk. Een ambtenaar kan niet onafhankelijk zijn, want het is namelijk zijn taak om het kabinetsbeleid uit te voeren. Als je het BIT onder leiding stelt van een ambtenaar, zoals het kabinet voorstelt, dan wordt de hoogste ICT-ambtenaar van de overheid de baas van de ICT-waakhond. Dan kan het BIT, ongeacht alle kaders die mevrouw Oosenbrug voor ogen heeft, toch nooit een onafhankelijke harde toetsingsorganisatie zijn die op de rem kan staan? Dan is die ambtenaar, die in zijn rol als waakhond het beleid van de minister moet uitvoeren, geen waakhond meer. Wat mevrouw Oosenbrug wil, is toch onmogelijk?
Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Dat ben ik niet met de heer Verhoeven eens. De Kamer vraagt om het BIT. In het rapport wordt om een BIT gevraagd. De tijdelijke commissie ICT heeft hierom gevraagd. De heer Verhoeven noemt het een verhouding tussen een baas en een groepje mensen dat daar zal zitten. Ik zie het anders. Ik zie het BIT als een onafhankelijk orgaan. Dat moet ergens een plek krijgen in het organogram, maar het gaat mij uiteindelijk om het BIT, wat het uitvoert en wat het voor de Kamer, dus ook voor ons als Kamerleden, en voor het kabinet kan betekenen.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Mevrouw Oosenbrug spreekt over een "bit met een bite". Dat is leuk gevonden, maar dit doet mij denken aan de Crodinoreclame. Dat is niet het gevoel dat ik wil hebben als ik spreek over een toetsingsorganisatie die echt iets gaat doen aan die verspilling van 1 miljard tot 5 miljard belastinggeld. Er is zojuist gediscussieerd over de vraag of de toetsingsorganisatie onder een ambtenaar moet vallen. Het is nog belangrijker dat mevrouw Oosenbrug antwoordt op de vraag hoe zij denkt over het advies van de commissie dat de minister-president hiervoor verantwoordelijk moet zijn en dat hij degene is die werkelijk druk op de ketel kan houden. Nu moet de minister van bijvoorbeeld VWS gaan discussiëren met minister Blok over de vraag of haar project goed is en doorgang kan vinden. Ik krijg hierop graag een reactie van mevrouw Oosenbrug.
Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Ik zal het grapje even uitleggen. Ik doelde op BIT met een "byte". Dit betekent dat er mensen komen met verstand van zaken. Het kan dus "bite" zijn in de betekenis dat je bijt, dus de tandjes van D66, maar in de andere schrijfwijze betekent het dat er wordt gekozen voor verstand van zaken. Afgezien daarvan was het grapje van Crodino natuurlijk ook heel leuk.
Mevrouw Keijzer vraagt: waarom niet onder de Algemene Zaken? Volgens mij hebben wij hier een debat gevoerd met de tijdelijke commissie ICT en ongeveer dezelfde woordvoerders over de vraag waarom dit niet wenselijk zou zijn. Ik kan dat debat herhalen of opnieuw uitleggen waarom het niet onder Algemene Zaken zou moeten vallen, maar volgens mij hebben wij toen met elkaar geconstateerd dat het niet handig zou zijn om die kracht bij de minister-president neer te leggen. Dit had juist betrekking op de situatie dat twee ministers ruzie krijgen met elkaar. Wat moet de minister-president dan doen? Wie is uiteindelijk eindverantwoordelijk?
Mevrouw Keijzer (CDA):
Als je een grapje moet uitleggen, gaat het niet goed. Ik denk dat het beter is om op de inhoud terug te komen. Ik wil wel graag dat mevrouw Oosenbrug uitlegt waarom de fractie van de Partij van de Arbeid het advies op pagina 113 van het rapport van de tijdelijke commissie ICT: "hang het BIT onder de minister-president", niet steunt. Ik vraag dit te meer, omdat het gaat om tussen 1 miljard en 5 miljard belastinggeld dat is verdampt en dat bijvoorbeeld alle bezuinigingen die de PvdA op de knieën hebben gedwongen, voor een deel niet nodig had gemaakt.
Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Ik zal het herhalen: wij vinden het niet verstandig om het onder de minister-president te hangen, juist om voor die onafhankelijkheid te zorgen. Het gaat om de toetsing van het BIT en niet over de plek waar het uiteindelijk komt. Leg je het wel bij de minister-president neer, dan leg je bij hem een bepaalde verantwoordelijkheid neer die ik staatsrechtelijk niet wenselijk vind. Ik heb in mijn betoog met de commissie uitgelegd dat je moet bekijken wie uiteindelijk waarvoor verantwoordelijk wordt. Het BIT gaat de Kamer en het kabinet adviseren. Waarom moet de minister-president daarin dan ook nog een rol krijgen? Wordt hij straks afgerekend wanneer er toch iets wordt doorgezet? Hoe gaan wij dat zien?
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ja, absoluut. Nu blijft het in de boezem van het ministerie waar een politieke wens ligt die moet worden uitgevoerd. Als dat maar blijft voortgaan en er wordt maar doorgemodderd, dan komt het niet naar buiten. We hebben echt iemand nodig die boven de partijen staat en die als minister-president kan zeggen: dit gaat niet goed, dit moet anders.
Ik heb nog een laatste vraag. Waar staat in het staatsrecht dat de minister-president dit niet mag?
Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Het voelt voor mij staatsrechtelijk niet juist, maar ik heb niet gezegd dat in het staatsrecht staat dat het niet juist is; het voelt voor mij zo.
Met betrekking tot de verantwoordelijkheid is in andere projecten gebleken dat ook de Kamer zaken heeft gevraagd die uiteindelijk niet haalbaar bleken, waardoor er wel twee projecten zijn gestart. Het is niet een probleem dat zich beperkt tot het kabinet en de projecten, maar het is een gecombineerd probleem. Wij moeten op zoek naar de oplossingen. U hebt het over de inhoud, maar ga dan naar de inhoud van het BIT kijken: wat kan het BIT betekenen?
Mevrouw Keijzer (CDA):
In het rapport van de ICT-commissie staan de oplossingen: een BIT onder de minister-president met doorzettingsmacht. Ik herken daarvan in het betoog van de PvdA helemaal niets en dat vind ik erg jammer.
Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Het BIT wordt ingebed in de bestaande structuren en mijn fractie heeft dan ook grote twijfels over de onafhankelijkheid van het BIT. Het BIT lijkt op deze manier het risico te lopen een nieuw bureaucratisch schakeltje te worden. Bovendien wordt de selectie van de te onderzoeken nieuwe projecten niet gemaakt door het BIT zelf, maar door de CIO op basis van risico. Mogelijk is "alle ICT-projecten boven de 5 miljoen" een beetje ruim geformuleerd, maar kan de minister aangeven over hoeveel projecten wij het op jaarbasis hebben? Gaat het BIT de projecten zelf selecteren?
De bemensing ten slotte zou deels uit deskundigen moeten bestaan, en verder is er de hoop dat het een interessante carrièremogelijkheid is voor medewerkers van de CIO-afdeling. Maar om goed te werken hebben medewerkers inhoudelijk overwicht nodig. Daarvoor moeten zeer goede ICT'ers voor langere tijd bij het BIT werken. Heb je dan wel voldoende aan goede ICT'ers? Het is vaak een gecombineerd probleem van organisatie, mens, proces en techniek samen, zo lezen we in het rapport. Kan de minister uitleggen hoe hij de slagkracht van het BIT gaat organiseren op het gebied van onafhankelijkheid, goede medewerkers en de mogelijkheid om breed te onderzoeken? Gaat de minister voor de door mijn fractie zeer gewenste bijbehorende bite?
