32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid

Nr. 352 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 mei 2020

Graag informeer ik uw Kamer met deze brief over de stand van zaken van de uitvoering van de maatregelen aangekondigd in de beleidsreactie op het advies van de onafhankelijke Adviescommissie Bescherming Cultuurgoederen (hierna: commissie-Pechtold) en over een aantal moties en toezeggingen met betrekking tot erfgoed.

Uitvoering maatregelen beleidsreactie commissie-Pechtold

Op 17 december 2019 (Kamerstuk 32 820, nr. 332) stuurde ik de beleidsreactie op het advies Van terughoudend naar betrokken. Hoe cultuurgoederen en verzamelingen onder de Erfgoedwet adequaat te beschermen van de commissie-Pechtold naar uw Kamer. Hierin werden verschillende maatregelen aangekondigd.

In de beleidsreactie werd aangegeven dat de beleidsregel van het terughoudend aanwijzingsbeleid niet langer gehanteerd zou worden. Met mijn besluit van 20 februari 2020 is deze beleidsregel ingetrokken.1 Op deze manier is ruimte voor een actievere invulling van mijn verantwoordelijkheid in de bescherming van belangwekkende cultuurgoederen gecreëerd.

Op 3 april 2020 heeft de Raad voor Cultuur (hierna: de Raad) de adviesaanvraag ontvangen om commissie in te richten voor advisering over de omgang met de Collectie Nederland. Deze commissie is gevraagd om een duidelijke en overkoepelende visie te ontwikkelen op de dynamische Collectie Nederland en een aanbeveling te doen hoe de visie op de dynamische Collectie Nederland en het register actueel gehouden kunnen worden.

Ik heb de Raad verzocht om voor de zomer van 2020 een commissie in te stellen. Met het oog op de evaluatie van de Erfgoedwet, die voor de zomer van 2021 gereed dient te zijn, is de Raad gevraagd voor 1 februari 2021 te adviseren over zaken die hierin meegenomen dienen te worden. De omstandigheden en impact van COVID-19/Coronavirus zorgen voor een uitzonderlijke situatie. Ik blijf daarom met de Raad in gesprek over de haalbaarheid van deze termijnen. Een afschrift van deze adviesaanvraag is als bijlage meegestuurd met deze brief2.

Tot de installatie van de vaste commissie bij de Raad laat ik mij van geval tot geval adviseren door een onafhankelijke en deskundige ad-hoc commissie onder voorzitterschap van prof. dr. R.E.O. Ekkart over eventuele aanwijzing van beschermde cultuurgoederen. Per casus worden commissieleden aangetrokken om te adviseren. Bij het verstrekken van uitvoervergunningen door de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (IOE) wordt niet meer alleen getoetst of iets is aangewezen in het register beschermde cultuurgoederen, maar breder op mogelijke beschermwaardigheid. Indien nodig vraag ik advies aan de hierboven genoemde onafhankelijke ad-hoc commissie.

In mijn beleidsreactie kondigde ik tevens aan in gesprek te gaan met particulieren om mijn waardering te uiten voor het particulier cultuurbezit en om te zien hoe het particulier cultuurbezit beter ondersteund kan worden. Het COVID-19/Coronavirus maakt het niet mogelijk om op een verantwoorde manier met deze particuliere eigenaren in gesprek te gaan. Op korte termijn zal daarom schriftelijk contact met hen worden opgenomen. Daarnaast hebben de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: RCE) en de IOE hun informatievoorziening over in het register opgenomen cultuurgoederen op hun website geactualiseerd en is het register zelf ook digitaal toegankelijker gemaakt.3

Verder wordt op dit moment gewerkt aan een model om de internationaal erkende marktwaarden te bepalen. Dit is van belang wanneer de Staat een cultuurgoed dat is opgenomen in het register aankoopt. Dit model moet duidelijkheid en transparantie verschaffen over de totstandkoming van de prijs.

Moties

Archeologie

Op 2 juli 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 100, item 29) nam uw Kamer de motie van de leden Beckerman en Belhaj aan die de regering verzoekt te onderzoeken hoe het project PAN (Portable Antiquities of the Netherlands) kan worden voortgezet en of, net als in omringende landen, een registratie van metaaldetectoramateurs en een recht op eerste koop van de vondsten met erfgoedwaarde door musea kan bijdragen aan de bescherming van ons erfgoed.4

Wat betreft de voortzetting van PAN ben ik voornemens een overbruggingsmaatregel te nemen waardoor de huidige werkwijze in ieder geval nog anderhalf jaar kan worden voortgezet. Daarna volgt een definitief besluit over de vorm waarin PAN zal worden voortgezet. Over de registratie van metaaldetectoramateurs lopen gesprekken met de betreffende verenigingen. Zelfregulering is het uitgangspunt. De RCE heeft hierbij een adviserende rol en ondersteunt door het leggen van verbindingen met andere partijen, zoals provincies en gemeenten. Ik heb eerder aangegeven dat ik de mogelijkheid tot recht van eerste koop op vondsten betrek bij de evaluatie van de Erfgoedwet.

