4 Belastingverdragen

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 23 januari 2013 over belastingverdragen.

De voorzitter:

Ik richt een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris van Financiën, die ons ondanks de sneeuwval heeft weten te bereiken. Het debat heeft zes deelnemers, van wie er vijf iets gaan zeggen. Als eerste is het woord aan de heer Van Vliet. Zijn spreektijd bedraagt twee minuten, maar het mag ook korter.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik zou er bijna om lachen, twee minuten voor het belangrijkste fiscale debat sinds eeuwen.

Voorzitter. Ik stoor mij mateloos aan de discussies over belastingparadijzen. In Nederland betaal je toeristenbelasting als je in eigen land op vakantie gaat. Als je een hond hebt, betaal je belasting. Als je meer dan grosso modo € 50.000 verdient, betaal je meer dan de helft van je inkomen aan de Staat. Dat is een van de hoogste tarieven ter wereld. Als je als vennootschapsplichtig bedrijf iets geregeld wilt hebben, moet je loopgravenoorlogen voeren met de Belastingdienst. Dat is allemaal prima geregeld, maar om nou te zeggen dat we een belastingparadijs zijn; nee.

Ik dien dan ook de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een actuele discussie plaatsvindt over belastingontwijking door grote bedrijven via belastingparadijzen;

overwegende dat sprake kan zijn van Nederland als fiscaal gunstige vestigingsplaats door ons verdragennetwerk, onze rulingpraktijk en onze deelnemingsvrijstelling;

overwegende dat dit geenszins de voor Nederland kwalijke kwalificatie van belastingparadijs rechtvaardigt;

verzoekt de regering, deze kwalificatie te verwerpen en waar mogelijk in de discussie erop aan te dringen deze kwalificatie achterwege te laten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (25087).

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. Mijn tweede en laatste motie betreft het gegeven dat wij een gunstig fiscaal vestigingsbeleid hebben en dat vele andere landen met ons op dit punt willen concurreren, met name het Verenigd Koninkrijk, waar men zich stoort aan koffiebedrijven die de belasting zouden ontwijken via Nederland. Vervolgens gaan ze er in Amerika reclame voor maken dat ze dat in Engeland vooral zelf moeten doen. Ik snap het niet meer.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland naast andere aantrekkelijke punten ook een gunstig fiscaal vestigingsklimaat heeft;

overwegende dat ons verdragennetwerk, onze nationale deelnemingsvrijstelling en onze ATR/APA-praktijk hieraan in belangrijke mate bijdragen;

overwegende dat een gunstig fiscaal vestigingsklimaat van zeer groot belang is voor onze economie en onze welvaart en dat andere landen daarom fiscaal willen concurreren met ons;

verzoekt de regering, in de actuele discussie over fiscale vestigingsklimaten geen eenzijdige stappen te zetten die afbreuk zouden doen aan de Nederlandse positie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (25087).

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Ik moedig de staatssecretaris aan om niet alleen te wachten op de OESO en de Europese Commissie, maar om ook zelf stappen te zetten. Daartoe dien ik de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie de lidstaten aanbeveelt een reeks criteria vast te stellen voor het identificeren van landen die niet voldoen aan de minimumnormen voor goed bestuur in belastingzaken, ofwel belastingparadijzen;

overwegende dat de definitie die de OESO voor het begrip "belastingparadijs" hanteert zodanig is dat geen enkel land als belastingparadijs wordt aangemerkt;

verzoekt de regering, zich in internationaal verband in te zetten voor een aangescherpte definitie van het begrip "belastingparadijs",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Merkies en Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (25087).

De heer Van Vliet (PVV):

Als die criteria inderdaad zouden worden aangescherpt, wat in internationaal verband voorstelbaar is, zou Nederland naar mening van de heer Merkies daar dan onder gaan vallen?

De heer Merkies (SP):

Naar mijn mening valt Nederland op dit moment inderdaad onder de definitie van belastingparadijzen. Wij zijn een doorvoer- en doorsluisparadijs voor belastingen.

De heer Van Vliet (PVV):

Blijft de heer Merkies bij zijn mening als ik hem zelf uit eigen ervaring vertel dat je, als je een deal wilt sluiten met de fiscus in Nederland, complete loopgravenoorlogen moet voeren, dat heel streng wordt bekeken of je aan alle regels voldoet en dat wij heel hoge tarieven hebben? Waar zit dan dat belastingparadijs?

De heer Merkies (SP):

De heer Van Vliet negeert de praktijk van de 20.000 postbusbedrijven volledig en het feit dat wij hier allerlei faciliteiten hebben waarmee men belasting doorsluist door Nederland. Er gaat jaarlijks 10 biljoen door Nederland heen op weg naar belastingparadijzen vanwege allerlei maatregelen als deelnemingsvrijstelling en 0% bronheffing et cetera.

De voorzitter:

Dat is hartstikke mooi, dit is een VAO. Hebt u nog andere moties?

De heer Merkies (SP):

Ja.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bedrijven niet hoeven aan te geven hoeveel belasting zij afdragen in ieder land waar zij actief zijn;

overwegende dat als gevolg daarvan niet kan worden onderzocht hoeveel internationaal opererende bedrijven effectief aan belasting afdragen;

verzoekt de regering, zich in te zetten om country-by-country reporting op Europees niveau door te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Merkies en Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (25087).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bedrijven geen werknemers in dienst hoeven te hebben om een tax ruling te krijgen;

overwegende dat bedrijven die geen werknemers in dienst hebben daardoor kunnen worden bevoordeeld ten opzichte van nationaal opererende bedrijven die wel werknemers in dienst hebben;

verzoekt de regering, in het dienstverleningsbesluit op te nemen dat alleen bedrijven die werknemers in dienst hebben een tax ruling kunnen krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (25087).

De heer Merkies (SP):

Dan kom ik op mijn laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bedrijven voor het verkrijgen van een tax ruling aan enkele eisen moeten voldoen;

overwegende dat bij velen de vraag leeft of voldoende wordt toegezien op naleving van deze eisen, ook nadat een bedrijf een tax ruling heeft gekregen;

verzoekt de regering, het toezicht op naleving van de eisen waaraan moet worden voldaan om een tax ruling te verkrijgen tegen het licht te houden en de Kamer per brief over de uitkomsten hiervan te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (25087).

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden in het AO en de brief over het Holland Financial Centre. Ik begrijp hem nog niet helemaal, maar wij horen graag uit wie de toezichtcommissie bestaat. Kan de staatssecretaris nog eens uitleggen wie er advies mag geven? Hoe kan het advies openbaar zijn, voordat wij hier kunnen spreken over de brievenbusfirma's?

Ik verbaas mij wat over moties van collega's, waarin staat dat wij het er niet meer over hebben, terwijl het onderzoek nog naar de Kamer moet komen. Ik vind dat een wat rare volgorde. Laat ik het zo maar zeggen. Dan hadden wij ook niet hoeven vragen om een onderzoek hiernaar. Ik verzoek de staatssecretaris om, op het moment dat hij het onderzoek naar de Kamer stuurt, te reageren op de laatste stand van zaken bij de OESO-onderzoeken hiernaar. De OESO doet op dit moment een vrij brede aanbeveling. Misschien kan hij dit in de meibrief tegelijk meenemen, zodat wij dan kunnen bekijken in welke mate er actie moet worden ondernomen of niet.

De voorzitter:

U hebt nog één minuut voor twee moties.

De heer Omtzigt (CDA):

Inderdaad, ik heb ze lekker kort gehouden, althans voor mijn doen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de EU belastingontduiking plaatsvindt ter waarde van 850 miljard per jaar;

van mening dat dit effectief bestreden dient te worden en dat landen hier goed van elkaar kunnen leren;

verzoekt de Nederlandse regering, voorstellen te doen in de Ecofin zodat Europese belastingdiensten bij elkaar een audit doen om processen en inning te verbeteren;

verzoekt de regering tevens, de Kamer te berichten over de resultaten van deze voorstellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (25087).

De heer Omtzigt (CDA):

Vergeet niet: als de 850 miljard aan ontduiking opgespoord was, zat heel Europa binnen de 3%-norm. Wij hebben als CDA liever dat de belastingontduiking opgespoord en aangepakt wordt dan dat er hogere belastingpercentages geheven worden.

Mijn tweede motie gaat over belastingverdragen met ontwikkelingslanden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de nieuwe regering nieuwe ambities heeft op het punt van verdragen voor ontwikkelingslanden;

verzoekt de regering, en in het bijzonder de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van Financiën, samen een brief te schrijven over welk kader geldt voor ontwikkelingslanden en welke landen als zodanig worden aangemerkt;

verzoekt de regering tevens, indien nodig, een update te maken van het toetsingskader voor de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt en Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (25087).

De heer Omtzigt (CDA):

Hier gaat het dus om het feit dat …

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Omtzigt. U bent door uw tijd heen.

De heer Omtzigt (CDA):

Daar had u bij de anderen geen last van, mijnheer de voorzitter.

De voorzitter:

Jawel. Twee minuten is twee minuten bij mij.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ben het volledig eens met de heer Van Vliet: Nederland is geen belastingparadijs voor burgers en mensen die een klein bedrijf hebben, mkb'ers, maar wel voor grote multinationals die proberen om via Nederland belastingen te omzeilen. Volgens mij moeten we juist dat aanpassen, omdat het niet te verkopen is. Het is niet eerlijk ten opzichte van al die burgers en hardwerkende Nederlanders die wel het volle pond aan belastingen moeten betalen, terwijl de grote multinationals dat niet hoeven.