De minister is erg formalistisch waar het gaat om de ICT-beslissingen van zelfstandige bestuursorganen: hij heeft daarover geen zeggenschap. Dat is formeel juist, gezien de onafhankelijkheid van deze uitvoerders. Voor mijn fractie is het echter wel belangrijk dat de grote projecten van de zbo's ook onder de werking van het BIT gaan vallen en de ICT-praktijken ook bij zbo's verbeterd worden. Ook bij deze organisaties gaat het over de besteding van publiek geld. De minister kan zich niet alleen maar verschuilen achter de geldende regels. Wil de minister helder schetsten in welke gevallen en op welke wijze het BIT invloed kan hebben bij zbo's en hoe het toezicht op hun ICT-projecten versterkt wordt? Aan de inzet van open source gaat de minister grotendeels voorbij. Hij constateert dat er bijvoorbeeld bij servers veel gebruik wordt gemaakt van open source, maar lijkt niet de ambitie te hebben om meer open source in te zetten. Ik haal graag de motie-Vendrik aan die, in de Tweede Kamer breed gesteund, is aangenomen in 2002 en tot op de dag van vandaag actueel is. Ik overweeg deze motie nieuw leven in te blazen, want nog tot op de dag van vandaag zit de overheid vast aan grote softwareleveranciers, doordat deze al lange tijd de systemen leveren en het erg lastig is om die te wijzigen. Deze afhankelijkheid kan alleen worden verminderd als de overheid er expliciet voor kiest om een plan te maken om het gebruik van een bepaald programma te staken. Daarbij moet worden bekeken op welke manier de oude gegevens bruikbaar blijven en weer in een nieuw systeem zijn te gebruiken. Het gebruik van open standaarden zou hierbij kunnen helpen. Aansluitend op de motie-Vendrik zou mijn fractie graag zien dat de overheid binnen vijf jaar onafhankelijk kan zijn van welke leverancier ook. Ik hoor graag van de minister hoe hij dat gaat organiseren.
In het debat met de tijdelijke commissie heb ik samen met Roald van der Linde een motie ingediend over de toereikendheid van de huidige ARBIT, de Algemene Rijksvoorwaarden bij IT-overeenkomsten, voor de inkoop van ICT. Wij willen voorkomen dat er onbeheersbare en niet uit te leggen meerkosten ontstaan. De minister geeft aan dat de voorwaarden net zijn aangepast en dat de regering in de toekomst, indien nodig, de mogelijkheden voor ingebrekestelling en ontbinding wegens wanprestatie wil gebruiken en daarbij een gang naar de rechter niet zal schuwen. Wij roepen natuurlijk niet op om daar heel snel naar te grijpen, maar het is voor de rijksoverheid belangrijk om het beeld van een assertieve klant te vestigen. Daarom hoor ik graag van de minister hoe hij concreet aan de markt duidelijk gaat maken dat de rijksoverheid een zelfbewuste opdrachtgever is, die zakelijk en kritisch omgaat met zijn leveranciers. Daarnaast zal de minister komend jaar beoordelen of er meer ontsnappingsmogelijkheden in de ARBIT moeten worden opgenomen. Ik deel de conclusie van de commissie dat er nu geen goed evenwicht is tussen de rijksoverheid en ICT-bedrijven, waardoor er te lang wordt geprobeerd om projecten van de grond te krijgen en falende ICT-bedrijven toch veel geld ontvangen, door falend toezicht van de overheid als opdrachtgever. De PvdA is zeer benieuwd naar hoe de minister de motie-Oosenbrug/Van der Linde gaat uitvoeren en die ongelijke verhoudingen weer wat recht gaat trekken.
Voor goede ICT-projecten mag er betaald worden, maar voor mislukkingen mag de rekening niet eenzijdig bij de belastingbetaler worden neergelegd. Ook daarvoor moet een exit beter mogelijk worden. Graag een reactie van de minister.
Al dan niet binair, als het rapport van de tijdelijke commissie mij iets heeft geleerd, dan is dat wel de keiharde noodzaak om de harmonie te herstellen tussen organisatie, mens, proces en techniek. Let's get to work!