Gebouwde monumenten

De motie van het lid Beckerman c.s. verzoekt de regering in samenspraak met gemeenten te onderzoeken hoe gemeenten van elkaar kunnen leren bij het voorkomen en aanpakken van verkrotting van monumenten, en de uitkomsten tezamen met de uitkomsten van het onderzoek van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed aan de Kamer te doen toekomen.5

Omdat gemeenten bij toezicht en handhavingsprocedures het bevoegd gezag zijn, ben ik over dit onderwerp in gesprek gegaan met de Federatie Grote Monumentengemeenten (FGM). De Federatie geeft aan dat het – hoe vervelend deze ook zijn – om incidentele gevallen gaat en dat gemeenten al veel doen om over dit soort casus kennis uit te wisselen. Bij de FGM zijn inmiddels 90 gemeenten aangesloten en deze wisselen structureel kennis uit over tal van zaken en actualiteiten die de erfgoedzorg betreffen. Voor de vergunning-, toezicht, en handhavingstaken (VTH-taken) heeft de werkgroep VTH van de Federatie een belangrijke rol. De Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumenten (ERM) heeft samen met de FGM de tool «Monumententoezicht» voor toezichthouders ontwikkeld. Hiervan kunnen alle gemeenten gebruik maken. De ERM organiseert in dat kader samen met de FGM en de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht (BWT) tevens halfjaarlijks platformbijeenkomsten om over actuele thema’s binnen dit onderwerp kennis uit te wisselen. Daarnaast heeft de RCE in het kader van zijn adviestaak regelmatig contact met gemeenten over vragen op dit gebied. En steunpunten cultureel erfgoed besteden hieraan eveneens aandacht in hun voorlichting aan gemeenten.

In haar werkprogramma voor 2020 heeft de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed aangegeven dat ze naar aanleiding van de monitor Erfgoedinspectie 2017–2018, onderzoek wil doen naar strafrechtelijke handhaving van de monumentenregelgeving in de praktijk. In 2019 en in de eerste helft van 2020 heeft de Inspectie een kleinschalig onderzoek uitgevoerd naar de praktijk van de strafrechtelijke handhaving met als doel te komen tot een (digitale) brochure met tips voor gemeenten voor het doen van aangiften van monumentenovertredingen. Deze brochure is een praktische handreiking naar gemeenten en is naar verwachting deze zomer gereed. Gemeenten geven aan dat dit hen zal helpen bij hun VTH-taken.

Musea en Joods erfgoed

Tijdens het laatste Wetgevingsoverleg Cultuur in november 2019 (Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 140) heeft uw Kamer een aantal moties aangenomen aangaande het museale beleid. Op dit moment wordt uitvoering gegeven aan deze moties. Ik verwacht uw Kamer hierover in het najaar te kunnen informeren. De motie van de leden Ellemeet en Belhaj verzoekt de regering de staat van de publieke collecties te verkennen6. In overleg met de RCE, IOE, andere overheden en musea wordt verkend hoe het is gesteld met dit behoud en beheer van publieke collecties. De aandacht richt zich hierbij met name op collecties van gemeenten en provincies. De motie van het lid Bisschop verzoekt in overleg te treden met organisaties over hoe scholen actief kunnen worden gestimuleerd en ondersteund om leerlingen kennis te laten maken met de Joodse gemeenschap en haar geschiedenis7. Inmiddels is met het Centraal Joods Overleg en het CIDI gesproken. Met het Joods Cultureel Kwartier en de Stichting Antisemitisme Preventie worden nog gesprekken gepland. De motie van het lid Asscher c.s. vraagt te verkennen of het één dag per maand gratis openstellen van rijksmusea bijdraagt aan het bereiken van nieuwe bezoekers8. Op dit moment wordt het bestaande onderzoek over het aantrekken van nieuw publiek geanalyseerd. Daarna wordt bekeken of het uitvoeren van een nieuw onderzoek naar dit onderwerp nodig is.

Toezeggingen

Musea

In het Wetgevingsoverleg in november 2019 deed ik het lid Asscher (PvdA) de toezegging dat ik zou bezien welke initiatieven er in gemeenten zijn om nieuwe bezoekers naar musea te trekken. Ik zal deze toezegging uitvoeren samen met de motie van het lid Asscher c.s. die verzoekt te verkennen of het één dag per maand gratis openstellen van rijksmusea bijdraagt aan het bereiken van nieuwe bezoekers. Ik verwacht u hierover in het najaar te kunnen informeren.

Vrijwilligers

Bij het Algemeen Overleg van 5 juni 2019 (Kamerstuk 32 820, nr. 300) heb ik naar aanleiding van de inbreng van het lid Bischop (SGP) toegezegd na te gaan wat de precieze gevolgen van het «dakarrest» zijn voor de verantwoordelijkheid van bestuurders voor het handelen van vrijwilligers, en uw Kamer hierover te informeren. De aanleiding voor het dakarrest vormde een casus waarbij het bestuur van een monumentale kerk betrokken was. Indirect heeft het arrest betrekking op de verantwoordelijkheid van alle organisaties die met vrijwilligers werken om te zorgen voor een veilige werkomgeving. Mede naar aanleiding van het arrest is er over de wijze waarop organisaties hieraan invulling kunnen geven op de website van de Vereniging Nederlandse Organisaties van Vrijwilligerswerk (NOV) uitgebreide informatie geplaatst.9 De basis is hierbij dat vrijwilligers, net als werknemers, hun activiteiten op een veilige manier moeten kunnen uitvoeren en dat organisaties daartoe een verantwoordelijkheid hebben. Deze verantwoordelijkheid bestond reeds en wordt door het arrest bevestigd.

Monumenten

Bij het AO Erfgoed van 5 juni 2019 heb ik in reactie op vragen van het lid Bisschop (SGP) toegezegd dat ik zal nagaan in hoeverre er sprake is van strijdigheid tussen lokaal beleid en nationaal beleid op het gebied van erfgoed, meer in het bijzonder met betrekking tot het ozb-beleid rond monumenten.

Het nationale beleid richt zich op behoud en gebruik van cultureel erfgoed. Daarvoor ondersteunt het rijk eigenaren en andere overheden met subsidies voor instandhouding, laagrentende leningen en ondersteuning bij het opzetten van kerkenvisies. Bij de inzet van al die instrumenten geldt dat wetten en bepalingen van de Staat en Europese regelgeving gerespecteerd moeten worden.

Dit geldt ook voor de wet WOZ. De landelijke wetgeving geeft de kaders aan waarbinnen de gemeenten vaststellen welke waarde in het economische verkeer aan een onroerende zaak moet worden toegekend. Hierbij is van belang dat de WOZ-waarde niet alleen in de lokale heffingen (gemeentelijke en waterschapsheffingen) maar ook in diverse rijksbelastingen als grondslag dient. De Waarderingskamer ziet toe op de naleving van de uniforme regels voor de waardering van de WOZ-waarden.

De waarde in het economische verkeer kan per regio verschillen en de hoogte van de waarde wordt daarbij mede bepaald door de status van rijksmonument. Een monumentaal kerkgebouw dat voor minder dan 70% voor de openbare eredienst wordt gebruikt, kan een andere waarde in het economisch verkeer hebben dan een kerk die geheel voor de openbare eredienst wordt gebruikt.

Al in een eerder stadium is gesproken met de Federatie Instandhouding Monumenten (FIM), de Vereniging de Hollandsche Molen, de Commissie Kerkgebouwen en het Grote Kerkenoverleg. Deze partijen geven aan dat zij zich over het algemeen kunnen vinden in de vaststelling van de WOZ-waarde van rijksmonumentale kerken en molens. Zo hebben veel kerken in binnensteden een WOZ-waarde van € 1.

Het rijk, gemeenten, eigenaren en maatschappelijke organisaties werken nauw en goed samen om het erfgoed te behouden. In dat samenspel heeft elke partij een eigen rol. Op basis van het bovenstaande leid ik af dat gemeenten zorgvuldig omgaan met het bepalen van de WOZ-waarde. Bovendien krijgen gemeenten door het opstellen van kerkenvisies zicht op het toekomstperspectief van alle kerken in de gemeente, waardoor eventueel benodigd maatwerk mogelijk is. Ik zie dus geen tegenstelling tussen nationaal beleid en lokaal beleid. Eerder het tegenovergestelde: ik zie een stelsel van verschillende verantwoordelijkheden waarin een nationaal belang en een lokaal belang elkaar versterken en niet tegenspreken.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 20 februari 2020, nr. WJZ/21664793, houdende intrekking van de Beleidsregel aanwijzing beschermde cultuurgoederen 2016. Stcrt. 2020 nr. 11568, 27 februari 2020.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
4

Kamerstuk 32 820, nr. 298.

X Noot
5

Kamerstuk 32 820, nr. 292.

X Noot
6

Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 95.

X Noot
7

Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 104.

X Noot
8

Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 101.

Naar boven