Ik heb een drietal moties. Ze zijn minder kort dan die van de heer Omtzigt, dus ik zal snel verder lezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat belastingconcurrentie in de Europese Unie het moeilijker maakt om de overheidsfinanciën op een eerlijke manier op orde te krijgen;

overwegende dat met een Europese grondslag de mogelijkheden om de afdracht van vennootschapsbelasting te ontwijken, aanzienlijk zullen afnemen;

overwegende dat de Europese Commissie reeds in 2011 een voorstel heeft gedaan voor een Common Consolidated Corporate Tax Base, maar dit voorstel vooralsnog vastzit in de Raad van Ministers;

overwegende dat het niet te verkopen is dat landen enerzijds hard en snel ingrijpen in het beperken van overheidsuitgaven, terwijl maatregelen die de overheidsinkomsten verbeteren, in een slakkengang vooruitgaan;

verzoekt de regering, het initiatief te nemen om in Europa een kopgroep te vormen die zich inspant om de impasse met betrekking tot een Common Consolidated Corporate Tax Base binnen de Raad te doorbreken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (25087).

De heer Merkies (SP):

De heer Klaver realiseert zich toch wel dat hiermee alleen maar wordt voorgesteld dat er een extra stelsel komt, naast alle al bestaande stelsels? Daardoor kunnen bedrijven gaan shoppen naar het stelsel waar ze hun belasting willen betalen.

De heer Klaver (GroenLinks):

We denken dat dit voorstel nog niet het eindstation is. Het biedt ook de mogelijkheid, als we niet oppassen, tot juist meer concurrentie, maar het geeft ook meer transparantie. Je kunt beter vergelijken hoe landen met elkaar concurreren op het gebied van de belastingen. Die transparantie kan een belangrijke stap zijn op weg naar een verdere harmonisatie in ook de Europese Unie.

De voorzitter:

Afrondend, kort.

De heer Merkies (SP):

Niet als er een extra stelsel komt. Bovendien komt er geen minimumtarief. Als dat er wel zou komen en er één stelsel zou komen, dan zou het een heel ander verhaal zijn.

De heer Klaver (GroenLinks):

Wij zijn ook voor zo'n minimumtarief.

De heer Groot (PvdA):

Het voorstel voor een CCCTB is een voorstel om het tarief vrij te laten. Dat zal een race naar de bodem versterken. Is de heer Klaver zich daarvan bewust? Vervolgens: dit is toch een verschuiving van de belastinggrondslag van, plat gezegd, Nederland naar Duitsland? Hoe draagt dat voor Nederland, en ook voor andere landen, bij aan verbetering van het overheidstekort?

De heer Klaver (GroenLinks):

Omdat het tarief niet vaststaat, dreigt inderdaad het gevaar dat er een race naar de bodem ontstaat. Die is er volgens mij nu al. Dat is voor mij een belangrijk argument om toch te zeggen dat dit een goed initiatief is. Waarom? Omdat je daarmee beter kunt vergelijken wat er gebeurt in die landen. Wat betreft dat andere punt: we zijn juist voor de verdere Europese integratie, het gelijktrekken van de taksbasis in alle landen van de Europese Unie.

De voorzitter:

Uw tweede motie.

De heer Klaver (GroenLinks):

Die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat HFC aangeeft dat de minister van Financiën alsmede de financieel woordvoerders van de coalitiepartijen hebben uitgesproken dat zij de publiek-private samenwerking in de stichting Holland Financial Centre niet langer wenselijk achten, omdat dit een schijn van rolvermenging tussen private sector, toezichthouders en overheid met zich meebrengt;

overwegende dat HFC besloten heeft niet verder te gaan in de huidige vorm vanwege de grote kritiek vanuit de politiek op HFC;

overwegende dat hiermee de geloofwaardigheid van het onderzoek van HFC naar de non-banking sector onder druk staat;

verzoekt de regering om een nieuw onderzoek en verzoekt haar tevens, dit onderzoek uit te besteden aan de Algemene Rekenkamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver en Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (25087).

De heer Groot (PvdA):

Voorzitter. Ik heb vandaag geen moties en ik zal uitleggen waarom. Het debat over het fiscale verdragsbeleid is nog lang niet afgerond. Het is pas begonnen. De Partij van de Arbeid wacht het onderzoek af van de Stichting voor Economisch Onderzoek, waarin de geldstromen van en naar Nederland en het economische belang van schakelvennootschappen, brievenbusmaatschappijen, of de schadelijkheid daarvan, in beeld worden gebracht.

Ik benadruk wel dat de Partij van de Arbeid hecht aan een goede internationale fiscale reputatie van Nederland. Als daarvoor maatregelen nodig zijn, zullen wij die steunen. Wij moeten echter wel eerst een scherp beeld hebben van wat wij precies willen aanpakken, hoe effectief dat is en welke gevolgen dat heeft voor Nederland en andere landen. Daarom wachten wij dat onderzoek af.

Ten slotte sluit ik mij graag aan bij de oproep van de heer Omtzigt aan het kabinet om met een reactie te komen op het jongste rapport van de OESO over schadelijke belastingconcurrentie.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik begrijp dat de staatssecretaris reeds nu in staat is om alle tien de moties te becommentariëren.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Wij hebben onlangs een goed algemeen overleg gevoerd over het fiscale vestigingsklimaat. Ik meen dat ik de aantijgingen die wij soms in kranten lezen dat Nederland een belastingparadijs zou zijn, in mijn brief van januari aan de Kamer, maar ook in mijn brief van het vorige voorjaar ontkracht heb. Daarin heb ik aangegeven dat wij in Nederland strijden voor een buitengewoon goed fiscaal vestigingsklimaat en dat wij er ook voor hebben te zorgen, zoals de heer Groot al aangaf, dat onze internationale reputatie goed blijft. Ik heb al eerder in een debat gezegd dat ik er niet voor voel om hier ons eigen nest te bevuilen, en al zeker niet op basis van allerlei insinuaties die halve waarheden bevatten. Ik kan mij wat dat betreft ook wel vinden in de woorden die de heer Groot hierover heeft gebezigd. Op de vraag of aan de grote stromen die door Nederland gaan, kwalijke aspecten zitten, zullen wij adequaat moeten reageren.

Verder ben ik het zeer met de heer Van Vliet eens dat wij internationale mismatches in internationaal verband moeten aanpakken. De Britten, de Luxemburgers of de Zwitsers lachen zich een hoedje wanneer wij eenzijdig ons fiscale vestigingsklimaat verslechteren. Zij zullen de rode loper uitrollen voor bedrijven die zich in die landen vestigen. Ik voel daar niet voor. Ik knok voor elke plek en elke arbeidsplaats in dit land. Wat dat betreft ben ik blij met de steun die de heer Van Vliet daaraan expliciet geeft door middel van zijn twee moties. Overigens is belastingontwijking ook mij een doorn in het oog. Ik herhaal niet, zoals in de uitvoerige brief aangegeven, van welke mogelijkheden en welke mismatches gebruikgemaakt kan worden, maar ik geef andermaal aan dat ik in OESO-verband buitengewoon actief ben en dat mijn ambtenaren in dat verband buitengewoon actief zijn. Wij zullen deze problematiek echt gezamenlijk moeten aanpakken.

Er ligt een tussenrapport van de OESO. De heren Omtzigt en Groot hebben daarnaar gevraagd. De eerste inventarisatie van de problematiek is op 12 februari aan de G20 aangeboden. De OESO gaat nu aan de slag met drie focusgroepen en op zoek naar een internationale oplossing van het probleem. Daarbij worden overigens ook niet-OESO-leden betrokken. Het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties worden erbij betrokken. Naar verwachting komt de volgende rapportage bij de G20-meeting in Sint-Petersburg op 5 en 6 september aanstaande.

De tussenrapportage van de OESO strookt een-op-een met de brief die ik aan de Kamer heb geschreven. In de stukken van de OESO wordt geen speciale aandacht aan Nederland geschonken. Er zijn ook geen signalen dat het regime in Nederland uitzonderlijk wordt gevonden. Er wordt een overzicht gegeven van de knelpunten in belastingheffing bij internationale ondernemingen. Er wordt gevraagd om meer transparantie over de effectieve belastingdruk op multinationals en er wordt een aantal zogenaamde pressure areas gesignaleerd. Gedacht moet worden aan het gebruik van mismatches tussen verschillende nationale stelsels, de gebrekkige werking van antimisbruikbepalingen, planningsmogelijkheden met financiering binnen concerns, gebreken in de internationale transfer pricing standard en beginselen van verdeling van heffingsrechten tussen landen die niet voldoende meeontwikkeld zijn met economische veranderingen. Ook wordt geadresseerd dat preferentiële regimes worden aangepakt, waarbij gekeken zal worden naar substance en transparantie.

In het gremium van de OESO ben en blijf ik actief. Ik verwacht niet dat wij de komende maanden nadere informatie krijgen waar wij concreet wat mee kunnen. Ik zeg dus niet toe om daar in de meibrief aan de Kamer op terug te komen. Du moment dat de OESO haar volgende rapportage aanlevert, zal ik de Kamer daarover rapporteren. Dat zal ergens in de loop van september zijn.