De heer Verhoeven (D66):
Mevrouw Oosenbrug eindigt met teksten als "keiharde noodzaak" en wil eindelijk aan het werk gaan. Dat is echter de afsluiting van een betoog waar niet een van die elementen in zat. Zij heeft namelijk alleen maar gepleit voor halfslachtige, boterzachte oplossingen om dit probleem het hoofd te bieden.
Ik ga het nog één keer bij haar proberen. De Tweede Kamer heeft een commissie ingesteld. Die heeft twee jaar hard gewerkt en onderzoek gedaan naar een groot probleem, namelijk de jaarlijkse miljardenverspillingen door mislukte ICT-projecten. De commissie stelt dat er een stevige, onafhankelijke waakhond moet komen, die ervoor kan zorgen dat er tijdig op de rem wordt getrapt. De VVD-fractie en mevrouw Oosenbrug van de PvdA-fractie zeggen dan dat we wel een soort clubje kunnen organiseren, waarin wat ambtenaren kunnen gaan zitten die zo wat carrièreperspectief krijgen, en die we stellen onder de leiding van een andere ambtenaar, die weer tegen de politiek gaan zeggen: doe dit maar niet. In de bijna vijf jaar dat ik in de Tweede Kamer zit, is dit bijna het meest surrealistische debat dat ik ooit heb meegemaakt. Dit is bijna het ongeloofwaardigste verhaal dat ik ooit heb gehoord. Mevrouw Oosenbrug weet zelf toch ook wel dat deze oplossing gewoon niet gaat werken? Dit is toch geen echte oplossing voor een groot probleem? Dit is toch gewoon wegkijken?
Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Was dat uw vraag, of dit wegkijken is? Ik denk dat dus niet. Ik heb al eerder aangegeven dat de Kamer aan zet is. Wij hebben dit rapport van de tijdelijke commissie gekregen. Wij zijn als Kamer nu aan zet. In dat rapport wordt ons gevraagd om daar eens goed naar te kijken. Wij kunnen alles klakkeloos overnemen, maar wij kunnen er ook zelf over nadenken en er een eigen mening over hebben. Die hebt u ook, want u hebt een andere oplossing voor het BIT bedacht. Dat mag ook; dat is prima. Ik laat u in uw waarde. Vervolgens mag ik een andere keuze maken en zeggen dat het mij puur om het BIT gaat. Wij geven wel kaders mee. Dat kunnen wij namelijk als Kamer. Wij kunnen via een motie afdwingen wat wij willen. Als daar een meerderheid voor komt, dan heeft het kabinet daarop te acteren. Ik begrijp niet hoe u zulke grote woorden durft te gebruiken tegen mij, alsof we wegkijken en alsof ik hier niets doe. Ik ben het gewoon niet met u eens.
De heer Verhoeven (D66):
Dat is me inmiddels duidelijk geworden. Wat mij betreft gaat het hier helemaal niet over elkaar in zijn waarde laten, want ik laat u volledig in uw waarde. Het gaat mij erom dat wij jaarlijks miljarden verspillen aan ICT-projecten. Er is nu een commissie geweest die een oplossing heeft bedacht om daar een einde aan te maken. Vervolgens wordt dat idee volledig ontmanteld en uitgekleed door de PvdA-fractie en de VVD-fractie. Het is mijn dure plicht om daar een punt van te maken. Het is mijn dure plicht als volksvertegenwoordiger om ervoor te zorgen dat wij geen miljarden blijven verspillen. Ik sta wat dat betreft een beetje tussen de partijen die zeggen "laat het maar door de minister-president gebeuren". Ik zie in dat dat een lastige oplossing is vanwege het kleine ministerie van Algemene Zaken. Het voorstel van de VVD-fractie, het kabinet en de PvdA-fractie om dat BIT onder een ambtenaar te laten vallen is het andere uiterste. Dan weten wij zeker dat wij gewoon zullen doorgaan met het verspillen van miljarden. Als mevrouw Oosenbrug dat op haar geweten wil hebben, dan laat ik haar in haar waarde. Ik hoop dat zij vandaag nog tot inkeer komt, want anders missen we een grote kans.
Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Ik hoorde verder geen vragen meer.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Het is mij duidelijk geworden dat de Partij van de Arbeid-fractie veel heil verwacht van het BIT en dat zij dit als een zo onafhankelijk mogelijk instituut wil zien opereren, residerend onder de minister voor Wonen en Rijksdienst. In de brief van de minister miste ik wel twee zaken. De eerste is het oordeel van het BIT. Het BIT mag niet oordelen over het wel of niet doorgaan van projecten. Hoe denkt de fractie van de Partij van de Arbeid daarover? De tweede is het tussentijds toetsen. Bij projecten die al in gang zijn gezet en niet lopen zoals ze moeten lopen, zou het BIT tussentijds een oordeel kunnen geven. Daar zouden we aan kunnen ontlenen dat we ermee moeten stoppen. Hoe denkt de fractie van Partij van de Arbeid over deze twee zaken?
Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Dat zou via een motie geregeld kunnen worden. Dat heb ik ook betoogd. Ik heb een aantal vragen gesteld. Ik heb een bepaalde visie over de wijze waarop het BIT moet functioneren. Natuurlijk kan er sprake zijn van tussentijdse toetsing. Ik vind ook dat het BIT uiteindelijk moet beslissen welke rapporten er naar de Kamer komen. Het BIT moet als organisatie door ons ingericht worden, op de wijze waarop de Kamer naar het rapport kijkt.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dit is in ieder geval een heel duidelijk antwoord op mijn tweede vraag. Mijn eerste vraag was of het BIT wel of niet bevoegd moet zijn om een oordeel te geven. Daarmee zou het dichter tegen de wens van de commissie-Elias aan zitten. Het BIT zou dan bepalen of er wel of niet wordt gestart met een project.
Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
In het eerdere debat hebben we het hier ook over gehad. Het schurkt ook een beetje tegen het Kamerlidmaatschap aan. Stel dat de Kamer een project bedenkt en het BIT oordeelt dat de uitvoering ervan hoogst onverstandig zou zijn en ook zegt dat het project niet mag doorgaan, dan haal je voor mijn gevoel de onafhankelijkheid van het Kamerlid weg. Volgens mij deelt D66 dat gevoel. Ik vind wel dat het oordeel zwaar moet wegen. De vraag is hoe je dat afdwingt. Ik vind dit wel iets om goed over na te denken. In een democratisch bestel blijft een oordeel een lastig verhaal. Wij krijgen natuurlijk heel veel rapporten. Vaak staat er ook een oordeel in, maar besluit de Kamer toch anders. Zou het oordeel alleen voor het kabinet moeten gelden of ook voor de Kamer? Ik geloof dat ik geen wedervraag mag stellen, maar voor mijn beeldvorming vraag ik het toch maar.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dat zou uiteraard voor alle partijen moeten gelden. Gelijke monniken, gelijke kappen. Mevrouw Oosenbrug is het met mij eens dat er wel een oordeel moet liggen. Ik las in de brief dat er eigenlijk geen oordeel wordt verwacht van het BIT. Het moet eigenlijk alleen een soort adviserende functie hebben. Als er een negatief oordeel ligt, is het dan redelijk om te veronderstellen dat er altijd op gereageerd moet worden, in ieder geval door het kabinet, en dat de pijnpunten die het BIT aangeeft, altijd ook nader onderzocht moeten worden? Kunnen we elkaar daarin vinden?
Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Wat ik dan altijd bepleit is "ja, tenzij", in de zin dat je het aanneemt tenzij je goede redenen hebt om het niet te doen. Dat zou voor mij hier ook gelden. Als er een oordeel komt en je besluit er niet in mee te gaan, leg dan uit waarom je er als kabinet een ander oordeel over hebt. Dat is dus dat "ja, tenzij" en in dit geval zou het dan "nee, tenzij" zijn.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Hoewel dit een interessante discussie is, gaat die volgens mij voorbij aan wat ICT is. ICT is natuurlijk een middel en geen doel. Het gaat er namelijk om hoe je zaken organiseert. Het zou dan raar zijn dat als de politiek een visie heeft op hoe de samenleving op een bepaald onderdeel moet worden aangepast, het BIT daarvan dan vervolgens zegt: dat gaan we niet doen. Techniek betreft de vraag hoe je zaken organiseert. In het rapport van de commissie-Elias gaat het niet alleen om de vraag waar je het BIT aan ophangt maar ook om de vraag of het BIT doorzettingsmacht heeft, dus de sluisfunctie. Is de PvdA-fractie van mening dat die sluisfunctie er moet komen of is het wat haar betreft iets van: in bepaalde situaties kunnen we het naast ons neerleggen? Ik wil dat toch wel weten want anders zijn die stevige woorden van mevrouw Van Oosenbrug een beetje obligaat.
Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Misschien dat u het gemist hebt maar ik heb zo-even een heel betoog gehouden over hoe de PvdA het BIT ziet, namelijk als een kleine slagvaardige organisatie zonder bureaucratische laag. Dus ergens spreken we nu een andere taal. Mijn fractie wil dat het BIT een positie krijgt waarbij het slagkracht heeft.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Maar door allleen te zeggen dat een organisatie slagkracht moet hebben, heeft die organisatie die slagkracht nog niet. Dus hoe wil de PvdA-fractie dat dan organiseren? Is het een stafonderdeel van het ministerie voor Wonen en Rijksdienst waar mensen op basis van een instellingsbesluit stukken naar de Kamer moeten sturen en waar dan ook naar geluisterd moet worden? Of is het zo'n "Van Gend & Loos"-dingetje, in de zin van een advies dat wel meegenomen wordt maar waar vervolgens nooit meer over gesproken wordt?
Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Ik vind het een beetje jammer dat u een karikatuur maakt van dit hele debat. We hebben het er hier met z'n allen over gehad dat het BIT ongelofelijk belangrijk is. Het wordt nu echter aan de hand van wat verkleinwoordjes en opmerkingen in de trant dat het geen tandjes zou hebben, weggezet als iets wat wel opgetuigd wordt maar wat toch niets wordt. In feite wordt daarmee nu al gezegd dat je er geen vertrouwen in hebt. Ik snap dat niet. Ik wil dit BIT optuigen met slagkracht, doorzettingskracht et cetera. Dat kunnen we als Kamer organiseren als we daarover consensus bereiken. Dan maken we een prachtige motie die vervolgens in meerderheid wordt aangenomen en dan zijn we er.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik wil graag mooi weer, maar dat kan ik hier ook niet afdwingen, misschien wel in je hoofd, maar niet daadwerkelijk als je door het raam naar buiten kijkt. Ik wil graag van de PvdA weten wanneer dat BIT die slagkracht en doorzettingsmacht heeft die zij blijkbaar zo belangrijk vindt maar waar zij tot nu toe geen nadere duiding aan kan geven. Misschien is het iets voor de tweede termijn.
Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Over het weer gaan we als Kamer niet maar we gaan wel over de indeling van het BIT. We hebben met elkaar een bepaalde visie op hoe het BIT er uit moet gaan zien, wat het moet gaan doen en wat het moet gaan betekenen. Daar zijn we toch met elkaar over in debat? We hebben nu de eerste termijn. We hebben allemaal laten horen wat we belangrijk vinden aan het BIT. Schijnbaar hebt u mijn bijdrage waarin ik heb aangegeven wat ik belangrijk vind aan het BIT, niet gehoord. Ik vind dat heel jammer, maar ik pas er voor om mijn betoog steeds te herhalen.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors de vergadering voor de lunchpauze. Daarna beginnen we met de regeling van werkzaamheden die — ik waarschuw maar alvast — niet heel lang zal duren. Vervolgens gaan we luisteren naar de beantwoording van de minister in eerste termijn.
De vergadering wordt van 12.10 uur tot 13.03 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20142015-73-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.