32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid op weg naar 2020

Nr. 95 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 oktober 2014

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over de brief van 11 juni 2014 over Advies Corbey inzake dubbeltelling biobrandstoffen, ILUC-akkoord en toezeggingen biobrandstoffenbeleid (Kamerstuk 32 813, nr. 92).

De vragen en opmerkingen zijn op 3 september 2014 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu voorgelegd. Bij brief van 13 oktober 2014 zijn ze door hem beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

Adjunct-griffier van de commissie, Thomassen

Inhoudsopgave

 
     

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

4

     

II.

Antwoord / Reactie van de Minister

5

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het Advies Corbey inzake dubbeltelling biobrandstoffen, ILUC-akkoord en toezeggingen biobrandstoffenbeleid. Zij hebben hierover enkele vragen. Deze leden lezen dat weinig lidstaten voorstander zijn van het behoud van de CO2-reductiedoelstelling in de Brandstofkwaliteitsrichtlijn (FQD), dit in tegenstelling tot Nederland. Voorts lezen zij dat de Staatssecretaris met andere lidstaten in gesprek is om sturing op brandstoffen in EU-verband op alternatieve wijze voort te zetten. Deelt de Staatssecretaris de mening dat het beter is om te sturen op CO2 omdat dit technologieneutraal is en beter is voor behoud van een level-playing-field? En deelt zij de mening dat de well-to-wheel-benadering in dit verband het meest geschikt is? Is de Staatssecretaris van mening dat dit voldoende wordt geborgd door het algehele Europese doel van 27% hernieuwbare energie? Kan zij dit toelichten? De leden van de VVD-fractie vinden sturing op brandstoffen onwenselijk, bijvoorbeeld vanwege de marktverstoring die dan optreedt. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom zij hier toch op aanstuurt in EU-verband? Hoe beoordeelt zij de gevolgen hiervan voor het level-playing-field, ook aangezien veel lidstaten hier helemaal niet voor zijn? Welke gevolgen heeft dit voor de Nederlandse brandstofketen voor het wegtransport? Deze leden lezen in het advies van de Commissie Corbey dat dubbeltelling onvoldoende heeft geleid tot nieuwe technologieën. Kan de Staatssecretaris aangeven welke conclusies zij hieruit trekt voor de toekomst? Deelt de Staatssecretaris de mening dat dit laat zien dat innovatie niet noodzakelijkerwijs ontstaat door sturing van bovenaf, maar juist vanuit de markt? Deelt zij verder de mening dat dat dit alleen bereikt kan worden door het vaststellen van een CO2-reductiedoelstelling? Kan de Staatssecretaris dit toelichten? De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris de dubbeltelling niet vervroegd wil afschaffen, omdat dit tot onzekerheid en onrust in de markt zou leiden. Zij vernemen echter ook geluiden dat het voor marktpartijen soms onduidelijk is of bepaalde biobrandstoffen voor dubbeltelling in aanmerking komen. De leden van de VVD-fractie lezen in het advies van de Commissie Corbey dat er onder andere onduidelijkheid is over het (gedeeltelijk) dubbeltellen op basis van het aandeel lignocellulose in biobrandstoffen. Zijn deze geluiden de Staatssecretaris ook bekend en is zij bereid hier iets aan te doen wanneer zij de dubbeltelling niet vervroegd wil afschaffen? Is de Staatssecretaris bereid om het advies van de Commissie Corbey inzake dubbeltelling voor biobrandstoffen met lignocellulose te volgen door gedeeltelijke dubbeltelling af te schaffen? De leden van de VVD-fractie lezen dat er in het nieuwe ILUC-akkoord geen ILUC-factoren zijn opgenomen, maar dat deze mogelijk na 2020 alsnog ingevoerd worden. Deze leden vragen hoe groot de Staatssecretaris de kans acht dat deze na 2020 inderdaad ingevoerd worden? Kan zij aangeven hoe deze ILUC-factoren er naar verwachting ongeveer uit zullen zien? Kan zij inzicht geven in welke landen voor en tegen ILUC-factoren waren tijdens de onderhandelingen en kan zij op basis daarvan een inschatting maken in hoeverre invoering van ILUC-factoren na 2020 reëel is? Deelt de Staatssecretaris de mening dat wanneer de ILUC-factoren na 2020 niet reëel blijken, Nederland dit streven moet laten varen? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief omtrent het Advies Corbey inzake dubbeltelling biobrandstoffen, ILUC-akkoord en toezeggingen biobrandstoffenbeleid. Zij hechten veel waarde aan het advies dat stand is gekomen door middel van overleg tussen de diverse partijen in biobrandstoffensector. Deze leden stellen vast dat de Commissie Corbey enerzijds adviseert om de dubbeltellingsregeling op termijn af te schaffen en de stimulering van biobrandstoffen volledig te realiseren via CO2-doelen. Anderzijds constateert de regering dat de Europese Commissie voorstelt om vanaf 2020 de Brandstofkwaliteitsrichtlijn (FQD) af te schaffen. De Staatssecretaris constateert verder dat er tot nu toe weinig draagvlak lijkt te zijn onder de lidstaten om de FQD toch te handhaven. De leden van de PvdA-fractie steunen de inspanningen van de regering om de FQD toch te handhaven. Zij delen daarom de conclusie van de regering dat het voorlopig onverstandig is om het einde van de dubbeltellingregeling aan te kondigen. Dit kan pas als er zicht is op een duidelijk en goed onderbouwd alternatief. Deze leden zijn verheugd dat er eindelijk een akkoord is gesloten over het beperken van ILUC. Zij zijn niet tevreden met het gesloten compromis maar zagen in dat dit het hoogst haalbare resultaat was gezien de opstelling van de andere lidstaten. De leden van de PvdA-fractie zijn nog niet overtuigd dat dit akkoord ruimte geeft om een versnelde groeipad alsnog in te voeren en vragen de Staatssecretaris om duidelijk toe te lichten hoe zij dit gestalte wil geven en vooral hoe in dat geval voorkomen wordt dat deze ophoging alleen met geavanceerde biobrandstoffen zal plaatsvinden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief «Advies Corbey inzake dubbeltelling biobrandstoffen, ILUC-akkoord en toezeggingen biobrandstoffenbeleid» maar hebben hier nog een aantal vragen over. Zij zijn erover verheugd dat de Staatssecretaris actief de marktintroductie van biobrandstoffen in ons land wil stimuleren. Wat voor concrete stappen zijn