32 824 Integratiebeleid

Nr. 30 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2013

Met verwijzing naar het verzoek van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 maart jl. doen wij u hierbij toekomen onze reactie op het rapport «De aanpak van multi-probleemgezinnen met een Roma achtergrond: een kennisfundament voor professionals».

Dit rapport kan niet los gezien worden van het programma «aanpak uitbuiting Romakinderen» dat in november 2011 van start is gegaan. De wens kinderen te beschermen -ongeacht hun herkomst- en de plicht kinderen te behoeden voor exploitatie is een belangrijke drijfveer voor dit brede programma. Doel van het Programma is de uitbuiting van (Roma) kinderen aan te pakken en voor de toekomst te voorkomen in samenwerking tussen gemeenten, politie, rijk en andere organisaties die van belang zijn voor een sluitende netwerkaanpak op lokaal niveau. Daar waar sprake is van criminaliteit binnen deze groep, zal deze worden aangepakt met een integrale aanpak onder gemeentelijke regie. Handhaven, ontmoedigen en barrières opwerpen zijn daarbij kernbegrippen.

Eind 2013 zal de balans worden opgemaakt over deze programmatische aanpak, en zal de Minister van Veiligheid en Justitie de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten.

Tegen de achtergrond van dit programma «Aanpak uitbuiting Roma kinderen» heeft de Politieacademie, in opdracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, een kennisfundament over multi-probleemgezinnen met een Roma achtergrond opgesteld ten behoeve van professionals in de hulpverlenings- en veiligheidsketen die in de praktijk met deze problematiek worden geconfronteerd. Dit onderzoeksrapport heeft tot doel een bijdrage te leveren aan het effectief optreden van deze professionals en daarmee ook aan de uitvoering van de Agenda Integratie (Kamerstuk 32 824, nr. 7) zoals door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is gepresenteerd op 19 februari 2013.

In het rapport wordt vastgesteld dat in de afgelopen decennia de landelijke overheid, de gemeenten en andere instanties – ondanks vele initiatieven – er nauwelijks in zijn geslaagd om in deze multi-probleemgezinnen met een Roma achtergrond significante veranderingen te bewerkstelligen. Dat is deels te verklaren door de houding van de bestuurders en de professionals, in casu een doorgeschoten uitzonderingsbeleid, handelingsverlegenheid of ontwijkingsgedrag. Hierdoor konden deze gezinnen soms jarenlang normafwijkend gedrag vertonen zonder dat zij daar consequenties van ondervonden. Daarnaast was er sprake van een gebrek aan coördinatie tussen ketenpartners en aan continuïteit in de aanpak. Daarbij komt dat een harde kern van families moedwillig hun problematische situatie in stand hield en nog houdt. Deze families sluiten zich bewust af van de samenleving. Het niet willen conformeren aan de Nederlandse wet- en regelgeving doet bij voorbaat afbreuk aan hulpverleningstrajecten.

Om stigmatisering te voorkomen kan overigens niet genoeg worden benadrukt dat de beschreven problemen bij een deel van de gezinnen met een Roma achtergrond worden gesignaleerd en niet bij alle gezinnen met een Roma achtergrond.

Het rapport besluit in paragraaf 6.5. met vier beleidsaanbevelingen. Onderstaand volgt een kabinetsreactie op deze beleidsaanbevelingen.

1. Versterken ketenregie en integrale aanpak

Zorg en handhaving zullen nauw met elkaar moeten samenwerken, zowel intern bij de gemeente als met externe partners, zoals jeugdzorg, onderwijs, raad voor de kinderbescherming, politie, Openbaar Ministerie, woningcorporaties, maatschappelijk werk, etc. (zoals samenwerking met het Centrum voor Jeugd en Gezin, en het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum) in vooral kleine en middelgrote gemeenten. Daarnaast dient ook te worden geïnvesteerd in bovenlokale ketenregie, en in bovennationale. Er zijn onderlinge relaties tussen de diverse gezinnen in familie- of clanverband over gemeente- en landsgrenzen heen. Die moeten in kaart worden gebracht, niet vanuit het feit dat het om Roma gaat, maar vooral omdat het gedrag van bepaalde personen daarbinnen daarom vraagt. Bovenlokale regie is vooral noodzakelijk, omdat multi-probleem gezinnen bij verhuizing naar een andere gemeente makkelijk «van de radar» verdwijnen, omdat ze ook niet meer in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) zijn ingeschreven in de nieuwe gemeente.

Reactie Rijk: dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van rijk en gemeenten. Door hun deelname aan het Programma «Aanpak uitbuiting (Roma) kinderen» hebben de betrokken partijen zich gecommitteerd aan een integrale aanpak. De regierol van de gemeenten wordt nog groter met de decentralisatie van de jeugdzorg vanaf 2015.

De ministers van Veiligheid en Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gaan samen een circulaire aan de gemeenten aanbieden die gaat over de aangifte bij de GBA van verblijf, vertrek en verhuizing en de aangifte van geboorte bij de Burgerlijke Stand, specifiek als het gaat om huwelijksdwang, achterlating en uitbuiting.

Een onderdeel van de multiproblematiek die onder meer bij deze groep speelt is huwelijksdwang. In het kader daarvan wijzen wij u er volledigheidshalve op dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid u, mede namens de Ministers van Veiligheid en Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Buitenlandse Zaken, op 6 juni jongstleden heeft geïnformeerd over de voorgenomen aanpak van deze problematiek in de vorm van een notitie over «huwelijksdwang en achterlating»(Kamerstuk 32 175, n. 50).

2. Organiseren van kennisuitwisseling en ondersteuning door het Landelijk Platform Romagemeenten en inzet van door het Rijk betaalde consultants

Een bovenlokale aanpak kan alleen slagen bij een goede kennisuitwisseling binnen instellingen, maar ook tussen instellingen. De rijksoverheid heeft hierin een taak, evenals de betrokken gemeenten gezamenlijk. De landelijke overheid ondersteunt gemeenten met kennis bij escalatie van problemen. Gemeenten kunnen van elkaar leren over best practices, gebruik maken van elkaars expertise en voor specifieke problemen gezamenlijk experts inschakelen.

Reactie Rijk: de verantwoordelijkheid voor kennisuitwisseling en ondersteuning van Romagemeenten ligt primair bij het Platform Roma gemeenten en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) onder wiens verantwoordelijkheid dit platform opereert. Van rijkswege wordt dit platform al vanaf 2010 gefaciliteerd. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal in 2013 dit platform voor de duur van één jaar faciliteren.

Het kabinet is, gegeven het Regeerakkoord, geen voorstander van de inzet van door het Rijk betaalde consultants.

3. Inzicht in landelijk en internationaal gepleegde criminaliteit

In de eerste plaats dient er op lokaal niveau inzicht te bestaan in de eventuele betrokkenheid van leden van multi-probleemgezinnen bij criminaliteit – dat geldt in het bijzonder mogelijke betrokkenheid van minderjarigen. Uit de praktijk blijkt, dat deze personen ook betrokken zijn bij criminele activiteiten elders in den lande. Dit soort gegevens dient uiteindelijk via de politie bij de ketenregisseur, i.c. de gemeente, terecht te komen. Dit geldt wellicht nog sterker voor landsgrens overstijgende criminaliteit. Er zijn diverse Europese verdragen die uitwisseling mogelijk maken. Dat geldt zeker voor mensenhandel, dat binnen Europa een prioriteit heeft, alhoewel er ook beperkingen zijn, als betreffende personen geen informatie richting Nederland doorgegeven willen hebben, ook niet als het een vermist persoon betreft.

Reactie Rijk: dit is een verantwoordelijkheid van alle betrokken partijen. Veiligheid en Justitie heeft het voortouw op rijksniveau. Op internationaal niveau draagt Nederland op vele manieren bij aan de bestrijding van en inzicht in de georganiseerde criminaliteit, onder andere door de leidende rol die Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk speelt in het European Multi-disciplinary Platform Against Criminal Threats (EMPACT)-project mensenhandel. De EMPACT-projecten zijn opgezet om de operationele samenwerking tussen de EU-lidstaten te versterken met betrekking tot de acht door de Raad van Justitie en Binnenlandse Zaken vastgestelde prioriteiten voor bestrijding van georganiseerde criminaliteit.

4. Internationale samenwerking door samenwerking en uitwisseling met andere Europese landen in het kader van de nationale Romastrategie, en de aanpak van kinderuitbuiting en kinderhandel

Reactie Rijk: Het Rijk zet zich in voor de samenwerking en uitwisseling met andere Europese landen in het kader van de nationale Roma strategie met bijvoorbeeld:

  • a) participatie op ambtelijk niveau aan het National Roma Contact Points Network van de Europese Commissie en

  • b) met het ontwikkelen en uitvoeren van een monitor van de situatie van Roma in Nederland op de door de Europese Commissie aangegeven vier hoofdthema’s (wonen, werken, onderwijs, gezondheidszorg) en daarnaast ook veiligheid.

Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft hierbij het voortouw op rijksniveau.

Tot slot

Met de invoering van het vrij werknemer verkeer per 1 januari 2014 kan de problematiek, zoals beschreven in het rapport, in omvang toenemen als zich een significante toestroom voordoet van mensen met een Roma achtergrond uit Bulgarije en Roemenië. Een belangrijke pushfactor is de deplorabele situatie van Roma in Bulgarije en Roemenië. Het openen van de arbeidsmarkt per 1 januari 2014 maakt de samenwerking en uitwisseling met andere Europese landen in het kader van de nationale Romastrategie c.q. de set algemene beleidsmaatregelen ter bevordering van de sociale inclusie van Roma, extra urgent. Mocht een significant verhoogde toestroom van Roma uit Bulgarije en Roemenië zich voordoen, zal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer daarvan op de hoogte stellen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven