32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 737 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 juni 2021

Tijdens het Commissiedebat Klimaat en Energie van 10 juni jongstleden heb ik in mijn eerste termijn door tijdgebrek niet op alle vragen van uw Kamer antwoord kunnen geven. Ik heb u toen toegezegd de vragen die nog niet beantwoord waren schriftelijk te beantwoorden.

Dit biedt mij tevens de mogelijkheid om mijn inzet nogmaals uiteen te zetten. Ik ben, ondanks de demissionaire status van het kabinet, buitengewoon gemotiveerd om binnen mijn mandaat te doen wat nodig is in de komende tijd om de gestelde klimaatdoelen te halen. Ik voel me daarin gesteund en aangemoedigd door uw Kamer. Ik zie daarom uit naar de verdere samenwerking de komende tijd.

Graag maak ik u deelgenoot van de accenten die ik bij het verwezenlijken van die inzet wil aanbrengen. In de eerste plaats zijn de klimaatmaatregelen bedoeld voor de inwoners van Nederland. Iedereen moet de energietransitie mee kunnen maken. Het beleid, ook ingewikkelde keuzes, moeten uitlegbaar en begrijpelijk zijn. Daarnaast leveren de maatregelen economische groei op met nieuwe banen en nieuwe opkomende sectoren. We moeten de voordelen van de energietransitie daarom maximaal benutten.

Ten tweede zijn alle middelen nodig om de klimaatdoelen tijdig te halen. Dit geldt voor alle CO2-arme technieken en energiedragers, zoals wind- en zonne-energie, biomassa, CCS, waterstof, groen gas, geothermie en kernenergie. Als we beginnen met het uitsluiten van specifieke technieken, dan halen we de klimaatdoelen die we met elkaar in het Klimaatakkoord hebben afgesproken in ieder geval niet op betaalbare wijze. Daarbij geldt wel dat beleid bij voorkeur meerdere doelen dient. Door de industrie te verduurzamen realiseren we niet alleen de klimaatdoelen en energietransitie, maar werken we gelijktijdig aan nieuwe werkgelegenheid en verdienpotentieel voor ons land. Meer hernieuwbare energie maakt ons ook onafhankelijker van import. Slim ruimtegebruik zal voor meer maatschappelijke acceptatie zorgen.

Tot slot is de energietransitie geen lineair of doorlopend proces. Transitie betekent ook vernieuwing, verandering en beweging. Dat betekent dat niet alles meteen goed zal gaan of direct het gewenste effect zal laten zien. Niet alles zal gelijk opleveren waarop was gehoopt. In sommige gevallen zullen innovaties hun beloften (nog) niet waarmaken, in andere gevallen zijn technieken nog niet marktrijp. Dat is onvermijdelijk. We zullen in dit proces steeds meer leren en de lessen die we leren in dit doorlopende proces steeds beter toepassen voor een haalbare en betaalbare energietransitie voor iedereen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, D. Yeşilgöz-Zegerius

Beantwoording resterende vragen Commissiedebat Klimaat en Energie

Industrie

1

Deelt u het beeld dat bedrijven aan de slag willen om CO2 te verminderen? (Erkens, VVD)

Antwoord

Ja, ik deel dat beeld. Zo liggen er ambitieuze plannen voor CO2-reductie van de zes industriële clusters, die ze beschrijven in de koplopersprogramma’s. Ik zal de analyse hiervan binnenkort met u delen. Daarnaast heeft de industrie ook projecten in de pijplijn, waar ten dele al subsidies voor worden aangevraagd. Onder andere in de SDE++, waar het carbon capture and storage (CCS) project Porthos in het cluster Rotterdam-Moerdijk recent is goedgekeurd. De uitkomst van de eerste openstelling van de SDE++ in 2020 zal ik ook binnenkort met u delen. Er wordt eveneens gewerkt aan een overzicht van de verduurzamingsprojecten die de grootste industriële uitstoters in de pijplijn hebben. Dit zal ik opnemen in de monitor Klimaatbeleid die ik eind oktober met de Klimaatnota naar de Kamer stuur.

2

Welke ruimte ziet u om meer te doen in de industrie voor CO2 uitstoot vermindering? (Erkens, VVD)

3

Is versnelling van de verduurzaming van de industrie onderdeel van beleid? Wat is daar voor nodig, hoeveel haast zit erachter, kan u de komende maanden een slinger geven aan de verduurzaming van de industrie? (Erkens, VVD)

Antwoord 2 en 3

Een versnelling van de verduurzaming van de industrie is zeker onderdeel van beleid, zoals onder meer blijkt uit de invoering van de nationale CO2-heffing. Hiermee geeft de Nederlandse overheid een sterke prikkel aan de industrie om te investeren in vermindering van de CO2-uitstoot. Deze beprijzing maakte ook deel uit van de brief Verduurzaming basisindustrie 2050, van 15 mei 2020 (Kamerstukken 29 696 en 25 295, nr. 15). Deze brief noemt verder vier assen waarlangs de verduurzaming ter hand genomen wordt: regie vanuit het Rijk op aanleg van infrastructuur, aanpassing van het instrumentarium voor verduurzamingstechnieken, innovatie en het wettelijk kader (nationaal en EU-inzet). Op alle vier assen zet ik in, samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.

De huidige klimaatopgave uit het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 193) is, net als voor alle betrokken sectoren, al een uitdaging voor de industrie. De benodigde private investeringen zijn fors – 10 tot 15 miljard euro – en doorlooptijden van projecten in de industrie zijn lang. Een beperkte extra opgave voor 2030 zou wellicht mogelijk zijn in de vorm van extra CCS. Uit de RVO-analyse van de koploperprogramma’s die ik binnenkort met u zal delen, blijkt dat de interesse voor de CCS industrieroute dusdanig groot is dat de hoeveelheid theoretische emissiereductie in de CCS-plannen het huidige SDE++-plafond voor CCS-projecten van 7,2 Mton CO2-opslag in de industrie overstijgt. Dit kan betekenen dat er niet voor alle CCS-projecten SDE++-subsidie beschikbaar is met het huidige plafond en dat daartoe de potentiële CO2-emissiereductie die CCS kan opleveren niet totaal wordt benut.

Een extra CO2-reductie van de industrie is daarnaast alleen realiseerbaar als verschillende randvoorwaarden en knelpunten worden opgelost. Deze randvoorwaarden en knelpunten worden toegelicht in de analyse van de koplopersprogramma’s. De belangrijkste randvoorwaarden betreffen:

  • Beschikbaarheid van infrastructuur

  • vergunningverlening (stikstof)

  • financiële randvoorwaarden (beschikbaarheid van passende subsidies, etc.)

Ik werk binnen de huidige demissionaire status van het kabinet aan het creëren van de benodigde randvoorwaarden en het oplossen van de knelpunten. Een verdere invulling is aan een volgend kabinet.

4

De fractie van het CDA geeft aan dat de overheid meer werk moet maken van groene industriepolitiek, waarbij er een koppeling gemaakt moet worden tussen CO2 reductie en het verdienvermogen van Nederland. Echter, we missen hiervoor geschikte instrumenten om clusters van bedrijven en waardeketens te ondersteunen. De SDE++ is namelijk minder geschikt voor het ondersteunen van de clusters van bedrijven en waardeketens. Zijn er naast de SDE++ additionele instrumenten nodig voor de clusters, wat vindt de Staatssecretaris hiervan? (Bontenbal, CDA)

Antwoord

Naast voldoende en tijdige beschikbaarheid van infrastructuur, waaraan ik in het kader van het Programma Infrastructuur Duurzame Industrie werk, en het voorkomen van vertraging door de vergunnings- (stikstof) en staatssteuntrajecten, is additioneel instrumentarium gewenst voor de snellere uitrol van een breder palet aan technieken naast CCS, bijvoorbeeld elektrisch kraken, groene chemie en waterstof. Ik werk aan een Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) en een opschalingsregeling Groene Waterstof om deze (industriële) flagships op klimaatgebied in de clusters van bedrijven, maar ook daarbuiten in de verdere waardeketen, te kunnen ondersteunen. Het beoogde instrument kan gezien worden als een nationale variant van het EU Innovation Fund. Bij het Europese Innovation Fund zijn elementen van verdienvermogen onderdeel van de beoordelingscriteria naast alleen CO2-reductie. Hoewel aanwezig, is de slagingskans van Nederlandse projecten voor het verkrijgen van Europese financiering zeer beperkt (1 op 10) vanwege het relatief beperkte budget ten opzichte van de grote Europese interesse. Aanvullende nationale ondersteuning voor dit soort grote en belangrijke klimaatprojecten ben ik daarom nader aan het uitwerken.

5

Er gaan al miljoenen subsidie naar Tata, maar de milieuproblematiek blijft. Hoe kijkt de Staatssecretaris hier naar? (Leijten, SP)

Antwoord

Het lid Leijten geeft terecht aan dat verdere verduurzaming bij Tata Steel Nederland hard nodig is. Dat gaat op de kortere termijn vooral om het terugdringen van de impact op de omgeving en het milieu, en op de middellange termijn vooral om het terugdringen van de CO2-uitstoot. Hierover ben ik in gesprek met het bedrijf en met alle betrokkenen. Ik steun dan ook het onafhankelijke onderzoek dat FNV nu laat uitvoeren, met medewerking van Tata Steel Nederland.

In tegenstelling tot wat de vraag impliceert, is dit echter niet iets dat van vandaag op morgen geregeld is. Het verduurzamen van het staalbedrijf, met welke route dan ook, gaat om meerdere aanzienlijke ingrepen. Het gaat om miljardeninvesteringen door het bedrijf, die ook meerdere jaren lopen. Mijn inzet is erop gericht dat dit zo snel mogelijk gebeurt. Ik heb daarbij telkens twee doelen: het bedrijf moet verduurzamen, en de banen moeten hier behouden blijven.

6

Gaat u ook één-op-één afspraken maken met de andere grote

industriële uitstoters, net zoals met Tata Steel Nederland? (Bontenbal, CDA)

Antwoord

Er waren verschillende bijzondere aanleidingen om met Tata Steel Nederland in gesprek te gaan. Ten eerste was er de unieke impact die dit bedrijf, als grootste uitstoter van CO2 in Nederland, heeft op het welslagen van het Klimaatakkoord. Een tweede reden waren de gesprekken over de strategische toekomst van het bedrijf met verschillende buitenlandse geïnteresseerde partijen de afgelopen jaren. Ten derde heeft uw Kamer het kabinet via de motie Moorlag, die opriep om het voor het staalbedrijf mogelijk te maken in Nederland te blijven verduurzamen en innoveren, ook opgeroepen om in nauw overleg met het bedrijf te treden.

Er waren daarmee meerdere redenen om dergelijke verregaande afspraken te maken met Tata Steel Nederland, maar ik benadruk dat het kabinet openstaat voor gesprekken met alle partijen die een belangrijke bijdrage leveren aan het Klimaatakkoord. Het kabinet voert regelmatig overleg met afgevaardigden van de industrie als geheel en met verschillende grote en kleinere bedrijven over hun aanpak om CO2 te reduceren. Op dit moment zijn er geen gezamenlijke verklaringen of overeenkomsten met deze bedrijven in voorbereiding.

7

Bent u wel nauw genoeg betrokken bij de onafhankelijke haalbaarheidsstudie naar de verduurzamingsoptie van FNV voor Tata Steel Nederland? (Erkens, VVD)

Antwoord

Ja. Ik ben met beide partijen in nauw overleg over het onderzoek, waarbij ik ook de eerdere aandachtspunten die uw Kamer heeft meegegeven in het schriftelijk overleg, zoals het meenemen van de impact op zowel milieu als klimaat en ook de technische en financiële haalbaarheid, over dit onderwerp heb betrokken.