De voorzitter:

Dat lijkt mij een mooie toezegging. Zullen wij even naar de moties gaan? Het zijn er maar liefst tien.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Ik ga graag door naar de moties. In de motie op stuk nr. 35 vraagt de heer Van Vliet de regering om de kwalificatie van belastingparadijs voor Nederland te verwerpen en om deze kwalificatie waar mogelijk in de discussies achterwege te laten. Ik denk dat ik met mijn inleiding al heb aangegeven dat ik die kwalificatie voor Nederland verre van mij werp. Ik vind het bevuiling van het eigen nest, die alleen maar schade voor Nederland oplevert. Het zou mij zeer welgevallen als de meerderheid van de Kamer mij hierin nadrukkelijk en expliciet ondersteunt.

Ik kom op de motie op stuk nr. 36. Daarin wordt de regering verzocht om in de actuele discussie over de fiscale vestigingsklimaten geen eenzijdige stappen te zetten die afbreuk zouden doen aan de Nederlandse positie. Ook met die motie ben ik het zeer eens. Dit is een ondersteuning van het beleid dat ik uiteengezet heb in de brief van januari. Ik teken daarbij aan dat ik in het AO heb toegezegd dat ik, als er afspraken zijn gemaakt in onze ATR/APA-praktijk, of er gaten zitten in de naleving, daar nader onderzoek naar laat doen en de Kamer daarover rapporteer, gelijktijdig met de kabinetsreactie op het SEO-onderzoek. Ik neem aan dat de heer Van Vliet dat soort acties vindt passen binnen deze lijn. Ik ga ervan uit dat de heer Van Vliet hiermee bedoelt dat wij nu niet het DVL-besluit gaan aanpassen.

De voorzitter:

En wat is het oordeel van de staatssecretaris?

Staatssecretaris Weekers:

Het oordeel van de staatssecretaris is dat hij deze motie warm aanbeveelt bij de Kamer.

De voorzitter:

Nou, mijnheer Van Vliet, geniet ervan.

De heer Van Vliet (PVV):

Zeker. Ik sluit mij aan bij de context die de staatssecretaris schildert. Dat wil ik even bevestigen.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 37.

Staatssecretaris Weekers:

Dat is een motie van de heren Merkies en Klaver. In de eerste overweging staat dat er landen moeten worden geïdentificeerd die niet voldoen aan de minimumnormen voor goed bestuur in belastingzaken. Op een vraag van de heer Van Vliet heeft de heer Merkies aangegeven dat hij vindt dat Nederland onder de definitie van belastingparadijs zou moeten vallen. Uit mijn woorden van zojuist kan worden opgemaakt dat ik deze motie, gezien de context, met de grootste klem ontraad.

De voorzitter:

"Met de grootste klem ontraad". De heer Merkies. Kort, graag.

De heer Merkies (SP):

Allereerst staat in deze motie niet dat Nederland een belastingparadijs is. Maar kom, ik bedoel, we hebben hier vrijheid van meningsuiting, ik mag toch zeggen dat ik Nederland een belastingparadijs vind? Ik denk dat daar heel goede redenen voor zijn. Om dat "nestbevuiling" te noemen, dat gaat me echt te ver.

Staatssecretaris Weekers:

Daarom blijf ik bij mijn oordeel over deze motie. De heer Merkies heeft deze motie uitdrukkelijk geplaatst in de context dat hij vindt dat Nederland een belastingparadijs is. Dus ben ik absoluut niet bereid om deze motie uit te voeren in die context. Wel maak ik mij in allerlei internationale fora druk om belastingontwijking tegen te gaan en om te zorgen dat we aan "belastingparadijzerij" een einde maken. Ik heb daar maandag in de eurogroep nog iets over gezegd tegen Cyprus. Als het erom gaat dat ik de lat in internationaal verband hoger wil leggen, dan zeg ik dat ik daar allang mee bezig ben. Gezien de context waarin de heer Merkies deze motie heeft geplaatst, ontraad ik haar.

De heer Merkies (SP):

Die context doet hier zelfs niet eens ter zake, want het gaat erom met welke landen je zaken wilt doen en met welke landen je belastingverdragen wilt sluiten. De Commissie heeft voorgesteld om een lijst op te stellen met landen waarmee dat niet het geval is. Dat heeft überhaupt al geen betrekking op jezelf.

De voorzitter:

En uw vraag?

De heer Merkies (SP):

Dan is dit niet van toepassing.

Staatssecretaris Weekers:

Zolang de heer Merkies volhoudt dat Nederland een belastingparadijs is, ga ik niet met hem mee. Verder zorg ik ervoor dat ik in Europa- en OESO-verband mijn deuntje meeblaas om ervoor te zorgen dat de lat hoger wordt gelegd en dat we mismatches aanpakken.

De voorzitter:

Helder.