hiervoor reeds ondernomen en hebben deze al meetbaar effect teweeg gebracht? Welke fondsen heeft de overheid hiervoor vrij gemaakt? De leden van de SP-fractie houden graag zicht op de alternatieven voor dubbeltelling van biobrandstoffen. Deze leden vinden dat voor biobrandstoffen geen gewassen of delen van gewassen behoren te worden gebruikt die een andere nuttige functie hebben, zoals in voedseltoepassingen, conform de Ladder van Lansink. Zij zijn blij met de belofte dat de Staatssecretaris actief gaat kijken naar de alternatieven. Dat de uitvoering van deze taak op een laag pitje staat, in afwachting van de uitvoeringsbepalingen betreffende de berekening van CO2-emissies van diverse fossiele brandstofbronnen, is verontrustend. Kan de Staatssecretaris extra haast maken met het verkrijgen van deze informatie? De leden van de SP-fractie zien graag dat de jaarverplichting bijmenging biomassa voor 100% met geavanceerde biomassa wordt bereikt, waarvoor geen andere nuttige functies zijn. Het klinkt hoopvol dat de Staatssecretaris hier aanknopingspunten voor ziet. Deze leden willen graag geïnformeerd worden over de voortgang van de beleidsvorming hieromtrent. Welke concrete maatregelen en acties gaat het kabinet nemen om dit doel in 2016 te bewerkstelligen? En wanneer stuurt het kabinet het definitieve beleidsstuk omtrent de energievisie naar de Kamer? De leden van de SP-fractie nemen met teleurstelling kennis van de beleidslijn van de Europese Commissie om de CO2-reductiedoelstelling in de brandstofketen voor het wegtransport in de Brandstofkwaliteitsrichtlijn (FQD) niet te continueren. Wat zijn voor Nederland de consequenties van deze plannen? En hoe denkt de Staatssecretaris potentiële negatieve effecten voor de ontwikkeling van geavanceerde biobrandstoffen te mitigeren? Deze leden zijn van mening dat duurzaamheidsciriteria voor de bijstook van biomassa in kolencentrales van essentieel belang zijn. In praktijk blijken deze criteria voor veel energiebedrijven te zwaar om mee te werken. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat toch de gewenste hoeveelheid duurzame bijstook verwezenlijkt wordt, zonder hier concessies te doen aan de duurzaamheidseisen? De leden van de SP-fractie zien het bijstoken van vaste biomassa als een belangrijke stap in het schoner stoken in kolencentrales. Dat deze biomassa moet voldoen aan duurzaamheidscriteria is essentieel. Waarom wil de overheid slechts voor maximaal 25 PJ aan bijstook stimuleren? Deze leden hebben kennisgenomen van de inzet om de innovatieve brandstof met 15% natte ethanol (hE15) in de toekomst ook aan particuliere autobezitters aan te bieden. Deze brandstof geeft minder uitstoot per eenheid dan traditionele Euro95-benzine, en is tegen dezelfde kosten te produceren. Loopt het onderzoek naar de mogelijkheid om deze brandstof toegestaan te krijgen op de markt volgens de regels van de FQD inmiddels? Zo ja, wanneer kunnen wij het resultaat hiervan tegemoet zien? Cascadering van biomassa, waarbij eerst de nuttige stoffen voor andere doeleinden eruit gehaald worden alvorens het een doel krijgt als brandstof, is volgens de leden van de SP-fractie een belangrijke manier om biomassa zo efficiënt mogelijk in te zetten. Momenteel is dit, lopende experimenten, nog niet op grote schaal toepasbaar, ook omdat er nog nieuwe criteria door het ECN aankomen. Binnen welk tijdspad is deze techniek gereed voor implementatie op grote schaal? Deze leden vinden het onwenselijk om hangende het onderzoek bestaande processen van duurzame biomassastook aan te houden. Dit zet de ontwikkelingen zoals gewenst binnen het Energieakkoord op slot. Welke stappen gaat de Staatssecretaris ondernemen om het geleidelijk laten meebewegen van de huidige op grote schaal haalbare processen naar toekomstige grootschalige cascadering te bespoedigen? De plannen van de Staatssecretaris voor het stimuleren van geavanceerde biobrandstoffen zijn een nuttige stap, maar volgens deze leden is het niet ambitieus genoeg om de in het Energieakkoord gestelde doelen te bewerkstelligen. Welke extra stappen gaat de Staatssecretaris ondernemen om sneller deze doelen te bereiken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de reactie van het kabinet op het Advies van de Commissie Corbey inzake dubbeltelling biobrandstoffen, ILUC-akkoord en toezeggingen biobrandstoffenbeleid en willen de Staatssecretaris hierover nog enkele vragen voorleggen. Zij zijn blij dat er een Europese overeenkomst is voor de cap op biobrandstoffen uit voedselgewassen. Dat akkoord geeft ook de mogelijkheid dat lidstaten zelf een lagere cap instellen. Een Kamermeerderheid heeft eerder aangegeven een cap te willen van 5%, en deze leden horen graag van de Staatssecretaris of zij dit nu ook gaat doen. Deze leden hebben met plezier kennisgenomen van de mededeling van de Staatssecretaris dat zij overweegt het versnelde groeipad van de jaarverplichting alsnog in te voeren, waarbij de ophoging enkel met geavanceerde biobrandstoffen wordt ingevuld (p.4). Betekent dit dat de Staatssecretaris overweegt om de bijmeng van conventionele biobrandstoffen uit voedselgewassen te bevriezen op het huidige niveau? Zo niet, kan dan aan de voorwaarde worden voldaan dat de groei enkel plaatsvindt met geavanceerde biobrandstoffen? En hoe wil de Staatssecretaris zeker stellen dat een eventueel versneld groeipad in vergelijking met een lineair groeipad niet leidt tot de bijmeng van meer ongewenste biobrandstoffen gemaakt uit voedselgewassen, zoals biodiesel uit palmolie? De leden van de D66-fractie lezen dat de Staatsecretaris pleit voor een onderzoek omtrent het gebruik van de Blue One 95 (hE15) brandstof. Kan de Staatssecretaris toelichten of er momenteel dergelijk onderzoek loopt, en zo niet, of zij een rol kan spelen in het aanjagen daarvan? Verder adviseert de Commissie Corbey over het niet weggooien van Used Cooking Oil (UCO) of frituurvet en dierlijke vetten. Deze leden willen graag een concrete reactie van de Staatssecretaris op het voorstel van een eventuele subdoelstelling voor UCO en dierlijke vetten. Als de Staatssecretaris een subdoelstelling geen goed idee vindt, horen deze leden graag welke alternatieven zij voor ogen heeft om de succesvolle toepassing van UCO in de toekomst te continueren.

II. Antwoord / Reactie van de Minister

Op 11 juni 2014 stuurde ik u een brief over het Advies Corbey inzake dubbeltelling biobrandstoffen, ILUC-akkoord en toezeggingen biobrandstoffenbeleid (Kamerstuk 32 813, nr. 92). Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de vaste commissie voor Economische Zaken mij in het kader van het schriftelijk overleg van 3 september 2014 hier vragen over gesteld. In deze brief beantwoord ik deze vragen.

De vragen worden onder de volgende thema’s beantwoord:

  • Advies Corbey inzake dubbeltelling geavanceerde biobrandstoffen

  • ILUC-factoren

  • Bijmengpercentage conventionele biobrandstoffen

  • Energieakkoord pijler 7 Transport en Mobiliteit

  • Uitvoeringsbepalingen FQD

  • 15% natte ethanol

  • Klimaat- en energiepakket 2020–2030

  • Bijstook vaste biomassa

Advies Corbey inzake dubbeltelling geavanceerde biobrandstoffen

De VVD leden lezen in het advies van de Commissie Corbey dat dubbeltelling onvoldoende heeft geleid tot nieuwe technologieën. Kan de Staatssecretaris aangeven welke conclusies zij hieruit trekt voor de toekomst? Deelt de Staatssecretaris de mening dat dit laat zien dat innovatie niet noodzakelijkerwijs ontstaat door sturing van bovenaf, maar juist vanuit de markt?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris de dubbeltelling niet vervroegd wil afschaffen, omdat dit tot onzekerheid en onrust in de markt zou leiden. Zij vernemen echter ook geluiden dat het voor marktpartijen soms onduidelijk is of bepaalde biobrandstoffen voor dubbeltelling in aanmerking komen. De leden van de VVD-fractie lezen in het advies van de Commissie Corbey dat er onder andere onduidelijkheid is over het (gedeeltelijk) dubbeltellen op basis van het aandeel lignocellulose in biobrandstoffen. Zijn deze geluiden de Staatssecretaris ook bekend en is zij bereid hier iets aan te doen wanneer zij de dubbeltelling niet vervroegd wil afschaffen? Is de Staatssecretaris bereid om het advies van de Commissie Corbey inzake dubbeltelling voor biobrandstoffen met lignocellulose te volgen door gedeeltelijke dubbeltelling af te schaffen?

De leden van de SP-fractie zijn erover verheugd dat de Staatssecretaris actief de marktintroductie van biobrandstoffen in ons land wil stimuleren. Wat voor concrete stappen zijn hiervoor reeds ondernomen en hebben deze al meetbaar effect teweeg gebracht? Welke fondsen heeft de overheid hiervoor vrij gemaakt? De leden van de SP-fractie houden graag zicht op de alternatieven voor dubbeltelling van biobrandstoffen. Deze leden vinden dat voor biobrandstoffen geen gewassen of delen van gewassen behoren te worden gebruikt die een andere nuttige functie hebben, zoals in voedseltoepassingen, conform de Ladder van Lansink. Zij zijn blij met de belofte dat de Staatssecretaris actief gaat kijken naar de alternatieven.