Het gaat hierbij om een onafhankelijke studie, op initiatief van FNV en in navolging van een eerdere studie die in opdracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat is uitgevoerd in december vorig jaar naar de alternatieven voor CCS in de SDE++. Het is in deze opzet dan ook passend dat dit gebeurt in opdracht van FNV en Tata Steel Nederland. Inhoudelijk zorg ik dat ik nauw aangesloten blijf bij de vormgeving en de voortgang van het onderzoek.

Op verzoek van uw Kamer staat voor 8 juli as. een commissiedebat gepland over Tata Steel Nederland. Met het oog op het hierboven genoemde onderzoek, waarvan de uitkomst niet vóór eind juli verwacht wordt, het recente Schriftelijk Overleg met uw Kamer over de actuele ontwikkelingen rond Tata Steel, en het feit dat de opening van subsidieronde van de SDE++ pas in het najaar zal plaatsvinden (van 5 oktober tot 11 november), zou ik uw Kamer in overweging willen geven om dit commissiedebat in de eerste weken na het zomerreces te voeren. Volgens de huidige planning, kan daar dan ook de uitkomst van het onafhankelijke onderzoek bij worden betrokken. Zoals aan uw Kamer gecommuniceerd in het verslag van het Schriftelijk Overleg (Kamerstukken 32 813 en 29 826, nr. 720), zal ik aandringen bij de opdrachtgevende partijen, FNV en Tata Steel Nederland, om het onafhankelijke onderzoek zo snel mogelijk af te ronden.

Zoals ook aangegeven aan uw Kamer in de begeleidende Kamerbrief bij de beantwoording van uw vragen in het Schriftelijk Overleg (Kamerstukken 32 813 en 33 009, nr. 719), zal ik uw Kamer op de hoogte houden van (voornemens tot) aanpassingen aan het instrumentarium. Ik benadruk daarbij dat het toevoegen van nieuwe opties aan de SDE++, mocht dit gewenst zijn, een proces is dat zorgvuldig onderzoek, openbare consultatie en Europese toestemming vereist, en dat dit niet in een tijdsbestek van enkele weken of maanden kan gebeuren.

8

Gaat Shell nog meer subsidies aanvragen en ontvangen? (o.a. porthos) (Kops, PVV)

Antwoord

Shell mag, net als alle andere bedrijven subsidie aanvragen. Vervolgens wordt de aanvraag beoordeeld en wordt bekeken of de aanvraag voldoet aan de regels voor deze subsidie. Indien de aanvraag voldoet en indien deze hoog genoeg op de ranking komt zal volgens de regels van de betreffende subsidieregeling de subsidie worden verleend.

Het doel van de subsidies is om de industrie te verduurzamen en in Nederland te behouden, dat geldt ook voor ook Shell.

9

Ik was verrast door uw primaire reactie op het Shell vonnis in deze reactie had u, u milder kunnen uitdrukken en dat is een teleurstellende start. Kunt u daarop reflecteren en hoe ziet u het belang van Shell voor werkgelegenheid? (Eerdmans, JA21)

Antwoord

Zoals aangegeven heeft Shell als een van de weinige grote industrieën het klimaatakkoord ondertekend. Voor uitvoering van het akkoord worden door Shell al maatregelen genomen. Daarnaast kom ik nog voor de zomer met een schriftelijke appreciatie. Het is nu nog te vroeg om een uitspraak te doen over de consequenties van deze uitspraak voor de activiteiten van Shell. Er wordt nu een analyse uitgevoerd, waarover de Kamer na de zomer zal worden geïnformeerd. De gevolgen van de uitspraak zullen van veel verschillende factoren afhangen, waaronder de uitkomst van een eventuele hoger beroep- en cassatieprocedure. Ik kan daarover dus geen uitspraken doen.

De uitspraak geeft aan dat Shell zelf via haar concernbeleid mag bepalen hoe zij aan de (netto) reductie invulling geeft.

Er werken circa 10.000 werknemers en 3.500 mensen op tijdelijke contracten bij Shell in Nederland. Op de tankstations werken ook nog eens zo’n 2.500 mensen.

Daarnaast levert Shell veel indirecte werkgelegenheid door de positie in de waardeketen, toelevering en export. Ik vind het dus belangrijk dat Shell in Nederland blijft.

10

Hoe gaan we Shell houden en vergroenen, én Terneuzen én Chemelot en al die andere industriële centra? (Thijssen, PvdA)

Antwoord

De basisindustrie is een belangrijke sector voor de Nederlandse economie, in banen en toegevoegde waarde, met geografische concentratie in een aantal clusters. Er is sprake van een hoge mate van R&D en productiviteit en tevens een strategische positie in industriële waarde ketens van de maakindustrie, voedingsmiddelen en de fijn-chemie. Deze industrie wil het kabinet behouden voor Nederland en verduurzamen. In de Kamerbrief Visie basisindustrie 20501is geschetst hoe het kabinet hierop inzet. De industrie zet zelf ook in op verduurzaming en heeft haar verduurzamingsplannen gepubliceerd met de zogenaamde koplopersprogramma’s. In deze programma’s staan de gezamenlijke plannen van alle grote bedrijven in de verschillende clusters om de doelstellingen tot 2030 en 2050 te halen De analyse van deze programma’s wordt binnenkort met de Tweede Kamer gedeeld.

Het kabinet spreekt regelmatig met de industrie over hoe de industrie wil verduurzamen en hoe het kabinet hen hierbij kan ondersteunen.