Staatssecretaris Weekers:

In de motie op stuk nr. 38 van de leden Merkies en Klaver wordt de regering verzocht, zich in te zetten om "country-by-country"-reporting op Europees niveau door te voeren. Dit is een open deur. De Kamer heeft in de brief van 8 februari jongstleden van collega Kamp kunnen lezen dat het kabinet inzet op een Europese rapportageplicht die zo veel mogelijk in lijn is met de verplichtingen in de Amerikaanse wetgeving in het kader van de Dodd-Frank Act. Ik heb al eerder aangegeven dat dit punt vooral op het terrein van de collega's Kamp en Opstelten ligt. Zij zullen zich in Europees verband buigen over de richtlijn die in eigen wetgeving zal moeten worden geïmplementeerd. Daar dient deze discussie te worden gevoerd. De lijn van het kabinet is duidelijk. Ik heb geen enkele behoefte aan deze motie.

De heer Merkies (SP):

Eerst zegt de staatssecretaris dat de motie ondersteuning van kabinetsbeleid is, en vervolgens raadt hij haar af. Dat is toch vreemd?

Staatssecretaris Weekers:

Dan is deze motie volstrekt overbodig en kan de heer Merkies haar intrekken. Ik heb verwezen naar een brief van vorige week. Die brief is klip-en-klaar. Als de heer Merkies dan hierover een motie indient, ga ik ervan uit dat ze een verdergaande strekking heeft dan de brief. Anders kan hij zich gewoon aansluiten bij de brief van collega Kamp.

De heer Merkies (SP):

Er staat wat er staat: "country-by-country"-reporting in Europees verband. Dat lijkt me klip-en-klaar.

Staatssecretaris Weekers:

Ik heb daarvan gezegd wat ik heb gezegd. Ik kom daar niet meer op terug.

In de motie op stuk nr. 39 van het lid Merkies wordt de regering verzocht, in het dienstverleningsbesluit op te nemen dat alleen bedrijven die werknemers in dienst hebben een tax ruling kunnen verkrijgen. Ik ben daarop in eerdere brieven aan de Kamer al ingegaan. Zojuist heb ik tegen de heer Van Vliet gezegd dat ik zijn motie krachtig ondersteun om niet eenzijdig onze wetgevingseisen et cetera op te schroeven. Wij pakken dit thema in internationaal verband aan. Ik acht deze motie in strijd met de motie van de heer Van Vliet, die ik zojuist heb omarmd. Daarom ontraad ik deze motie. Bovendien is ze ontijdig. Mocht je hier al over willen spreken, dan zul je toch eerst het SEO-onderzoek moeten afwachten.

De motie op stuk nr. 40 van de heer Merkies verzoekt het toezicht op naleving van de eisen waaraan moet worden voldaan om een tax ruling te verkrijgen, tegen het licht te houden en de Kamer per brief over de uitkomsten hiervan te informeren. Aan deze motie heb ik ook geen behoefte, want ik heb al de heel duidelijke toezegging gedaan in het algemeen overleg dat ik met name de naleving en het toezicht op de tax rulings en op vergelijkbare gevallen die niet vooraf om zekerheid hebben gevraagd, zal laten analyseren en de Kamer daarover zal informeren.

De voorzitter:

En dus ontraadt u de motie.

Staatssecretaris Weekers:

Ja.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 41 van de heer Omtzigt. In deze motie constateert hij dat er in de EU belastingontduiking plaatsvindt ter waarde van 850 miljard euro per jaar. Ik kan zo niet een-twee-drie plaatsen waar dit getal vandaan komt. Hoe dan ook, om het zo met nadruk te stellen als de heer Omtzigt doet, kan in ieder geval niet. Ik denk dat niemand dat kan, want zaken die worden ontdoken kun je nooit precies aangeven. Ik ben het wel met de heer Omtzigt eens dat belastingontwijking en belastingontduiking krachtig moeten worden bestreden. Daar zet ik mij ook voor in in EU-verband, bijvoorbeeld ook in het kader van een nieuw te ontwikkelen quick reaction mechanism teneinde btw-carrouselfraude veel sneller en effectiever gezamenlijk in Europa te kunnen aanpakken. Ik zet mij ervoor in dat dit onder het Ierse voorzitterschap tot een besluit komt. Daar spreek ik graag nader over met de Kamer. Ik zie het niet zitten om in Ecofinverband voorstellen te doen om de belastingdiensten gezamenlijk een audit te laten doen. Laten we in Europa maar eerst eens beginnen elkaar daar te helpen waar die hulp nodig is. Ik denk bijvoorbeeld aan wat de Nederlandse Belastingdienst doet ten aanzien van het technische assistentie verlenen aan de Grieken, wat misschien ook mogelijk is bij de Cyprioten en op andere plaatsen. Dus ik zou hier mijn energie niet in willen steken, maar ik ben het wel met de heer Omtzigt eens dat we belastingontduiking krachtig moeten aanpakken. Ik zou ook best graag een debat met de heer Omtzigt willen hebben over de modaliteiten en het instrumentarium dat we daarvoor hebben en over de ideeën die daarover bestaan. Ik zou die graag eens met hem door willen akkeren, maar zijn motie op dit punt zou ik willen ontraden.