Verder adviseert de Commissie Corbey over het niet weggooien van Used Cooking Oil (UCO) of frituurvet en dierlijke vetten. De leden van de D66-fractie willen graag een concrete reactie van de Staatssecretaris op het voorstel van een eventuele subdoelstelling voor UCO en dierlijke vetten. Als de Staatssecretaris een subdoelstelling geen goed idee vindt, horen deze leden graag welke alternatieven zij voor ogen heeft om de succesvolle toepassing van UCO in de toekomst te continueren.

Met de dubbeltellingsregeling wordt in Nederland het bijmengen van geavanceerde biobrandstoffen gestimuleerd. Deze regeling heeft in Nederland een meetbaar effect teweeg gebracht. De NEa-rapportage hernieuwbare energie 2013, die ik op 9 september 2014 naar uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 32 813, nr. 93), toont aan dat 60% van de jaarverplichting hernieuwbare energie voor vervoer in Nederland is behaald door de inzet van geavanceerde biobrandstoffen. Deze biobrandstoffen mogen voor invulling van deze verplichting dubbel tellen. De behaalde 60% is een substantiële verhoging ten opzichte van 2011 en 2012 toen respectievelijk 40% en 51% van de biobrandstoffen geavanceerd was. Dit is het resultaat van de keuze die brandstofleveranciers maken ten aanzien van de invulling van de jaarverplichting hernieuwbare energie. Het kabinet heeft hier niet door het inzetten van fondsen op gestuurd. Volgens de huidige Europese regelgeving1 kan de markt niet verplicht worden om een bepaald percentage geavanceerde biobrandstoffen in te zetten.

De markt bepaalt ook dat het grootste deel van de ingezette geavanceerde biobrandstoffen bestaat uit gebruikt frituurvet (UCO) en dierlijke vetten. Zowel de huidige Europese regelgeving als de wijziging van de Europese richtlijn hernieuwbare energie en richtlijn brandstofkwaliteit inzake indirect veranderend landgebruik (ILUC) biedt geen mogelijkheid om de door de leden van de D66-fractie gevraagde subdoelstelling in te voeren. De achterliggende reden om in het ILUC-voorstel geen aparte subdoelstelling voor deze biobrandstoffen op te nemen is dat deze biobrandstoffen ondermeer vanwege hun prijs zeer succesvol zijn en geen extra stimulering in de vorm van een subdoelstelling nodig hebben. De verwachting is dan ook dat het aandeel van deze geavanceerde biobrandstoffen groot blijft. Het gevolg hiervan is dat de innovatie van andere meer geavanceerde biobrandstoffen hierdoor wordt gehinderd. Om die innovatie te bevorderen heeft Nederland tijdens de ILUC-onderhandelingen gepleit voor een Europese subdoelstelling voor deze meer geavanceerde biobrandstoffen, om in de toekomst ook in Europa een businesscase voor een fabriek, zoals die van DSM in Amerika, dichterbij te brengen. In het door de Energieraad van 12 juni 2014 bereikte ILUC-akkoord staat daarom ook een indicatieve subdoelstelling van een half procent van de gebruikte vervoersbrandstoffen opgenomen.

Het is mij bekend, net als de leden van de VVD-fractie, dat het partijen soms onduidelijk is of bepaalde biobrandstoffen voor dubbeltelling in aanmerking komen. Dit is de reden waarom Nederland, naast twee andere lidstaten een duidelijke lijst met dubbeltellende biobrandstoffen hanteert. Ten aanzien van de onduidelijkheid over het (gedeeltelijk) dubbeltellen van biobrandstoffen met een aandeel lignocellulose, heb ik in mijn antwoord op vragen van de leden Bisschop (SGP) en Jan Vos (PvdA) over het advies van de Commissie Corbey (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 2275) aangegeven dat ik het advies van de Commissie Corbey inzake dit punt overneem. Dat betekent dat grondstoffen waarvan het afval/residugehalte, het aandeel non-food (feed) cellulose of aandeel lignocellulose voor meer dan 70% van de energieopbrengst verantwoordelijk is, voortaan volledig dubbel zouden moeten tellen. Is de opbrengst lager dan 70%, dan telt de biobrandstof enkel. De regelgeving wordt op dit punt aangepast. In de regelgeving zullen criteria opgenomen worden op welke wijzen het percentage van de energieopbrengsten van de grondstoffen kan worden vastgesteld. Deze wijzigingen zullen worden opgenomen in de regeling Hernieuwbare Energie Vervoer 2015.

ILUC-factoren

De leden van de VVD-fractie lezen dat er in het nieuwe ILUC-akkoord geen ILUC-factoren zijn opgenomen, maar dat deze mogelijk na 2020 alsnog ingevoerd worden. Deze leden vragen hoe groot de Staatssecretaris de kans acht dat deze na 2020 inderdaad ingevoerd worden? Kan zij aangeven hoe deze ILUC-factoren er naar verwachting ongeveer uit zullen zien? Kan zij inzicht geven in welke landen voor en tegen ILUC-factoren waren tijdens de onderhandelingen en kan zij op basis daarvan een inschatting maken in hoeverre invoering van ILUC-factoren na 2020 reëel is? Deelt de Staatssecretaris de mening dat wanneer de ILUC-factoren na 2020 niet reëel blijken, Nederland dit streven moet laten varen? Zo nee, waarom niet?