De CO2-heffing en het Europese ETS borgen de CO2 reductie in de industrie. Om te zorgen dat de industrie in Nederland investeert, hebben we de SDE++ die zorgt voor een verlaging van de onrendabele top van deze investeringen ten opzichte van fossiele varianten. Deze beleidsmix, van wortel en stok, zorgt ervoor dat de industrie de reductie-opgave realiseert, terwijl het risico op weglek zoveel mogelijk wordt beperkt.

11

De totale extra investeringen in infrastructuur en industrie worden tot 2030 geschat op 12–19 miljard euro en waterstof 8 miljard. Hoe kijkt u naar deze kosten en welke nevenkosten worden gedrukt, zoals bijvoorbeeld schonere lucht? (Dassen, Volt)

Antwoord

Bij de gereguleerde sectoren worden infrastructuren bekostigd via netwerktarieven. Voor ongereguleerde infrastructuur zoals waterstof en warmte, geldt dat er onrendabele kosten kunnen voorkomen, bijvoorbeeld vanwege een vollooprisico of vanwege overdimensionering om in te spelen op toekomstige vraag. Zodat infrastructuur meteen met voldoende omvang wordt neergelegd, rekening houdend met de toekomstige vraag en niet alleen met die van de eerste gebruikers.

In het advies van de ambtelijke studiegroep Klimaatopgave Green Deal en het IBO Financiering Energietransitie wordt daarom aanbevolen hiervoor extra middelen vanuit de overheidsbegroting te reserveren. Dit is ter besluitvorming door een volgend kabinet. Naast de CO2-reductie die door deze investeringen worden gefaciliteerd, kunnen er andere maatschappelijke baten zijn, zoals een betere luchtkwaliteit. Dat kan als naast CO2 andere uitstoot, zoals SO2, NOx of fijnstof wordt vermeden.

RES

12

Is de Staatssecretaris bereid om de ondersteuning van de RESsen te verlengen en subsidies voor energiecoöperaties verlengen? (Thijssen, PvdA)

Antwoord

In mijn brief van 8 juni jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 717) aan uw Kamer over continuering van de financiering van het RES-proces heb ik aangegeven dat voor de resterende periode in 2021 4 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld door het kabinet om te voorkomen dat het proces stilvalt na 1 juli en de ambities waaraan hard gewerkt is niet gerealiseerd kunnen worden. Tevens heb ik aangegeven mij te zullen inspannen om de continuïteit van het RES-proces te waarborgen voor de periode 2022–2025. Formele besluitvorming hierover is echter aan een nieuw kabinet.

Voor wat betreft de verlening van de subsidies voor energie coöperaties kan ik aangeven dat de nieuwe Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) een succesvolle start kent. Er is veel animo bij de doelgroep. In totaal zijn er iets meer dan 700 aanvragen ingediend en is het budget per 4 juni overtekend. RVO.nl is druk bezig met de beoordeling van alle aanvragen. Dit kan nog leiden tot (gedeeltelijke) afwijzingen of intrekkingen. Als hiermee budget vrijvalt, kan dit budget gebruikt worden voor aanvragen die voor 1 december dit jaar worden ingediend. In 2022 (en verder) zal er opnieuw budget worden opengesteld voor de SCE.

13

Kunt u de SDE iets ruimer opzetten zodat aanpassingen kunnen worden gemaakt aan RES projecten? (Thijssen, PvdA)

Antwoord

Op dit moment onderzoekt een werkgroep onder het Nationaal Programma RES (NPRES) de mogelijkheden hiervoor. Bij het eventueel ruimer opzetten van de SDE is het van belang rekening te houden met de balans tussen betaalbaarheid en lokaal draagvlak en ruimtelijke inpassing. Goede ruimtelijke inpassing en participatie zijn belangrijk maar we willen ook graag de energierekening zo laag mogelijk houden.

14

Veel inwoners hebben last van wind op land. Is de Staatssecretaris bereid toe te zeggen op korte termijn onderzoek te doen naar afstandsnormen op gezondheid en leefkwaliteit? (Erkens, VVD)

Antwoord

Ik heb het RIVM gevraagd om de mogelijkheden voor aanvullend gezondheidsonderzoek bij windparken te verkennen en aan mij te rapporteren welke onderzoeksvorm het meest haalbaar is en tot betrouwbare resultaten leidt. Hierbij kan ook worden gekeken naar afstand. Naar verwachting is deze verkenning eind 2021 beschikbaar. Op basis van deze verkenning zal ik – in samenspraak met alle betrokken partijen – besluiten welk aanvullend onderzoek in Nederland moet plaatsvinden. Hierover heb ik de Kamer onlangs geïnformeerd (Kamerstuk 33 612, nr. 75, Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2863 en Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 3122).

15

Kan de Staatssecretaris financiële participatie verder aanmoedigen of verplicht stellen? (Erkens, VVD)

16

Kan de Staatssecretaris erop toezien dat financiële participatie ook bij zonneweides norm wordt? (Erkens, VVD)

Antwoord 15 en 16

Financiële participatie vind ik een belangrijke manier om de omgeving te betrekken bij wind- en zonne-energie en de lusten en lasten eerlijk te verdelen. Financiële participatie, zowel bij wind als zon, wordt op dit moment al op veel verschillende manieren gestimuleerd en genormaliseerd. NP RES en de Participatiecoalitie delen op verschillende manieren kennis en goede voorbeelden van financiële participatie en (bevorderen van) lokaal eigendom in de RES’en. De brancheverenigingen voor wind en zon hebben in hun gedragscodes afspraken gemaakt over financiële participatie. De gedragscode is bindend voor de leden. Naar aanleiding van de moties van de leden Dik-Faber en Sienot (Kamerstuk 32 813, nr. 592) en van het lid Bruins c.s. (Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 49) heb ik ook gezorgd dat lokaal eigendom onder de aandacht is gebracht en dat er gewerkt wordt aan knelpunten voor financiële participatie. Over beide moties zal ik de Kamer binnenkort informeren.

De ontwikkeling van financiële participatie in nieuwe projecten houd ik bij in de Monitor Participatie hernieuwbare energie op land. Als hieruit blijkt dat de voortgang in financiële participatie onvoldoende vordert, zal ik bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn.

17

Welke actie onderneemt de Staatssecretaris om te versnellen met het aanwijzen van windenergie op zee, het optuigen van de waterstof backbone en het sluiten van de kolencentrales? (Van der Lee, GL)

Antwoord

Ik deel de noodzaak om te versnellen en onderneem hiertoe de volgende acties:

Aanwijzen windenergie op zee

Indachtig de moties van de leden Kröger en Van der Lee (Kamerstuk 32 813, nr. 629) en van het lid Boucke c.s. (Kamerstuk 35 668, nr. 21) en het advies van de «Studiegroep extra opgave» ten opzichte van het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813 nr. 683) zijn we hard bezig om de uitrol van wind op zee te versnellen. In het najaar wordt daarom in een aanvullend ontwerp Programma Noordzee 2022–2027 (Bijlage bij Kamerstuk 35 325, nr. 2) ruimte voor extra windenergiegebieden gemaakt, onder zorgvuldige afweging van alle andere belangen. Hierover zal de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) uw Kamer in het najaar informeren.

Waterstof backbone

Het Hyway27-onderzoek, dat beziet of het bestaande gasnet kan worden hergebruikt voor een transportnet voor waterstof, wordt voor de zomer afgerond. Na afronding zal ik uw Kamer deze met een begeleidende brief toezenden.

Kolencentrales sluiten

Er is één voorstel ontvangen naar aanleiding van de call for proposals waarmee één centrale de gelegenheid is gegeven volledig te stoppen met kolen vanaf 2021. De beoordeling van het voorstel loopt nog en ik streef ernaar uw Kamer nog voor de zomer te informeren over deze beoordeling en de uitkomst van deze call for proposals.

18

Kunt u ervoor zorgen dat iedereen genoeg betrokken en geïnformeerd wordt over de RES’en en dat voldoende wind- en zonneprojecten worden gerealiseerd? (Van der Lee, GL)

Antwoord

Ik onderschrijf dat het betrekken en informeren van inwoners bij de RES’en en wind- en zonneprojecten essentieel is. De RES-regio’s hebben de afgelopen tijd moeite gedaan om in coronatijd inwoners, maatschappelijke organisaties, energiecoöperaties, netbeheerders en bedrijven deelgenoot te maken van de regionale klimaatopgave. Regio’s worden hierin actief ondersteund via het Nationaal Programma RES. Tegelijkertijd zie ik ook een taak voor het Rijk en landelijke kennisorganisaties om feitelijke informatie over de energietransitie, waaronder de veiligheid- en gezondheidsaspecten rond hernieuwbare energie, beschikbaar te stellen. Zo heeft het Expertisepunt van het RIVM als doel informatie over gezondheidseffecten in samenwerking met de GGD goed beschikbaar te maken. Ik zal erop toezien dat deze informatie ook in de RES'en breed beschikbaar is. Ook is onlangs de overheidscampagne gericht op het nut en de noodzaak van duurzame energie van start gegaan.

Financiële participatie is een van de manieren om die betrokkenheid te organiseren en tot een eerlijke verdeling van lusten en lasten te komen. Dit ondersteunen doe ik direct en indirect door het delen van kennis, het oplossen van vraagstukken over financiële participatie en het onder de aandacht brengen van het onderwerp. Dit gebeurt onder andere via NP RES en www.energieparticipatie.nl, in de periodieke foto van de RES'en door NP RES, en door de participatiecoalitie die actief is in alle regio's. In het najaar zal ik met de met de RES-partners de participatie aanpak onder de loep nemen en kijken of er aanpassing nodig is.

19

Welke slimme normstelling acht de Staatssecretaris nodig als het gaat om zon op dak in het Bouwbesluit? (Grinwis, CU)

Antwoord

Ik kan melden dat recente wijzigingen in de regelgeving al nieuwe mogelijkheden bieden voor een slimme normstelling voor zon op dak in het Bouwbesluit. Zo dient nieuwbouw per 1 januari 2021 te voldoen aan de eisen voor bijna energie-neutrale gebouwen (BENG). Hieronder valt een minimaal aandeel hernieuwbare energie, waarvoor in de praktijk vaak zon op dak wordt toegepast. Voor nieuwe gebouwen die buiten de BENG vallen, zoals industriegebouwen, en voor bestaande gebouwen zonder zonnepanelen, heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl – opvolger van het Bouwbesluit 2021 onder de Omgevingswet) in consultatie gebracht. Hiermee krijgen gemeenten de bevoegdheid om maatwerk toe te passen, waarmee kan worden bepaald dat een dak duurzaam moet worden gebruikt, bijvoorbeeld voor de opwek van hernieuwbare energie met zonnepanelen, mits dit tegen redelijke kosten kan. De gemeente kan hierbij gebiedsgericht differentiëren. De reden om hier voor lokaal maatwerk te kiezen en niet voor een generieke eis, is om deze keuze samen te laten gaan met lokale wensen en regionaal ruimtelijk beleid. Dit voorstel zal de Minister van BZK binnenkort voorhangen bij uw Kamer. Aanvullend onderzoekt de Minister van BZK de mogelijkheden om nieuw te bouwen gebouwen te verplichten om minstens constructief geschikt te zijn voor de plaatsing van zonnepanelen, ook als zonnepanelen niet direct bij oplevering geplaatst worden.

20

Kunt u aangeven of de SDE++ beschikbaar blijft voor lagere windmolens? (Grinwis, CU)

Antwoord

Ja, dit blijft mogelijk in de SDE++, mits de reden voor de verlaging voortkomt uit beperkingen door landelijke regelgeving.

21

Gaat dat (RES) extra geld kosten en hoe wordt lokaal eigenaarschap geborgd? (Grinwis, CU)

Antwoord

De RES’en leiden uiteindelijk tot zon- en windprojecten, die SDE-subsidie zullen ontvangen, en tot investeringen in de infrastructuur die daarvoor nodig zijn. Ook kunnen er kosten worden gemaakt voor gebiedsgerichte inpassing. Daarnaast zijn er kosten voor ondersteuning van de RES-regio’s, onder meer voor de organisatie van hun interne samenwerking en de uitvoering van participatieprocessen. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft in de analyse van de concept-RES’en geen uitspraken gedaan over eventuele meerkosten van de RES-plannen. De verwachting is dat het PBL bij de doorrekening van de RES 1.0 deze kosten in kaart zal brengen. Ik zal uw Kamer daar eind 2021 over informeren.

Het algemeen streven naar 50% lokaal eigendom uit het Klimaatakkoord wordt breed onderschreven, ook in de RES’en. Naar aanleiding van de motie Dik-Faber/Sienot heb ik lokaal eigendom in de RES’en extra onder de aandacht gebracht, samen met NP RES. Ook worden er goede voorbeelden van lokaal eigendom breed gedeeld, zodat alle regio's dit concreet op kunnen nemen in hun RES. Naar aanleiding van de motie van het lid Bruins c.s. werk ik aan basisteksten voor beleid over financiële participatie. Over beide moties zal ik de Kamer binnenkort informeren.

22

Financiën voor ondersteuningsstructuren voor bewoners en initiatieven RES vervallen binnenkort. Hoe garantie dat ook na 2021 voortgang geboekt wordt? (Grinwis, CU)

Antwoord

Ik verwijs voor de beantwoording van deze vraag graag naar het antwoord op vraag 12.

23

In hoeverre is het een wassen neus om te komen met burgerparticipatie in de RESsen? (Eerdmans, JA21)

Antwoord

Maatschappelijk draagvlak is een van de pijlers van de RES'en. Door het RES-proces zijn er overal in Nederland participatieprocessen over wind en zon gestart. Het is voor het eerst dat er gelijktijdig zo veel participatie plaatsvindt en het is dan ook niet vreemd dat dat reuring geeft. Maar reuring betekent niet altijd dat het slecht gaat; ook in een goed participatieproces kan er reuring zijn. De praktijk schetst dan ook een genuanceerd beeld. Uit de foto van de RES’en van februari blijkt dat de regio’s hun inzet rond participatie hebben geïntensiveerd. De vele participatieprocessen hebben dan ook zeker een effect; zo is in Amsterdam besloten om een reflectieperiode in te stellen waarin de mogelijke effecten van windturbines in de zoekgebieden worden onderzocht. In de RES-regio Noord-Holland Noord is het bod omlaag bijgesteld vanwege het afvallen van een aantal zoekgebieden op basis van input van gemeenteraden naar aanleiding van de inbreng van inwoners. Daartegenover staat een groot nieuw zoekgebied met potentie tot 1,1 TWh op basis van een inwonerinitiatief. Momenteel wordt dit verder verkend. In Fruitdelta Rivierenland heeft een gemeente de ambitie tijdelijk teruggeschroefd, om meer tijd te nemen voor dialoog met inwoners. Er was veel onrust ontstaan rond een zoekgebied in de gemeente. Dit valt nu onder de «onderzoeksgebieden»; gebieden die kansrijk zijn maar waar nog meer onderzoek en dialoog met de samenleving nodig is. Het bod blijft echter gehandhaafd, omdat uit het RES 1.0 proces juist ook nieuwe zoekgebieden naar voren zijn gekomen die nadere toetsing wél hebben doorstaan.

Werken aan een eerlijke transitie en voldoende draagvlak is een continu punt van aandacht in het klimaatbeleid. Nu het gesprek over de RES'en steeds intensiever gevoerd wordt, zien we op verschillende plaatsen in Nederland mensen bezwaar maken en/of bezorgd zijn over hun leefomgeving. Dat vraagt om aandacht van de regio's én van de rijksoverheid om te begrijpen waar de zorgen en bezwaren vandaag komen en hoe er daarvoor een oplossing gevonden kan worden. Ik bekijk samen met NP RES hoe gemeenten en provincies ook ná RES 1.0 ondersteund kunnen worden in het goed betrekken van hun inwoners en meenemen van hun wensen en zorgen.

24

Is het een optie voor de Staatssecretaris om te stoppen met overprogrammering in de RES’en? (Eerdmans, JA21)

Antwoord

Nee. Overprogrammering is van belang om nog de nodige afwegingen te maken, denk aan de netcapaciteit, betrokkenheid bewoners en impact op de natuur. Onderzoeken die uiteindelijk bij concrete zoekgebieden gedaan moeten worden, kunnen leiden tot andere uitkomsten en afwegingen. De huidige prognose, die het PBL momenteel schat op 31,2 tot 45,7 TWh, met een middenwaarde van 38,2 TWh, acht ik daarom verstandig. Ik verwacht namelijk dat de overprogrammering in de RES’en nodig zal zijn om de afgesproken 35 TWh te realiseren, en niet zozeer dat we meer zullen realiseren in 2030.

25

Voelt u de weerstand tegen zonneweides en windturbines op land? (Eerdmans, JA21)

Antwoord

Ik verwijs voor de beantwoording van deze vraag graag naar het antwoord op vraag 23.

Netbeheer

26

Hebben netbeheerders voldoende financiering en sturingsmogelijkheden hebben. En ook de heer Stoffer heeft mij gevraagd of ik bereid ben na financiering van regionale netwerkbedrijven te kijken. (Grinwis, CU)

Antwoord

Het systeem van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) waarborgt dat netbeheerders alle efficiënte kosten die ze maken plus een redelijk rendement kunnen terugverdienen. Vanwege de omvang van investeringen is het nodig dat aandeelhouders de balans van de netbeheerders versterken met eigen vermogen om zodoende de investeringen efficiënt te kunnen blijven financieren.

Het Rijk doet dit bijvoorbeeld als aandeelhouder van TenneT. Decentrale overheden hebben dit gedaan of overwegen dit voor de regionale netwerkbedrijven waar ze aandeelhouder van zijn. In het Interdepartementale Beleidsonderzoek Financiering Energietransitie (Kamerstuk 32 813, nr. 689) is aangegeven dat het verstandig is om te onderzoeken of het Rijk ook een rol moet spelen in de kapitaalbehoefte van regionale netwerkbedrijven. Dit onderzoek wordt nu samen met het Ministerie van Financiën opgestart.

Naar mijn beeld hebben netbeheerders op dit moment voldoende sturingsmogelijkheden om op efficiënte wijze te sturen op hun investeringen. Zo hebben zij een belangrijke plek aan tafel in verschillende programma’s zoals bijvoorbeeld in de RES’en en aan de Uitvoeringtafels van het Klimaatakkoord. In de RES’sen denken netbeheerders actief mee hoe ze het net zo efficiënt mogelijk kunnen aanleggen, maar geven ook aan wanneer hernieuwbare energieprojecten aangesloten kunnen worden.

27

Is de staatsecretaris bereid om de aanbevelingen van de netbeheerders uit de integrale infrastructuur verkenning 2030–2050 over te nemen? (Thijssen, PvdA)

Antwoord

Het kabinet heeft op 28 april jl. (Bijlage bij Kamerstuk 32 813, nr. 684) de verkenning vanwege haar demissionaire staat zonder appreciatie aan uw Kamer verzonden.

Een aantal voorgestelde maatregelen voer ik al uit. Zo voer ik een onderzoek uit naar het transportnet voor waterstof (Hyway 27), aangekondigd in de kabinetsvisie waterstof die op 30 maart 2020 (Kamerstukken 32 813 en 29 696, nr. 485) aan de Tweede Kamer verzonden is, waarover uw Kamer voor de zomer wordt geïnformeerd. Een aantal aanbevelingen vragen grote beslissingen en een zorgvuldige afweging, waaronder keuzes over de infrastructuur die samenhangt met verduurzaming van de industrie. Besluitvorming hierover is aan een volgend kabinet.

28

De leden Bontenbal (CDA) en Stoffer (SGP) stelden vragen over integrale regie en optimalisatie van het energiesysteem.

29

Is de Staatssecretaris bereid een optimalisatiestudie te laten uitvoeren en de heer Stoffer of ik bereid ben een programma energiehoofdstructuur op te zetten en stresstests te laten uitvoeren? (Bontenbal, CDA)

Antwoord 28 en 29

Ik ben bezig een Programma Energiestructuur op te zetten, zoals ook afgelopen week vermeld in de door uw vaste commissie voor Klimaat en Energie gevraagde reactie op het TNO-rapport «Energie-infrastructuren 2030» (Kamerstuk 32 813, nr. 158). Onderdeel hiervan is de vraag hoe structureel inzicht te verkrijgen is in de ontwikkeling van het energiesysteem. Hierbij maak ik gebruik van de integrale infrastructuurverkenning die de landelijke en regionale netbeheerders hebben uitgevoerd en tweejaarlijks gaan uitvoeren. Deze verkenning is tevens op te vatten als een stresstest, zoals door het lid Stoffer gevraagd.

In de integrale verkenning hebben netbeheerders in kaart gebracht waar no-regret versterkingen in de infrastructuur moeten komen. Deze versterkingen nemen de netbeheerders mee in hun tweejaarlijkse investeringsplannen. Daarnaast brengt TenneT jaarlijks een monitor leveringszekerheid uit, waarin getoetst wordt of de leveringszekerheid gewaarborgd kan blijven in de toekomst.

Optimalisatie van besluiten over onderdelen van het energiesysteem zal plaatsvinden binnen het Programma Energiesysteem dat momenteel wordt opgezet.

Het lid Stoffer heeft eveneens gevraagd of er een Programma Energiehoofdstructuur kan komen. Dit zal onderdeel uitmaken van het Programma Energiesysteem en bevat de ruimtelijke keuzes die nodig zijn voor de energie-infrastructuur van nationaal belang. Het Programma Energiesysteem zal integraal kijken en verbinding leggen tussen de programma’s voor de sectoren industrie, elektriciteit, mobiliteit en gebouwde omgeving. In het najaar zal ik uw Kamer nader informeren over de precieze vormgeving van het Programma Energiesysteem en de eerste resultaten van het Meerjarenprogramma Infratructuur Energie en Klimaat.

Kernenergie

30

Wat doen we vlak van SMRs in Nederland en kunnen we aansluiten bij projecten op Europees verband? (Erkens, VVD)

Antwoord

Er wordt momenteel wereldwijd onderzoek naar SMRs gedaan. Nederland draagt al jaren financieel bij aan onderzoek rondom de thorium Molten Salt reactor (ook een SMR) via een onderzoeksubsidie aan de Nuclear Research & Consultancy Group (NRG) in Petten en indirect via het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) aan de TU Delft. TU Delft is goed aangesloten bij Europese projecten op dit vlak. Ook krijgt NRG via Europese projecten kennis over de nieuwe ontwikkelingen in SMRs waardoor er inzicht is in de technische, veiligheids- en economische kenmerken daarvan. Het deel van de subsidie dat NRG in de periode van 2014–2020 aan thorium onderzoek heeft besteed bedraagt bijna 6,5 miljoen euro. Hiernaast is er een VroegeFaseFinanciering van ca 350.000 euro verstrekt aan Thorizon; een startup op het gebied van thorium SMR.

31

Het IEA zegt dat fossiel afgebouwd moet worden, maar de VVD wil wel kernenergie. Gaat de Staatssecretaris dat meenemen in de taxonomie? (Leijten, SP)

Antwoord

Kernenergie produceert CO2-vrije elektriciteit. Op basis van de Nederlandse In Depth Review van het IEA concludeert het kabinet ook dat alle technologieën en energiebronnen nodig zijn om de energietransitie vorm te geven en de doelen uit het Klimaatakkoord te halen (Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 615).

Nederland heeft altijd gepleit en zal blijven pleiten voor een technologieneutrale taxonomie, waarin economische activiteiten aan de hand van wetenschappelijke criteria worden beoordeeld. Een mogelijke opname van kernenergie op de lijst met goedgekeurde, duurzame investeringen kan helpen bij het bereiken van de emissiereductiedoelstellingen die de Europese Unie heeft gesteld, zeker voor de mogelijkheden om de financiering van nieuwe kernenergie te faciliteren.

De Europese Commissie heeft het Joint Research Centre (JRC) van de Europese Commissie verzocht een technisch adviesrapport te schrijven over de «do no significant harm»-aspecten van kernenergie. Dit rapport is eind maart gepubliceerd en aan twee groepen experts voorgelegd voor een review. Daarna neemt de Commissie op basis van deze stukken een beslissing of kernenergie onder de taxonomie wordt gebracht. Dit proces wordt naar verwachting na de zomer afgerond en daarna zal uw Kamer hierover worden geïnformeerd. Op dat moment zal ik ook informeren hoe ik omga met de motie-Erkens c.s. die vraagt om op te trekken met Frankrijk en andere lidstaten die zich inzetten voor opname van kernenergie in de taxonomie.

Overig

32

Kan de Staatssecretaris toezeggen zich de komende tijd maximaal in te spannen om WarmtelinQ van de grond te krijgen? (Bontenbal, CDA)

Antwoord

Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) pleegt, in samenwerking met verschillende publieke partijen, maximale inspanningen om het project WarmtelinQ te realiseren.

De totale financiële bijdrage van EZK bedraagt 100 miljoen euro in de vorm van een subsidie en maximaal 37,5 miljoen euro in de vorm van een leningsovereenkomst. De bijdragen van EZK zijn gedekt en hierover is de Tweede Kamer geïnformeerd middels de Voorjaarsnota. Daarnaast wordt de kamer nader geïnformeerd in een Kamerbrief die nog deze maand verstuurd wordt.

EZK onderzoekt op welke alternatieve manier een passende stimulering van dit soort projecten mogelijk is en kijkt daarbij in eerste instantie naar de SDE++.

33

Gekeken naar energie uit water: wil de Staatssecretaris steun uitspreken voor de opzet van demoprojecten en proberen geld hiervoor te halen uit Brussel? (SGP, Stoffer)

Antwoord

Omdat de geografische en oceanografische condities in Nederland niet optimaal zijn en de technologieën nog aanzienlijk duurder zijn dan zon en wind, is het beeld op basis van de huidige kennis, dat deze technologieën niet op een significante en betaalbare wijze kunnen bijdragen aan de Nederlandse energietransitie. Steun wordt gegeven aan het vergroten van de mondiale kansen voor de sector. RVO.nl voert op dit moment gesprekken om te kijken hoe deze exportkansen te verzilveren. Daarbij wordt samen met bedrijven gekeken hoe optimaal gebruik gemaakt kan worden van nationale en Europese gelden. Het blijft voor de sector nog steeds mogelijk om aanspraak te maken op reeds bestaande innovatie- en subsidieregelingen zoals de DEI+ en om een beroep te doen op middelen uit Brussel.

34

Hoe staat het met vervolgonderzoek en pilots met betrekking tot energie uit water en tidal power uit zee? TNO lijkt conservatief te zijn als het hierover gaat? (CU, Grinwis)

Antwoord

TNO heeft onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar het potentieel van Elektriciteit uit Water technieken in Nederland. Uw Kamer is hierover geïnformeerd door middel van de Kamerbrief Verkenning EuW (Kamerstukken 32 813 en 30 196, nr. 676). Dit is gedaan langs de criteria van kostenefficiëntie en gericht op waar focus en massa kan worden gerealiseerd. Samen met IenW zet ik mij er voor in om met Topconsortia voor Kennis en Innovatie en kennisinstellingen de door TNO aangehaalde kennislacunes waar nodig verder in te vullen. Deze gesprekken vinden komende zomer plaats. Dynamic Tidal Power wordt ook in deze beschouwing meegenomen.

35

Is de focus voor massa als criterium wel de juiste voor het TNO-onderzoek? Moet onderzoek naar getijde-energie niet sowieso gestimuleerd worden in Zeeland? (Bontebal, CDA)

Antwoord

In antwoord op de vraag van het lid Bontenbal van het CDA of kostenefficiëntie niet een beter criterium zou zijn dan massa om elektriciteit uit water technieken te beoordelen, kan ik antwoorden dat beide aspecten goed zijn meegenomen in het onderzoek. Ook vroeg het lid Bontenbal of ik getijdenenergie in Zeeland vooruit wil helpen. Daarover kan ik u mededelen dat de Ministers van IenW, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en EZK deskundigen hebben gevraagd een advies uit te brengen over de technische, juridische en financiële haalbaarheid van het project Getij Grevelingen. De deskundigen geven aan dat het financieel en technisch niet haalbaar is om getijdenenergie te koppelen aan dit project. Zij adviseren dan ook om getijdenenergie niet langer mee te nemen in het ontwerp. Het uitgangspunt van het project blijft de waterkwaliteit en de natuur van de Grevelingen duurzaam te verbeteren. Deze uitkomsten zijn gedeeld met de regio en het advies is begin juni openbaar gemaakt. Rijk en regio zijn hierover met elkaar in gesprek. Zodra hier meer duidelijkheid over is, zal dit met de Kamer en de omgeving gedeeld worden.


X Noot
1

Kamerstukken 29 696 en 25 295, nr. 15

Naar boven