De heer Omtzigt (CDA):

Dat bedrag van 850 miljard komt uit een brief van de Commissie die de staatssecretaris ons heeft doorgestuurd. Dus ik ga er maar van uit dat dit informatie is die bij benadering klopt. Waar de staatssecretaris zegt dat we wel een audit moeten doen, vind ik het wel jammer dat hij vervolgens zegt dat dit eigenlijk niet als voorstel gedaan moet worden. Het is van tweeën een: of we vinden dat die belastinginning verbeterd moet worden in Griekenland en Cyprus en nog een aantal landen, zoals Roemenië, Bulgarije en Kroatië …

De voorzitter:

En uw vraag?

De heer Omtzigt (CDA):

Is de minister bereid om zo'n voorstel te doen of vindt hij die audits gewoon nutteloos en vindt hij dat het probleem maar opgelost moet worden door belasting van Nederland over te hevelen naar die landen?

Staatssecretaris Weekers:

Ik zeg niet dat het nutteloos is, maar ik kan de energie en de beschikbare capaciteit van de Belastingdienst maar één keer inzetten. De capaciteit die we hebben in het kader van technische assistentie zet ik graag in voor landen zoals Griekenland. Ik wil best met de heer Omtzigt de discussie erover aangaan of we die ook in de richting van andere specifieke landen moeten aanbieden. Ik wil die capaciteit ook inzetten ten aanzien van bepaalde ontwikkelingslanden waar de belastingdiensten aldaar ook wel wat versterking kunnen gebruiken. Ik heb dat eerder ook aangegeven in een brief. Ik voel er echter niets voor om een onderling auditcircus op te zetten in de Europese Unie; daar zijn we nog lang niet voor klaar. Dus dit voorstel komt wat mij betreft neer op het in Europees verband trekken aan een dood paard. Wel wil ik graag de discussie met de heer Omtzigt aangaan over de vraag of er manieren te vinden zijn om het doel dat hij en ik nastreven, namelijk de aanpak van belastingontwijking en belastingontduiking, te bereiken.

De motie op stuk nr. 42 van de heren Omtzigt en Merkies verzoekt de regering en in het bijzonder de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Handel en de staatssecretaris van Financiën samen een brief te schrijven over welk kader geldt voor ontwikkelingslanden en welke landen als zodanig worden aangemerkt en verzoekt de regering tevens, indien nodig, een update te maken van het toetsingskader voor de Kamer. Hiervan zou ik ook willen zeggen dat ik hier al mee bezig ben, waarbij ik geen apart kader zou willen benoemen en ook geen limitatieve lijst van landen. Ik ben wel met collega Ploumen bezig om te kijken naar ontwikkelingslanden waar we belastingverdragen mee hebben. Dat kunnen de landen zijn met de laagste inkomens, maar ook landen die al in een verder stadium van ontwikkeling zijn. Collega Ploumen en ik zoeken samen een handvol landen uit, waarbij we zeggen: God, hier verdient het aanbeveling om de verdragen eens even tegen het licht te houden, hetzij omdat we signalen hebben dat die landen met de verdragen van ons niet meer goed uit de voeten kunnen, hetzij omdat we signalen krijgen dat het anderszins nodig is om ze tegen het licht te houden. Daarover stuur ik de Kamer samen met collega Ploumen een brief. Dat zeg ik graag toe. Ik zou de heer Omtzigt willen vragen om deze motie niet in stemming te brengen en genoegen te nemen met mijn toezegging, omdat de motie suggereert om daar weer een heel kader voor te gaan opstellen. Dat vind ik allemaal te bureaucratisch.

De voorzitter:

Helder, minister. U vraagt de heer Omtzigt om zijn motie aan te houden of in te trekken.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter, ik moet daarover even nadenken. Ik heb er niet voor niets "indien nodig" bij gezet. De staatssecretaris kan namelijk van mening zijn dat hij dat niet nodig acht. Alle mogelijkheden zitten er verder in, want het staat niet in een limitatieve lijst. Er staat: geef ongeveer aan waarvoor u het bedoelt.

De voorzitter:

Duidelijk. De heer Omtzigt houdt zijn motie niet aan. Wat is dan het oordeel van de staatssecretaris?

Staatssecretaris Weekers:

Als de heer Omtzigt bereid is zijn motie aan te houden, dan zou ik zeggen dat hij haar moet aanhouden tot na de brief van collega Ploumen en mij. Die brief komt er. Heb verder vertrouwen in het professional judgement van collega Ploumen en mijzelf! Mocht de heer Omtzigt de motie toch in stemming willen brengen, dan is dat prematuur en moet ik de motie daarom ontraden.