Om daadwerkelijk op broeikasgasemissies te kunnen sturen moeten zowel de directe als indirecte emissies in de beoordeling van biobrandstoffen meegenomen worden. ILUC-factoren brengen de indirecte broeikasgasemissies in beeld die ten gevolge van indirect veranderend landgebruik (ILUC) vrijkomen. ILUC treedt op als de teelt van grondstoffen voor biobrandstoffen de voedselteelt verdringt en als gevolg daarvan ergens op de wereld bijvoorbeeld bossen worden gekapt om voedselproductie mogelijk te maken.

Over het feit dat ILUC ten gevolge van de grondstoffenproductie voor biobrandstoffen kan optreden is een brede consensus. De discussie gaat vooral over de hoogte van deze factoren. Dit bleek ook tijdens de onderhandelingen over het ILUC-voorstel tussen de lidstaten. Vooral de Oost- en Zuid-Europese lidstaten konden de invoering van ILUC-factoren niet steunen omdat deze niet voldoende wetenschappelijk onderbouwd zouden zijn en geen rekening hielden met mitigerende maatregelen, zoals het verhogen van de gewasopbrengst per hectare. Onder andere het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, België, Luxemburg en Nederland waren voor invoering van de ILUC-factoren. De Nederlandse inzet was overeenkomstig de aangenomen motie Van Tongeren (Kamerstuk 32 813, nr. 29), die het Kabinet verzocht om tijdens de onderhandelingen in te zetten op het meewegen van de ILUC-factoren vanaf 2014.

De Europese Commissie laat ondertussen onderzoeken hoe de ILUC-factoren beter onderbouwd kunnen worden. Daarbij is ook aandacht voor het voorkomen van ILUC. In dit proces worden stakeholders geconsulteerd. Samen met de Commissie Corbey en het Rotterdam Climate Initiative financier ik een studie van het Corpernicus Instituut over preventie van ILUC. De resultaten van deze studie verwacht ik voor het einde van het jaar te ontvangen en zal ik u vervolgens toezenden.

Ik blijf de invoering van ILUC-factoren en preventiemaatregelen erg belangrijk vinden omdat de indirecte broeikasgasemissies, maar ook de effecten van de preventiemaatregelen, meegenomen worden bij de beoordeling van biobrandstoffen. Ik verwacht echter niet dat er voor 2020 in Europa ILUC-factoren ingevoerd worden. Of dat na 2020 gebeurt is nog onzeker, omdat niet duidelijk is op welke manier biobrandstoffen in de uitwerking van het Klimaat- en Energiepakket 2020–2030 worden meegenomen.

Bijmengpercentage conventionele biobrandstoffen

De leden van de PvdA-fractie zijn nog niet overtuigd dat dit akkoord ruimte geeft om een versneld groeipad alsnog in te voeren en vragen de Staatssecretaris om duidelijk toe te lichten hoe zij dit gestalte wil geven en vooral hoe in dat geval voorkomen wordt dat deze ophoging alleen met geavanceerde biobrandstoffen zal plaatsvinden.

De leden van de SP-fractie zien graag dat de jaarverplichting bijmenging biomassa voor 100% met geavanceerde biomassa wordt bereikt, waarvoor geen andere nuttige functies zijn. Het klinkt hoopvol dat de Staatssecretaris hier aanknopingspunten voor ziet. Deze leden willen graag geïnformeerd worden over de voortgang van de beleidsvorming hieromtrent. Welke concrete maatregelen en acties gaat het kabinet nemen om dit doel in 2016 te bewerkstelligen?

De leden van de D66-fractie zijn blij dat er een Europese overeenkomst is voor de cap op biobrandstoffen uit voedselgewassen. Dat akkoord geeft ook de mogelijkheid dat lidstaten zelf een lagere cap instellen. Een Kamermeerderheid heeft eerder aangegeven een cap te willen van 5%, en deze leden horen graag van de Staatssecretaris of zij dit nu ook gaat doen. Deze leden hebben met plezier kennisgenomen van de mededeling van de Staatssecretaris dat zij overweegt het versnelde groeipad van de jaarverplichting alsnog in te voeren, waarbij de ophoging enkel met geavanceerde biobrandstoffen wordt ingevuld (p.4). Betekent dit dat de Staatssecretaris overweegt om de bijmeng van conventionele biobrandstoffen uit voedselgewassen te bevriezen op het huidige niveau? Zo niet, kan dan aan de voorwaarde worden voldaan dat de groei enkel plaatsvindt met geavanceerde biobrandstoffen? En hoe wil de Staatssecretaris zeker stellen dat een eventueel versneld groeipad in vergelijking met een lineair groeipad niet leidt tot de bijmeng van meer ongewenste biobrandstoffen gemaakt uit voedselgewassen, zoals biodiesel uit palmolie?

De versnelling van het groeipad hernieuwbare energie vervoer wordt alleen ingevoerd als die overeenkomstig de motie Leegte (Kamerstuk 32 813, nr. 4), uitsluitend met geavanceerde biobrandstoffen ingevuld kan worden. In de brief van 9 september 2014 aan uw Kamer (Kamerstuk 32 813, nr. 93) heb ik aangegeven dat het ILUC-akkoord aanknopingspunten biedt voor versnelling van het groeipad. Het ILUC-akkoord is nog niet definitief, omdat het Europees parlement hierover een oordeel moet uitspreken. In tegenstelling tot eerdere berichten zal dit waarschijnlijk niet in het najaar van 2014 maar pas in 2015 gebeuren. Hierna moeten er nog onderhandelingen tussen de Raad en het Europees parlement plaatsvinden. Dit betekent dat onbekend is wanneer er een definitief akkoord bereikt wordt. Tot die tijd is het biobrandstoffenbeleid op de huidige Europese regelgeving gebaseerd en kan de versnelling niet ingevoerd worden. Ook kunnen door deze Europese regelgeving nu geen extra eisen gesteld worden aan de biobrandstoffen die worden bijgemengd. Het alleen toestaan van het bijmengen van alleen geavanceerde biobrandstoffen, zoals de leden van de SP-fractie willen, is dus niet mogelijk.

Omdat het ILUC-akkoord nog niet definitief is, is het nog niet met zekerheid te zeggen dat de cap op conventionele biobrandstoffen 7% wordt en of de lidstaten de mogelijkheid krijgen om zelf een lagere cap vast te stellen. Dit hangt af van de onderhandelingen tussen het Europees parlement en de Raad. Op dit moment kan ik de vraag van de leden van de D66-fractie daarover nog niet beantwoorden. Na bestudering van het definitieve ILUC-akkoord zal ik aangeven op welke manier ik dit akkoord wil gaan implementeren. Daarbij wordt zeker ingegaan op de cap op conventionele biobrandstoffen en de mogelijke versnelling van het groeipad.

Energieakkoord pijler 7 Transport en Mobiliteit

De leden van de SP-fractie willen weten wanneer het kabinet het definitieve beleidsstuk omtrent de energievisie naar de Kamer stuurt.

De plannen van de Staatssecretaris voor het stimuleren van geavanceerde biobrandstoffen zijn een nuttige stap, maar volgens de leden van de SP-fractie is het niet ambitieus genoeg om de in het Energieakkoord gestelde doelen te bewerkstelligen. Welke extra stappen gaat de Staatssecretaris ondernemen om sneller deze doelen te bereiken?

Vlak voor de zomer is aan de voorzitter van het SER-uitvoeringsoverleg Mobiliteit en Transport, dhr. Van Geel, en mij de duurzame brandstofvisie overhandigd. Aan de vele partijen die hebben meegewerkt aan de totstandkoming van de visie heb ik gemeld dat ik dit document dit najaar aan uw Kamer zal toezenden. In de visie worden diverse ontwikkelpaden beschreven waarmee de doelen uit het Energieakkoord voor de sector mobiliteit behaald kunnen worden. Ik zal u hier op korte termijn nader over informeren.

Dit najaar wordt gewerkt aan een actieplan met daarin concrete afspraken en initiatieven voor de korte termijn om uiteindelijk de doelen voor de lange termijn te behalen. In dit publiek-private plan zult u de stappen kunnen lezen die nu al worden ingezet om de doelen uit het Energieakkoord te behalen.

Uitvoeringsbepalingen FQD

Dat de uitvoering van deze taak op een laag pitje staat, in afwachting van de uitvoeringsbepalingen betreffende de berekening van CO2-emissies van diverse fossiele brandstofbronnen, vinden de leden van de SP-fractie verontrustend. Kan de Staatssecretaris extra haast maken met het verkrijgen van deze informatie?

De herziene uitvoeringsrichtlijn voor artikel 7a van de Richtlijn Brandstofkwaliteit (98/70/EG) is gepubliceerd op 7 oktober 2014. De komende maanden zal het voorstel in Brussel worden besproken.

Het is noodzakelijk dat de Commissie met deze uitvoeringsrichtlijn in ieder geval de CO2-waardes vaststelt voor benzine en diesel, zodat brandstofleveranciers kunnen berekenen of zij in 2020 inderdaad 6% CO2 hebben bespaard in de keten. Zonder deze CO2-waardes is dit niet mogelijk. Ook dient deze uitvoeringsrichtlijn nadere invulling te geven aan hoe de brandstofleveranciers moeten rapporteren over hun keten.

De details van het voorstel worden op dit moment bestudeerd. Over het standpunt van het Kabinet zal uw Kamer zo spoedig mogelijk geïnformeerd worden.

15% Natte ethanol

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de inzet om de innovatieve brandstof met 15% natte ethanol (hE15) in de toekomst ook aan particuliere autobezitters aan te bieden. Deze brandstof geeft minder uitstoot per eenheid dan traditionele Euro95-benzine, en is tegen dezelfde kosten te produceren. Loopt het onderzoek naar de mogelijkheid om deze brandstof toegestaan te krijgen op de markt volgens de regels van de FQD inmiddels? Zo ja, wanneer kunnen wij het resultaat hiervan tegemoet zien?

De leden van de D66-fractie lezen dat de Staatsecretaris pleit voor een onderzoek omtrent het gebruik van de Blue One 95 (hE15) brandstof. Kan de Staatssecretaris toelichten of er momenteel dergelijk onderzoek loopt, en zo niet, of zij een rol kan spelen in het aanjagen daarvan?

De Europese Commissie heeft aangegeven dat hE15 niet voldoet aan de eisen van de Europese Richtlijn Brandstofkwaliteit. Om hE15 wel op de markt te kunnen toelaten, zullen de eisen van de Richtlijn Brandstofkwaliteit aangepast moeten worden. Voordat de Commissie echter over kan gaan tot aanpassing van de wetgeving, zijn er onafhankelijke gegevens nodig die aantonen dat de betreffende brandstof veilig is voor zowel de voertuigen als het milieu. Belanghebbenden zullen naar verwachting met een voorstel voor een proefproject komen om deze gegevens te verzamelen. Wanneer er een voorstel ligt ben ik bereid dat te ondersteunen; op welke wijze zal afhangen van het voorstel. Ik ben nog in overleg met de belanghebbenden van hE15 over op welke wijze deze onafhankelijke gegevens gegenereerd kunnen worden.

Transportbrandstoffen in Klimaat- en energiepakket 2020–2030

De leden van de VVD-fractie lezen dat weinig lidstaten voorstander zijn van het behoud van de CO2-reductiedoelstelling in de Brandstofkwaliteitsrichtlijn (FQD), dit in tegenstelling tot Nederland. Voorts lezen zij dat de Staatssecretaris met andere lidstaten in gesprek is om sturing op brandstoffen in EU-verband op alternatieve wijze voort te zetten. Deelt zij verder de mening van de leden van de VVD-fractie dat innovatie alleen bereikt kan worden door het vaststellen van een CO2-reductiedoelstelling? Kan de Staatssecretaris dit toelichten? Deelt de Staatssecretaris de mening dat het beter is om te sturen op CO2 omdat dit technologieneutraal is en beter is voor behoud van een level-playing-field? En deelt zij de mening dat de well-to-wheel-benadering in dit verband het meest geschikt is? Is de Staatssecretaris van mening dat dit voldoende wordt geborgd door het algehele Europese doel van 27% hernieuwbare energie? Kan zij dit toelichten? De leden van de VVD-fractie vinden sturing op brandstoffen onwenselijk, bijvoorbeeld vanwege de marktverstoring die dan optreedt. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom zij hier toch op aanstuurt in EU-verband? Hoe beoordeelt zij de gevolgen hiervan voor het level-playing-field, ook aangezien veel lidstaten hier helemaal niet voor zijn? Welke gevolgen heeft dit voor de Nederlandse brandstofketen voor het wegtransport?

De leden van de SP-fractie nemen met teleurstelling kennis van de beleidslijn van de Europese Commissie om de CO2-reductiedoelstelling in de brandstofketen voor het wegtransport in de Brandstofkwaliteitsrichtlijn (FQD) niet te continueren. Wat zijn voor Nederland de consequenties van deze plannen? En hoe denkt de Staatssecretaris potentiële negatieve effecten voor de ontwikkeling van geavanceerde biobrandstoffen te mitigeren?

De transportsector is verantwoordelijk voor zo’n 25% van de CO2-uitstoot in de EU. In het SER-Energieakkoord is de ambitie neergezet om in 2050 een CO2-reductie in het wegtransport te bereiken van 60%. Voor 2030 wordt gestreefd naar een maximale uitstoot van 25 Mton, een reductie van 17% ten opzichte van 1990. Om deze ambitieuze doelstelling te kunnen realiseren zijn er investeringen en innovaties nodig in alle delen van de keten, die zorgen voor CO2-reductie in brandstoffen en voertuigen en een omslag naar voertuigen op alternatieve brandstoffen.

De doelstellingen uit het Energieakkoord voor de sector mobiliteit betreffen de tank-to-wheel CO2-emissies. Dit om aan te sluiten bij de afspraken die in het kader van het Europees klimaatbeleid zijn gemaakt. Hiermee wordt dubbeltelling met andere sectoren, bijvoorbeeld de elektriciteitsopwekking, voorkomen. Ik ben me ervan bewust dat de tank-to-wheel benadering niet de CO2-emissies van de gehele brandstofketen weergeeft. Het besparen van CO2 wordt zodoende niet overal gelijk beloond. Ik ben van mening dat bij het maken van beleidsafwegingen voor voertuigtechnieken en brandstoffen de effecten op de totale keten leidend dienen te zijn. Onder regie van de SER zal onderzocht worden of en zo ja hoe hier op termijn op een consistente wijze invulling aan gegeven kan worden.

Het Kabinet heeft er in het kader van de onderhandelingen over het Klimaat- en Energiepakket 2020–2030 voor gekozen om te pleiten voor het behoud van de CO2-reductiedoelstelling voor de productieketen van fossiele transportbrandstoffen in de Europese Richtlijn Brandstofkwaliteit (FQD). Wanneer deze reductiedoelstelling namelijk niet wordt behouden, ontbreekt er na 2020 een stimulans op EU-niveau die zorgt voor CO2-reductie in brandstoffen en daarmee voor een prikkel voor innovatie in brandstoffen. Deze sturing is technologie-neutraal, want laat de keuze hoe deze reductie te bereiken aan de brandstofleveranciers. Ook de stimulans voor het bijmengen van biobrandstoffen en het investeren in geavanceerde biobrandstoffen verdwijnt door het schrappen van de CO2-reductiedoelstelling in de FQD.

Een EU-doelstelling voor hernieuwbare energie van 27% zorgt niet automatisch voor innovatie die leidt tot CO2-reductie in de keten fossiele brandstoffen voor transport of voor een stimulans voor geavanceerde biobrandstoffen. Lidstaten kunnen er in hun nationale actieplannen namelijk voor kiezen om in te zetten op andere bronnen van hernieuwbare energie om zo bij te dragen aan de Europese doelstelling. Ik pleit daarom nadrukkelijk voor een stimulans voor CO2-reductie in de keten fossiele transportbrandstoffen op EU-niveau. Juist een stimulans op EU-niveau zorgt ook voor een gelijk speelveld voor de Nederlandse brandstofleveranciers.

De gevolgen voor Nederland van het schrappen van de CO2-reductiedoelstelling in de FQD, waar de SP-fractie naar informeert, zijn op dit moment lastig exact te duiden omdat een definitief besluit hierover nog niet is genomen. Ik realiseer me dat dit voor grote onzekerheid zorgt onder de Nederlandse biobrandstofleveranciers die vrezen voor een fragmentatie van de Europese markt bij ontbreken van eenduidig EU-beleid. Op 23 oktober vergadert de Europese Raad over het Klimaat- en Energiepakket 2020–2030.

Voor geavanceerde biobrandstoffen zal een uiteindelijk akkoord over ILUC tussen het Europees parlement en de Raad een belangrijke basis vormen voor het beleid van dit kabinet. Na bestudering van het definitieve ILUC-akkoord zal ik aangeven op welke manier ik dit akkoord wil gaan implementeren, ook met het oog op de stimulering van geavanceerde biobrandstoffen.

Bijstook vaste biomassa

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat duurzaamheidsciriteria voor de bijstook van biomassa in kolencentrales van essentieel belang zijn. In praktijk blijken deze criteria voor veel energiebedrijven te zwaar om mee te werken. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat toch de gewenste hoeveelheid duurzame bijstook verwezenlijkt wordt, zonder hier concessies te doen aan de duurzaamheidseisen? De leden van de SP-fractie zien het bijstoken van vaste biomassa als een belangrijke stap in het schoner stoken in kolencentrales. Dat deze biomassa moet voldoen aan duurzaamheidscriteria is essentieel. Waarom wil de overheid slechts voor maximaal 25 PJ aan bijstook stimuleren?

Cascadering van biomassa, waarbij eerst de nuttige stoffen voor andere doeleinden eruit gehaald worden alvorens het een doel krijgt als brandstof, is volgens de leden van de SP-fractie een belangrijke manier om biomassa zo efficiënt mogelijk in te zetten. Momenteel is dit, lopende experimenten, nog niet op grote schaal toepasbaar, ook omdat er nog nieuwe criteria door het ECN aankomen. Binnen welk tijdspad is deze techniek gereed voor implementatie op grote schaal? Deze leden vinden het onwenselijk om hangende het onderzoek bestaande processen van duurzame biomassastook aan te houden. Dit zet de ontwikkelingen zoals gewenst binnen het Energieakkoord op slot. Welke stappen gaat de Staatssecretaris ondernemen om het geleidelijk laten meebewegen van de huidige op grote schaal haalbare processen naar toekomstige grootschalige cascadering te bespoedigen?

Ten aanzien van de stimulering van bij- en meestook van biomassa in kolencentrales is in het Energieakkoord een aantal afspraken gemaakt. Er is afgesproken dat de stimulering van biomassa in kolencentrales de opwekking van 25 PJ aan energie niet zal overschrijden. Daarnaast is afgesproken dat begin 2015 de uitgifte van subsidiebeschikkingen vorm moet krijgen om te bereiken dat de 25 PJ zal bijdragen aan het realiseren van de 14% doelstelling in 2020. Verder is afgesproken dat de partijen in het Energieakkoord duurzaamheidscriteria gaan ontwikkelen voor vaste biomassa. Bij het Energieakkoord betrokken milieuorganisaties, energiebedrijven en het Rijk werken nu samen om deze elementen met elkaar te verenigen.

Cascadering van biomassa strekt ertoe dat biomassa zo hoogwaardig mogelijk wordt ingezet. Dit wordt ondersteund via de volgende hoofdlijnen: a. Onderzoek en innovatie voor commerciële toepassing van cascadering en bioraffinage, b. korte termijn energiedoelstelling en CO2-reductie als uitgangspunt voor de lange termijn, c. beter benutten van biotische reststromen. Door een slimme combinatie van (bron)scheiding- en verwerkingstechnieken kunnen grondstoffen en energetische waarde uit organische reststromen optimaal worden benut. Ik ben mij er overigens van bewust dat de beschikbaarheid van biomassa beperkt is en er concurrentie is tussen verschillende toepassingen. Uiteindelijk moeten we slimme keuzes maken voor duurzame en efficiënte inzet van biomassa. Daarom stel ik samen met de Minister van EZ een interdepartementale werkgroep in die een strategische innovatievisie voor de inzet van biomassa in 2030 zal opstellen. Voor wat betreft de inhoudelijke aspecten van cascadering van biomassa verwijs ik u naar de brief van 17 juni 2014 terzake (Kamerstuk 33 043, nr. 33).


X Noot
1

Richtlijn 2009/28/EG van het Europees parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (Voor de EER relevante tekst).

Naar boven