In de motie op stuk nr. 43 verzoekt de heer Klaver de regering, het initiatief te nemen om in Europa een kopgroep te vormen die zich inspant om de impasse met betrekking tot een common consolidated corporate tax base te doorbreken. Deze motie ontraad ik, maar ik denk niet dat ik dat krachtig hoef te doen, want de Kamer heeft een gele kaart uitgereikt aan de Commissie, omdat de Kamer in overgrote meerderheid vindt dat Europa zich hiermee niet moet bemoeien. De Kamer vindt die CCCTB een buitengewoon slecht idee. Alleen de fractie van GroenLinks ziet er brood in. Ik kan het niet treffender zeggen dan de heer Groot: eigenlijk verschuif je belastinginkomsten en de belastinggrondslag van innovatieve landen als Nederland in de richting van landen met een wat traditionelere economie als Duitsland. Dit kost ons dus geld. Dit kost ons welvaart. Dit is slecht en daarom ontraad ik de motie.

De laatste motie is de motie op stuk nr. 44 van de heren Klaver en Merkies. De heer Klaver trekt in deze motie de geloofwaardigheid van het onderzoek van SEO in twijfel. Hij heeft dat ook al tijdens het algemeen overleg gedaan en dat heeft hem toen een reprimande van de heer Groot opgeleverd. Ik had het niet beter kunnen doen. SEO is een onafhankelijk economisch onderzoeksinstituut van naam, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Ik heb groot vertrouwen in dit onderzoek. Ik heb de Kamer er eerder bovendien op gewezen dat er in de klankbordgroep ook partijen zitten als Tax Justice en SOMO. Die partijen worden dus ook gehoord door SEO. Als zij echter vinden dat hun punten onvoldoende worden opgemerkt en becommentarieerd in het onderzoek, dan zal ik, zodra ik kennis krijg van het onderzoek, ervoor zorgen dat het in elk geval ter consultatie wordt voorgelegd. Dan krijgen clubs als Tax Justice wat mij betreft twee weken de tijd om een stevige reactie te schrijven als ze het er niet mee eens zijn, zodat ik twee weken later in mijn kabinetsreactie ook de reacties van Tax Justice en SOMO kan meenemen. Dat is de werkwijze die ik al eerder met de Kamer heb afgesproken. Als de Kamer zegt dat zij dit onderzoek niet meer hoeft en een nieuw onderzoek wil laten uitvoeren, dan schuift de discussie weer een jaar op. Ik denk dat niemand daarbij gebaat is. Ik ontraad dan ook het aannemen van deze motie.

De heer Klaver (GroenLinks):

Als de staatssecretaris citeert uit AO's, dan moet hij dat wel juist doen. Ik heb nooit het instituut SEO of de kwaliteiten daarvan in twijfel getrokken. Ik heb kanttekeningen gezet bij het HFC dat in de klankbordgroep zit en een en ander financiert. Daarover gaat de motie. Die gaat niet over de kwaliteiten van welk onderzoeksbureau dan ook, maar over de verstrengeling binnen het HFC. De minister van Financiën heeft daarover ook zijn twijfels uitgesproken en het HFC heeft zichzelf toen opgeheven. Als de staatssecretaris mij citeert, dan moet hij dat juist doen in plaats van op deze manier te bullebakken. Dat siert hem niet.

Staatssecretaris Weekers:

Ik zeg het het liefst in ronde bewoordingen als ik het niet eens ben met een motie. Ik let daarbij ook op de discussie die heeft plaatsgevonden. De heer Klaver heeft inderdaad SEO niet in twijfel getrokken. Dat leek aanvankelijk zijn bedoeling maar hij heeft zijn woorden later in het AO teruggenomen. Mij gaat het erom dat SEO een onderzoek uitvoert. Daartoe is destijds opdracht gegeven door het HFC. Het HFC heeft mij laten weten dat het onderzoek gewoon wordt afgerond. Het heeft daar verder geen bemoeienis meer mee.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik heb geen woorden teruggenomen. Ik heb SEO in het geheel niet in twijfel getrokken, maar wel het HFC. De minister mag afwijzen wat hij wil en ik vind het ook fijn als hij dat compact doet, maar hij hoeft niet te bullebakken, verkeerd te citeren uit AO's en mij woorden in de mond te leggen. Dat is niet juist.

De voorzitter:

Er is ongetwijfeld een verslag van het AO.

Staatssecretaris Weekers:

Ongetwijfeld. Ik zal het verslag van het AO er nog eens op naslaan. Als ik dit moet terugnemen dan zal ik dat zeker doen.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik kan de lezing van de heer Klaver bevestigen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Tot zover dit VAO. Ik dank de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid en zijn deelname aan het debat. Wij stemmen vandaag nog over de ingediende moties, aan het einde van de middagvergadering.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven